Tijdelijke regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 24 mei 2024, nr. IENW/BSK-2024/144768, houdende vaststelling van regels voor de subsidiëring van activiteiten ter voorbereiding op de omschakeling naar de verwerking van circulaire plastics (Tijdelijke subsidieregeling omschakeling naar verwerking circulaire plastics)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, eerste en tweede lid, 6, zesde lid, 7, derde lid, 8, eerste en tweede lid, 10, tweede en vierde lid, 13, 15, eerste en vijfde lid, en 22, tweede lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

biogebaseerd plastic:

plastic waarvan de polymeerfractie voor minimaal 25 massaprocent afkomstig is uit biologische grondstoffen, inclusief bijproducten en reststromen die vrijkomen bij de verwerking van biologische grondstoffen;

circulaire plastics:

plasticrecyclaat en biogebaseerd plastic;

fossiele grondstoffen:

aardolie, aardgas of steenkool;

fossiele plastics:

plastics gemaakt op basis van fossiele grondstoffen en niet van plasticrecyclaat;

Kaderbesluit:

Kaderbesluit subsidies I en M;

plastic:

een materiaal bestaande uit polymeren waaraan additieven of vulstoffen kunnen zijn toegevoegd;

plasticrecyclaat:

plastics die verkregen zijn door een recyclingproces van kunststofafval dat afkomstig is van in de handel gebrachte kunststofproducten en die nieuw primair plastic kunnen vervangen;

productietest:

technische test gericht op het verwerken van circulaire plastics in de eigen producten;

verklaring de-minimissteun:

verklaring als bedoeld in Verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 2023/2831);

verwerker:

ondernemer die polymeren, waaraan additieven of vulstoffen kunnen zijn toegevoegd, verwerkt tot plastic deel- of eindproducten.

Artikel 2. Doel van de regeling

Deze regeling heeft tot doel verwerkers te stimuleren productietesten uit te voeren ter voorbereiding op de omschakeling van het verwerken van fossiele plastics naar het verwerken van meer circulaire plastics in het bestaande portfolio van plastic producten van de betreffende verwerker. Het percentage circulair plastic in de productietest dient een significante toename te zijn ten opzichte van hetgeen de verwerker reeds in het betreffende product toepast.

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

De Minister kan op aanvraag subsidie verstrekken aan verwerkers voor het binnen een jaar na de datum van subsidieverlening uitvoeren van één of meer productietesten en de daaraan direct verbonden activiteiten.

Artikel 4. Aanvrager

Een aanvraag wordt ingediend door een verwerker die is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, met een vestiging in Nederland.

Artikel 5. Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidieverlening komen uitsluitend na indiening van de subsidieaanvraag gemaakte kosten in aanmerking.

  • 2. De kosten van de activiteiten worden berekend door het aantal voorziene uren dat de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken eigen medewerkers ten behoeve van deze activiteiten maken te vermenigvuldigen met een vast uurtarief van € 60 waarin zowel de directe loonkosten als de daaraan toegerekende indirecte kosten zijn begrepen, eventueel te vermeerderen met:

    • a. voorziene kosten van het gebruik van bestaande apparatuur, indien deze in de administratie te onderscheiden zijn;

    • b. kosten van verbruikte materialen en van hulpmiddelen;

    • c. aan derden te betalen kosten op basis van offerte.

  • 3. In afwijking van het tweede lid komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

    • a. kosten voor marketing- en salesactiviteiten;

    • b. kosten van opleidingen.

Artikel 6. Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt 75 procent van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000.

Artikel 7. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt voor 2024 € 6.000.000.

  • 2. De Minister stelt het subsidieplafond voor de daaropvolgende jaren vast en maakt dit bekend in de Staatscourant voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het wordt vastgesteld.

Artikel 8. Wijze van verdeling

Het totale beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 9. Aanvraagperiode

Een aanvraag kan worden ingediend van 18 juni 2024, 9.00 uur tot en met 3 oktober 2024, 12.00 uur.

Artikel 10. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland met gebruikmaking van een daartoe door de Minister beschikbaar gesteld middel.

  • 2. De aanvraag om subsidieverlening bevat naast de in artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit genoemde gegevens en bescheiden een verklaring de-minimissteun en indien sprake is van aan derden te betalen kosten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder c, de betreffende offertes.

  • 3. In afwijking van artikel 10, vierde lid, aanhef en onderdeel f, van het Kaderbesluit hoeft de aanvraag niet een bewijs te bevatten dat de bankrekening op naam van de aanvrager staat.

Artikel 11. Afwijzingsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit wordt een subsidieaanvraag afgewezen indien:

  • a. eerder in hetzelfde kalenderjaar op grond van deze regeling subsidie is verstrekt aan de aanvrager;

  • b. geen productietest wordt uitgevoerd;

  • c. de activiteiten geen betrekking hebben op de verwerking van circulaire polymeren in plastic deel- of eindproducten;

  • d. de activiteiten betrekking hebben op de verwerking van elastomeren, thermoharders of composietmaterialen of de productie van composietmaterialen.

Artikel 12. Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger is verplicht om:

  • a. onverwijld een schriftelijke melding te doen zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

  • b. desgevraagd aan de hand van een per omgaande toe te zenden verslag van de uitgevoerde productietest of productietesten aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 13. Subsidievaststelling

Bij subsidieverstrekking wordt een beschikking tot subsidieverlening gegeven, met vermelding van de datum waarop de subsidie uiterlijk ambtshalve wordt vastgesteld.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding met dien verstande dat zij van toepassing blijft op voordien ingediende aanvragen om subsidie.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling omschakeling naar verwerking circulaire plastics.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze regeling worden bedrijven die polymeren, waaraan additieven of vulstoffen kunnen zijn toegevoegd, verwerken tot plastic deel- of eindproducten (hierna: verwerkers) financieel ondersteund bij de omschakeling van het gebruik van primair fossiele polymeren naar het gebruik van plasticrecyclaat en biogebaseerd plastic. Het betreft een regeling die laagdrempelig en eenvoudig toegankelijk moet zijn voor de verwerkers, een groep die voor het grootste deel uit (kleine) MKB-bedrijven bestaat.

De regeling is mede vormgegeven op basis van een aantal sessies met de Federatie Nederlandse Rubber- en Kunststofindustrie (branchevereniging NRK) en een studie door Partners for Innovation1, die in gezamenlijkheid met de NRK is uitgezet.

2. Hoofdlijnen van het voorstel

2.1 Aanleiding

De Nederlandse regering wil in 2030 55 procent minder CO2 uitstoten dan in 1990. Dit doel is vastgelegd in artikel 2, tweede lid, van de Klimaatwet. In de Klimaatnota van 2022 heeft het kabinet aangekondigd met extra maatregelen te komen om te kunnen voldoen aan dit reductiedoel.2 In april 2023 heeft het kabinet een beleidspakket aangekondigd met extra maatregelen om invulling te geven aan het reductiedoel.

Een van de maatregelen waartoe is besloten is invoeren van een nationale verplichting om fossiele polymeren te vervangen door recyclaat en/of biogebaseerde polymeren bij de productie van deel- of eindproducten voor de Nederlandse markt (hierna: nationale circulaire plastic norm).3 Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat bereidt in dat kader een wijziging voor van de Wet milieubeheer. In deze concept wijziging worden verwerkers van polymeren vanaf 2027 verplicht om een minimumpercentage fossiele grondstoffen te vervangen met recyclaat of biogebaseerde polymeren. Het nog vast te stellen percentage loopt vanaf 2027 op naar 25%–30% in 2030, eveneens nog nader vast te stellen.

Polymeren zijn chemische bouwstenen die worden gebruikt bij de verwerking van deel- of eindproducten, zoals plastic, rubber, verf en lijm. De concept wetgeving voorziet in stapsgewijze invoering, waarbij in 2027 de verplichting enkel geldt voor plastic.

In het kader van de nationale circulaire plastic norm zijn ook financiële middelen ter beschikking gesteld om het bedrijfsleven te helpen bij deze omschakeling. Een gedeelte van die financiële middelen is bedoeld om verwerkers te ondersteunen. Deze regeling valt onder dat doel.

2.2 Probleembeschrijving

Veel verwerkers van plastic zijn onvoldoende bekend met het toepassen van plasticrecyclaat en biogebaseerd plastic. Het merendeel van het recyclaat wordt toegepast door een beperkt aantal verwerkers in bepaalde productcategorieën (zoals bloempotten). Door de voorgenomen introductie van de plasticnorm in 2027 moeten alle verwerkers een bepaalde hoeveelheid recyclaat of biogebaseerd plastic gaan toepassen.

Hiervoor zijn aanpassingen nodig aan de productieprocessen en werkwijzen voor bestaande producten die het bedrijf al maakt. Afhankelijk van het product, de afzetmarkt, e.d. kunnen deze wijzigingen groot of relatief klein zijn. Onderhavige regeling richt zich op de kleine wijzigingen waarmee al veel winst te behalen is.

2.3 Concrete inhoud van regeling

Verwerkers kunnen subsidie aanvragen voor het uitvoeren en analyseren van één of meerdere productietesten met post consumer recyclaat of biogebaseerd plastic. De productietest(en) moet(en) als doel hebben om in het bestaande productportfolio van betreffende verwerker fossiel plastic te vervangen door post consumer recyclaat of biogebaseerd plastic. Hierbij dient gestreefd te worden naar een percentage van 25–30% zoals ook voorzien is voor de nationale circulaire plastic norm. Wanneer dit voor een verwerker niet haalbaar is, kan ook minder recyclaat of biogebaseerd plastic worden toegepast, zolang het gaat om een significante toename van het percentage circulaire plastics dat wordt toegepast door de desbetreffende verwerker.

De regeling voorziet in een subsidie die eenmalig per jaar mag worden toegekend met een maximaal bedrag van 25.000 euro per verwerker op basis van de voorziene activiteiten en de daaraan verbonden kosten die worden ingediend bij de aanvraag en ambtshalve vaststelling (subsidiearrangement 1 onder het uniform subsidiekader). Om zoveel mogelijk verwerkers de kans te geven in aanmerking te komen voor subsidie en ten behoeve van de eenvoud en de uitvoerbaarheid van de regeling, is in artikel 11 van de Regeling opgenomen dat een aanvraag wordt afgewezen indien in hetzelfde kalenderjaar eerder aan de verwerker subsidie is verstrekt op grond van deze regeling.

Het subsidiepercentage bedraagt 75% van de subsidiabele kosten en de regeling maakt gebruik van de-minimissteun. Dit laatste wil zeggen dat de subsidie niet als staatssteun wordt aangemerkt, mits de ontvanger niet meer dan € 300.000 aan overheidssteun heeft ontvangen in drie jaar tijd. De aanvrager dient hiervoor een de-minimissteunverklaring te ondertekenen en mee te sturen bij het indienen van de aanvraag.

Steekproefsgewijs kan worden gecontroleerd of de subsidieontvanger de te leveren prestatie, namelijk de productietest(en) heeft verricht. In artikel 12 is daarom de verplichting opgenomen om op verzoek per ommegaande een verslag toe te zenden van de uitgevoerde productietest.

De technische productietesten die gedaan moeten worden om de producten in het eigen portfolio van zoveel mogelijk circulaire plastics te maken, vormen de kern van de activiteiten in de regeling. Dat neemt niet weg dat ook de aan productietesten verbonden noodzakelijke activiteiten subsidiabel zijn. Hieronder vallen activiteiten als: inkoop van expertise of advies, inkoop van proefmatrijzen, uitvoeren eigen studies ter voorbereiding van de productietest, doen van kleine aanpassingen aan eigen apparatuur en matrijzen, uitvoeren van testen en testen van materialen bij of door derden. In voorkomende gevallen kan de verwerker ook een recycler of een eindgebruiker van het product een vergoeding geven voor het doen van testen aan testmaterialen of eindproducten.

De regeling is bedoeld voor verwerkers die naar verwachting per 2027 te maken krijgen met de nationale circulaire plastic norm en dus plastic deel- of eindproducten produceren. Projecten die betrekking hebben op de verwerking van elastomeren, thermoharders en composietmaterialen of de productie van composietmaterialen vallen in eerste instantie niet onder de nationale circulaire plastic norm. Die projecten vallen daarom niet onder de reikwijdte van deze regeling en zijn opgenomen als afwijsgrond in artikel 11.

3. Juridisch kader

De subsidieregeling is gebaseerd op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en het Kaderbesluit subsidies I en M.

4. Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen)

4.1 Gevolgen voor het milieu

Door primair fossiel plastic – plastic gemaakt van aardolie, aardgas of steenkool – te vervangen door plasticrecyclaat of biogebaseerd plastic kan per kilogram geproduceerd plastic gemiddeld een reductie van 2,5 kilogram CO2-uitstoot worden behaald.4 De CO2-reductie wordt behaald doordat er bij de grondstoffenwinning en het productieproces minder CO2 vrijkomt en er – door de toenemende vraag naar gerecycled plastic -minder plastic afval wordt verbrand. Deze regeling zelf dwingt niet af dat verwerkers recyclaat en biogebaseerd plastic gaan gebruiken, dat doet de wettelijke verplichting die voorzien is per 2027. Wel draagt deze regeling bij aan een soepele en tijdige omschakeling als gevolg van de wettelijke verplichting. Een tijdige omschakeling is noodzakelijk voor het slagen van de transitie naar circulair plastic. Indien bedrijven niet tijdig in staat zijn om het productieproces aan te passen, dan neemt het risico op productieverlies toe. Bedrijven kunnen dan meer geneigd zijn om te vertrekken naar het buitenland om de norm te ontwijken of om de productieactiviteiten neer te leggen omdat het niet haalbaar is om tijdig aan de norm te kunnen voldoen. Verwachting is ook dat Nederlandse verwerkers in 2030 – mede met behulp van deze subsidieregeling – juist positieve economische effecten hebben als gevolg van de norm omdat ze in staat zijn om naast de Nederlandse markt ook de Europese en mondiale markt te bedienen als koploper in circulair plastic.

4.2 Gevolgen voor administratieve lasten

De regeling heeft gevolgen voor de regeldruk voor bedrijven die subsidie willen ontvangen. De gevolgen voor de administratieve lasten zijn echter laag, het betreft uitvoeringsvariant 1, genaamd One Touch, van het Raamwerk Uitvoering Subsidies (RUS). Voor subsidies tot 25.000 euro wordt de subsidieverstrekking gekenmerkt door een eenmalig contactmoment tussen de aanvrager en de uitvoering. De inhoudelijke beoordeling is beperkt. Op de ingediende aanvragen vindt een lichte controle plaats. En na afronding van de projecten vinden er steekproefsgewijze controles plaats (op naar verwachting 5 tot 10% van de goedgekeurde aanvragen). De kosten van de regeling moeten nog nader worden vastgesteld, maar worden voor het eerste jaar geschat op 5%–15% van het subsidieplafond. Dit als gevolg van het feit dat voor deze regeling in het eerste jaar alles voorbereid, opgezet en ingeregeld moet worden. Voor de volgende subsidierondes zullen de kosten lager liggen (geschat op wordt op 5 á 10%).

De regeling heeft gevolgen voor de regeldruk voor bedrijven die subsidie willen ontvangen. Het gaat in het bijzonder om het voorbereiden en indienen van de subsidieaanvraag, het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten en het opstellen van een verslag van de uitgevoerde productietest. Dat verslag hoeft niet te worden ingediend, maar dient wel aanwezig te zijn voor steekproefsgewijze controle en om desgevraagd per omgaande te kunnen worden toegestuurd. Ten aanzien van de administratieve last wordt ingeschat dat de aanvrager de aanvraag binnen 1–4 uur opgesteld kan hebben en dat het maken van een beknopt testrapport 4 tot 8 uur kost. In totaal wordt de belasting per aanvraag voor de aanvrager geschat op 5 tot 12 uur.

5. Uitvoering

De regeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO). De aanvrager mag voor eigen rekening en risico starten met de activiteiten na indiening van de aanvraag. Echter pas na de ontvangst van de beschikking van RVO heeft de aanvrager duidelijkheid over het besluit op de aanvraag.

6. Toezicht en handhaving

Toezicht en handhaving worden uitgevoerd door RVO.

7. Financiële gevolgen

Deze regeling heeft als doel de verwerkers financieel te ondersteunen bij omschakeling van primair fossiel plastic naar recyclaat en biogebaseerd plastic. Dit heeft een (licht) positief financieel gevolg voor de verwerker. Met invoering van de nationale circulaire plastic norm zullen verwerkers sneller moeten omschakelen naar circulair plastic en daardoor kunnen omschakelkosten en een toename in productiekosten ontstaan. Deze regeling is bedoeld om een gedeelte van de omschakelkosten te financieren.

Daarnaast is de verwachting dat de nationale circulaire plastic norm in combinatie met de subsidies voor het versneld omschakelen naar circulair plastic de Nederlandse verwerkers helpt om in 2030, wanneer Europese verplichtingen voor percentages recyclaat ingaan in het verpakkingendomein, een voorsprong te hebben op hun Europese concurrentie en daarmee positieve economische effecten behalen.

Een verwerker kan op grond van artikel 5 geen hoger bedrag dan 25.000 euro subsidie krijgen. Dit maximale bedrag van 25.000 euro is gebaseerd op een schatting van experts uit de sector. Uit navraag bij de sector blijkt dat de gemiddelde kosten voor een productietest (inclusief daaraan gerelateerde werkzaamheden) ongeveer 34.000 euro bedragen, hetgeen bij een subsidiepercentage van 75% neerkomt op ongeveer 25.000 euro per aanvraag. Voor dit bedrag kunnen één of meerdere productietesten worden gedaan met circulaire plastics.

Voor de totale regeling is, inclusief uitvoeringskosten, in totaal 49 miljoen euro beschikbaar. Dit budget is over meerdere jaren richting 2030 begroot. In de aankomende jaren (2024–2030) kan minimaal zo’n 1.800 keer gebruik worden gemaakt van deze regeling (uitgaande van een geschatte 45 miljoen euro uit te keren subsidiebudget en 25.000 euro maximaal per bedrijf per jaar). Op basis van gesprekken met de sector is de schatting dat maximaal zo’n 800 bedrijven in aanmerking komen voor deze regeling. Echter, niet iedereen zal gebruik maken van de regeling, niet iedereen zal op hetzelfde moment gebruik willen maken van de regeling en niet iedereen zal met dezelfde intensiteit gebruik willen maken van deze regeling. Dit is onder andere afhankelijk van de grootte van het productportfolio van betreffende verwerker, de complexiteit van het product dat (gedeeltelijk) moet worden omgeschakeld naar circulaire plastics en de ervaring die de verwerker al heeft.

Voor het jaar 2024 is 6,9 miljoen euro, inclusief uitvoeringskosten, beschikbaar. Hiervoor kunnen minimaal 240 projecten worden gehonoreerd (uitgaande van een geschatte 6,0 miljoen euro uit te keren subsidiebudget en bij maximale subsidies van 25.000 euro). Na de eerste openstelling in 2024 zal worden bepaald hoe de openstelling van 2025 eruit zal zien. Bij veel belangstelling kunnen bijvoorbeeld bedrijven die nog niet aan de beurt zijn geweest voorrang krijgen. Ook kan besloten worden met twee openstellingsmomenten in het jaar te werken, om zoveel mogelijk bedrijven in de tijd in de gelegenheid te stellen om gebruik te maken van deze regeling.

8. Evaluatie

De regeling wordt eerst eind 2024 kort geëvalueerd op 1) uitputting budget en 2) wijziging voor volgende openstelling in 2025. Eind 2026 vindt een evaluatie plaats over de behaalde resultaten.

9. Advies en consultatie

9.1 Internetconsultatie

Naast ondersteunende reacties zijn er met name vragen om verduidelijking en wijziging van de regeling. Verduidelijkingen zijn verwerkt in deze paragraaf en wanneer nodig in andere paragrafen van deze toelichting. Verzoeken tot wijzigingen zijn eveneens in deze paragraaf becommentarieerd en waar nodig is de regeling of de toelichting aangepast.

Verzoek tot wijziging regeling

Het verzoek om de doelgroep van de regeling uit te breiden tot recyclers, afnemers (brandowners) of de gehele keten, wordt niet overgenomen. De regeling is specifiek bedoeld voor verwerkers, omdat de nationale circulaire plastic norm op hen van toepassing zal zijn. Wel mogen verwerkers een recycler of een eindgebruiker van het product een vergoeding geven voor het doen van testen aan testmaterialen of eindproducten en de vergoeding is dan subsidiabel. Paragraaf 2.3 is hierop verduidelijkt.

Het verzoek om de reikwijdte van de regeling uit te breiden naar thermoharders, elastomeren, vezels en composieten wordt niet overgenomen. Dit is expliciet gemaakt in artikel 11 en in paragraaf 2.3 van de toelichting.

Het verzoek om de maximaal toe te kennen subsidie te verhogen, wordt niet overgenomen. De regeling is niet bedoeld als investeringssubsidie.

Het verzoek om de regeling langer open te laten staan wordt niet overgenomen. De regeling is reeds meerjarig. Partijen die niet in staat blijken om binnen de openstellingstermijn een aanvraag in te dienen, kunnen begin 2025 een aanvraag indienen, of in de jaren daarna.

Aan het verzoek om subsidiabele activiteiten uit te breiden is gehoor gegeven door in de toelichting explicieter aan te geven dat ook kosten gemaakt voor proefmatrijzen en kleine aanpassingen aan matrijzen subsidiabel zijn. Tevens is besloten om de grens van maximaal 50% subsidiabele kosten ten behoeve van extern advies te laten vervallen. Uit nadere consultatie met de sector blijkt dat dit de regeling minder effectief maakt voor met name kleinere MKB-bedrijven, die voor veel activiteiten afhankelijk zijn van externe adviseurs.

Verduidelijkingen

Op basis van de reacties op de internetconsultatie zijn de volgende zaken verduidelijkt:

  • De definitie van biogebaseerd plastic is aangepast in artikel 1.

  • In paragraaf 2.3 van de toelichting is verduidelijkt wat de verwachtingen zijn ten aanzien van de hoeveelheid ingezet circulair plastic.

  • In artikel 2 en paragraaf 2.3 van de toelichting is verduidelijkt dat de regeling van toepassing is op het bestaande productportfolio.

  • Er gelden geen voorwaarden voor de herkomst van het recyclaat. Wel dient het te gaan om post consumer recyclaat. Dit is verduidelijkt in de definitie van plasticrecyclaat in artikel 1 en in paragraaf 2.3 van de toelichting.

  • De subsidieregeling is niet van toepassing op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: BES). De regeling beoogt verwerkers van polymeren te stimuleren zich voor te bereiden op de invoering van de nationale circulaire-plasticnorm. Het voorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer waarbij deze plasticnorm wordt ingevoerd is tot en met 31 mei 2024 in internetconsultatie geweest. Wordt dit voorstel tot wet verheven dan krijgen in Europees Nederland gevestigde verwerkers van polymeren verplichtingen opgelegd met betrekking tot de verwerking van plasticrecyclaat en biogebaseerd plastic. De Wet milieubeheer is niet van toepassing op de BES en dus de wijziging daarvan evenmin. Aldaar gevestigde verwerkers van polymeren krijgen dan ook geen overeenkomstige verplichtingen opgelegd, zodat geen aanleiding bestaat hen middels een subsidieregeling te stimuleren zich daarop voor te bereiden.

9.2 Advies van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

10. Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op de dag na publicatie en vervalt vijf jaar nadien. Er wordt een uitzondering gemaakt op de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn nu dit, gelet op de doelgroep en de jaarindeling, aanmerkelijke ongewenste private nadelen voorkomt.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

‘Gevolgen Nationale Circulaire Plastics Norm’, 29 september 2023, Partners for Innovation

X Noot
2

Kamerstukken II 2022/23, 32 813, nr. 1112.

X Noot
3

Kamerstukken II 2022/23, 32 813, nr. 1230.

Naar boven