Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2024, 19509 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2024, 19509 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Gelet op artikel 31, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014;
Besluit:
De categorie van woningzoekenden wier huisvesting bijzondere zorg van rijkswege behoeft als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, betreft personen die:
a. vanaf 7 oktober 2023 uit het Midden-Oosten naar Nederland zijn geëvacueerd door de Staat der Nederlanden ten gevolge van de situatie in Israël en Gaza;
b. niet zelf in hun huisvesting in Nederland kunnen voorzien en als gevolg daarvan verblijven in een door de Nederlandse overheid aangeboden voorziening voor tijdelijke huisvesting, niet zijnde een opvang op grond van artikel 3, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers; en
c. in aanmerking komen voor een huisvestingsvergunning op grond van artikel 10, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge
Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, kunnen bij ministeriële regeling categorieën van woningzoekenden worden aangewezen wier huisvesting bijzondere zorg van rijkswege behoeft. Deze regeling kan slechts vastgesteld worden indien omstandigheden van bijzondere aard naar oordeel van de Minister daartoe aanleiding geven.
De militaire tak van Hamas heeft op 7 oktober 2023 vanuit Gaza een aanval uitgevoerd op Israël. Naast de militaire strijd die zich sindsdien voltrekt in Gaza zijn er ook militaire confrontaties in andere delen van Israël en omringende landen in het Midden-Oosten. Dit heeft geleid tot een – vooralsnog beperkte – toestroom van evacués vanuit het Midden-Oosten. Een deel van deze personen is in het bezit van een Nederlands paspoort of een tijdelijke of permanente verblijfsstatus in Nederland. Echter zijn deze personen niet altijd in staat om zelf passende huisvesting te vinden, bijvoorbeeld omdat zij geen wachttijd hebben kunnen opbouwen voor een sociale huurwoning en niet altijd meer een netwerk in Nederland hebben om een woning te vinden. Hierdoor vallen zij tussen wal en schip. Gezien deze omstandigheid van bijzondere aard en de vooralsnog beperkte omvang van de doelgroep, wordt deze groep eenmalig toegevoegd aan de taakstelling en via deze regeling aangewezen als categorie van woningzoekenden wier huisvesting bijzondere zorg van rijkswege behoeft.
De doelgroep ziet op personen die (a) vanaf 7 oktober 2023 ten gevolge van situatie in Gaza en Israël uit het Midden-Oosten naar Nederland zijn geëvacueerd door de Staat der Nederlanden, (b) niet zelf in hun huisvesting in Nederland kunnen voorzien en als gevolg daarvan verblijven in een door de Nederlandse overheid aangeboden voorziening voor tijdelijke huisvesting, en (c) de Nederlandse nationaliteit, of een tijdelijke of permanente verblijfsstatus in Nederland hebben. Deze eisen zijn cumulatief. Onder tijdelijke huisvesting wordt in deze situatie verstaan de huisvesting die het Rijk – na de eventuele eerste crisisopvang – ter beschikking stelt aan evacués die geen verblijfsplaats in Nederland hebben en/of zich geen verblijfplaats kunnen veroorloven.
Ten aanzien van de verdeelsystematiek wordt de groep woningzoekenden allereerst onderverdeeld in huishoudens, zodat ouders en kinderen samen gehuisvest kunnen worden in een woning. Volgens vaste rechtspraak moet de vraag of er sprake is van een (duurzaam gemeenschappelijk) huishouden worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval in onderling verband. De duurzaamheid wordt bepaald door objectieve factoren als de duur van de samenwoning en door subjectieve als de bedoeling van betrokkenen. Als de samenwoning geen perspectieven op langere termijn had of heeft, zal geen sprake zijn van duurzaamheid. Van belang is welke bedoeling partijen voor de toekomst voor ogen hadden, in welke mate die is geëffectueerd en welke onderlinge uitwisseling (gezamenlijke aankopen, verrekening van uitgaven, onderlinge zorg, sociaal verkeer) er plaatsvond. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de mogelijkheid van gezinshereniging, bijvoorbeeld omdat in de praktijk vaak één lid van het huishouden een Nederlands paspoort of een Nederlandse verblijfsstatus heeft, terwijl de andere leden van het huishouden bij aankomst in Nederland de asielprocedure moeten doorlopen. Een huishouden kan overigens ook een eenpersoonshuishouden betreffen. Om deze huishoudens rechtvaardig te verdelen, waarbij de huishoudens een zo groot mogelijke kans hebben om succesvol terug te keren in de Nederlandse samenleving, wordt allereerst gekeken naar de maatschappelijke binding van het huishouden aan een woningmarktregio, een gemeente, of een deel van een gemeente. Er is, op basis van de Huisvestingswet 2014, sprake van maatschappelijke binding indien een huishouden een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in die woningmarktregio, die gemeente, of een deel van die gemeente te vestigen. Zodra is vastgesteld dat een huishouden binding heeft met een gemeente zal de Minister, conform artikel 31, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014, in overleg treden met het college van burgemeester en wethouders over de mogelijkheden om dit huishouden te huisvesten. Indien hier mogelijkheden toe zijn, zal de Minister, op grond van artikel 31, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014, een aanwijzing geven aan burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente. Op basis van artikel 31, derde lid, van de Huisvestingswet 2014 zijn burgemeester en wethouders verplicht om aan deze aanwijzing gevolg te geven. Als blijkt dat huishoudens geen maatschappelijke binding hebben met een woningmarktregio, een gemeente of een deel van de gemeente, dan zal worden gekeken welke gemeenten mogelijkheden hebben om deze huishoudens passend te huisvesten.
Op grond van artikel 31, vierde lid, van de Huisvestingswet 2014 kan deze regeling gelden voor een periode van ten hoogste twee jaar. Gezien de mogelijkheid dat in de komende maanden nog enkele huishoudens die tot de doelgroep behoren aankomen in Nederland en gehuisvest moeten worden, is ervoor gekozen deze regeling voor de maximale termijn van twee jaar van kracht te laten zijn.
Er wordt afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten en een invoeringstermijn van drie maanden, omdat de aard van de regeling vraagt om onmiddellijke inwerkingtreding, zodat de doelgroep zo snel als mogelijk kan beginnen met de heropbouw van hun leven in de Nederlandse samenleving.
De regeling bevat geen regels waaraan administratieve lasten zijn verbonden voor burgers en bedrijven. Omdat deze groep is toegevoegd aan de taakstelling ontvangen gemeenten via het Gemeentefonds de benodigde financiële middelen. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.
De regeling is in openbare internetconsultatie gegeven van 6 maart 2024 tot en met 20 maart 2024. Tijdens de internetconsultatie zijn zeven reacties ontvangen over het feit of de groep mensen als bedoeld in deze regeling wel bijzondere zorg van rijkswege behoeft. De reacties waren allen afkomstig van burgers. De reacties hebben niet geleid tot wijziging van de regeling.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-19509.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.