Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 mei 2024, nr. 2024-0000275464, tot wijziging van de Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed in verband met het voor de derde maal openstellen van de subsidie en het verder stimuleren van integrale verduurzaming

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 3, eerste en tweede lid, en 4, eerste lid, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 6, zevende lid, en 8, eerste lid, en artikelen 14, 17 en 18 van het Kaderbesluit BZK-subsidies;

BESLUIT

ARTIKEL I

De Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b in de definitie van maatschappelijk vastgoed komt te luiden:

  • b. schoolgebouw;

2. Na de definitie van SBI-code wordt een definitie ingevoegd luidende:

schoolgebouw:

uit ’s Rijks kas bekostigde gebouwde onroerende zaak waar onderwijs wordt gegeven, van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 71.250.000 voor aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3, onderdeel a’ vervangen door ‘€ 121.600.000 voor aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdeel a’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 166.250.000 voor aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3, onderdeel b’ vervangen door ‘€ 283.700.000 voor aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdeel b’.

3. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Ten behoeve van de verduurzaming van schoolgebouwen is een aanvullend subsidieplafond beschikbaar dat € 47.000.000 bedraagt, dat wordt aangewend als een eigenaar van een schoolgebouw een subsidie aanvraagt als bedoeld in:

    • a. artikel 3, aanhef en onderdeel a, als de aanvraag enkel of onder andere ziet op maatregel H.2 uit bijlage 3 van deze regeling; of

    • b. artikel 3, aanhef en onderdeel b,

    voor zover de aanvraag het voor die subsidie geldende subsidieplafond overschrijdt, of als dat subsidieplafond al volledig aangewend is.

C

Aan artikel 11, onder i, wordt toegevoegd ‘, tenzij de gebouwde onroerende zaak in eigendom is van een zorgaanbieder’.

D

In artikel 16 vervalt het achtste lid.

E

Aan artikel 18, onder h, wordt toegevoegd ‘, tenzij de gebouwde onroerende zaak in eigendom is van een zorgaanbieder’.

F

In hoofdstuk 4 wordt voor artikel 22 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 21a. Overgangsrecht

Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van een wijziging van deze regeling, op subsidies die voor dat tijdstip zijn verleend en op subsidies die voor dat tijdstip zijn vastgesteld, blijft deze regeling van toepassing zoals deze luidde voor dat tijdstip tenzij de wijziging met terugwerkende kracht in werking treedt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 25 mei 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze wijzigingsregeling wordt het reguliere subsidieplafond van de Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (hierna: DUMAVA) verhoogd met 167,8 miljoen euro. Dit bedrag bestaat uit een kasschuif van 150 miljoen euro waarmee DUMAVA-middelen van latere jaren naar voren zijn gehaald om de verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed te versnellen. Daarnaast vindt onder andere indexatie van middelen plaats. Het reguliere subsidieplafond wordt hiermee verhoogd van 237,5 miljoen euro naar 405,3 miljoen euro.

Deze wijzigingsregeling geeft bovendien uitvoering aan een amendement van het lid Boucke over de DUMAVA door het subsidieplafond op te hogen voor het verduurzamen van schoolgebouwen.1 Dit amendement zorgt ervoor dat 40 miljoen euro van de begroting van 2024 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in mindering gebracht is en toegevoegd is aan de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De middelen dienen volgens het amendement ingezet te worden ten behoeve van de DUMAVA als extra stimulans voor scholen om te verduurzamen, bijvoorbeeld door zonnepanelen aan te schaffen.

Daarnaast heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanvullend 7 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de verduurzaming van schoolgebouwen in het primair en voortgezet onderwijs. Deze middelen worden toegevoegd aan de middelen die beschikbaar zijn gesteld om uitvoering te geven aan het amendement van het lid Boucke. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voegt hiervoor 7 miljoen euro toe aan de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en brengt dit in mindering op de eigen begroting.

Scholen in het primair en voortgezet onderwijs komen in aanmerking voor deze extra 47 miljoen euro. De middelen zijn bedoeld voor integrale projecten of een specifieke maatregel om (onder andere) zonnepanelen te plaatsen op schoolgebouwen. Voor het primair en het voortgezet onderwijs is dus zowel het reguliere subsidieplafond van 405,3 miljoen euro beschikbaar als het extra budget van 47 miljoen euro. Voor de andere doelgroepen van de DUMAVA is het reguliere subsidieplafond van 405,3 miljoen euro beschikbaar.

Naast bovengenoemde wijziging is er een technische wijziging om duidelijk te maken dat maatschappelijk vastgoed met een woonfunctie in eigendom van een zorgaanbieder ook in aanmerking kan komen voor de subsidie. Ook is er een technische wijziging om de definitie van de term gebruiksoppervlakte zoals die wordt gebruikt in de regeling te vereenvoudigen. Verder wordt er overgangsrecht toegevoegd aan de regeling.

2. Inhoud van deze regeling

De ophoging van het reguliere subsidieplafond is geregeld door een wijziging van leden 1 en 2 van artikel 5 (zie artikel I, onderdeel B van deze wijzigingsregeling). De extra 167,8 miljoen euro subsidie is opgedeeld en toegevoegd aan het subsidieplafond voor de losse maatregelen (het eerste lid) en het subsidieplafond voor integrale verduurzamingsprojecten (het tweede lid). Hierbij is net als in de vorige wijziging van de DUMAVA voor een verdeling gekozen van 30% van het budget voor losse maatregelen, en 70% van het budget voor integrale verduurzamingsmaatregelen. Voor het extra subsidieplafond voor primair en voortgezet onderwijs komen volgens het nieuwe artikel 5, derde lid, eigenaren van schoolgebouwen in aanmerking. Schoolgebouwen worden in artikel 1 gedefinieerd. Daar wordt verwezen naar gebouwde onroerende zaken van scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet voortgezet onderwijs 2020. Deze wetten betreffen respectievelijk primair onderwijs, het (primair) speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, en het voortgezet onderwijs. De definitie van het schoolgebouw is verduidelijkt ten opzichte van eerdere versies van de DUMAVA, maar inhoudelijk zijn dezelfde schoolgebouwen bedoeld (zie artikel I, onder A van deze wijzigingsregeling).

Het extra subsidieplafond voor primair en voortgezet onderwijs bedraagt volgens artikel 5, derde lid, 47 miljoen euro (zie artikel I, onder B van deze wijzigingsregeling). In dat lid wordt geregeld dat eigenaren van schoolgebouwen die een subsidie aanvragen in twee gevallen aanspraak maken op dat subsidieplafond. Ten eerste als subsidie voor losse maatregelen wordt aangevraagd, als de aanvraag enkel of onder andere ziet op maatregel H.2, te weten fotovoltaïsche of fotovoltaïsche thermische panelen (zonnepanelen en pvt-panelen). Ten tweede als eigenaren van schoolgebouwen subsidie aanvragen voor een integraal verduurzamingspakket van het gebouw of de gebouwen. Uit het derde lid blijkt dat deze scholen éérst aanspraak maken op het algemene subsidieplafond dat geldt voor de maatregel die wordt aangevraagd. Als dat subsidieplafond overschreden is, of als de subsidieaanvraag het resterende bedrag binnen dat subsidieplafond overschrijdt, wordt de extra 47 miljoen aangewend.

Het laatste lid van artikel 16, dat aangeeft hoe de gebruiksoppervlakte wordt vastgesteld, is geschrapt. Dat betekent dat de gebruiksoppervlakte wordt vastgesteld aan de hand van de NEN 2580-norm, zoals in de definitiebepalingen van artikel 1 staat aangegeven. In het maatwerkadvies en in het energielabel is de gebruiksoppervlakte te vinden die is vastgesteld volgens de NEN 2580-norm.

De wijzigingsregeling bevat ook een technische wijziging om duidelijk te maken dat maatschappelijk vastgoed met een woonfunctie in eigendom van een zorgaanbieder ook in aanmerking kan komen voor de subsidie. Dit betreft een wijziging van artikelen 11 en 18 van de regeling (zie artikel I, onder C en E van deze wijzigingsregeling).

De wijzigingsregeling bevat een nieuw overgangsrechtelijk artikel, om duidelijk te maken dat wijzigingen aan de regeling met het oog op een nieuwe tranche, niet van toepassing zijn op subsidies die zijn verleend in eerdere tranches, tenzij dat expliciet zo geregeld is in die wijziging (zie artikel I, onder F van deze wijzigingsregeling).

3. Relatie met hoger recht en andere nationale regelgeving

3.1 Kaderbesluit BZK-subsidies en Algemene wet bestuursrecht

Deze regeling is gebaseerd op het Kaderbesluit BZK-subsidies (hierna Kaderbesluit), en de daaraan ten grondslag liggende Kaderwet overige BZK-subsidies. Het Kaderbesluit bevat bepalingen die zich richten tot degene die subsidie aanvraagt of ontvangt. In voorkomend geval zullen subsidieaanvragers of -ontvangers daarom met regels uit het Kaderbesluit te maken krijgen. Naast de Kaderwet en het Kaderbesluit is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van belang voor subsidieverstrekking. In titel 4.2 zijn regels gesteld over subsidies die gelden voor iedere subsidie van de overheid, inclusief de subsidieregeling DUMAVA. In de Awb zijn bijvoorbeeld regels te vinden over de inhoud van de beschikking, gronden waarop de subsidieaanvraag geweigerd kan worden en intrekking of wijziging van de subsidie.

3.2 DUMAVA

Deze regeling wijzigt de DUMAVA. In die regeling is een derde openstelling van de subsidie geregeld, vanaf 3 juni 2024 tot en met 31 oktober 2024. Deze regeling treedt met ingang van 25 mei 2024 in werking, waardoor de wijzigingen in deze regeling gelden vanaf de derde openstelling.

4.1 Gevolgen

4.1.1. Regeldrukgevolgen

De administratieve lasten die volgen uit deze wijzigingsregeling bestaan uit de kosten van het aanleveren van informatie aan de overheid. Deze kosten doen zich alleen voor als een eigenaar van maatschappelijk vastgoed besluit subsidie op basis van deze regeling aan te vragen. Er is geen sprake van een verplichting en de inspanning levert de kans op subsidie op. Desalniettemin is het belangrijk de administratieve lasten beperkt te houden. De informatieverplichtingen die voortvloeien uit een subsidieaanvraag zijn afhankelijk van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd en van de hoogte van het subsidiebedrag.

Eigenaren van maatschappelijk vastgoed kunnen subsidie aanvragen voor hun gebouw. Ze dienen een subsidieaanvraag in voordat ze maatregelen nemen aan het gebouw. Eigenaren die minder dan € 25.000 aan subsidie aanvragen, krijgen de subsidie meteen vastgesteld en uitbetaald. Dit is geregeld in artikel 14, eerste lid, van de DUMAVA. Eigenaren die meer dan € 25.000 aanvragen, moeten eerst een aanvraag tot subsidieverlening indienen. Ze krijgen een voorschot uitbetaald en na realisatie van de maatregelen aan het gebouw krijgen ze een definitieve subsidievaststelling.

Bij een aanvraag moeten de eigenaren onder andere het adres of de kadastrale aanduiding, de postcode(s), huisnummer(s) en toevoeging van het te verduurzamen gebouw, aangeven. Verder moeten ze op basis van een onafhankelijk energieadvies aangeven welke maatregelen ze gaan uitvoeren. Bij de aanvraag moeten ze een investeringsbegroting en planning indienen. Bij aanvragen boven de € 25.000 moeten ze, bij de aanvraag tot vaststelling, de maatregelen verantwoorden door middel van een verklaring over de daadwerkelijk gemaakte kosten. Dit is geregeld in artikel 14, tweede lid, van de DUMAVA.

Met het extra budget voor scholen worden er ongeveer 300 aanvragen verwacht. Er wordt rekening gehouden met het feit dat uiteindelijk 10% van de aanvragen niet zal leiden tot een verzoek tot vaststelling of een goedgekeurde vaststelling. Dit percentage is gebaseerd op ervaringen bij de eerdere openstelling van deze regeling. Met het extra budget voor alle doelgroepen worden er ongeveer 800 extra aanvragen verwacht. De totale administratieve lasten voor aanvragen van deze wijziging bedragen circa € 400.000. Deze komen boven op de administratieve lasten die zijn ingeschat met de op 23 februari 2024 gepubliceerde wijziging van de subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed in verband met het voor de derde maal openstellen van de subsidie en het verder stimuleren van integrale verduurzaming2.

De bestuurlijke lasten voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voor het uitvoeren van deze wijzigingsregeling bedragen circa € 800.000 euro. In totaal bedragen de bestuurlijke lasten bij RVO om de derde openstelling van de DUMAVA uit te voeren € 2,6 miljoen euro.

4.2 Financiële gevolgen Rijk

Met deze wijzigingsregeling wordt het subsidieplafond van € 237.500.000 verhoogd met € 167.800.000 voor alle doelgroepen en met nog eens € 47.000.000 specifiek voor het primair en voortgezet onderwijs. Deze middelen staan op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

5. Uitvoering en handhaving

De regeling wordt uitgevoerd door RVO, in mandaat van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit houdt in dat RVO de aanvragen ontvangt, beoordeelt, de beschikkingen verstuurt en de uitbetaling doet.

Het Service Verbeterteam van RVO gaat aan de slag om het subsidieaanvraagproces zo soepel en eenvoudig mogelijk te maken. Aan de aanvraagvereisten worden geen tot weinig wijzigingen gedaan. Deze minimale eisen zorgen ervoor dat de subsidie rechtmatig verleend kan worden.

6. Consultatie en advies

6.1 Advies Adviescollege Regeldruk (hierna: ATR)

De ATR heeft op 14 december 2023 advies uitgebracht over de wijzigingsregeling DUMAVA ten behoeve van de derde openstelling. De ATR adviseerde de regeling vast te stellen, nadat met enkele adviespunten rekening was gehouden. De adviespunten zijn overgenomen. Deze wijzigingsregeling heeft geen verdere invloed op de regeldruk aangezien het een wijziging van de subsidieplafonds betreft. Daarom is deze wijziging niet opnieuw voorgelegd aan de ATR.

6.2. Consultatie VNG, IPO en UvW

De conceptregeling en toelichting zijn op 8 april 2024 ter consultatie voorgelegd aan het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW). Het IPO geeft aan geen aanleiding te zien om op de consultatie te reageren. De VNG geeft aan positief te zijn over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het amendement van het lid Boucke. Wel maakt de VNG zich zorgen over de in de consultatieversie opgenomen wijziging waarbij het maximale subsidiebedrag per m² gebruiksoppervlakte per labelsprong werd omgezet naar een maximaal bedrag voor projectkosten per m² gebruiksoppervlakte per labelsprong. De regeling zoals die ter consultatie is voorgelegd bevatte deze aftopping om ervoor te zorgen dat de hoogte van de gemelde kosten voor integrale projecten reëel en niet buitenproportioneel blijven. Naar aanleiding van de consultatiereactie wordt de aftopping voorlopig niet aangepast ten opzichte van de vorige wijziging van de DUMAVA en is deze wijziging uit de regeling gehaald.

6.3. Internetconsultatie

Op grond van het technische karakter van de wijzigingsregeling is afgezien van internetconsultatie.

7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 25 mei 2024. Hiermee wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden. De afwijking van de vaste verandermomenten en de minimale invoeringstermijn is gerechtvaardigd indien, gelet op de doelgroep of de jaarindeling, aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor- of nadelen worden voorkomen. Dit is hier het geval, omdat met de gekozen inwerkingtredingsdatum aanvragers nog in de tranche die 3 juni 2024 opengaat extra geld kunnen aanvragen ter verduurzaming. Er wordt gezorgd dat er meer subsidie beschikbaar is voor scholen waardoor het subsidieplafond voor deze doelgroep minder snel overschreden wordt. Ook wordt het reguliere subsidieplafond verhoogd zodat meer goede aanvragen kunnen worden gehonoreerd en dus niet afgewezen. De afwijking van de minimale invoeringstermijn is nodig om te zorgen dat de regeling nog in werking treedt vóór de derde tranche op 3 juni 2024 opengaat. Alleen op die wijze kunnen de genoemde nadelen worden voorkomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
1

Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XIII, nr. 13

X Noot
2

Stc. 2024, 5509.

Naar boven