Regeling van de Minister voor Natuur en Stikstof van 18 december 2023, nr. WJZ/ 41124099, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

De Minister voor Natuur en Stikstof,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, aanhef en onderdelen a, b en d, 5, eerste en tweede lid, 15, 16, 17, eerste lid, onderdeel a, 19, tweede lid, 44, eerste en tweede lid, en 50, vierde en zevende lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

Aan hoofdstuk 2 wordt een titel toegevoegd, luidende:

Titel 2.24. AGENDA NATUURINCLUSIEF

Artikel 2.24.1. Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

Agenda Natuurinclusief:

agenda van overheden, burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven, waarin de inzet van betrokken partijen voor de bevordering van een natuurinclusieve samenleving is beschreven;

domein:

een maatschappelijk domein als bedoeld in bijlage 1;

domeintrekker:

persoon of organisatie die de samenwerking binnen een domein organiseert, gericht op de bevordering van de transitie naar een natuurinclusieve samenleving in dat domein, die met het oog hierop samenwerkt met het Programmabureau Natuurinclusief en de domeintrekkers van de andere domeinen en die als zodanig is benoemd door het Programmabureau Natuurinclusief;

Programmabureau Natuurinclusief:

bureau dat de inzet van betrokken partijen in de domeinen coördineert en bevordert.

Artikel 2.24.2. Subsidieverstrekking
  • 1. De Minister verstrekt jaarlijks op aanvraag subsidie aan een domeintrekker voor de bevordering in 2024, onderscheidenlijk 2025, van een natuurinclusieve samenleving in zijn domein overeenkomstig de Agenda Natuurinclusief door uitvoering van niet-economische activiteiten:

    • a. die de werking en organisatie van het domein bevorderen en bijdragen aan het creëren van gunstige omstandigheden voor de uitvoering van de Agenda Natuurinclusief;

    • b. die de samenwerking met andere domeinen bevorderen;

    • c. voor de samenwerking met het Programmabureau Natuurinclusief.

  • 2. Onder de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, vallen onder meer:

    • a. de organisatie van bijeenkomsten;

    • b. communicatie;

    • c. kennisverspreiding.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor de uitvoering van projecten voor de realisering van een natuurinclusieve samenleving.

  • 4. De Minister houdt bij de subsidieverstrekking rekening met een desgevraagd door het Programmabureau Natuurinclusief gegeven zienswijze.

Artikel 2.24.3. Hoogte subsidie

De subsidie voor de uitvoering van de in artikel 2.24.2 bedoelde activiteiten in 2024 of in 2025 bedraagt 100 procent van de subsidiabele kosten, doch ten hoogste € 300.000 per jaar, met dien verstande dat de subsidie voor kosten van arbeid van de aanvrager ten hoogste € 200.000 per jaar bedraagt.

Artikel 2.24.4. Subsidiabele kosten
  • 1. In afwijking van art. 2.1.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies bedraagt het uurtarief, bedoeld in artikel 13, tweede lid, en artikel 14 van het besluit, voor de toepassing van deze titel € 120.

  • 2. De kosten van het gebruik van apparatuur en de kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen komen in afwijking van artikel 10, eerste lid, van het besluit niet in aanmerking voor subsidie.

  • 3. In afwijking van artikel 10, tweede lid, van het besluit zijn de kosten van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.24.2, eerste lid, subsidiabel vanaf 1 januari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel 2.24.5. Verdeling
  • 1. Het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 2. De Minister verstrekt per domein maximaal één subsidie per jaar.

Artikel 2.24.6. Aanvraag
  • 1. Een aanvraag bevat ten minste een jaarplan voor het desbetreffende kalenderjaar, inclusief een begroting en een op verzoek van de aanvrager door het Programmabureau Natuurinclusief over het jaarplan gegeven zienswijze.

  • 2. Het jaarplan, bedoeld in het eerste lid bevat in ieder geval een beschrijving van de geplande activiteiten en hoe deze activiteiten bijdragen aan de uitvoering van de Agenda Natuurinclusief.

Artikel 2.24.7. Verplichtingen subsidieontvanger

Uiterlijk 1 augustus van het desbetreffende kalenderjaar dient de subsidieontvanger bij de Minister een voortgangsrapportage in over de voorafgaande periode van 1 januari tot 1 juli.

Artikel 2.24.8. Subsidievaststelling
  • 1. De aanvraag om subsidievaststelling gaat vergezeld van de bescheiden, bedoeld in artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van het besluit. Artikel 50, tweede lid, onderdeel c, van het besluit, is niet van toepassing.

  • 2. In het eindverslag omtrent de uitvoering en de resultaten van de activiteiten, bedoeld in artikel 50, tweede lid, onderdeel a, van het besluit, wordt ingegaan op de wijze waarop deze activiteiten hebben bijgedragen aan de uitvoering van de Agenda Natuurinclusief.

Artikel 2.24.9. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 2.24.2, bevat geen staatssteun.

Artikel 2.24.10. Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2029, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn aangevraagd, verleend of vastgesteld.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 18 december 2023

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink

BIJLAGE 1

behorende bij artikel I, in het bijzonder artikel 2.24.1, van de regeling die er toe strekt aan de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies een titel 2.24 toe te voegen.

Het begrip domein, aangeduid in artikel 2.24.1 van artikel I, heeft betrekking op de volgende maatschappelijke domeinen:

  • Bouw

  • Energie

  • Financiële sector

  • Infrastructuur

  • Landbouw

  • Onderwijs

  • Vrijetijdseconomie

  • Water

  • Gezondheid

  • Bedrijventerreinen

TOELICHTING

I Algemeen

1. Aanleiding en doel

In de kamerbrief1 van 15 december 2020 heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te kennen gegeven dat rijk en provincies samen met belanghebbenden werken aan een Agenda Natuurinclusief, waarin voor de langere termijn de ambities en kansen voor een natuurinclusieve samenleving in beeld worden gebracht. Een natuurinclusieve samenleving is een samenleving waarin rekening wordt gehouden met natuurwaarden, zoals schoon water, schone lucht en gezonde bodem, en waarin de kracht van de natuur wordt benut bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. In deze agenda geven maatschappelijke partijen, burgers, bedrijven en overheden aan wat er nodig is om in 2050 tot een natuurinclusieve samenleving te komen. Daarbij wordt onderscheiden naar maatschappelijke domeinen. Deze regeling strekt ertoe om door de verstrekking van subsidie de organisatie en werking van en tussen de domeinen te versterken en daarmee de uitvoering van de Agenda Natuurinclusief te bevorderen.

Op 16 juni 2022 heeft de Minister voor Natuur en Stikstof de Agenda Natuurinclusief2 1.0 aangeboden aan de Tweede Kamer. Agenda Natuurinclusief3 2.0 is op 3 november 2023 aan de Tweede Kamer gezonden. De agenda sluit aan bij de beweging die al gaande is in de samenleving en versterkt deze beweging actiegericht door het zoeken naar verbreding, opschaling en borging.

In de Agenda Natuurinclusief 2.0 zijn tien domeinen benoemd: Bouw, Energie, Financiële sector, Infrastructuur, Landbouw, Onderwijs, Vrijetijdseconomie, Water, Gezondheid en Bedrijventerreinen. In de agenda wordt per domein aangegeven met welke concrete acties de natuurinclusiviteit wordt vergroot.

In elk domein is er een domeingroep. De domeingroep bestaat uit een domeinleider en een of twee domeintrekkers en betrokkenen vanuit bedrijfsleven maatschappelijke organisaties, overheid en vernieuwende (burger)initiatieven. De domeinleider verbindt publieke en private partijen. De domeintrekker organiseert de samenwerking tussen partijen binnen het domein. Samen zorgen zij voor eigenaarschap, inspiratie en verbinding binnen het domein én daarbuiten.

Zoals aangekondigd in de hiervoor bedoelde kamerbrief van 16 juni 2022 heeft de Minister voor Natuur en Stikstof een programmabureau ingesteld om de voortgang en samenhang van de acties van de Agenda Natuurinclusief te bewaken, de betrokkenheid van maatschappelijke spelers te bevorderen, evenals de beoogde ontwikkeling richting een natuurinclusieve samenleving.

2. Hoofdlijnen subsidie

Voor het realiseren van de ambities van de Agenda Natuurinclusief is een goede werking van de domeinen essentieel. Hiervoor stelt de Minister een subsidie beschikbaar. De subsidie is een gerichte bijdrage van het Rijk ter bevordering van de organisatie en werking van de domeinen van de Agenda Natuurinclusief.

De rol van de domeintrekker is essentieel voor een effectieve werking van de domeinen. In elk domein is een domeintrekker (en in sommige domeinen twee domeintrekkers) als zodanig aangewezen door het Programmabureau Natuurinclusief. De domeintrekker draagt zorg voor het doen realiseren van de concrete acties van de Agenda Natuurinclusief. De domeintrekker doet dit door het houden van overzicht, acties te beleggen bij relevante partijen, een planning per actie op te stellen en de voortgang hiervan te bewaken, afstemming met het Programmabureau Natuurinclusief en de domeintrekkers van de andere domeinen. Daarnaast is de domeintrekker verantwoordelijk voor de organisatie van domeinbrede bijeenkomsten, de communicatie binnen het domein, kennisverdieping en -verspreiding binnen het domein en het (anderszins) bevorderen van een bijdrage aan de uitvoering van de Agenda Natuurinclusief van partijen binnen het domein. De domeintrekker presenteert de beoogde activiteiten middels een jaarplan aan het Programmabureau Natuurinclusief en informeert dit bureau over de voortgang door middel van een voortgangsrapportage.

Gelet hierop staat de domeintrekker en het door hem opgestelde jaarplan centraal bij de subsidieverstrekking op grond van deze regeling. Subsidieaanvragen kunnen worden gedaan door de domeintrekker. De subsidie heeft betrekking op activiteiten van de domeintrekker zelf en de activiteiten die deze bij derden belegt ter bevordering van de uitvoering van de Agenda Natuurinclusief. Het betreft activiteiten die de samenwerking en organisatie binnen een domein of tussen domeinen bevorderen, zoals hiervoor vermeld. Het is aan de domeintrekker om invulling aan zijn rol te geven en te bepalen welke activiteiten passend zijn voor het domein en de stand van natuurinclusiviteit van het domein. Als voorbeelden van subsidiabele activiteiten kunnen worden genoemd het organiseren van bijeenkomsten, met inbegrip van de huur van accommodatie en de inhuur van sprekers; communicatieve ondersteuning, zoals door het ontwikkelen van educatiemateriaal of communicatiemateriaal en activiteiten voor kennisverdieping of kennisverbreding door middel van analyse of meting of het uitzetten van een pilot.

Subsidiabele activiteiten zijn gericht op het domein en het gaat dus niet om de uitvoering van projecten voor de realisering van een natuurinclusieve samenleving.

De subsidie heeft enerzijds betrekking op arbeidskosten van de domeintrekker, al dan niet in de vorm van loonkosten, en anderzijds op de aan anderen verschuldigde kosten die voor de subsidiabele activiteiten worden gemaakt, zoals de huur van accommodatie voor het houden van een bijeenkomst, het uitzetten van een pilot etc.

De regeling betreft de toevoeging van een module (‘titel’) aan de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies betreffende de uitvoering van de Agenda Natuurinclusief in de jaren 2024 en 2025. Per jaar dient een subsidieaanvraag te worden gedaan. In de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024 wordt voor deze subsidieverstrekking een subsidieplafond bepaald voor 2024, ter hoogte van € 3.000.000,–. Per domein, dus aan één domeintrekker, kan een subsidie van ten hoogste € 300.000,– voor de gedurende een jaar te verrichten activiteiten worden verstrekt. Daarbij geldt dat van dit bedrag ten hoogste € 200.000,– kan worden besteed aan de arbeidskosten van de domeintrekker. Hiermee wordt aangegeven dat de subsidie voor meer dan de helft, maar niet voor het volledige bedrag, bedoeld is om de inspanningen van de domeintrekker zelf te bekostigen. De rol van domeintrekker is immers cruciaal voor de werking van het domein als geheel. Voorzien wordt dat voor de subsidieverstrekking voor 2025 in de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024 een periode voor het doen van aanvragen in 2024 en een subsidieplafond zullen worden bepaald. Ook dan zal naar verwachting het maximaal per domein beschikbare bedrag € 300.000,– bedragen.

De domeintrekker dient bij de subsidieaanvraag voor 2024 respectievelijk 2025 een jaarplan te voegen waarin ten minste benoemd wordt voor welke activiteiten subsidie wordt aangevraagd, met vermelding van de verwachte kosten per activiteit. Daarnaast dient per subsidiabele activiteit te worden aangeduid hoe deze bijdraagt aan de organisatie en werking van het domein of de organisatie en samenwerking tussen de domeinen. Tevens dient bij de aanvraag een zienswijze van het programmabureau over het jaarplan te worden gevoegd (het programmabureau geeft de aanvrager desgevraagd deze zienswijze). Na de subsidieverlening wordt overeenkomstig de gebruikelijke systematiek per kwartaal een voorschot verstrekt. Na afloop van het kalenderjaar wordt op basis van een verantwoording van de domeintrekker de subsidie vastgesteld. Bij de subsidievaststelling of in geval van afwijking van het jaarplan kan door RVO een zienswijze van het programmabureau worden gevraagd om op deze manier te bevorderen dat bij de besluitvorming in het kader van de subsidieverstrekking rekening kan worden gehouden met die zienswijze.

3. Staatssteun

Deze subsidiemodule bevat geen staatssteun.

De activiteiten van de domeintrekkers zijn niet economisch van aard. De activiteiten waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld zijn namelijk gericht op de organisatie en werking van het betreffende domein, zoals het bevorderen van samenwerking en het bevorderen van de uitvoering van de in de Agenda Natuurinclusief voor het desbetreffende domein genoemde acties door het bevorderen van de samenwerking tussen relevante actoren, communicatie en kennisverspreiding. Bij kennisverspreiding kan ook sprake zijn van kennisverdieping, door het verzamelen van gegevens of een vorm van onderzoek dat is gericht op de vergroting van kennis en inzicht met het oog op de werking van het domein. De kennis en inzichten die hiermee worden verkregen, worden gedeeld binnen het domein en komen daarmee de werking van het domein ten goede. Om dit te borgen wordt voorzien in een verplichting dergelijke kennis en inzichten toegankelijk te maken. Het gaat dus niet om vormen van onderzoek die worden gedaan met het oog op een bepaald verdienmodel, ten behoeve van bepaalde partijen, bijvoorbeeld om te komen tot een introductie van bepaalde technieken of methoden op de markt. De subsidieverstrekking heeft dus ook geen betrekking op onderzoek zoals bedoeld in artikel 25 van de Algemene vrijstellingsverordening (Verordening 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, PB L 187) – in dat geval zou immers wel sprake zijn van staatssteun. De subsidie kan niet worden aangewend voor de uitvoering van de acties die in de Agenda Natuurinclusief zijn genoemd, dat wil zeggen projecten voor de realisering van een natuurinclusieve samenleving. Of onder omstandigheden de uitvoering van die acties een economisch karakter heeft, kan daarom in het midden blijven. Derhalve is er op het niveau van de subsidieontvangers geen sprake van staatssteun. Om te voorkomen dat er onduidelijkheid kan ontstaan over de aanwending van de subsidie, vanwege het feit dat de domeintrekker ook andere, mogelijk economische activiteiten verricht, dient in een dergelijk geval voor de subsidiabele activiteiten een afzonderlijke, afgescheiden boekhouding te worden gevoerd.

Evenmin zal er sprake zijn van indirecte staatssteun. In gevallen dat de domeintrekker diensten of goederen van derden betrekt, dienen deze derden met transparante criteria te worden geselecteerd en dienen opdrachten onder marktconforme voorwaarden verstrekt te worden. Er is dan dus in elk geval geen sprake van bevoordeling en dus ook niet van staatssteun aan deze derden.

De hiervoor bedoelde verplichtingen met betrekking tot de beschikbaarstelling van de resultaten van kennisverdieping, boekhouding en opdrachtverlening zullen worden opgenomen in de beschikking tot verlening van de subsidie.

4. Uitvoering door Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Namens de Minister beoordeelt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) in mandaat of de subsidieaanvragen voldoen aan de voorwaarden van de regeling en besluit RVO vervolgens al dan niet subsidie te verlenen. Aanvragen worden ingediend via het digitaal aanvraagloket van RVO. Bij de aanvraag dient het jaarplan te worden gevoegd waarvan een onderdeel betrekking heeft op de subsidie en de begroting voor de subsidiabele activiteiten. Zoals in paragraaf 2 is aangeduid, dient de aanvrager tevens een zienswijze van het Programmabureau Natuurinclusief over het jaarplan bij de aanvraag te voegen en kan RVO in verband met wijziging van de subsidiabele activiteiten of vaststelling van de subsidie een zienswijze aan het bureau vragen. Op een subsidieaanvraag wordt op grond van artikel 26 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: Kaderbesluit) uiterlijk acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag een beschikking gegeven. Binnen twee weken na de datum die op de subsidiebeschikking is vermeld, wordt het eerste voorschot van de subsidie verstrekt. Ervan uitgaande dat het te verstrekken subsidiebedrag meer dan € 125.000 bedraagt, geldt op grond van artikel 45 van het Kaderbesluit dat per kwartaal een voorschot wordt verstrekt van 90% van het bedrag dat gelet op het jaarplan in het desbetreffende kwartaal maximaal voor subsidie in aanmerking komt. Uiterlijk dertien weken na de einddatum moet de subsidieontvanger een aanvraag om subsidievaststelling indienen (artikel 50 Kaderbesluit). Op grond van artikel 52 van het Kaderbesluit stelt de Minister de subsidie vast binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag, of nadat de voor indiening van de aanvraag om subsidievaststelling geldende termijn is verstreken. De benodigde formulieren voor het aanvragen van de subsidie en de subsidievaststelling staan op de website van RVO (Externe link: www.rvo.nl).

RVO houdt toezicht op de naleving van de gestelde subsidievoorschriften en zal in dat kader ook steekproefsgewijs handhavingscontroles doen. De handhavingscontroles kunnen de vorm hebben van deskcontroles en controles op locatie.

Bij de totstandkoming van de regeling is RVO in een vroeg stadium betrokken. RVO heeft daarbij in het bijzonder aandacht gevraagd voor de toetsing van subsidieaanvragen, gelet op het feit dat de subsidiabele activiteiten niet concreet waren benoemd in de regeling. Dit was reden om een niet-limitatieve opsomming van subsidiabele activiteiten in de regeling op te nemen en expliciet te voorzien in een rol van het Programmabureau Natuurinclusief door het geven van een zienswijze. Gelet op de positie van het bureau bij de uitvoering van de Agenda Natuurinclusief, wordt hiermee een consistente benadering bevorderd en kan RVO bij de toetsing van aanvragen gebruik maken van de zienswijze van het bureau.

5. Regeldruk

Deze subsidiemodule levert administratieve lasten op voor aanvragers van de subsidie. In deze paragraaf wordt een inschatting gegeven van de kosten van de administratieve lasten van de subsidiemodule. De aanvraag van de subsidie en van de subsidievaststelling verloopt via het digitaal aanvraagloket van RVO.

De totale administratieve lasten van de subsidiemodule zijn geraamd op € 41.400. Dat is 1,4% van het totaal beschikbaar gestelde subsidiebedrag. Hieronder wordt in een tabel verduidelijkt hoe het genoemde bedrag is opgebouwd.

Tabel 1: Administratieve lasten verbonden aan de indiening van een subsidieaanvraag en de verplichtingen na subsidieverlening, per aanvraag en in totaal, uitgaande van een uurtarief van € 120.

Handeling

Uitgangspunt berekening

Administratieve lasten per aanvraag

Totale administratieve lasten

Subsidieaanvraag

6,5 uur * € 120

€ 780

Bij 10 aanvragen: € 7.800

Verplichtingen

20 uur * € 120

€ 2.400

Bij 10 subsidieverstrekkingen: € 24.000

Subsidievaststelling

8 uur * € 120

€ 960

Bij 10 subsidieverstrekkingen: € 960

Totaal

34,5 uur * € 120

€ 4.140

€ 41.400

Voor de subsidieaanvraag is vooral relevant dat de aanvrager bij de aanvraag een jaarplan dient te voegen.

De verplichtingen betreffen de opstelling van een voortgangsrapportage en het bijhouden van een administratie.

Voor de aanvraag subsidievaststelling dient betrokkene bij de aanvraag een verantwoordingsrapportage te voegen.

Bij de inschatting van het tijdsbeslag dat hiermee is gemoeid, is rekening gehouden met het feit dat de domeintrekker reeds voor het programmabureau een jaarplan en een voortgangsrapportage opstelt. Voor deze module is derhalve alleen het meerwerk van belang.

Aan deze module zijn geen nalevingskosten verbonden, anders dan de hiervoor genoemde administratieve verplichtingen.

Omdat de geschatte kosten beperkt zijn, is de subsidiemodule niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk.

6. Consultatie, inwerkingtreding en openstelling

Bij het opstellen van de subsidiemodule zijn de domeintrekkers geconsulteerd. De inbreng is meegenomen bij de opstelling van de uiteindelijke regeling.

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2024. Daarmee wordt afgeweken van het vaste kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten voor zover daarbij uitgangspunt is dat bekendmaking uiterlijk twee maanden voor inwerkingtreding geschiedt. Met de beoogde inwerkingtreding kort na publicatie wordt een kortere invoeringstermijn dan twee maanden aangehouden. Reden hiervoor is dat de komst van deze regeling reeds langer bekend was binnen de doelgroep. Bovendien zou uitstel, gelet op diezelfde doelgroep, tot aanmerkelijke, ongewenste nadelen kunnen leiden. Bovendien zijn de doelgroep en de uitvoeringsinstantie betrokken geweest bij de voorbereiding en nadere invulling van deze regeling.

De periode van openstelling van deze subsidiemodule en het subsidieplafond worden bepaald in de regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024. Voorzien wordt dat de openstellingsperiode zo spoedig mogelijk aanvangt en loopt tot en met 31 maart 2024. Op deze wijze wordt enerzijds de doelgroep, de domeintrekkers, in de gelegenheid gesteld om op korte termijn een subsidieaanvraag in te dienen en zodoende reeds in het begin van 2024 uitsluitsel te krijgen over de subsidieverstrekking voor de voor 2024 beoogde activiteiten. Anderzijds wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat in sommige domeinen de indiening van een subsidieaanvraag niet op korte termijn kan plaatsvinden omdat het jaarplan voor 2024 nog niet gereed is.

II ARTIKELEN

Artikel I

Met dit artikel is een nieuwe titel 2.24 opgenomen in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. Deze titel bevat de subsidiemodule Agenda Natuurinclusief. Gegeven het feit dat deze module deel uitmaakt van de voornoemde regeling en dat deze regeling is gebaseerd op het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (verder: Kaderbesluit), zijn tal van bepalingen van het Kaderbesluit en algemene bepalingen van de regeling van toepassing op de subsidieverstrekking op grond van deze subsidiemodule.

Artikel 2.24.1. Begripsbepalingen

Voor een toelichting wordt verwezen naar paragrafen 1 en 2 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 2.24.2 Subsidieverstrekking

Zoals reeds aan de orde was in het algemeen deel van de toelichting heeft deze subsidiemodule ingevolge het eerste lid betrekking op twee kalenderjaren, waarbij per jaar een subsidieaanvraag dient te worden gedaan voor de in dat jaar te verrichten activiteiten.

Het betreft (uitsluitend de) activiteiten die zijn gericht op samenwerking en op het scheppen van gunstige omstandigheden voor de uitvoering van de Agenda Natuurinclusief en die bijgevolg niet-economisch van aard zijn. In het tweede lid is een niet limitatieve opsomming van relevante activiteiten opgenomen, te weten de organisatie van bijeenkomsten, communicatie en kennisverspreiding. Bij kennisverspreiding gaat het om kennisoverdracht en kennisverdieping. Het kan hierbij ook gaan om bepaalde vormen van onderzoek voor zover geen sprake is van onderzoek in de zin van artikel 25 van de in paragraaf 3 van het algemene deel van de toelichting genoemde Algemene vrijstellingsverordening.

Hiernaast zijn ook andere activiteiten van belang voor de realisering van een natuurinclusieve samenleving. Die activiteiten – die potentieel economisch van aard kunnen zijn – vallen op grond van het derde lid nadrukkelijk niet onder het bereik van deze subsidiemodule.

In het vierde lid is bepaald dat de Minister in het kader van de subsidieverstrekking het programmabureau een zienswijze kan vragen en dat in dat geval met die zienswijze rekening wordt gehouden. Dit kan bij de vaststelling van de subsidie aan de orde zijn evenals in het geval de Minister tussentijds wordt geïnformeerd over een voorgenomen afwijking van het jaarplan waarmee de Minister al dan niet akkoord kan gaan. Voor de fase van subsidieverlening is in artikel 2.24.6 voorzien dat de aanvrager een zienswijze bij het Programmabureau Natuurinclusief over zijn jaarplan inwint en deze zienswijze bij de aanvraag meezendt.

Artikel 2.24.3 Hoogte subsidie

In dit artikel is bepaald dat voor de subsidiabele kosten, bepaald in artikel 2.24.4, een subsidie van 100% van die kosten wordt verstrekt. Hierbij geldt een maximum van € 300.000 per jaar, terwijl van dit bedrag ten hoogste € 200.000 kan worden besteed voor arbeidskosten van de domeintrekker, al dan niet in de vorm van loonkosten. Ingevolge artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit geldt: ‘De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.’ Er is dus niet een algemene stelregel dat BTW-kosten wel of niet voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 2.24.4 Subsidiabele kosten

In artikel 10, eerste lid, van het Kaderbesluit is bepaald welke kosten voor subsidie in aanmerking komen. Het betreft ‘de redelijk gemaakte kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van een activiteit’. Zoals blijkt uit de artikelen 12 en verder van het Kaderbesluit, gaat het zowel om directe als indirecte kosten van de aanvrager van de subsidie, in het bijzonder loonkosten dan wel arbeidskosten, de kosten van het gebruik van apparatuur en de kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, en aan derden betaalde kosten. Er zijn diverse standaardmethoden waaruit de subsidieaanvrager kan kiezen voor het berekenen van de subsidiabele kosten. Gelet op de ervaringen bij de uitvoering van de Agenda Natuurinclusief door domeintrekkers verdient het de voorkeur bij de berekening van de subsidiabele kosten zoveel mogelijk uit te gaan van de vaste-uurtarief-systematiek, bedoeld in artikel 14 van het besluit. De subsidieverstrekking op grond van deze subsidiemodule is immers voor een belangrijk deel gericht op de inzet van de domeintrekker en dus op de bekostiging van de uren die hij of zij besteedt voor de subsidiabele activiteiten. Hierbij is van belang dat de ambities van de Agenda Natuurinclusief groot, complex en urgent zijn. Dat noopt ertoe een uurtarief te hanteren dat hoger ligt dan het uurtarief van € 60 dat in beginsel geldt voor subsidiemodules op het terrein van landbouw, natuur en visserij, op grond van artikel 2.1.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. In verband hiermee wordt in het eerste lid van dit artikel een passend uurtarief bepaald voor de toepassing van de artikelen 13, tweede lid, en 14 van het besluit, te weten € 120. Omdat dit uurtarief geacht kan worden ook toereikend te zijn voor het dekken van eventuele kosten van het gebruik van apparatuur en van verbruikte materialen en hulpmiddelen, wordt in het tweede lid bepaald dat die kosten niet als zodanig subsidiabel zijn. Artikel 15 van het Kaderbesluit bevat hiervoor de grondslag.

Voorts is in het derde lid van artikel 2.24.4 bepaald dat de desbetreffende kosten subsidiabel zijn vanaf 1 januari van het desbetreffende jaar. Hiermee wordt met toepassing van artikel 15 van het Kaderbesluit afgeweken van artikel 10, tweede lid, Kaderbesluit op grond waarvan in beginsel vóór indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte kosten niet voor subsidie in aanmerking komen. De reden hiervoor is dat de openstelling van deze module pas begin 2024 plaatsvindt. De beoogde subsidieverstrekking vormt een voortzetting van de eerdere financiering van activiteiten ter uitvoering van de Agenda Natuurinclusief. Mede gelet daarop is ervoor gekozen dat in het subsidiejaar verrichte activiteiten subsidiabel zijn ook als deze vóór de indiening van de aanvraag zijn verricht.

Artikel 2.24.5 Verdeling

Ingevolge dit artikel wordt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst verdeeld, waarbij per domein per jaar ten hoogste één subsidie wordt verstrekt. Vermelding verdient dat het subsidieplafond zodanig is dat voor elk van de tien domeinen, vermeld in bijlage 1, jaarlijks een bedrag van € 300.000 beschikbaar is. Aanvragen zullen achtereenvolgens worden behandeld.

De expliciete bepaling dat per domein en per jaar slechts één subsidie wordt verstrekt, houdt verband met het feit dat er in sommige domeinen meer dan één domeintrekker is. In die domeinen zullen de domeintrekkers onderling moeten afstemmen wie van hen de aanvraag doet.

Artikel 2.24.6 Aanvraag

Ingevolge artikel 19 van het Kaderbesluit dient een aanvraag om subsidie te worden ingediend ‘met gebruikmaking van een middel dat door Onze Minister beschikbaar wordt gesteld’. RVO stelt voor de indiening van aanvragen voor deze subsidiemodule een digitaal aanvraagformulier op haar website beschikbaar. Het in dit artikel genoemde jaarplan, waarin (in elk geval) de subsidiabele activiteiten worden beschreven en per activiteit begroot, dient dan als bijlage bij de aanvraag te worden overgelegd. Gelet op de rol van het Programmabureau Natuurinclusief in het bevorderen van de voortgang en samenhang van de acties, dient bij de aanvraag een zienswijze van het bureau over het jaarplan te worden gevoegd opdat de Minister hiermee rekening kan houden bij het nemen van het besluit op de aanvraag.

Voor de goede orde kan worden vermeld dat op grond van het Kaderbesluit (artikelen 45 en verder) na verlening van de subsidie een bepaalde systematiek voor de bevoorschotting van toepassing is. Voor deze subsidiemodule betekent dit dat een eerste voorschot binnen twee weken na aanvang van de activiteiten wordt verstrekt, althans binnen twee weken na de subsidieverlening (gelet op het bepaalde in artikel 2.24.4, tweede lid) en dat volgende voorschotten steeds binnen twee weken na afloop van een kwartaal worden verstrekt. Het voorschot bedraagt 90% van het maximale subsidiebedrag voor het desbetreffende kwartaal.

Artikel 2.24.7 Verplichtingen

De verplichting om na verloop van het eerste half jaar een voortgangsrapportage te verschaffen, dient ertoe dat de Minister geïnformeerd wordt over de voortgang van de uitvoering van het jaarplan. Er is geen reden voor het vereisen van een voortgangsrapportage na het tweede half jaar omdat ingevolge het algemene regime van de Algemene wet bestuursrecht en het Kaderbesluit de subsidieontvanger reeds gehouden is na afloop van de subsidieperiode met het oog op de subsidievaststelling een eindverslag op te stellen, zoals hieronder nader wordt toegelicht.

Voor de goede orde wordt gewezen op het feit dat de subsidieontvanger tevens dient te voldoen aan de verplichtingen die gelden op grond van hoofdstuk 11 van het Kaderbesluit. Het betreft bijvoorbeeld de verplichting om de Minister te informeren als de subsidiabele activiteiten zoals opgenomen in het plan, niet overeenkomstig dat plan worden uitgevoerd. Alsdan kan de Minister al dan niet ontheffing verlenen van de verplichting om het plan uit te voeren (artikelen 36 en 37 Kaderbesluit). En hiernaast gelden onder meer verplichtingen voor het voeren van een adequate administratie, mede met het oog op de verantwoording (artikel 38 Kaderbesluit).

Artikel 2.24.8 Subsidievaststelling

Op grond van artikel 50 van het Kaderbesluit is het uitgangspunt dat een subsidieontvanger met het oog op de subsidievaststelling verantwoording aflegt door de indiening van ten eerste een eindverslag omtrent de uitvoering en de resultaten van de activiteiten; ten tweede een mededeling van andere inkomsten, waaronder subsidies, waarmee de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft is gefinancierd; en ten derde, indien het subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt, een controleverklaring van een accountant of accountant-administratieconsulent waaruit blijkt dat met de aanvraag wordt voldaan aan de voorschriften bedoeld in artikel 4:45 van de Algemene wet bestuursrecht.

Voor deze subsidiemodule is gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 50, zevende lid, van het Kaderbesluit biedt om af te wijken van de verplichting tot overlegging van een controleverklaring. Deze werkwijze houdt verband met de aard van de activiteiten en de inbedding daarvan in de bredere uitvoering van de Agenda Natuurinclusief, met inbegrip van de betrokkenheid van het Programmabureau Natuurinclusief.

In het eerste lid van artikel 2.24.8 is het hiervoor bedoelde regime vastgelegd. Het tweede lid bevat een nadere bepaling over het eindverslag, in lijn met het vereiste van artikel 2.24.6 dat in het jaarplan mede wordt beschreven hoe de geplande activiteiten bijdragen aan de uitvoering van de Agenda Natuurinclusief.

Artikel 2.24.9 Staatssteun

Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 3 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 2.23.10 Vervaltermijn

Ingevolge artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 dient een subsidieregeling uiterlijk vijf jaren na de inwerkingtreding ervan te vervallen. Deze vervaltermijn is opgenomen in artikel 2.24.10. Hierbij is als gebruikelijk vastgelegd dat dit geen gevolg heeft voor subsidies die gedurende de geldigheid van de regeling zijn aangevraagd, verleend of vastgesteld.

Artikel II

Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 6 van het algemeen deel van de toelichting.

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink


X Noot
1

(Kamerstuk 33 576, nr. 216)

X Noot
2

(Kamerstuk 33 576, nr. 272)

X Noot
3

(Kamerstuk 33 576, nr. 359)

Naar boven