Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 30 mei 2024, nr. PO 44517319 houdende de wijziging van de Regeling bekostiging WPO en WEC 2024 in verband met het aanpassen van de startdatum van de bekostiging voor asielzoekers en overige vreemdelingen

De Minister voor Primair en Voorgezet Onderwijs,

Gelet op de artikelen 116, zesde lid en elfde lid, en 119, tweede en derde lid, van de Wet op het primair onderwijs en de artikelen 114, zesde en tiende lid, en artikel 117, tweede en derde lid, van de Wet op de expertisecentra;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling bekostiging WPO en WEC 2024 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de begripsbepaling asielzoeker als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:

1. Na ‘als bedoeld in artikel 85a van de WPO’ wordt ingevoegd: of een afdeling basisonderwijs van de Europese school te Den Haag.

2. De zinsneden ‘of van wie ten minste één van de ouders of voogden in het bezit is gesteld’, ‘onderscheidenlijk een of beide ouders of voogden’ en ‘en nog geen jaar woonachtig is in Nederland.’ komen te vervallen.

2. In onderdeel b wordt ‘, die ingeschreven staat op een basisschool; en nog geen jaar woonachtig is in Nederland; of ’ vervangen door ‘en die ingeschreven staat op een basisschool, niet zijnde een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a, van de WPO of een afdeling basisonderwijs van de Europese school te Den Haag;’.

3. In onderdeel c wordt ‘, die ingeschreven staat op een basisschool; en nog geen jaar woonachtig is in Nederland;’ vervangen door ‘en die ingeschreven staat op een basisschool, niet zijnde een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a, van de WPO of een afdeling basisonderwijs van de Europese school te Den Haag.’.

2. In het eerste lid wordt de begripsbepaling overige vreemdelingals volgt gewijzigd:

1. Na ‘als bedoeld in artikel 85a van de WPO’ wordt ingevoegd: of een afdeling basisonderwijs van de Europese school te Den Haag.

2. De zinsneden ‘of van wie ten minste één van de ouders of voogden in het bezit is gesteld’, ’onderscheidenlijk een of beide ouders of voogden’ en ‘; en nog geen jaar woonachtig is in Nederland’ komen te vervallen.

3. In het tweede lid wordt de zinsnede ‘vier asielzoekers of overige vreemdelingen’ vervangen door ‘vier asielzoekers of overige vreemdelingen die in aanmerking komen voor de bekostiging als bedoeld in dit artikel’.

4. Onder vernummering van het derde lid tot en met het zevende lid tot het vijfde tot en met het negende lid, worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:

  • 3. Het recht van aanvullende bekostiging bedraagt per leerling maximaal twaalf maanden gerekend vanaf de eerste dag van inschrijving op een school met inachtneming van de peildata in het vijfde lid.

  • 4. In afwijking van het derde lid wordt in het geval de datum van vestiging in Nederland van de leerling voor het vierde levensjaar van deze leerling ligt, de periode tussen de datum van vestiging in Nederland en het bereiken van de leeftijd van vier jaar in mindering gebracht op het recht op deze bekostiging. De datum van vestiging is de oudste datum van inschrijving in Nederland als bedoeld in bijlage 1 van de Regeling register onderwijsdeelnemers.

5. Na het negende lid (nieuw) worden drie leden toegevoegd, luidende

  • 10. Het bedrag per leerling wordt vastgesteld overeenkomstig de code van de verblijfsrechtelijke status van de leerling waaruit volgt of de leerling als een asielzoeker of een overige vreemdeling wordt beschouwd. Wanneer een leerling asielzoeker of overige vreemdeling is, wordt dit weergegeven in onderstaande tabel:

    Code

    Omschrijving

    Categorie

    21

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder a. Verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, arbeid vrij.

    Asielzoeker of overige vreemdeling

    22

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, sub a. Verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met tewerkstellingsvergunning OF gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid

    Overige vreemdeling

    23

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder a. Vergunning regulier voor bepaalde tijd, met enkel de mogelijkheid om specifieke arbeid te verrichten (zonder twv)

    Overige vreemdeling

    24

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder a. Vergunning regulier voor bepaalde tijd, geen arbeid

    Overige vreemdeling

    25

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, sub b. Verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd

    OF EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen.

    Overige vreemdeling

    26

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder c. Verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd, arbeid vrij.

    Asielzoeker

    27

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, sub d. Verblijfsvergunning asiel onbepaalde tijd

    OF EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen.

    Asielzoeker

    28

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder e. Gemeenschapsonderdaan, economisch actief, arbeid vrij.

    Overige vreemdeling

    29

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder e. Gemeenschapsonderdaan, economisch niet actief, arbeid vrij.

    Overige vreemdeling

    30

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder e. Familielid van een gemeenschapsonderdaan, na toetsing aan EU-recht, arbeid vrij.

    Overige vreemdeling

    31

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder f en h. In procedure voor aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.

    Overige vreemdeling

    32

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder f en h. In procedure voor aanvraag verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

    Asielzoeker

    35

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder I. Onderdaan heeft verblijfsrecht o.b.v. het Associatiebesluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije (waarin soepelere regels zijn opgenomen voor Turkse onderdanen).

    Overige vreemdeling

    36

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder e. Gemeenschapsonderdaan, economisch actief, met enkel de mogelijkheid om specifieke arbeid te verrichten.

    Overige vreemdeling

    37

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder e. Gemeenschapsonderdaan, economisch niet actief, met enkel de mogelijkheid om specifieke arbeid te verrichten.

    Overige vreemdeling

    38

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder e. Familielid van een gemeenschapsonderdaan, na toetsing aan EU-recht, met enkel de mogelijkheid om specifieke arbeid te verrichten.

    Overige vreemdeling

    39

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder m. Persoon is in afwachting van indiening asielaanvraag bij andere lidstaat o.g.v. Dublinverordening.

    Asielzoeker

    40

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder e. Gemeenschapsonderdaan of familielid met recht op duurzaam verblijf. Dit kan men aanvragen als men 5 jaar rechtmatig in NL heeft verbleven als gemeenschapsonderdaan of familielid.

    Overige vreemdeling

    41

    Rechtmatig verblijf Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder e, is beëindigd.

    Overige vreemdeling

    42

    Rechtmatig verblijf op grond van voorlopige maatregel EHRM, geen arbeid.

    Overige vreemdeling

    43

    Rechtmatig verblijf op aanwijzing Minister van Justitie, geen arbeid.

    Overige vreemdeling

    44

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder m. Leerling is in afwachting van overdracht naar andere lidstaat o.g.v. Dublinverordening.

    Asielzoeker

    45

    Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder i. Leerling heeft verblijfsrecht voor termijn van 180 dagen (bedoeld voor onderzoeker of student).

    Overige vreemdeling

    46

    Vreemdelingenwet 2000 art 8, onder f en h, EU-richtlijn 2001/55, in procedure art 28, arbeid loondienst. Verblijfstitel voor Oekraïense ontheemden.

    Asielzoeker

    98

    Geen verblijftitel meer.

    Asielzoeker of overige vreemdeling

  • 11. Het bevoegd gezag bepaalt of een leerling een asielzoeker of een overige vreemdeling is in het geval de leerling:

    • a. is ingeschreven op basis van het onderwijsnummer bedoeld in artikel 40b, vierde lid, van de WPO en waarvan het evident is dat hij asielzoeker of overige vreemdeling is; of

    • b. een verblijfstitel 21 of 98 heeft als bedoeld in de tabel in het tiende lid.

  • 12. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het tweede lid, geldt niet voor leerlingen die geboren zijn in Nederland en die de verblijfsrechtelijke status krijgen van één van de ouders of voogden.

B

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

1. De titel van het artikel komt te luiden: Artikel 35. Onderwijs aan asielzoekers na het eerste jaar

2. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    asielzoeker:
    • a. vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, die:

      • ingeschreven staat op een basisschool, niet zijnde een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a, van de WPO of een afdeling basisonderwijs van de Europese school te Den Haag;

      • in het bezit is gesteld:

        • 1°. door de Minister van Justitie en Veiligheid van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet; of

        • 2°. door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers van een verklaring waaruit blijkt dat de vreemdeling in afwachting is van een aanvraag voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8 onderdelen c, d, f, g, h of j, van de Vreemdelingenwet 2000 en daarom niet beschikt over het document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van die wet;

    • b. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 071) van toepassing is en die ingeschreven staat op een basisschool, niet zijnde een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a van de WPO of of een afdeling basisonderwijs van de Europese school te Den Haag; of

    • c. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 7 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PbEU 2001, L 212) van toepassing is en die ingeschreven staat op een basisschool, niet zijnde een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a van de WPO of een afdeling basisonderwijs van de Europese school te Den Haag.

3. Onder vernummering van het derde lid tot en met het zesde lid tot het vijfde tot en met het achtste lid, worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:

  • 3. De aanvullende bekostiging vangt aan aansluitend op de twaalf maanden bedoeld in artikel 34, tweede lid, en bedraagt per leerling maximaal twaalf maanden.

  • 4. In afwijking van het derde lid wordt, indien het aantal maanden van de periode tussen de datum van vestiging in Nederland en het bereiken van de leeftijd van vier jaar als bedoeld in artikel 34, vierde lid, de twaalf maanden overschrijdt, het restant van dit aantal maanden boven de twaalf als bedoeld in artikel 34, derde lid, in mindering gebracht op het recht op deze bekostiging. De datum van vestiging is de oudste datum van vestiging in Nederland als bedoeld in bijlage 1 van de Regeling register onderwijsdeelnemers.

4. Na het achtste lid (nieuw) worden drie leden toegevoegd, luidende

  • 9. Het bedrag per leerling wordt vastgesteld overeenkomstig de code van de verblijfsrechtelijke status van de leerling waaruit volgt of de leerling als een asielzoeker wordt beschouwd. Wanneer een leerling een asielzoeker is, wordt weergegeven in artikel 34, tiende lid.

  • 10. Het bevoegd gezag bepaalt of een leerling een asielzoeker is in het geval dat de leerling:

    • a. is ingeschreven op basis van het onderwijsnummer bedoeld in artikel 40b, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs en waarvan het evident is dat hij nieuwkomer is; of

    • b. een verblijfstitel 21 of 98 heeft als bedoeld in de tabel in artikel 34, tiende lid.

  • 11. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het tweede lid, geldt niet voor leerlingen die geboren zijn in Nederland en die de verblijfsrechtelijke status krijgen van één van de ouders of voogden.

C

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder b, vervalt ‘en onderscheidenlijk van wie ten minste één van de ouders of voogden door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000; en -nog geen jaar woonachtig is in Nederland.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder a vervalt ‘zelf of één van zijn ouders of voogden’ en vervalt ‘en nog geen jaar woonachtig is in Nederland.’

2. In onderdeel b wordt ‘, die: ingeschreven staat op een school; en nog geen jaar woonachtig is in Nederland;’ vervangen door ‘en die ingeschreven staat op een school;’

3. In onderdeel c wordt ‘, die: ingeschreven staat op een school; en nog geen jaar woonachtig is in Nederland.’ vervangen door ‘en die ingeschreven staat op een school.’.

3. In het derde lid wordt de zinsnede ‘vier vreemdelingen die korter dan één jaar in Nederland verblijven ’ vervangen door ‘vier vreemdelingen die in aanmerking komen voor de bekostiging als bedoeld in dit artikel’.

4. Onder vernummering van het vierde lid tot en met het achtste lid tot het zesde tot en met het tiende lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:

  • 4. De aanvullende bekostiging die op grond van het derde lid wordt verstrekt voor de vreemdelingen op speciale scholen voor basisonderwijs bedraagt per leerling maximaal twaalf maanden gerekend vanaf de eerste dag van inschrijving op een speciale school voor basisonderwijs met inachtneming van de peildata in het zesde lid.

  • 5. In afwijking van het vierde lid wordt in het geval de datum van vestiging in Nederland van de leerling voor het vierde levensjaar van deze leerling ligt, de periode tussen de datum van vestiging in Nederland en het bereiken van de leeftijd van vier jaar in mindering gebracht op het recht op deze bekostiging. De datum van vestiging is de oudste datum van inschrijving in Nederland als bedoeld in bijlage 1 van de Regeling register onderwijsdeelnemers.

5. In het tiende lid (nieuw) wordt ‘vierde lid’ vervangen door ‘zesde lid’.

6. Na het tiende lid (nieuw) worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 11. Voor de toepassing van dit artikel wordt als vreemdeling tevens aangemerkt de leerling:

    • a. met een verblijfsrechtelijke status als bedoeld in artikel 34, tiende lid;

    • b. met een onderwijsnummer bedoeld in artikel 40b, vierde lid, van de WPO en waarvan het evident is dat hij vreemdeling is; of

    • c. met een verblijfstitel 21 of 98 heeft als bedoeld in de tabel in artikel 34, tiende lid.

  • 12. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het vierde lid, geldt niet voor leerlingen die geboren zijn in Nederland en die de verblijfsrechtelijke status krijgen van één van de ouders of voogden.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling bekostiging WPO en WEC 2024.

Huidige regeling

De Regeling bekostiging WPO en WEC 2024 werkt de bepalingen over bekostiging uit de Wet op het primair onderwijs (hierna: WPO) verder uit. In de regeling wordt de hoogte van de verschillende soorten bekostiging vastgesteld. Ook worden regels gegeven voor verschillende vormen van aanvullende bekostiging.

Deze wijzigingsregeling wijzigt de startdatum voor de aanvullende bekostiging voor basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs die onderwijs bieden aan nieuwkomers. Schoolbesturen in het primair onderwijs (hierna: po) ontvangen op aanvraag aanvullende bekostiging voor nieuwkomersleerlingen voor de eerste twee jaar dat zij onderwijs volgen. Deze aanvullende bekostiging is geregeld in de artikelen 34, 35 en 36 van genoemde regeling. De artikelen 34 en 35 gaan over scholen in het reguliere basisonderwijs. Artikel 36 betreft speciale scholen voor basisonderwijs.

De huidige Regeling bekostiging WPO en WEC 2024 gaat voor de start van de aanvullende bekostiging voor nieuwkomersonderwijs uit van de datum van vestiging van de nieuwkomer in Nederland. Bij het recht op aanvullende bekostiging wordt namelijk een beperking gegeven. Het schoolbestuur mag de aanvullende bekostiging alleen aanvragen voor kinderen die een bepaalde duur woonachtig zijn in Nederland:

  • Artikel 34 betreft de aanvullende bekostiging tijdens het eerste jaar onderwijs. Dat artikel is van toepassing op asielzoekers en overige vreemdelingen die minder dan een jaar woonachtig zijn in Nederland.

  • Artikel 35 betreft de aanvullende bekostiging tijdens het tweede jaar onderwijs. Dit artikel is van toepassing op asielzoekers die langer dan één jaar, maar minder dan twee jaar woonachtig zijn in Nederland.

  • Artikel 36 betreft de aanvullende bekostiging voor speciale scholen voor basisonderwijs tijdens het eerste jaar onderwijs. Dit artikel is van toepassing op vreemdelingen die minder dan één jaar woonachtig zijn in Nederland.

In de praktijk kan de datum van vestiging verschillen van de daadwerkelijke inschrijfdatum op een school, ook omdat de druk op het nieuwkomersonderwijs hoog is. Hierdoor kan het gebeuren dat schoolbesturen bekostiging mislopen. Wanneer het schoolbestuur bijvoorbeeld aanvullende bekostiging aanvraagt voor een leerling die al drie maanden in Nederland woonde voordat deze op een school werd ingeschreven, loopt het bestuur drie maanden aanvullende bekostiging mis. Negen maanden na inschrijving woont deze leerling inmiddels een jaar in Nederland. De leerling valt op dat moment niet meer onder het regime van artikel 34 of artikel 36. Het recht op aanvullende bekostiging onder deze artikelen eindigt. Voor leerlingen die asielzoeker en in het reguliere basisonderwijs zitten, zijn werkt deze tekortkoming door in artikel 35: na één jaar en negen maanden valt de leerling niet meer onder het regime van dit artikel en houdt het recht op aanvullende bekostiging op.

De voorgestelde wijzigingen voor het basisonderwijs

In deze regeling wordt de startdatum van de bekostiging daarom aangepast naar de dag van de eerste inschrijving op een school. Dat doet meer recht aan de werkelijke situatie. Het schoolbestuur kan dan één of twee jaar aanvullende bekostiging ontvangen vanaf het moment dat een nieuwkomer is ingeschreven op een school. In de artikelen 34 en 35 van de regeling wordt een onderscheid gemaakt tussen asielzoekers en overige vreemdelingen. Het schoolbestuur ontvangt voor asielzoekers aanvullende bekostiging in het eerste en het tweede jaar. Voor overige vreemdelingen ontvangt het schoolbestuur aanvullende bekostiging enkel gedurende het eerste jaar. Bovendien gelden voor deze categorieën verschillende bedragen aanvullende bekostiging. Voor een asielzoeker is dat bedrag hoger dan voor een overige vreemdeling.

Schoolbesturen geven in hun aanvraag aan hoeveel asielzoekers en hoeveel overige vreemdelingen ingeschreven staan op hun school. Met het bestand Nieuwkomers, dat door DUO ter beschikking wordt gesteld, zullen schoolbesturen worden geholpen bij het doen van een juiste aanvraag. Het bestand Nieuwkomers geeft van de nieuwkomers op een school weer of deze asielzoeker of overige vreemdeling zijn.

Het bestand Nieuwkomers maakt daarvoor gebruik van de verblijfstitel van de leerling. Voor de bekostiging wordt een deel van de verblijfstitels gelijkgesteld aan de bekostigingscategorie ‘asielzoeker’. Een ander deel van de verblijfstitels wordt gelijkgesteld aan de bekostigingscategorie ‘overige vreemdeling’. De tabel in artikel 34 van de regeling geeft weer welke verblijfstitel samenhangt met welke bekostigingscategorie. DUO kan op basis van deze tabel aan scholen weergeven hoeveel leerlingen asielzoeker of overige vreemdeling zijn.

Bij een deel van de leerlingen kan niet op basis van de beschikbare gegevens worden bepaald tot welke bekostigingscategorie de leerling gerekend moet worden. Dat komt omdat hun verblijfstitel niet onderscheidend is of omdat zij zijn ingeschreven op basis van een onderwijsnummer. In deze gevallen kan het om leerlingen gaan die asielzoeker zijn, maar ook om leerlingen die tot de categorie ‘overige vreemdeling’ moeten worden gerekend. Bij deze leerlingen dient het schoolbestuur zelf te beoordelen welke categorie van toepassing is. Het schoolbestuur maakt die weging op basis van informatie die de ouders van een leerling aanleveren, in het kennismakingsgesprek of bij de inschrijving. Daarbij geldt als richtlijn dat een asielzoeker een leerling is die in een asielprocedure zit of een verblijfsvergunning heeft gekregen als gevolg daarvan. Andere vreemdelingen zijn overige vreemdeling. Het oordeel van het schoolbestuur is uitsluitend relevant voor de aanvraag van de aanvullende bekostiging en heeft geen implicaties voor het verblijf in Nederland.

Leerlingen met de verblijfstitels 33 en 34 komen niet voor nieuwkomersbekostiging in aanmerking omdat zij al langer dan twee jaar in Nederland zijn. Deze verblijfstitels gelden namelijk voor personen die een verlenging van een verblijfsvergunning hebben aangevraagd, waar nog geen beslissing over is genomen. Het kan gaan om kinderen die hier zijn gekomen als asielzoeker, maar ook om kinderen die zich hebben gemeld voor een reguliere verblijfsvergunning. Kinderen met deze titels zijn in principe al vijf jaar in Nederland. Daarom zijn deze verblijfstitels niet opgenomen in de tabel behorende bij artikel I, onderdeel a.

Met deze wijzigingsregeling wordt de verblijfstitel van de leerling bepalend voor de vraag of deze leerling kan worden aangemerkt als asielzoeker of overige vreemdeling. Die vraag bepaalt of het schoolbestuur de leerling mag meetellen in de aanvraag voor de aanvullende bekostiging. Omdat de verblijfstitel van de leerling leidend wordt, zijn de verblijfsstatus en de bijbehorende documenten van de ouders niet langer relevant. In de wijzigingsregeling zijn daarom de verblijfsstatus en de bijbehorende documenten van de ouders losgelaten als criterium.

Aanvullende bekostiging voor speciale scholen in het basisonderwijs

Artikel 36 is van toepassing op speciale scholen voor basisonderwijs. Met de wijziging van dit artikel wordt de startdatum voor de aanvullende bekostiging voor vreemdelingen voor deze scholen aangepast. In grote lijnen komen de wijzigingen overeen met de wijzigingen in artikelen 34 en 35. Ook voor deze scholen wordt met ingang van de wijzigingsregeling gerekend vanaf het moment dat de leerling ingeschreven staat op de school. Conform artikel 34 blijft de drempel voor schoolbesturen vier leerlingen.

Een belangrijk verschil is dat bij de aanvullende bekostiging voor nieuwkomers op een speciale school voor basisonderwijs geen onderscheid wordt gemaakt tussen asielzoekers en overige vreemdelingen. Dat betekent dat schoolbesturen in hun aanvraag geen beslissing hoeven te maken over de bekostigingscategorie waartoe een leerling behoort. In dit artikel is daarom opgenomen dat alle leerlingen met een verblijfstitel worden aangemerkt als vreemdeling. Enkel de leerlingen met een verblijfstitel die in Nederland zijn geboren, worden uitgesloten van aanvullende bekostiging.

Ook besturen met speciale scholen voor basisonderwijs kunnen gebruikmaken van het bestand Nieuwkomers. Voor speciale scholen voor basisonderwijs wordt in het bestand Nieuwkomers geen onderscheid gemaakt tussen asielzoekers en overige vreemdelingen. De leerling moet een verblijfstitel hebben om in aanmerking te komen voor aanvullende bekostiging.

Vier ingeschreven asielzoekers en/of overige vreemdelingen noodzakelijk voor deze aanvullende bekostiging

Voor artikel 34 geldt dat schoolbesturen aanvullende bekostiging kunnen aanvragen wanneer zij ten minste vier asielzoekers en/of overige vreemdelingen op hun scholen ingeschreven hebben staan. Voor artikel 36 gaat het om vreemdelingen, omdat hier geen onderscheid wordt gemaakt tussen asielzoekers en overige vreemdelingen. Omdat in de bijbehorende definities het criterium van hoe lang een leerling in Nederland woont wordt losgelaten, vallen meer leerlingen op de school onder deze definities. Om de drempel in stand te houden wordt bepaald dat alleen asielzoekers en overige vreemdelingen (in artikel 34) en vreemdelingen (in artikel 36) die in aanmerking komen voor aanvullende bekostiging, meetellen voor het minimum van vier leerlingen. Het gaat dus specifiek om leerlingen waarvoor het schoolbestuur aanvullende bekostiging voor nieuwkomers mag aanvragen. Zonder deze aanpassing zouden ook leerlingen die onder de definities vallen, maar al langer in Nederland onderwijs volgen, meetellen voor de drempel, ook als het schoolbestuur voor deze leerlingen zelf geen aanvullende bekostiging meer zou ontvangen.

Duur van het recht op bekostiging

Elk artikel bepaalt de duur van het recht op aanvullende bekostiging. Artikel 34 van de regeling ziet op het eerste jaar onderwijs aan asielzoekers en overige vreemdelingen. In dit artikel wordt bepaald dat de aanvullende bekostiging per leerling maximaal twaalf maanden bedraagt, gerekend vanaf de eerste dag van inschrijving.

Artikel 35 ziet op het tweede jaar onderwijs aan asielzoekers. In dit artikel wordt bepaald dat het recht op aanvullende bekostiging aanvangt aansluitend op de twaalf maanden uit artikel 34. Voor asielzoekers kan het schoolbestuur dus vierentwintig maanden aanvullende bekostiging ontvangen.

Artikel 36 ziet op het onderwijs aan vreemdelingen op speciale scholen voor basisonderwijs. In dit artikel wordt bepaald dat de aanvullende bekostiging per leerling maximaal twaalf maanden bedraagt, gerekend vanaf de eerste dag van inschrijving.

Omdat in dit artikel geen onderscheid wordt gemaakt tussen asielzoekers en overige vreemdelingen, maar enkel wordt gesproken over vreemdelingen, wordt met de wijziging van dit artikel dat elke leerling met een verblijfstitel voor de toepassing van dit artikel als vreemdeling wordt aangemerkt. Wanneer een leerling een verblijfstitel heeft en zich inschrijft op een speciale school voor basisonderwijs, komt deze voor aanvullende bekostiging in aanmerking.

De verrekeningen

De nieuwe artikelen maken het mogelijk dat kinderen die al langer in Nederland verblijven voordat zij worden ingeschreven, toch voor twaalf of vierentwintig maanden bekostiging in aanmerking komen. Daarom vindt een verrekening plaats. Voor kinderen die vóór hun vierde levensjaar naar Nederland komen, is het belangrijk dat zij deelnemen aan voor- en vroegschoolse educatie. Zij komen daar al in aanraking met de Nederlandse taal. Kinderen die vóór hun vierde levensjaar naar Nederland komen, komen daarom niet in aanmerking voor de volledige periode van twaalf of vierentwintig maanden aanvullende bekostiging. De periode tussen de dag waarop zij zich in Nederland hebben gevestigd en hun vierde verjaardag wordt van de bekostigingsperiode afgetrokken.

Deze verrekening vindt in eerste instantie plaats in het eerste jaar dat een leerling voor aanvullende bekostiging in aanmerking komt. Daarom is deze verrekening opgenomen in artikel 34, vierde lid, van de regeling. Daar is bepaald dat de periode tussen de datum van vestiging en de vierde verjaardag wordt afgetrokken van de twaalf maanden waarvoor het schoolbestuur recht heeft op aanvullende bekostiging.

Omdat het mogelijk is dat een kind al langer dan twaalf maanden in Nederland is voor de vierde verjaardag, is een aanvullende verrekening mogelijk met de twaalf maanden uit artikel 35. In lid 4 van dat artikel is bepaald dat het resterende aantal maanden na de verrekening uit artikel 34 in mindering wordt gebracht op de tweede twaalf maanden uit artikel 35.

Voor speciale scholen voor basisonderwijs is een verrekening opgenomen in artikel 36, vijfde lid, van de regeling. Het recht op aanvullende bekostiging uit dit artikel duurt maximaal twaalf maanden. Daarom kan de verrekening ook maximaal twaalf maanden bedragen.

Kinderen die in Nederland zijn geboren, terwijl hun ouders nog geen verblijfsvergunning hebben

Kinderen met een verblijfstitel die zijn geboren in Nederland worden met deze regeling uitgesloten van aanvullende bekostiging. Het gaat om kinderen die hier worden geboren, terwijl hun ouders nog geen verblijfsvergunning hebben. Het kind krijgt dan dezelfde verblijfstitel als de ouders. Onder de oude regeling telden deze kinderen niet mee voor de aanvullende bekostiging, omdat zij op het moment dat zij naar school gaan, al langer dan twee jaar in Nederland wonen. Met deze wijzigingsregeling wordt het criterium van hoe lang een kind woonachtig is in Nederland losgelaten. Daardoor zou deze groep leerlingen onder de regeling gaan vallen. Omdat dat niet beoogd is met deze wijziging, wordt ten aanzien van deze groep leerlingen afzonderlijk bepaald dat zij niet in aanmerking komen voor aanvullende bekostiging. Kinderen met een verblijfstitel die zijn geboren in Nederland vallen niet onder de verrekening voor kinderen die vóór hun vierde jaar naar Nederland zijn gekomen. Kinderen die zijn geboren in Nederland hebben immers geen datum van vestiging in Nederland.

IGBO en Europese scholen

Kinderen die op een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs (IGBO) komen niet in aanmerking voor de aanvullende bekostiging uit artikel 34 en 35 van de regeling. Omdat naar Europese scholen veel buitenlandse leerlingen gaan, wordt in de artikelen voor het onderwijs aan nieuwkomers volledigheidshalve geregeld dat leerlingen op een Europese school niet voor aanvullende bekostiging voor nieuwkomers in aanmerking komen.

Het voorgaande neemt niet weg dat asielzoekers of overige vreemdelingen na overstap naar een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs voor aanvullende bekostiging voor nieuwkomers in aanmerking kunnen komen. Als een asielzoeker of overige vreemdeling zich eerst inschrijft op een IGBO-afdeling of de Europese school te Den Haag en binnen één of twee jaar overstapt naar een andere school, kan deze leerling voor de resterende periode voor aanvullende bekostiging in aanmerking komen, mits aan alle hierboven beschreven voorwaarden wordt voldaan.

Het bestand Nieuwkomers

Voor het bestand Nieuwkomers geldt dat de lijsten met gegevens op de achtste dag van de maand beschikbaar worden gesteld via MijnDUO. Scholen moeten op dat moment alle inschrijvingen voor de peildatum in het ROD hebben vastgelegd. Zij moeten er ook voor zorgen dat hun autorisatie op orde is.

Inwerkingtreding

Voor aanvragen met betrekking tot peildatum 1 januari 2024 en 1 april 2024 zijn de artikelen 32, 33 en 34 zoals deze luidden voor inwerkingtreding van deze regeling van toepassing. Deze wijziging geldt voor peildata 1 juli 2024, 1 oktober 2024 en de daaropvolgende peildata.

Ten aanzien van de inwerkingtreding is gekozen voor inwerkingtreding met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, opdat scholen zo spoedig als mogelijk gebruik kunnen maken van deze regeling. Met deze regeling vervalt het vereiste dat nieuwkomers om in aanmerking te komen voor aanvullende bekostiging niet langer dan een of twee jaar woonachting in Nederland mogen zijn. Scholen en leerlingen kunnen middels een spoedige inwerkingtreding reeds vanaf de peildatum van 1 juli 2024 de voordelen genieten van deze regeling.

Uitvoeringstoets en regeldruk

De regeling is voorgelegd voor een uitvoeringstoets en de opmerkingen zijn verwerkt. De regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul

Naar boven