Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 5 juni 2024, nr. 46087565 houdende regels voor het verstrekken van subsidie aan initiatieven in het kader van digitaal afstandsonderwijs 2024 (Subsidieregeling digitale school 2024)

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op artikel 71 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 71 van de Wet op de expertisecentra en artikel 5.11 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

coalitie:

coalitie als bedoeld in artikel 4;

digitaal afstandsonderwijs:

vorm van onderwijs waarbij de leerling niet fysiek naar school gaat, maar het onderwijs via digitale wijze op afstand volgt;

digitale schoolvoorziening:

voorziening binnen een school die erop is gericht thuiszittende jeugdigen een passend onderwijstraject met digitaal afstandsonderwijs te bieden;

minister:

Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;

penvoerder:

bevoegd gezag van een school in een coalitie, dat voor de coalitie als penvoerder optreedt bij de aanvraag en verantwoording van subsidie op grond van deze regeling;

leerlingen in het primair onderwijs:

leerlingen op vestigingen van de scholen binnen het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 18a, tweede of vijftiende lid, van de Wet op het primair onderwijs;

samenwerkingsverband:

samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede of vijftiende lid, van de Wet op het primair onderwijs of artikel 2.47, tweede of achttiende lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

school:

school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

thuiszittende jeugdige:

jeugdige in de leeftijd van vijf tot en met achttien jaar die niet is ingeschreven op een school in de zin van artikel 1, onderdeel b, van de Leerplichtwet 1969, of die school niet geregeld bezoekt;

leerlingen in het voortgezet onderwijs:

leerlingen op de vestigingen van de scholen binnen het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 2.47, tweede of achttiende lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

De minister kan op grond van deze regeling subsidie verstrekken voor:

  • a. het opstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 9 in het schooljaar 2024–2025 dat is gericht op het realiseren van een nieuwe of het uitbreiden van een bestaande digitale schoolvoorziening voor thuiszittende jeugdigen die woonachtig zijn binnen de regio van een samenwerkingsverband dat deelneemt aan de coalitie, of die zijn ingeschreven op een school die bij dat samenwerkingsverband is aangesloten; en

  • b. het uitvoeren van de afspraken uit dit plan van aanpak tot en met het schooljaar 2027–2028.

Artikel 4. Coalitievorming

  • 1. Een coalitie bestaat uit minimaal één school, vertegenwoordigd door het bevoegd gezag, en twee samenwerkingsverbanden, welke geografisch een logische samenhang hebben.

  • 2. Een samenwerkingsverband kan bij ten hoogste één coalitie aansluiten.

Artikel 5. Beschikbaar bedrag

  • 1. In 2024 is voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling in totaal € 23.520.000,– beschikbaar.

  • 2. Per aanvraag is € 1.470.000,– beschikbaar.

Artikel 6. Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan door de penvoerder worden ingediend van 20 augustus 2024 vanaf 09.00 uur tot en met 20 september 2024 tot 15.00 uur. Aanvragen die op of na 20 september 2024 15.00 uur worden ingediend, worden afgewezen.

  • 2. De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat is bekendgemaakt op de website www.dus-i.nl. In het aanvraagformulier is opgenomen:

    • a. hoeveel en welke partijen deelnemen aan de coalitie op het moment van de aanvraag;

    • b. de visie en ambitie die de coalitie wil realiseren op het gebied van digitaal afstandsonderwijs;

    • c. indien van toepassing, op welke wijze digitaal afstandsonderwijs nu al is ingericht;

    • d. vanuit welke provincie, waarbinnen één van de betrokken samenwerkingsverbanden is gelegen, de aanvraag wordt ingediend.

  • 3. Bij de aanvraag wordt een samenwerkingsovereenkomst gevoegd, die is opgesteld en ondertekend door degene die daartoe bevoegd is, met gebruikmaking van het model dat daartoe is bekendgemaakt op de website www.dus-i.nl. De samenwerkingsovereenkomst bevat een ondertekende verklaring van alle partijen die deelnemen aan de coalitie dat de penvoerder gemachtigd is om hen in het kader van de subsidieverstrekking in en buiten rechte te vertegenwoordigen, en dat zij de gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording van de besteding van de subsidie op verzoek aan de penvoerder zullen verstrekken.

Artikel 7. Selectie

  • 1. De minister verstrekt aan ten hoogste 16 penvoerders subsidie op grond van deze regeling.

  • 2. Een coalitie wordt als voorloper aangemerkt indien bij de coalitie ten minste één school is aangesloten die in het schooljaar 2022/2023 of in het schooljaar 2023/2024 al over een structureel aanbod beschikte om thuiszittende jeugdigen met digitaal afstandsonderwijs te ondersteunen en dat kan aantonen met een beschrijving van het aanbod van digitaal onderwijs in de schoolgids of het schoolondersteuningsplan, aan leerlingen die daar niet tijdens het reguliere programma gebruik van maken.

  • 3. De minister geeft per provincie voorrang aan één voorloper. Het betreft de voorloper met het grootste aantal leerlingen in de deelnemende samenwerkingsverbanden die zijn aangesloten bij de coalitie. Hierbij wordt uitgegaan van het vastgesteld aantal leerlingen in het primair onderwijs op peildatum 1 februari 2023 en het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs op basis van de voorlopige telling van 1 oktober 2023 in het voortgezet onderwijs die bij DUO is geregistreerd.

  • 4. Indien er na toepassing van het derde lid nog provincies zijn van waaruit geen aanvraag is gehonoreerd, wordt in die provincies subsidie verstrekt aan de penvoerder van de coalities met een volledige aanvraag met het grootste aantal leerlingen op basis van de voorlopige telling van het werkelijk aantal leerlingen in het primair onderwijs op 1 februari 2023 en in het voortgezet onderwijs op 1 oktober 2023 in de samenwerkingsverbanden die zijn aangesloten bij de coalitie.

  • 5. Indien na toepassing van het derde en vierde lid de 16 plaatsen nog niet zijn vervuld, wordt vervolgens voorrang gegeven aan de volledige aanvraag van de penvoerder van de coalitie met het grootste aantal leerlingen op basis van de voorlopige telling van het werkelijk aantal leerlingen in het primair onderwijs op 1 februari 2023 en in het voortgezet onderwijs op 1 oktober 2023 in de samenwerkingsverbanden die zijn aangesloten bij de coalitie.

  • 6. Voor de toepassing van dit artikel is bepalend welke provincie de penvoerder bij de aanvraag, bedoeld in artikel 6, heeft vermeld.

Artikel 8. Verplichtingen subsidie

  • 1. De penvoerder zendt voor 21 april 2025 een plan van aanpak aan DUS-I, dat voldoet aan het bepaalde in artikel 9. Voor het indienen van het plan van aanpak wordt gebruik gemaakt van het format dat beschikbaar wordt gesteld op www.dus-i.nl.

  • 2. De penvoerder deelt de kennis die binnen de coalitie wordt opgedaan als gevolg van deelname aan deze regeling indien daarom wordt verzocht.

  • 3. Indien de samenstelling van de coalitie wijzigt meldt de penvoerder dit onverwijld aan de minister, onverminderd het bepaalde in artikel 5.7 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

  • 4. De penvoerder werkt mee aan een praktijk- en monitoringsonderzoek van de digitale schoolvoorziening.

  • 5. De penvoerder werkt mee aan een monitoringsbezoek in het kader van de voortgang van de digitale schoolvoorziening.

Artikel 9. Plan van aanpak

  • 1. Het plan van aanpak omvat:

    • a. een omschrijving van een visie en ambitie op het gebied van digitaal afstandsonderwijs, de belangrijkste tussentijdse mijlpalen en de wijze waarop dit bijdraagt aan het waarborgen van een ononderbroken ontwikkeling van leerlingen uit de doelgroep van thuiszittende jeugdigen binnen de betreffende regio;

    • b. een omschrijving van wat de digitale schoolvoorziening biedt of zal gaan bieden;

    • c. een omschrijving van de werkwijze van de digitale schoolvoorziening;

    • d. een omschrijving van de samenwerking tussen partijen binnen de coalitie en de invulling van de regionale advies- en expertfunctie; en

    • e. een omschrijving van de projectactiviteiten om te komen tot realisatie en uitvoering van de ambitie;

  • 2. Voor het plan van aanpak wordt gebruik gemaakt van het format dat is bekengemaakt op www.dus-i.nl.

Artikel 10. Beoordeling plan van aanpak

  • 1. De minister meldt de penvoerder uiterlijk op 1 juli 2025 of het plan van aanpak, bedoeld in artikel 9, volledig en voldoende helder is. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het beoordelingskader opgenomen in bijlage 1, horende bij deze regeling.

  • 2. Indien het plan van aanpak niet voldoet aan de gestelde eisen, bedoeld in het eerste lid, wordt eenmaal gelegenheid geboden om het plan van aanpak aan te passen.

  • 3. Indien het plan van aanpak na afloop van de op basis van het tweede lid geboden herstelmogelijkheid niet is aangepast, of na aanpassing nog steeds niet voldoet aan de gestelde eisen, wordt de subsidie lager vastgesteld.

Artikel 11. Verlening, vaststelling en verantwoording

  • 1. Subsidie op grond van deze regeling wordt verleend binnen 13 weken na sluiting van de in artikel 6, eerste lid, bedoelde aanvraagperiode.

  • 2. De minister verstrekt bij de verlening ambtshalve een voorschot van 100%. Het voorschot wordt in vier delen uitbetaald in december 2024, in september 2025, in september 2026 en september 2027. De betaling in 2024 bedraagt € 345.000. De betalingen in 2025, 2026 en 2027 bedragen ieder € 375.000.

  • 3. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1.

  • 4. De penvoerder toont aan de hand van een eindrapportage aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De eindrapportage wordt uiterlijk op 31 december 2028 toegezonden aan DUS-I.

  • 5. Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt zijn verricht en aan de daaraan verbonden verplichtingen is voldaan, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.

  • 6. In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, onderdeel a, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, stelt de minister de subsidie vast binnen een jaar na indiening van de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de activiteitenperiode.

  • 7. Indien de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor aan de penvoerder bekostiging wordt verstrekt.

  • 8. Ten behoeve van de uitvoering van de subsidiabele activiteiten kunnen door de penvoerder subsidiemiddelen overgedragen worden aan een school of samenwerkingsverband.

Artikel 12. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van de publicatie van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 juni 2029.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling digitale school 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul

BIJLAGE 1. BEOORDELINGSKADER PLAN VAN AANPAK

Deze bijlage behoort bij artikel 10 van de Subsidieregeling digitale school 2024

Onderdeel uit plan van aanpak

Criterium

Beoordeling

1. Visie & ambitie

a) De visie en ambitie sluit aan op het doel van de subsidieregeling.

Voldoende/

onvoldoende

b) Er is helder beschreven naar welk resultaat (eindbeeld) de coalitie streeft binnen de looptijd van de subsidieregeling.

Voldoende/

onvoldoende

c) Er is helder beschreven wat de belangrijkste tussentijdse mijlpalen zijn bij het realiseren van het eindbeeld.

Voldoende/

onvoldoende

d) Uit de visie en ambitie blijkt hoe dit bijdraagt aan de ontwikkeling en het welzijn van leerlingen uit de doelgroep van thuiszittende jeugdigen.

Voldoende/

onvoldoende

e) Uit de visie en ambitie blijkt dat digitaal afstandsonderwijs een vorm van tijdelijk maatwerk is en dat fysieke schoolgang het uiteindelijke doel is.

Voldoende/

onvoldoende

2. Doelgroep & toelating

a) Er is helder omschreven uit welke onderwijssectoren digitaal afstandsonderwijs kan worden geboden.

Voldoende/

onvoldoende

b) Er is helder omschreven voor welke onderwijsniveaus digitaal afstandsonderwijs kan worden geboden.

Voldoende/

onvoldoende

c) Er is helder omschreven wat de toelatingsvoorwaarden zijn, welke toelatingsprocedure geldt en wie daarbij betrokken zijn.

Voldoende/

onvoldoende

d) Er is per subsidiejaar een indicatie gegeven van het aantal leerlingplaatsen.

Voldoende/

onvoldoende

3. Digitaal afstandsonderwijs & begeleiding

a) Er is helder omschreven hoe digitaal afstandsonderwijs wordt ingezet in relatie tot het doeldomein kwalificatie.

Voldoende/

onvoldoende

b) Er is helder omschreven hoe een leerling wordt begeleid en ondersteund.

Voldoende/

onvoldoende

c) Er is helder omschreven wie betrokken zijn bij de uitvoering van het digitale afstandsonderwijs.

Voldoende/

onvoldoende

d) Er is helder omschreven hoe binnen het totale programma gewerkt wordt aan de doeldomeinen socialisatie en persoonsvorming.

Voldoende/

onvoldoende

e) Er is helder omschreven hoe de onderwijsdoelen van de leerling worden vastgesteld en hoe de ontwikkeling van de leerling wordt gemonitord.

Voldoende/

onvoldoende

f) Er is helder omschreven op welke wijze er in de situatie dat een leerling bij een andere school is ingeschreven de afstemming met deze school verloopt.

Voldoende/

onvoldoende

g) Er is helder omschreven hoe de ouders (en eventuele andere partijen) bij de begeleiding en ondersteuning betrokken worden.

Voldoende/

onvoldoende

h) Er is helder omschreven hoe wordt gewaarborgd dat een leerling (stapsgewijs) fysiek onderwijs gaat volgen, zodra de gezondheidssituatie dit mogelijk maakt.

Voldoende/

onvoldoende

4. Privacy & veiligheid

a) Er is helder omschreven hoe bij de inzet van digitale middelen de privacy van leerlingen wordt gewaarborgd.

Voldoende/

onvoldoende

b) Er is helder omschreven welke maatregelen worden genomen om de (sociale) veiligheid van een leerling die digitaal afstandsonderwijs volgt te waarborgen.

Voldoende/

onvoldoende

5. Samenwerking & expertise

a) Er is helder omschreven op welke wijze invulling wordt gegeven aan de regionale advies- en expertfunctie.

Voldoende/

onvoldoende

b) Er is helder omschreven hoe wordt samengewerkt met scholen en andere relevante partijen binnen de regio.

Voldoende/

onvoldoende

c) Er is helder omschreven welke expertise over digitaal afstandsonderwijs en de doelgroep binnen de coalitie aanwezig is.

Voldoende/

onvoldoende

d) Er is helder omschreven hoe geïnvesteerd wordt in ontwikkeling van expertise van betrokken medewerkers.

Voldoende/

onvoldoende

e) Er is helder omschreven welke afspraken zijn gemaakt over de samenwerking en verantwoordelijkheidsverdeling tussen de coalitiepartijen.

Voldoende/

onvoldoende

6. Kwaliteitsborging

a) Er is helder beschreven hoe de coalitie duurzaam voor kwaliteitsbewaking en -verbetering zorgdraagt.

Voldoende/

onvoldoende

b) Er is helder beschreven hoe belanghebbenden, waaronder in ieder geval leerlingen en ouders, daarbij betrokken worden.

Voldoende/

onvoldoende

7. Stappenplan & planning

a) Er is een stappenplan om te komen tot het beoogde resultaat.

Ja/nee

b) Per onderdeel van het stappenplan is helder:

• Wat de stap inhoudt;

• wie het uitvoert en wie wordt betrokken;

• de planning.

Voldoende/

onvoldoende

8. Inzet van de subsidie

a) Er is helder omschreven waarvoor het subsidiegeld wordt ingezet en wat deze middelen extra mogelijk maken.

Voldoende/

onvoldoende

Conclusie: Voldoende/onvoldoende (van de 29 items moeten er tenminste 25 voldoende beoordeeld zijn).

TOELICHTING

Algemeen

1. Achtergrond en doelstelling van de regeling

Onderwijs op school, omringd door leeftijdsgenoten en leraren, is voor de ontwikkeling van iedere jeugdige belangrijk. Maar een leerling die tijdelijk door lichamelijke of psychische oorzaken niet naar school kan, moet ook onderwijs krijgen. Thuiszitten zonder onderwijs heeft grote gevolgen voor de leerling, de ouders en uiteindelijk de maatschappij. In Nederland gaat een grote groep jeugdigen niet of niet volledig naar school. De leerplichttelling 2021–2022 rapporteerde ruim 10.000 leerlingen als absoluut verzuimer (leerplichtig, maar niet ingeschreven bij een school) en ruim 3.000 leerlingen waarbij sprake was van langdurig relatief verzuim (ongeoorloofd afwezig).1 Daarbovenop komt een onbekende groep leerlingen met langdurig geoorloofd verzuim (ziekmelding, afwijking onderwijstijd). Tevens is er een groeiende groep van ruim 7.000 jeugdigen met een vrijstelling op grond van artikel 5, onderdeel a, van de Leerplichtwet 1969. De achterliggende oorzaken zijn zeer divers.

Digitale schoolvoorzieningen met een (boven)regionale functie

Scholen (verenigd in samenwerkingsverbanden passend onderwijs) hebben een wettelijke plicht om te zorgen voor zo passend mogelijk onderwijs voor de leerlingen en een wettelijke zorgplicht om te voorkomen dat leerlingen die door lichamelijke of psychische oorzaken niet naar school gaan (onnodige) achterstanden oplopen. Digitaal afstandsonderwijs kan een essentieel onderdeel vormen van maatwerk voor deze leerlingen. Onder digitaal afstandsonderwijs wordt een vorm van onderwijs verstaan waarbij de leerling niet fysiek naar school gaat, maar het onderwijs via digitale wijze op afstand volgt. Als onderdeel van het Actieprogramma Digitale School wordt met deze subsidieregeling gestimuleerd dat er een zoveel mogelijk landelijk dekkend netwerk ontstaat van scholen die gespecialiseerd zijn in het geven van digitaal afstandsonderwijs aan leerlingen die door lichamelijke of psychische oorzaken niet naar school gaan. Het gaat níet om nieuwe, op zichzelf staande scholen, maar om bestaande scholen die naast hun gebruikelijke onderwijsaanbod maatwerk met digitaal afstandsonderwijs aanbieden aan de specifieke doelgroep voor een bepaalde regio. Dit worden hierna ‘digitale schoolvoorzieningen’ genoemd.

Digitaal afstandsonderwijs heeft als doel dat thuiszittende jeugdigen, voor wie naar school gaan door lichamelijke of psychische oorzaken tijdelijk niet of niet volledig mogelijk is, weer aangesloten worden op het onderwijs. Hiermee kan worden geborgd dat hun schoolloopbaan zo veel als mogelijk ononderbroken plaatsvindt en dat, zodra de gezondheidssituatie van de jeugdige dit mogelijk maakt, stapsgewijs gewerkt kan worden aan fysieke terugkeer naar school. Deze subsidieregeling draagt hieraan bij door scholen en samenwerkingsverbanden in staat te stellen om reeds bestaande digitale schoolvoorzieningen uit te breiden en door te stimuleren dat nieuwe digitale schoolvoorzieningen tot stand komen, met een landelijke spreiding.

2. Opzet subsidieregeling

a. Doelgroep

De subsidieregeling heeft als doel om jeugdigen die als gevolg van lichamelijke of psychische oorzaken thuiszitten of dreigen uit te vallen vanuit een bekostigde school maatwerk te kunnen bieden middels digitaal afstandsonderwijs, zodat zij zoveel mogelijk een ononderbroken ontwikkelproces kunnen blijven doormaken. Hieronder vallen jeugdigen in de leeftijd van vijf tot en met achttien jaar met: a) relatief verzuim (ingeschreven bij een school), b) absoluut verzuim (niet ingeschreven bij een school) en c) een vrijstelling op grond van artikel 5, onderdeel a (vrijgesteld van leerplicht). Om in aanmerking te komen voor maatwerk vanuit een digitale schoolvoorziening moet een jeugdige altijd ingeschreven zijn of worden op een bekostigde school. Dit kan bij een school in de regio van de digitale schoolvoorziening zijn of bij de school met de digitale schoolvoorziening zelf.

Lang niet iedere thuiszittende jeugdige heeft baat bij digitaal afstandsonderwijs. De beoordeling of een jeugdige die niet of niet volledig naar school gaat hier baat bij heeft, is aan de professionals in het onderwijs, in goed overleg met de ouders en de leerling zelf. Het kan bijvoorbeeld gaan om jeugdigen met een schooltrauma die, totdat dit behandeld is, niet in staat zijn in een reguliere schoolse setting te verblijven, om jeugdigen met ernstige psychische problematiek waardoor normale schoolgang tijdelijk niet mogelijk is of om jeugdigen die kampen met chronische aandoeningen die tot een zeer lage belastbaarheid leiden, zoals post-COVID.

Afwijking onderwijstijd

Aangezien het gaat om jeugdigen die door lichamelijke of psychische oorzaken niet of niet volledig naar school kunnen, moet de school van inschrijving de Beleidsregel afwijking onderwijstijd toepassen. In de uren dat de leerling met afwijking onderwijstijd niet het onderwijsprogramma op school volgt, kan de school vanuit de digitale schoolvoorziening ondersteuning en begeleiding bieden die specifiek is afgestemd op de leerling. Digitaal afstandsonderwijs als vorm van individueel maatwerk vindt dus feitelijk buiten onderwijstijd plaats. Afhankelijk van de situatie van de jeugdige is voor afwijking onderwijstijd instemming van de inspectie vereist. Hieronder is dat visueel weergegeven.

Meer informatie over onder welke voorwaarden een bekostigde school digitaal afstandsonderwijs kan bieden als maatwerkoplossing voor een leerling zijn beschreven in de brochure over digitaal afstandsonderwijs: Digitaal afstandsonderwijs voor professionals | Brochure | Rijksoverheid.nl

b. Gefaseerde opzet

In deze subsidieregeling is sprake van twee fases: een planvormingsfase (het opstellen van het plan van aanpak) en een uitvoeringsfase (het uitvoeren van dat plan van aanpak). De activiteiten die nodig zijn voor zowel het maken als het uitvoeren van het plan van aanpak zijn subsidiabel.

De achtergrond van deze opzet is dat coalities tijd, ruimte en middelen nodig hebben om tot een gedegen plan te komen voor het uitbreiden van een bestaande of het opzetten van een nieuwe digitale schoolvoorziening, dat aansluit bij de (boven)regionale context en de onderwijsbehoeften van de jeugdigen uit de regio voor wie het aanbod gerealiseerd gaat worden.

De subsidie wordt aangevraagd voor een looptijd van drie en een half jaar, waarvan de eerste vier maanden gebruikt mogen worden voor planvorming. Voor 21 april 2025 wordt het plan van aanpak door de penvoerder ingediend bij DUS-I, waarna het plan van aanpak wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingskader (bijlage 1 van deze regeling). DUS-I en het Ministerie van OCW voeren deze beoordeling gezamenlijk uit. De elementen die minimaal moeten terugkomen in het plan van aanpak staan beschreven in het beoordelingskader. Alle elementen in het beoordelingskader dienen voldoende te worden beoordeeld. Voor het plan van aanpak dient gebruik te worden gemaakt van het format zoals te vinden op www.dus-i.nl. Als het plan van aanpak als voldoende is beoordeeld, ontvangt de penvoerder een definitief akkoord voor de uitvoeringsfase. Indien het plan van aanpak onvoldoende wordt beoordeeld, wordt de subsidie lager vastgesteld. Wel wordt voordat daartoe wordt overgegaan gelegenheid geboden voor aanpassing van het plan van aanpak.

Het ontvangen subsidiegeld tijdens de planvormingsfase mag door de coalities al voorafgaand aan het akkoord op het plan van aanpak worden ingezet voor activiteiten die in het plan van aanpak zijn opgenomen.

c. Aanvrager

De subsidie wordt namens een coalitie aangevraagd, welke bestaat uit minimaal één school en twee samenwerkingsverbanden, die in de betreffende regio de digitale schoolvoorziening zal realiseren. Dit is een minimumvereiste, het staat coalities vrij om meer partijen te laten deelnemen aan de coalitie. Dit mogen zowel scholen voor primair onderwijs, voortgezet onderwijs, en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs zijn als samenwerkingsverbanden en ook andere partijen (bv. gemeenten, jeugdzorg).

De aanvraag wordt namens de coalitie gedaan door het bevoegd gezag van de school die deelneemt in de coalitie. Dat aanvragende bevoegd gezag treedt op als penvoerder en draagt daarmee de uit de subsidieregeling voortvloeiende verantwoordelijkheden die gelden voor de penvoerder. Bij de aanvraag wordt een samenwerkingsovereenkomst gevoegd. Het format voor de samenwerkingsovereenkomst staat op www.dus-i.nl.

In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 6 wordt nader ingegaan op de eisen die zijn gesteld aan de aanvraag.

d. Hoogte subsidie

Het totale subsidiebudget bedraagt € 23.520.000,–. In 2024 is een budget van € 5.520.000,– beschikbaar en in 2025, 2026 en 2027 is een bedrag van 6.000.000,– per jaar beschikbaar.

In totaal kunnen zestien coalities deelnemen aan de subsidieregeling. Coalities ontvangen een vast bedrag van in totaal € 1.470.000,– voor het totaal van de vier jaren. De middelen worden toegekend (beschikt) in 2024. De middelen worden als voorschot verstrekt aan de aanvrager en worden uitbetaald in vier termijnen: december 2024, september 2025, september 2026 en september 2027. De activiteiten zijn subsidiabel vanaf het moment dat de beschikking door de penvoerder is ontvangen.

3. Uitvoering subsidieregeling

a. Randvoorwaarden/ subsidieverplichtingen

Naast het realiseren of uitbreiden van een digitale schoolvoorzienig in de regio waarin de coalitie zich bevindt, committeert de coalitie zich door deelname aan de subsidieregeling ook aan kennisdeling- en ontwikkeling in het kader van digitaal afstandsonderwijs aan de doelgroep. Aan het ontvangen van de subsidie is voor coalities de verplichting verbonden om kennis over digitaal afstandsonderwijs te delen op verzoek van en bij vragen van scholen uit de regio van de digitale schoolvoorziening. Het staat scholen vrij zelf in te vullen op welke wijze zij invulling geven aan deze regionale advies- en expertfunctie. Daarnaast wordt met de subsidie ingezet op kennisdeling tussen de deelnemende coalities, zodat de coalities elkaar kunnen inspireren en van elkaar kunnen leren. Kennisnet zal dit faciliteren in een leernetwerk. Tot slot is deelname aan praktijkonderzoek dat wordt gecoördineerd door Kennisnet en aan eventueel aanvullend monitoringsonderzoek een vereiste en moet de penvoerder meewerken aan een monitoringsbezoek.

Inhoudelijke voorwaarden

In de eerste fase krijgen de coalities de ruimte voor planvorming. Voor 21 april 2025 dienen de coalities het plan van aanpak in bij DUS-I waarna de inhoudelijke beoordeling plaatsvindt.

In het plan van aanpak werken de coalities verder uit op welke wijze zij met gebruikmaking van de subsidie werken aan de uitbreiding en/of totstandkoming van de digitale schoolvoorziening in hun regio. Dit doen zij middels een vast format dat gepubliceerd wordt op de website DUS-I. Aan bod komen onder meer de belangrijkste tussentijdse mijlpalen bij het realiseren van de visie & ambitie, een omschrijving van wat de digitale schoolvoorziening biedt, de werkwijze van de digitale schoolvoorziening (inclusief toelatingsprocedure), de samenwerking tussen partijen en de invulling van de regionale advies- en expertfunctie (actieve kennisdeling en ondersteuning aan scholen in de regio).

In het plan van aanpak kan verder door de penvoeder aangegeven worden of zich bij de coalitie meer partijen aansluiten dan vermeld in de aanvraag.

In artikel 9 van de artikelsgewijze toelichting wordt weergegeven aan welke eisen het plan van aanpak dient te voldoen.

b. Selectie

Met de subsidieregeling wordt getracht een zo goed als mogelijk over het land verspreid aanbod van digitale schoolvoorzieningen te realiseren, waarbij bestaande digitale schoolvoorzieningen de kans krijgen om uit te breiden en nieuwe initiatieven de kans krijgen te ontstaan. Omdat met de regeling wordt ingezet op schaalgrootte is er ruimte voor 16 initiatieven. Derhalve wordt, indien er meer dan 16 aanvragen worden ingediend, getrapte selectie toegepast op drie criteria: voorlopers, landelijke spreiding en schaalgrootte.

Het gaat bij schaalgrootte niet alleen om het aantal leerlingen van scholen die actief deelnemen aan de coalitie, de leerlingen van alle scholen die vallen onder de aan de coalitie deelnemende samenwerkingsverbanden worden meegeteld.

In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 7 wordt de wijze waarop voorrang wordt verleend verder uitgelegd.

4. Administratieve lasten/regeldruk

Administratieve lasten betreffen de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Het gaat om het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschikking stellen van informatie aan de overheid. Deze lasten doen zich voor bij de subsidieaanvraag en bij de verantwoording hiervan. Ook worden scholen gevraagd informatie te verstrekken ten behoeve van monitoring.

Ingeschat wordt dat voor het invullen van het aanvraagformulier en voor het zorgdragen voor medeondertekening door alle deelnemende scholen van de verklaring bedoeld in artikel 7, een tijdsinvestering van vier uur per aanvraag nodig is. Voor het verstrekken van informatie ten behoeve van het praktijk- en monitoringsonderzoek wordt acht tot tien uur per aanvraag gerekend. Voor het opstellen van het activiteitenverslag wordt een tijdsinvestering van 12 tot 16 uur ingeschat.

5. Beschikbaar bedrag

Het jaarlijks voor de subsidieregeling beschikbare budget wordt uitgekeerd aan de penvoerder. Per aanvraag is in totaal € 1.470.000,– beschikbaar.

In totaal is een budget van € 23.520.000 miljoen beschikbaar voor de subsidieregeling. Van het totaalbudget zijn de kosten afgetrokken die worden gemaakt voor de uitvoering van de regeling. Het subsidieplafond is bepaald door het in totaal beschikbare bedrag te verminderen met de hierboven genoemde kosten.

6. Caribisch Nederland

Deze regeling is uitsluitend van toepassing in het Europese deel van Nederland. Met de regeling wordt ingezet op het vergroten van de schaal van initiatieven die maatwerk bieden met digitaal afstandsonderwijs aan leerlingen in een specifieke doelgroep (zie beschrijving onder punt 2a). De omvang van de doelgroep op Caribisch Nederland is van dien aard dat deze de benodigde schaalgrootte niet kan worden bewerkstelligd. Bovendien is de zorgstructuur op Caribisch Nederland anders georganiseerd. Daarom is ervoor gekozen Caribisch Nederland niet mee te nemen in deze regeling.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

In artikel 1 worden enkele begrippen gedefinieerd die worden gehanteerd in deze regeling. Voor het merendeel wordt aangesloten bij de gangbare betekenis die volgt uit de sectorwetten voor het funderend onderwijs waarnaar wordt verwezen. Verder is een definitie van digitaal afstandsonderwijs in de begripsbepalingen opgenomen, die verder in de regeling wordt gehanteerd. Het gaat hierbij om een vorm van onderwijs waarbij de leerling in principe niet fysiek naar school gaat, maar het onderwijs via digitale wijze op afstand volgt.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: Kaderregeling) is van toepassing op subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt.

In de Kaderregeling zijn onder meer een aantal algemene subsidieverplichtingen opgenomen, over onder andere de verplichtingen van subsidieontvangers en de meldingsplicht voor feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de subsidie. De Kaderregeling kan worden gezien als algemene subsidieregeling, terwijl in onderhavige regeling de bijzondere regels staan die specifiek voor de Subsidieregeling digitale school 2024 gelden. Het is daarom niet noodzakelijk deze algemene bepalingen ook in de onderhavige regeling op te nemen.

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

Op grond van deze regeling kan subsidie worden verstrekt voor het opzetten of uitbreiden van een digitale schoolvoorziening. De uitvoering van deze regeling kent daarvoor twee fasen. Allereerst wordt in het schooljaar 2024–2025 een plan van aanpak opgesteld. De subsidie wordt vervolgens in de jaren daarna – tot en met het schooljaar 2027 – 2028 – ingezet voor het uitvoeren van de afspraken die in het plan van aanpak zijn opgenomen.

In paragraaf 2 van het algemeen deel van de toelichting wordt verder ingegaan op de te subsidiëren activiteiten. Uit de omschrijving in onderdeel a volgt dat het digitale afstandsonderwijs dat op grond van deze regeling wordt opgezet of uitgebreid, kan worden aangeboden aan thuiszittende jeugdigen die woonachtig zijn binnen de regio van een samenwerkingsverband dat deelneemt aan de coalitie, of die zijn of worden ingeschreven op een school die bij dat samenwerkingsverband is aangesloten.

Om in aanmerking te komen voor maatwerk vanuit een digitale schoolvoorziening moet een jeugdige altijd ingeschreven zijn of worden op een bekostigde school. Dit kan bij een school in de regio van de digitale schoolvoorziening zijn of bij de school met de digitale schoolvoorziening zelf. Aangezien het gaat om jeugdigen die door lichamelijke of psychische oorzaken niet of niet volledig naar school kunnen, moet de school van inschrijving de Beleidsregel afwijking onderwijstijd toepassen.

Artikel 4. Coalitievorming

Een coalitie bestaat uit minimaal één school, vertegenwoordigd door het bevoegd gezag, en twee samenwerkingsverbanden. Een samenwerkingsverband kan bij ten hoogste één coalitie aansluiten, en mag dus niet deelnemen aan meerdere coalities. De partijen in de coalitie moeten geografisch een logische samenhang hebben.

Artikel 5. Beschikbaar bedrag

Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in totaal € 23.520.000, – beschikbaar. Voor iedere coalitie die subsidie ontvangt is in totaal € 1.470.000,– beschikbaar.

Artikel 6. Subsidieaanvraag

In artikel 6 zijn nadere regels gesteld over de subsidieaanvraag. De penvoerder kan een aanvraag indienen van 20 augustus tot en met 20 september 2024. De aanvraag kan elektronisch of op papier worden ingediend. Aanvragen die op of na 20 september 2024 15.00 uur binnenkomen worden afgewezen. Op het aanvraagformulier wordt aangegeven hoeveel en welke partijen deelnemen aan de coalitie op het moment van de aanvraag. Ook de visie en ambitie die de coalitie wil realiseren op het gebied van digitaal afstandsonderwijs maakt onderdeel uit van de aanvraag. Verder wordt bij het aanvraagformulier een samenwerkingsovereenkomst gevoegd. De samenwerkingsovereenkomst bevat een ondertekende verklaring van alle partijen die deelnemen aan de coalitie dat de penvoerder gemachtigd is om hen in het kader van de subsidieverstrekking in en buiten rechte te vertegenwoordigen, en dat zij gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording van de besteding van de subsidie op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt. Ten slotte geeft de penvoerder aan vanuit welke provincie, waarbinnen één van de betrokken samenwerkingsverbanden is gelegen, de aanvraag wordt ingediend. Dit is van belang voor de selectie van de aanvragen bij overtekening van de regeling.

Artikel 7. Selectie

Er wordt aan ten hoogste 16 penvoerders subsidie op grond van deze regeling verstrekt. Daarbij wordt voorrang gegeven aan voorlopers.

Als voorloper wordt aangemerkt een coalitie waarbij ten minste één school is aangesloten die in het schooljaar 2022/2023 of in het schooljaar 2023/2024 al over een structureel aanbod beschikte om thuiszittende jeugdigen met digitaal afstandsonderwijs te ondersteunen en dat kan aantonen met een beschrijving van het aanbod van digitaal onderwijs in de schoolgids of het schoolondersteuningsplan, aan leerlingen die daar niet tijdens het reguliere programma gebruik van maken. Voor de toepassing van de selectie op grond van artikel 7 is bepalend welke provincie de penvoerder bij de aanvraag heeft vermeld.

De selectie van de aanvragen vindt als volgt plaats:

Stap 1

Ten eerste wordt voorrang gegeven aan één voorloper per provincie. Dit is de voorloper met het grootste aantal leerlingen die op de teldatum stonden ingeschreven op de scholen binnen de samenwerkingsverbanden die zijn aangesloten bij de coalitie. Gekeken wordt naar het aantal leerlingen op basis van de voorlopige telling van het werkelijk aantal leerlingen in het primair onderwijs (dit is inclusief het speciaal basisonderwijs en de (v)so scholen) op 1 februari 2023 en in het voortgezet onderwijs op 1 oktober 2023.

Stap 2

Indien er na toepassing van de eerste stap provincies zijn van waaruit nog geen aanvraag is gehonoreerd, wordt subsidie verstrekt aan de grootste coalitie vanuit die provincies. Hierbij wordt gekeken naar de leerlingaantallen, zoals beschreven onder stap 1.

Stap 3

Indien na toepassing van de stappen 1 en 2 de 16 beschikbare plaatsen nog niet zijn gevuld, worden de resterende aanvragen op volgorde van grootte gehonoreerd. Hierbij wordt gekeken naar de leerlingaantallen, zoals beschreven onder stap 1.

Artikel 8. Verplichtingen subsidie

Het plan van aanpak wordt voor 21 april 2025 verstuurd naar DUS-I. Het plan van aanpak moet voldoen aan de eisen uit artikel 9 van deze regeling. De penvoerder is verplicht de minister direct elke verandering in de samenstelling van de coalitie te melden. Dit betekent dus ook dat als een nieuwe partij zich aansluit bij de coalitie of als een partij afvalt, dit aan de minister moet worden gemeld. Indien een partij uit de coalitie stapt, wordt hierbij wel opgemerkt dat een coalitie moet blijven voldoen aan de minimale eisen van artikel 4. De coalities moeten bovendien meewerken aan de door de minister ingestelde praktijk- en monitoringsonderzoeken. Tevens moet de penvoerder meewerken aan een monitoringsbezoek in het kader van de voortgang van de digitale schoolvoorziening.

Artikel 9. Plan van aanpak

Coalities ontvangen op grond van deze regeling middelen voor het opstellen en uitvoeren van een plan van aanpak. In dat plan van aanpak moeten verschillende elementen terugkomen, die in artikel 9 zijn beschreven. Voor het opstellen van het plan van aanpak wordt een format beschikbaar gesteld op www.dus-i.nl. Zie over de beoordeling van de plannen de toelichting op artikel 10.

Artikel 10. Beoordeling plan van aanpak

De penvoerder hoort uiterlijk 1 juli 2025 of het plan van aanpak volledig en voldoende helder is. Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van het format dat is opgenomen in bijlage 1, horende bij deze regeling. Indien dat niet het geval is, wordt een redelijke termijn geboden om het plan van aanpak aan te passen. Als het plan van aanpak dan nog niet voldoet, wordt de subsidie lager vastgesteld.

Artikel 11. Verlening, vaststelling en verantwoording

In dit artikel zijn nadere regels gesteld over de verlening, vaststelling en verantwoording van de subsidie. Subsidie op grond van deze regeling wordt binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagperiode verleend. De minister verstrekt ambtshalve een voorschot van 100%. Het voorschot wordt in vier delen uitbetaald: in december 2024, in september 2025, in september 2026 en in september 2027. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1. De penvoerder toont aan de hand van een eindrapportage aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De eindrapportage wordt uiterlijk op 31 december 2028 toegezonden aan DUS-I aan de hand van het daartoe verstrekte formulier door DUS-I. Na het aanleveren van de eindrapportage kan DUS-I de subsidie vaststellen. De penvoerder werkt mee aan een monitoringsbezoek in het kader van de voortgang van de digitale schoolvoorziening. Indien de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt in zijn geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor aan het bevoegd gezag bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 12. Inwerkingtreding en vervaldatum

In artikel 12 zijn regels gesteld over de inwerkingtreding en vervaldatum. Deze regeling vervalt met ingang van 1 juni 2029.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul


X Noot
1

Bijlage bij Kamerstuk 31497, nr. 448

Naar boven