Tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 46, eerste lid van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden voor het gebruik van Sentrisol termite Bait tegen termieten Reticulitermes flavipes (Vrijstelling Sentrisol tegen termieten 2024)

IENW/BSK-2024/153724

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelezen het verzoek van Anticimex van 25 maart 2024 tot vrijstelling van het verbod op het gebruik van het biocide Sentrisol, zowel binnen- als buitenlocaties, ten behoeve van het bestrijden van termieten Reticulitermes flavipes;

Gelet op artikel 46, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 55 van Verordening (EU) nr. 528/2012;

BESLUIT:

Artikel 1

Ten behoeve van het bestrijden van termieten Reticulitermes flavipes op binnen- en buitenlocaties wordt op grond van:

  • a) artikel 46, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, om in strijd te handelen met artikel 17, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 528/2012, voor het onder voorwaarden op de Nederlandse markt aanbieden en gebruiken van het biocide Sentrisol, en

  • b) artikel 55 van Verordening (EU) nr. 528/2012 toegestaan dat de in het onderdeel a genoemde biocide op de Nederlandse markt wordt aangeboden en gebruikt.

Artikel 2

Aan de vrijstelling en toestemming, bedoeld in artikel 1, onderdelen a onderscheidenlijk b, zijn de in de bijlage bij dit besluit opgenomen beperkingen en voorschriften verbonden.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt op 21 december 2024.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Vrijstelling Sentrisol tegen termieten 2024.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat namens deze, De directeur-generaal Milieu en Internationaal, A. van Rijn

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunnen belanghebbenden een bezwaarschrift indienen tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, ter attentie van Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, afdeling Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, postbus 20901, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen;

  • e. zo mogelijk een afschrift van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt.

Het niet voldoen aan deze eisen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift.

Een bezwaarschrift kan uitsluitend per gewone post en niet per e-mail worden ingediend. Machtigt u iemand om namens u bezwaar te maken? Stuur dan ook een kopie van de machtiging mee. Bij indiening van een bezwaarschrift namens een rechtspersoon, dient u documenten mee te sturen (origineel uittreksel uit het handelsregister en/of een kopie van de statuten van de rechtspersoon) waaruit blijkt dat u bevoegd bent namens de rechtspersoon op te treden.

BIJLAGE, BEDOELD IN ARTIKEL 2

Het biocide Sentrisol mag in Nederland gebruikt worden, uitsluitend ter bestrijding van termieten (Reticulitermes flavipes) in en buiten gebouwen. Bij bestrijding moet het plan van aanpak worden gevolgd dat door een deskundig adviesbureau is opgesteld en bij de aanvraag was gevoegd (voor de locatie Rijnsburg: door het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen) en dat voorziet in een effectieve bestrijding met minimale risico’s voor mens, dier en het milieu, en in monitoring.

Voor het gebruik van het biocide gelden daarnaast -overeenkomstig het advies van het Ctgb- de volgende voorwaarden:

Voorwaarden ter bescherming van de mens

Om blootstelling van de gebruiker te voorkomen, is het gebruik van de biocide alleen toegestaan door een professionele gebruiker die:

  • beschikt over de vereiste kwalificaties, en

  • huidbescherming draagt (zoals handschoenen) die blootstelling van de huid voorkomt.

Om blootstelling van de mens aan de biocide te voorkomen, wordt

  • de biocide buiten bereik van minderjarigen gehouden, en

  • op of in de directe omgeving van de te behandelen locatie attenderingen geplaatst over het gebruik van de biocide.

Voorwaarden ter bescherming van het milieu

Om doorvergiftiging van niet-doelwitorganismen te voorkomen, of als dat niet mogelijk blijkt te minimaliseren, wordt gemonitord of en in hoeverre het biocide door bodemorganismen (niet zijnde termieten), regenworm-etende vogels en zoogdieren wordt ingenomen. Maatregelen worden genomen om doorvergiftiging te voorkomen of te minimaliseren (waaronder begrepen de verwijdering van stations en eventuele restanten biocide na afloop van bestrijding).

Ter informatie: bovenstaande voorwaarden richten zich op het gebruik van de biocide op de behandellocatie. De gebruiksaanwijzing behorend bij de biocide en algemene voorschriften, zoals over de opslag en afvoer van gevaarlijke stoffen waaronder deze biocide, zijn onverkort van toepassing.

TOELICHTING

Inleiding

Anticimex plaagdiermanagement heeft op 26 maart 2024 een aanvraag ingediend voor vrijstelling van het biocide Sentrisol, met daarin de werkzame stof hexaflumuron, bedoeld voor de bestrijding van termieten.

De biocide is volgens advies van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (verder: Ctgb) bestemd voor de bestrijding van een gevestigde termietenkolonie in Rijnsburg. Het is de bedoeling dat het biocide ook wordt toegepast op andere locaties in Nederland. Het gaat om de Reticulitermes flavipes, een termietensoort uit Noord-Amerika, die grote economische schade kan veroorzaken in de menselijke en agrarische leefomgeving.

Voor deze vrijstelling is uitgegaan van de volgende bestrijdingsmethode, die voor een locatie in Rijnsburg is beschreven in de aanvraag:

Inspectie-Detectie-Installatie: Inrichten monitoringssysteem en bestrijdingssysteem in de verschillende gebouwen en rondom de verschillende gebouwen op de locatie.

Bodemstations:

Installering met een onderlinge afstand van ongeveer vijf meter.

Muurstations:

Installering in ruimtes in gebouwen waar activiteit wordt gedetecteerd. Het aantal wordt na inspectie van de locatie bepaald.

Populierpaaltjes (monitoring):

Installering in de gebieden waar (nog) geen aanwezigheid van termieten is vastgesteld.

Beheersing-Controle-Verwijdering: Uitvoering, nadat de grondstations en muurstations zijn aangebracht. De biocide wordt aangeboden in afgesloten ‘baitstations’.

Nacontroles: Na eliminatie van de plaag en/of de bevestigde afwezigheid van termietenactiviteit, wordt een onderhoudsfase uitgevoerd, uitgaande van een bezoekfrequentie van twee bezoeken per jaar. Uitgegaan moet worden van een projectduur van (ten minste) vijf jaar.

De bestrijdingsmethode maakt gebruik van een lokaassysteem, met daarin de werkzame stof hexaflumuron en cellulose als drager en voedselbron. De werkzame stof is een chitineremmer (een groeiregulator), die ertoe leidt dat de werkers van de termieten niet meer vervellen. Daardoor wordt een essentieel onderdeel van het systeem van de kolonie, namelijk de werkers, geblokkeerd. Zonder de werkers is eliminatie van de kolonie onvermijdelijk.

Toepasselijke wet- en regelgeving

Volgens artikel 55, eerste lid van de Biocidenverordening (Verordening (EU) nr. 528/2012) kan ‘een bevoegde autoriteit voor een periode van ten hoogste 180 dagen toestaan dat een biocide dat niet aan de in deze verordening vastgelegde voorwaarden voor toelating voldoet, op de markt wordt aangeboden of gebruikt voor een beperkt en gecontroleerd gebruik, onder toezicht van de bevoegde autoriteit, indien die maatregel noodzakelijk is wegens een niet op andere wijze te bestrijden gevaar voor de volksgezondheid, de gezondheid van dieren of het milieu.’ De genoemde periode kan na toestemming van de Europese Commissie worden verlengd, voor een periode van ten hoogste 550 dagen. Met deze maatregel voor zogenoemde noodsituaties wordt afgeweken van de hoofdregel (artikel 17, eerste lid Biocidenverordening) dat alleen biociden mogen worden gebruikt, die door het Ctgb zijn toegelaten tot de Nederlandse markt.

Artikel 46, eerste lid van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden bepaalt dat ‘Onze Minister’, in dit geval de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de gevraagde ‘vrijstelling’ van het verbod kan verlenen. De bevoegdheid mag volgens artikel 27, eerste lid van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat 2023 worden uitgeoefend door de directeur-generaal Milieu en Internationaal.

Een vrijstelling wordt verleend ‘in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’.

Overwegingen bij het besluit

Volgens de Biocidenverordening kan een vrijstelling worden verleend in ‘noodsituaties’, als overbrugging naar een structurele oplossing. De periode van vrijstelling is om die reden beperkt, met als doel om betrokkenen te stimuleren een structurele oplossing te realiseren. Vanuit die optiek verleent de minister een vrijstelling in beginsel alleen als concreet zicht wordt geboden op het bereiken van een structurele oplossing, in dit geval door het aanvragen en verkrijgen van een toelating bij het Ctgb.

Het Ctgb wijst in zijn advies op het belang van deze structurele oplossing, omdat het vrij te stellen biocide beschikt over sterk ongunstige eigenschappen: ‘Omdat de werkzame stof zeer persistent, zeer bioaccumulatief en toxisch is, is het wenselijk dat onderzocht wordt of er (...) alternatieve stoffen/producten zijn die fungeren als chitine synthase remmer (IGR), maar die niet persistent en bioaccumulatief zijn.’

Op het moment dat een structurele oplossing beschikbaar is, zal worden nagegaan of de vrijstelling kan worden ingetrokken of moet worden gewijzigd.

Na afweging van de belangen heeft de directeur-generaal besloten vrijstelling te verlenen, voor een periode van 180 dagen. De argumenten daarvoor zijn:

  • Zoals boven vermeld kan Reticulitermes flavipes grote economische schade veroorzaken aan het menselijke en agrarische milieu, in het bijzonder aan hout (zoals houtskeletwoningen, houten funderingen). Verspreiding naar andere locaties en bestrijding op reeds besmette locaties is daarom van belang.

  • Volgens de beoordeling van het Ctgb zijn de risico’s voor de menselijke gezondheid acceptabel.

  • Een onacceptabele blootstelling aan bodemorganismen en doorvergiftiging naar vogels en zoogdieren is niet uit te sluiten. Een alternatief biocide is op dit moment echter niet beschikbaar. Algemene middelen tegen kruipende insecten zijn naar verwachting niet werkzaam tegen termieten en -omdat het vaak spuitmiddelen betreft- kunnen bij toepassing grote negatieve effecten hebben op het leven en waterleven (met name door afspoeling). Bovendien kunnen toegepaste restanten niet worden verzameld.

Adviezen Ctgb en Inspectie Leefomgeving en Transport

Ter voorbereiding van een beslissing over de vrijstelling heeft het Ctgb op 15 mei 2024 desgevraagd het volgende geadviseerd:

‘Voor een vrijstellingsaanvraag is het Ctgb verantwoordelijk voor de risicobeoordeling. Op basis daarvan zijn er mogelijke risico’s voor milieu. Er zijn echter ook overige overwegingen die de Minister van IenW kan meewegen in de risicomanagement afweging, om tot een besluit te komen. Gezien de overige overwegingen adviseert het College een vrijstelling ex artikel 46 Wgb van het biocide Sentrisol ter bestrijding van termieten, ondanks mogelijke risico’s voor milieu (op beperkte schaal en zeer lokaal).’

Humane toxicologie

In het kader van de vrijstellingsaanvraag kan een positief advies worden afgegeven voor de toepassing van Sentrisol in de bestrijding van termieten op de genoemde locatie. Voor de professionele gebruiker dienen handschoenen te worden voorgeschreven. Vanwege de plaatsing en de design van de baitstations is indirecte blootstelling voor kinderen niet te verwachten. Echter de risicobeperkende maatregel ‘Buiten bereik van kinderen houden’ wordt aanbevolen. Daarnaast wordt aanbevolen het behandelterrein te markeren/af te zetten om contact met derden tegen te gaan.

Milieu

Omdat de stof toxisch, persistent en bioaccumulatief is, het voldoet aan de PBT-criteria, is onacceptabele blootstelling aan bodemorganismen en doorvergiftiging naar vogels en zoogdieren niet uit te sluiten. Algemene middelen tegen kruipende insecten zijn naar verwachting niet werkzaam tegen termieten en hebben als bezwaar dat dit vaak spuitmiddelen zijn die tijdens het aanbrengen grote nadelige effecten op het bodemleven en waterleven (bij afspoeling) zal hebben en waarvan de resten niet kunnen worden verzameld.

  • Voordeel van de bodem en muurstations is dat er geen sprake is van overdosering en waarschijnlijk ook niet van directe blootstelling van andere bodemorganismen dan termieten. Het is echter wenselijk dat gemonitord wordt of het product inderdaad niet ook door andere bodemorganismen zal worden genuttigd.

  • Er is een risico op doorvergiftiging berekend voor regenworm-etende vogels en zoogdieren zoals lijsters, egels en muizen. Het is wenselijk dat de bestrijder onderzoekt hoe op de behandelde locaties ook op de lange termijn dit risico kan worden verminderd. Daarnaast moeten de stations na bestrijding van de termieten worden verwijderd zodat het middel niet onnodig achterblijft.

  • Omdat de werkzame stof zeer persistent, zeer bioaccumulatief en toxisch is, is het wenselijk dat onderzocht wordt of er geen alternatieve stoffen/producten zijn die fungeren als chitine synthase remmer (IGR), maar die niet persistent en bioaccumulatief zijn.’

Het advies is zorgvuldig tot stand gekomen; de voorgestelde voorschriften zijn in de bijlage bij deze vrijstelling overgenomen.

De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft – gelet op de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van de voorschriften – geen bezwaren tegen de vrijstelling (mededeling 22 mei 2024).

Naar boven