Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 27 mei 2024, nr. IENW/BSK-2024/151365, tot wijziging de Regeling tarieven transportsectoren ter vaststelling van een tarief voor het onderzoeken van binnenvaartschepen

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 51, tweede lid, van de Binnenvaartwet;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling tarieven transportsectoren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.7 komt te luiden:

Artikel 3.7

  • 1. Voor het onderzoek nodig voor de eerste of hernieuwde afgifte van een certificaat van onderzoek, een communautair certificaat, een communautair aanvullend certificaat of een certificaat van goedkeuring, dan wel voor het wijzigen van die certificaten is een vergoeding verschuldigd op basis van een uurtarief van € 175.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is aan degene die op grond van artikel 14, eerste lid, van de Binnenvaartwet is aangewezen het onderzoek ten behoeve van de certificering van binnenschepen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Binnenvaartwet, te verrichten, een vergoeding verschuldigd op basis van een tarief waarvan hijzelf de hoogte en de wijze van betalen vaststelt.

B

In artikel 3.8 vervalt het eerste lid onder vernummering van het tweede tot en met het vierde lid tot het eerste tot en met het derde lid.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

TOELICHTING

Hoofdlijnen van de regeling

Op grond van artikel 14 van de Binnenvaartwet in samenhang met artikel 3.25 van de Binnenvaartregeling is een aantal rechtspersonen aangewezen om onderzoek te doen ten behoeve van de afgifte van binnenschipcertificaten namens de Minister. Deze keuringsinstanties kunnen op grond van artikel 3.7 van de Regeling tarieven transportsectoren een markttarief rekenen voor dat onderzoek.

Vroeger deed de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) zelf onderzoek op binnenvaartschepen. In het verleden is deze taak overgedragen aan de keuringsinstanties en classificatiebureaus. Om die reden is per 1 januari 2014 ook het tarief dat de ILT kon rekenen voor het verrichten van onderzoek geschrapt uit de (voorganger van de) Regeling tarieven transportsectoren.

Door ontwikkelingen in het certificeringsstelsel in de binnenvaart is noodzakelijk gebleken dat de ILT op korte termijn toch weer de mogelijkheid kreeg om zelf onderzoeken te verrichten. Deze mogelijkheid is gericht op het creëren van extra keuringscapaciteit en behelst geen wijziging van het gehele certificeringsstelsel in de binnenvaart. De wens om deze mogelijkheid terug te brengen is ingegeven door de omstandigheid dat de bestaande keuringsinstanties gezamenlijk niet voldoende keuringscapaciteit kunnen bieden om alle gewenste keuringen te verrichten. Om problemen te voorkomen is van belang dat de ILT zo spoedig mogelijk wederom in staat is zelf onderzoek op schepen te verrichten met een bijbehorend tarief.

De grondslag om het onderzoek te verrichten is reeds opgenomen in artikel 14 van de Binnenvaartwet. Wel was het nodig om een tarief vast te stellen dat gerekend kan worden voor het verrichten van de onderzoeken. Met deze wijziging van de Regeling tarieven transportsectoren is dat tarief vastgesteld.

Tarief en financiële gevolgen

Op dit moment bestaat de binnenvaartvloot uit ruim 12.000 schepen. Binnenvaartschepen moeten na de initiële certificering minimaal één keer per vijf tot tien jaar een onderzoek ondergaan ten behoeve van verlenging van het certificaat. Grofweg moet op circa 2.000 schepen per jaar onderzoek plaatsvinden t.b.v. de (her)certificering. De ILT zal een klein deel van deze keuringen uitvoeren.

De keuringsinstanties en classificatiebureaus hanteren een uurtarief van minimaal € 140,– (exclusief BTW). Om zo min mogelijk marktverstorend te zijn, wordt door de ILT een marktconform tarief gehanteerd. Om kostendekkend te opereren zijn de BTW kosten voor de ILT van inhuur van menskracht in het tarief verdisconteerd. Het tarief is daarom vastgesteld op € 175,– per uur, hierop wordt geen BTW op geheven. De financiële gevolgen zijn verwaarloosbaar of beperkt, omdat de keuringen die door de ILT worden gedaan, in de plaats komen van keuringen die door de marktpartijen voor een markttarief worden gedaan.

Er is geen toename in kosten voor de ILT. De maatregel wordt gedekt door het tarief en is daarom kostenneutraal.

Advies en consultatie

De regeling is aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) aangeboden ter advisering. Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

Het tarief dat met deze wijziging is vastgesteld is voorgelegd aan de keuringsinstanties. Zij gaven aan het markttarief dat gebruikt is in de berekening te herkennen, of daar net onder te zitten. Dat komt overeen met de insteek van de ILT om eigenaren van schepen niet met het tarief te motiveren hun schepen door de ILT te laten onderzoeken.

Er spelen geen vragen over de uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid. Mede gezien de gewenste spoed is er in overleg met de ILT voor gekozen om geen handhaafbaarheid-, uitvoerbaarheid- en fraudebestendigheidstoets uit te voeren.

Er heeft voor deze wijziging geen internetconsultatie plaatsgevonden. Hier is van afgezien omdat het wenselijk was dat het tarief zeer spoedig werd vastgesteld.

Inwerkingtreding

De regeling is in werking getreden op de dag nadat de regeling in de Staatscourant is gepubliceerd. Hier is voor gekozen vanwege de gewenste spoed. Daarom is afgeweken van het beleid rondom vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn. Dit op grond van het vijfde lid, onderdeel b, van Aanwijzing 4.17 uit de Aanwijzingen voor de regelgeving.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Naar boven