Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 26 juni 2024, nr. WJZ/ 59121441, tot wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 in verband met de combinatie van twee berekeningsmethodes, een kostenoptie voor bijdragen in natura in de vorm van onbetaalde arbeid, de mogelijkheid van vooroverleg, het kunnen verstrekken van de-minimissteun aan een onderneming in moeilijkheden en een procedure voor gegevensdragers

De Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op

verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PbEU 2021, L 231), verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds (PbEU 2021, L 231), artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en artikel 6 van de Uitvoeringwet EFRO;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vernummering van het derde en vierde lid van artikel 1.3a tot het vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Binnen een project wordt de berekeningsmethode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, niet gecombineerd met de berekeningsmethode, bedoeld in het tweede lid.

B

Na artikel 1.3d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.3e Bijdragen in natura

De subsidiabele kosten van bijdragen in natura in de vorm van onbetaalde arbeid die in Nederland wordt verricht, bedragen € 157 per dag, of een evenredig deel daarvan bij een inzet minder dan acht uur per dag.

C

In artikel 2.17, eerste lid, onderdeel d, wordt ‘in geval loonkosten of eigen arbeid subsidiabel zijn’ vervangen door ‘in geval loonkosten, eigen arbeid of bijdragen in natura als bedoeld in artikel 1.3e subsidiabel zijn en deze kosten niet worden berekend door overige subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met een bepaalde factor’.

D

Artikel 4.2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ’1.’ geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. De beheerautoriteit kan bepalen dat een aanvraag om subsidie vergezeld gaat van een advies dat de beheerautoriteit op basis van een vooraanmelding aan de aanvrager heeft uitgebracht.

  • 3. De vooraanmelding bevat een voorlopige opgave van de gewenste te subsidiëren activiteiten en van de wijze waarop aan de toepasselijke voorschriften naar verwachting zal kunnen worden voldaan.

E

In artikel 4.2.7, eerste lid, onderdeel d, onder 2°, wordt na ’groepsvrijstellingsverordening’ ingevoegd ‘, tenzij steun gerechtvaardigd wordt door verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun of door regels voor tijdelijke staatssteun die zijn vastgesteld om in te spelen op uitzonderlijke omstandigheden’.

F

In artikel 4.2.14 wordt ‘artikel 1.3a, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, en artikel 1.3c, eerste lid, onderdeel a’ vervangen door ‘de artikelen 1.3a, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, 1.3c, eerste lid, onderdeel a, en 1.3e’.

G

Na artikel 4.2.17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.2.18 Vaststelling procedure gegevensdragers

De overeenstemming van op algemeen aanvaarde gegevensdragers bewaarde documenten met de originele documenten wordt vastgesteld overeenkomstig de procedure opgenomen in bijlage 1.

H

Na artikel 5.1.3b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.1.3c Bijdragen in natura

In afwijking van artikel 1.3e bedragen de subsidiabele kosten van bijdragen in natura in de vorm van onbetaalde arbeid die in Nederland wordt verricht € 22 per uur.

I

Het opschrift van bijlage 1 komt te luiden:

BIJLAGE 1. BEHORENDE BIJ DE ARTIKELEN 3.1.9 EN 4.2.18 VAN DE REGELING EUROPESE EZK- EN LNV-SUBSIDIES 2021

Procedure als bedoeld in de artikelen 3.1.9 en 4.2.18 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021

J

Het opschrift van bijlage 1 komt per 1 juli 2027 te luiden:

BIJLAGE 1. BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3.1.9 VAN DE REGELING EUROPESE EZK- EN LNV-SUBSIDIES 2021

Procedure als bedoeld in artikel 3.1.9 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 juni 2024

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

TOELICHTING

I Algemeen

1. Aanleiding en doel

Met deze regeling wordt de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 (verder: REES 2021) gewijzigd. De REES 2021 bevat uitvoeringsbepalingen ten aanzien van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (verder: EMFAF), het Europese Fonds voor regionale ontwikkeling (verder: EFRO), het Europees Landbouwgarantiefonds en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (verder: Elfpo).

De REES 2021 bevat de subsidie-instrumenten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor Europese subsidies die geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd uit hoofde van de hiervoor genoemde fondsen.

Met deze wijzigingsregeling wordt een viertal wijzingen doorgevoerd.

Ten eerste gaat het om technische wijzigingen in de hoofdstukken 1 en 4 van de REES 2021 ter verduidelijking van een artikel en een correctie van de weergave van een bepaling uit de Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds (PbEU 2021, L 231) (verder: verordening 2021/1058) (artikel I, onderdelen A en E).

Ten tweede gaat het om de introductie van een vereenvoudigde kostenoptie voor bijdragen in natura die uit onbetaalde arbeid bestaan in de hoofdstukken 1 en 5 van de REES 2021 en daarmee samenhangende bepalingen in de hoofdstukken 2 en 4 ten behoeve van de te voeren administratie (artikel I, onderdelen B, C, F en H).

Ten derde wordt in hoofdstuk 4 van de REES 2021 de bevoegdheid voor beheerautoriteiten geïntroduceerd om een (potentiële) aanvrager, voordat een aanvraag wordt ingediend, te vragen een vooraanmelding te doen (artikel I, onderdeel D).

Ten vierde wordt bijlage 1 bij de REES 2021 ook van toepassing verklaard op EFRO om zo de projectbegunstigde en uitvoeringsautoriteiten een duidelijker handvat te bieden voor de administratieve vereisten in het kader van documentenbeheer (artikel I, onderdelen G, I en J).

2. Lasten en andere effecten van de regeling

Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

3. Inwerkingtreding

Voor ministeriële regelingen is het uitgangspunt van vaste verandermomenten voor regelgeving dat zij vier keer per jaar in werking kunnen treden (op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober) en ten minste twee maanden daarvoor in de Staatscourant worden gepubliceerd (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309).

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2024. Deze datum sluit aan bij eerder gecommuniceerde openstellingsperiodes van de REES 2021. De doelgroep is erbij gebaat dat deze regels daarop van toepassing zijn. De uitvoerende beheerautoriteiten hebben voldoende tijd nodig om de regeling te implementeren, zoals het wijzigen van aanvraagformulieren en ict-systemen. Ook hebben zij tijd nodig om de doelgroep te informeren. De periode tussen publicatie en inwerkingtreding is om die reden op hun verzoek korter dan twee maanden.

II Artikelen

Artikel I, onderdeel A

Met het nieuwe derde lid van artikel 1.3a wordt verduidelijkt dat binnen een project de berekeningsmethode voor loonkosten, bedoeld in artikel 1.3a, eerste lid, onderdeel c, van de REES 2021 niet gecombineerd kan worden met de berekeningsmethode voor eigen arbeid, bedoeld in het tweede lid van dat artikel. De loonkosten, bedoeld in artikel 1.3a, eerste lid, onderdeel c, worden berekend op basis van de kosten, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdelen c, d en e. Indien daarnaast kosten voor eigen arbeid opgevoerd kunnen worden kan overcompensatie van kosten ontstaan. Met de invoering van het derde lid wordt dit voorkomen.

Artikel I, onderdeel B

Artikel 67, eerste lid, onderdeel e, van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PbEU 2021, L 231) (verder: verordening 2021/1060) staat toe dat de inbreng in natura in de vorm van onbetaalde arbeid als subsidiabele kosten kan kwalificeren mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Met de invoering van artikel 1.3e is deze mogelijkheid opgenomen in de REES 2021. Het bedrag voor onbetaalde arbeid die in Nederland wordt verricht is vastgesteld op € 157 per achturige werkdag. Bij de keuze voor een vast bedrag is gebruik gemaakt van de mogelijkheden tot vereenvoudigde kostenberekening die verordening 2021/1060 biedt. De hoogte van het bedrag is gelijk aan de waarde die de Europese Commissie hanteert voor werkzaamheden die in Nederland worden verricht door vrijwilligers bij een Europees programma, zoals EFRO, EMFAF en Elfpo, en welke volgt uit Commission Decision of 10-4-2019 authorising the use of unit costs for declaring personnel costs for the work carried out by volunteers under an action or a work programme (C (2019), 2646). De ratio van dit besluit is dat de Commissie voor de inzet van vrijwilligers een eenheidsbedrag heeft vastgesteld om te voorkomen dat subsidieontvangers hun eigen waarde toekennen aan het werk van vrijwilligers en om een wildgroei van methoden, tarieven en de mogelijkheid van fouten te vermijden.

Artikel I, onderdelen C en F

Wanneer bijdragen in natura als bedoeld in artikel 1.3e van de REES 2021 onderdeel zijn van de subsidiabele kosten, is het aantal uren dat er als zodanig is besteed aan het project van belang. Om deze reden zijn bijdragen in natura toegevoegd aan de artikelen 2.17, eerste lid, onderdeel d, en 4.2.14 van de REES 2021.

Artikel I, onderdeel D

Met deze wijziging wordt in artikel 4.2.3, tweede en derde lid, van de REES 2021, de mogelijkheid voor een beheerautoriteit geïntroduceerd om een vooraanmelding voorafgaand aan de subsidieaanvraag verplicht te stellen. Om voor een bijdrage uit het EFRO-fonds in aanmerking te komen, is veel informatie vereist voordat een besluit op de subsidieaanvraag kan worden genomen. Het vergt de nodige tijd en inspanning van een aanvrager om een aanvraag op te stellen en van de beheerautoriteit om deze te beoordelen. Ook komt het voor dat slechts een beperkt aantal aanvragen om subsidie gehonoreerd kan worden.

Om te voorkomen dat alle belangstellenden een aanvraag doen en daarvoor een uitgebreide set aan informatie moeten verstrekken, waarna maar enkelen daadwerkelijk voor subsidie in aanmerking komen, kan de beheerautoriteit ervoor kiezen dat voorafgaand aan de aanvraag een vooraanmelding wordt gedaan. Het uitgangspunt is dat aanvragers bij de vooraanmelding slechts globale – en daarmee een beperkte hoeveelheid – informatie hoeven te verstrekken.

Een vooraanmelding geeft aanvragers de kans om in een vroeg stadium feedback te ontvangen en schept de mogelijkheid voor de beheerautoriteit om aanvragers in een vroegtijdig stadium terugkoppeling te geven. In lijn met artikel 73 van verordening 2021/1060 kan de beheerautoriteit bepalen of van de mogelijkheid van een vooraanmelding gebruik wordt gemaakt. Het is niet de bedoeling dat de vooraanmeldingsprocedure ertoe leidt dat het aanvraagproces onnodig wordt verlengd of extra administratieve lasten bij de aanvrager veroorzaakt. De nadelen in tijd en moeite van een aparte vooraanmelding moeten afgewogen worden tegen het voordeel dat belangstellenden in een vroeg stadium in de gelegenheid worden gesteld tot een betere aanvraag te komen of te besluiten om geen subsidieaanvraag in te dienen.

Op basis van de door de aanvrager bij de vooraanmelding ingediende stukken zal de beheerautoriteit een advies uitbrengen, dat de aanvrager vervolgens bij de aanvraag als bijlage voegt.

Het staat een aanvrager vrij om ondanks een negatief advies van een beheerautoriteit een aanvraag in te dienen.

Artikel I, onderdeel E

In artikel 7, eerste lid, onderdeel d, van verordening 2021/1058 is vastgelegd dat geen staatssteun wordt verstrekt aan een onderneming in moeilijkheden. Op deze weigeringsgrond is op grond van dat artikel een uitzondering mogelijk, namelijk dat aan een onderneming in moeilijkheden wel de-minimissteun mag worden verstrekt of dat steun mag worden verstrekt op basis van regels voor tijdelijke staatssteun die zijn vastgesteld om in te spelen op uitzonderlijke omstandigheden.

Artikel 7, eerste lid, onderdeel d, van verordening 2021/1058 behoeft geen uitwerking in een nationale bepaling. Om volledig te zijn in het geven van een overzicht van afwijzingsgronden wordt met de wijziging van artikel 4.2.7 van de REES 2021 deze uitzondering uitdrukkelijk in de REES 2021 opgenomen. Van regels voor tijdelijke staatssteun die zijn vastgesteld om in te spelen op uitzonderlijke omstandigheden is op het moment van het vaststellen van deze regeling geen sprake.

Artikel I, onderdelen G, I en J

In artikel 4.2.18 van de REES 2021 is bepaald dat de procedure die is opgenomen in bijlage 1 wordt gevolgd om de overeenstemming van op algemeen aanvaarde gegevensdragers bewaarde documenten met de originele documenten vast te stellen. De procedure ziet op het bewaren van documenten in de vorm van originelen of gewaarmerkte kopieën van originelen dan wel op algemeen aanvaarde gegevensdragers, met inbegrip van elektronische versies van originele documenten of documenten waarvan uitsluitend een elektronische versie bestaat.

Met artikel I, onderdelen G en I, wordt uitvoering gegeven aan artikel 82 van verordening 2021/1060, waarin is bepaald dat de beheerautoriteit ervoor zorg draagt dat alle bewijsstukken met betrekking tot een door de fondsen ondersteunde concrete actie gedurende vijf jaar op het gepaste niveau worden bewaard. Om te borgen dat de beheerautoriteit aan deze verplichting kan voldoen en dat de informatie ook voor auditdoeleinden kan worden gebruikt, is het noodzakelijk dat de aanvrager de juiste informatie bewaart. De procedure die is opgenomen in de bijlage draagt er aan bij dat de bewaarde versies van documenten aan de nationale wettelijke eisen voldoen en dat er voor auditdoeleinden op kan worden vertrouwd. Met artikel I, onderdeel G, is aangesloten bij artikel 3.1.9 van de REES 2021 en is geregeld dat de daarbij behorende bijlage, waarin deze procedure is vastgelegd ten behoeve van EMFAF, mede van toepassing is op EFRO. Aangezien hoofdstuk 4 van de REES 2021, waar artikel 4.2.18 deel van uitmaakt, vervalt per 1 juli 2027 (zie artikel 4.1.2 van de REES 2021), is geregeld dat de bijlage, voor zover die betrekking heeft op artikel 4.2.18, ook per 1 juli 2027 komt te vervallen.

Artikel I, onderdeel H

Dit artikel voorziet in een afwijkend bedrag voor de inbreng in natura in de vorm van onbetaalde arbeid. In artikel 1.3e van de REES 2021 is voorzien in een vast bedrag van 157 euro per achturige werkdag. Dat levert een uurtarief van 19,63 euro op. Echter, onder het vorige Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (verder: GLB) is in het Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland 2014-2020 (POP3) een tarief van 22 euro per uur voor onbetaalde arbeid van vrijwilligers opgenomen. Dit programma – en daarmee het tarief – is destijds goedgekeurd door de Europese Commissie en daarmee Europees gedekt.

Gelet hierop wordt thans geregeld dat voor wat betreft het nieuwe GLB een uurtarief van 22 euro per uur geldt voor subsidiabele kosten voor bijdragen in natura in de vorm van onbetaalde arbeid, in afwijking van artikel 1.3e van de REES 2021. Omdat het hierbij om een vast bedrag gaat dat al eerder is gehanteerd voor soortgelijke verrichtingen, is het gebruik hiervan op grond van artikel 83 van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en Elfpo worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PbEU 2021, L 435) toegestaan. Uiteraard wordt het vaste bedrag alleen toegepast indien in het kader van een specifieke interventie daadwerkelijk sprake is van de inzet van onbetaalde arbeid van vrijwilligers en indien deze inzet in het kader van die interventie ook subsidiabel is.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven