Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 17 juni 2024, nr. WJZ/59124311, houdende wijziging van de Regeling plantgezondheid in verband met kaarten bacterievuur

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 6 van het Besluit plantgezondheid;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling plantgezondheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

  • 1. Op een productielocatie, in een in bijlage 3a aangewezen gebied, worden geen aardappelen geteeld, tenzij zij behoren tot een ras, als genoemd in bijlage 3b.

  • 2. Op een productielocatie, in een in bijlage 4a aangewezen gebied, worden geen aardappelen geteeld, tenzij zij behoren tot een ras, als genoemd in bijlage 4c1. Voor de teelt van pootaardappelen is het telen van de in bijlage 4c2 vermelde rassen toegestaan.

  • 3. Op een productielocatie, in een in bijlage 4b aangewezen gebied, worden geen zetmeelaardappelen geteeld, tenzij zij behoren tot een ras, als genoemd in bijlage 4c1.

  • 4. Op een productielocatie, in een in bijlage 5a aangewezen gebied, worden geen aardappelen geteeld, tenzij zij behoren tot een ras, als genoemd in bijlage 5.

B

In bijlage 2 worden de kaarten van de bufferzones 8 en 10 vervangen door de kaarten van de bufferzones 8 en 10 in de bijlage bij deze regeling.

C

In bijlage 3b wordt onder cijfer 8 in de alfabetische volgorde toegevoegd ‘Aveline’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 juni 2024

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

BIJLAGE

TOELICHTING

1. Inleiding

De onderhavige regeling wijzigt de Regeling plantgezondheid (hierna: regeling). De reden voor deze wijziging is het aanpassen van de begrenzingen van twee bufferzones voor bacterievuur en het actualiseren van een rassenlijst in het kader van wratziekte.

2. Inhoud wijziging Regeling plantgezondheid

Artikel I, onderdeel A

Artikel 18 is opnieuw geredigeerd om de verwijzingen naar de diverse bijlagen in overeenstemming te brengen met de nummering van die bijlagen.

Artikel I, onderdeel B (Bijlage 2 van de regeling)

De bacterie Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al., is een gereguleerd niet-quarantaineorganisme (RNQP). Dit organisme veroorzaakt de plantenziekte bacterievuur. Deze ziekte vormt een bedreiging voor de bedrijfsmatige teelt van bepaalde fruitsoorten als appel en peer en voor bacterievuur gevoelige waardplanten, waaronder boomkwekerijgewassen. Maar ook voor planten in het openbaar en particulier groen, zoals de meidoorn en de mispel. Gevoelige planten bestemd voor opplant moeten voldoen aan de voorwaarden gesteld in Bijlage V, deel C, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PbEU 2019, L 319) (hierna: uitvoeringsverordening 2019/2072).

Bacterievuur komt in de Europese Unie (EU), en ook in Nederland, voor. In verschillende landen in de Unie zijn beschermde gebieden (protected zones) aangewezen die vrij zijn van bacterievuur (Bijlage III, uitvoeringsverordening 2019/2072). Waardplanten van bacterievuur, zoals vermeld in Bijlage X, punt 9, van uitvoeringsverordening 2019/2072, kunnen alleen onder voorwaarden in deze beschermde gebieden worden binnengebracht. Waardplanten die zijn geteeld op een perceel binnen een bufferzone voldoen aan deze voorwaarden en mogen daarom worden voorzien van een plantenpaspoort voor verkeer naar en binnen beschermde gebieden voor bacterievuur (Plant Passport-PZ Erwinia amylovora). De aangewezen bufferzones zijn op de kaarten in bijlage 2 van de Regeling plantgezondheid aangegeven.

De soorten Crataegus calycina, Crataegus laevigata en Crataegus monogyna met uitzondering van de daartoe behorende cultivars (hierna: meidoorn) zijn voor bacterievuur gevoelige waardplanten, maar hebben in Nederland ook een ecologische en landschappelijke functie in het buitengebied. In gebieden binnen een bufferzone waar de meidoorn een landschappelijk bepalende rol speelt, is daarom voor de niet-bedrijfsmatige teelt een uitzondering gemaakt op het verbod om planten van de meidoorn op te planten, te bewaren en te vervoeren. Deze gebieden binnen de bufferzones zijn ook op de kaarten in bijlage 2 van de Regeling plantgezondheid aangegeven.

De kaarten met de gewijzigde begrenzingen voor de bufferzones 8 en 10 zijn in de bijlage bij deze regeling gevoegd. De wijzigingen van de twee bufferzones betreffen verkleining of uitbreiding van de bufferzone of de uitzonderingsgebieden daarbinnen om de volgende redenen:

Udenhout-St Oedenrode (bufferzone 8)

Op verzoek van de boomkwekerij is nabij Son en Breugel de bufferzone uitgebreid. De zonegrens volgt in Best de Sonseweg (N620) tot de gemeentegrens (Son en Breugel), volgt de gemeentegrens in noordwestelijke richting voor ca. 400 meter, vervolgt in westelijke richting langs de bosrand tot de A50, in noordelijke richting wordt de A50 gevolgd tot de bestaande zonegrens. Op verzoek van de gemeentes Best en Son en Breugel wordt deze gehele uitbreiding aangewezen als gebied waarin de meidoorn een landschappelijk bepalende rol speelt.

Op verzoek van de gemeente Best is de zone verkleind zodat gedeelten van de wijken Heidevelden en Heuveleind buiten de bufferzone vallen. De zonegrens loopt nu over de Oirschotseweg, via Heidenvelden-West, Moerveldenpad, in westelijke richting over Heikantweg, in zuidelijke richting over Wensheuvel tot het Wilhelminakanaal.

Op verzoek van de boomkwekerijen is de zone bij Oirschot nabij de A58 verkleind. De zonegrens volgt vanaf het Wilhelminakanaal het zandpad door de Aarlese Heide tot de parkeerplaats ‘Kriekampen’, via de oprit en de A58 tot de bestaande grens.

Op verzoek van gemeente Best zijn verschillende percelen in en nabij natuurgebied de Scheeken aangewezen als gebied waarin de meidoorn een landschappelijk bepalende rol speelt.

Boxmeer – Venray – Tegelen – Nederweert (bufferzone 10)

Op verzoek van terreinbeheerders zijn bij Venlo en Grubbenvorst verschillende percelen aangewezen als gebied waarin de meidoorn een landschappelijk bepalende rol speelt.

Artikel I, onderdeel C (bijlage 3b van de regeling)

Wratziekte wordt veroorzaakt door de schimmel Synchytrium endobioticum (Schilb.) Percival en is bedreigend voor de aardappelteelt en de teelt van voor opplant bestemde planten, zoals bloembollen, bomen en vaste planten. Op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1195 van de Commissie van 11 juli 2022 tot vaststelling van maatregelen om Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival uit te roeien en de verspreiding ervan te voorkomen (PbEU 2022, L 185) (hierna: uitvoeringsverordening 2022/1195) moet de introductie en verspreiding van dit schadelijk organisme worden voorkomen. Terreinen die besmet zijn, blijven dit lange tijd en vanuit deze terreinen kan verdere verspreiding optreden. Op grond van uitvoeringsverordening 2022/1195 legt de NVWA maatregelen op als er een besmetting wordt vastgesteld. Uitvoeringsverordening 2022/1195 bepaalt dat naast een besmet terrein ook een veiligheidszone moet worden aangewezen. Dit betreft de terreinen waarop wratziekte dreigt op te treden. Op de veiligheidszone (ook wel bufferzone genoemd) mogen aardappelen worden geteeld van rassen die zodanig resistent zijn dat geen secondaire besmetting is te verwachten. Daarnaast zijn, om de vermeerdering en verspreiding van de ziekte te voorkomen, preventie- en kerngebieden ingesteld waar alleen rassen mogen worden geteeld die in voldoende mate resistent zijn tegen wratziekte. De bijlagen 3, 4 en 5 genoemd in artikel 18 van de regeling bevatten overzichten met relevante resistente aardappelrassen en daarvoor aangewezen gebieden. De bijlagen worden met regelmaat geactualiseerd.

In bijlage 3a zijn gebieden aangewezen waar geen aardappelen mogen worden geteeld, tenzij de planten behoren tot een ras genoemd in bijlage 3b. In bijlage 3b wordt een hoog veldresistent-ras toegevoegd, het ras: Aveline.

3. Regeldruk

De in artikel I, onderdeel B, opgenomen aanpassingen van de bufferzones bacterievuur betreffen enerzijds het verleggen van de grenzen om nieuwe percelen geschikt te maken voor de teelt van waardplanten voor bepaalde bestemmingen en gedeelten van de zone die niet meer voor boomkwekerij worden gebruikt erbuiten te plaatsen. Anderzijds betreft het de aanwijzing van gebieden en percelen waarin meidoorn een landschappelijk bepalende rol speelt. Daarbij blijft het aantal bedrijven dat onderworpen is aan de verplichtingen aangaande de bestrijding van bacterievuur (vrijwel) gelijk of daalt licht. Als gevolg van de verplichtingen aangaande de bestrijding van bacterievuur ontstaan regeldrukeffecten voor telers in bufferzones. Dit betreft voor nieuwe deelnemende bedrijven extra kosten voor de autorisatie van het bedrijf en de keuringen op de percelen door de keuringsdienst Naktuinbouw. Zij controleren de boomkwekerijproducten op de aanwezigheid van bacterievuur op en buiten het perceel. Naar verwachting blijft het aantal deelnemende bedrijven (vrijwel) gelijk of daalt licht. Daarnaast vinden jaarlijks ook in de omgeving van de bedrijfspercelen binnen de bufferzone inspecties op de aanwezigheid van bacterievuur plaats. De kosten voor deze inspecties worden gedragen door het collectief van boomkwekers in het gebied. De in deze wijziging opgenomen aanpassingen van de bufferzones leiden naar verwachting niet tot extra inspectie-uren per bedrijf. Aangezien de verplichtingen voor bedrijven niet veranderd zijn en het aantal bedrijven (vrijwel) gelijk blijft of licht daalt kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een toename van de regeldruk.

Ook de wijziging in onderdeel C leidt niet tot verandering in de regeldruk. De wijziging heeft betrekking op het toevoegen van een ras aan de lijst met resistente aardappelrassen. Deze regelingswijziging heeft verwaarloosbare gevolgen voor de administratieve lasten of nalevingskosten voor aardappeltelers. Zij hoeven geen administratieve handelingen te verrichten, maar slechts kennis te nemen van één nieuw ras bij het kiezen van aardappelrassen die worden gebruikt voor de teelt.

LNV en ATR hebben afgesproken dat onder bepaalde voorwaarden ministeriële regelingen niet meer hoeven te worden voorgelegd aan de adviescommissie van de ATR. Geconcludeerd is dat ook deze wijziging van de Regeling plantgezondheid aan die voorwaarden voldoet en derhalve niet voor advies aan de adviescommissie van de ATR hoefde te worden voorgelegd.

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2024. Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake het uitgangspunt dat regelingen twee maanden voor inwerkingtreding worden gepubliceerd. Door een vertraagde beschikbaarheid van de benodigde kaarten van de bufferzones is tijdige publicatie van deze wijziging niet gerealiseerd. Vanwege het feit dat de sector over de voorgenomen wijzigingen is geconsulteerd en het belang dat de wijziging tijdig kan plaatsvinden, is afwijking van deze termijn te verantwoorden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven