Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 10 januari 2024, nummer WBV 2024/2, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C7/28 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

28. Het asielbeleid ten aanzien van de Palestijnse Gebieden

28.1. Besluitmoratorium

Er geldt een besluitmoratorium in de zin van artikel 43, eerste lid, Vw voor (staatloze) Palestijnen uit de Palestijnse Gebieden (Gaza en de Westelijke Jordaanoever).

28.2. De (staatloze) Palestijn uit de Palestijnse Gebieden die kort voor indiening van de asielaanvraag in Nederland daadwerkelijk bescherming of bijstand heeft genoten van de UNRWA

Voor wat betreft de (staatloze) Palestijn die onder het mandaat van de UNRWA valt, is het gestelde in paragraaf C2/3.2 Vc onder de titel ‘artikel 1D Vluchtelingenverdrag’ van toepassing.

Voor Gaza neemt de IND aan dat UNRWA weliswaar aldaar actief is maar dat zij in veel gevallen geen daadwerkelijke bescherming en bijstand kan bieden. Als een (staatloze) Palestijn stelt dat de UNRWA in Gaza niet de levensomstandigheden kan bieden die stroken met de opdracht waarmee zij is belast, vindt een individuele beoordeling plaats als bedoeld in C2/3.2 Vc.

28.3. Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

Het beleid in deze paragraaf is van toepassing op (staatloze) Palestijnen die niet onder het mandaat van de UNRWA vallen en (staatloze) Palestijnen die wel onder het mandaat van de UNRWA vallen maar aan wie artikel 1D niet kan worden tegengeworpen.

28.3.1. Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

Geen bijzonderheden

28.3.2. Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

Geen bijzonderheden

28.4. Ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw

Het beleid in deze paragraaf is van toepassing op alle (staatloze) Palestijnen, ongeacht of zij onder het mandaat van de UNRWA vallen.

28.4.1. Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden

28.4.2. Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden

28.4.3. Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden

28.4.4. Overig

Op asielaanvragen die door de IND voor 7 oktober 2023 zijn ontvangen, kan worden beslist ondanks het besluitmoratorium, als:

  • vóór de dag waarop het besluitmoratorium in de Staatscourant is gepubliceerd al een nader gehoor is afgenomen; en

  • aan de (staatloze) Palestijn artikel 1D Vluchtelingenverdrag niet kan worden tegengeworpen en om die reden deze (staatloze) Palestijn in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning in de zin van artikel 29, eerste lid onder a, Vw.

28.5. Bescherming

Het beleid in deze paragraaf is eveneens van toepassing op alle (staatloze) Palestijnen.

28.5.1. Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

De IND neemt aan dat het voor (staatloze) Palestijnen uit de Palestijnse Gebieden niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten of internationale organisaties te verkrijgen. Dit is alleen anders als uit concrete en individualiseerbare aanknopingspunten blijkt dat het voor de vreemdeling wel mogelijk is om de bescherming van de autoriteiten of internationale organisaties te verkrijgen. De bewijslast voor het tegenwerpen van de bescherming van de autoriteiten of internationale organisaties ligt in eerste instantie bij de IND.

28.5.2. (Binnenlands) beschermingsalternatief in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

De IND neemt aan dat er voor (staatloze) Palestijnen uit de Palestijnse Gebieden geen (binnenlands) beschermingsalternatief aanwezig is. Tenzij uit de individuele zaak blijkt dat er concrete aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de vreemdeling zich wel elders binnen de Palestijnse Gebieden kan vestigen. De bewijslast voor het tegenwerpen van een (binnenlands) beschermingsalternatief ligt in eerste instantie bij de IND.

28.6. Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

De IND beoordeelt aan de hand van paragraaf B8/6 Vc of adequate opvang voor amv’s aanwezig is.

In zijn algemeenheid geldt in de Palestijnse Gebieden dat:

  • de algemene opvangvoorzieningen voor de opvang van alleenstaande minderjarigen vreemdelingen niet beschikbaar en/of toereikend zijn; en

  • de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang.

In individuele gevallen kan echter uit nader onderzoek blijken dat adequate opvang beschikbaar is en kan worden gerealiseerd.

28.7 Vertrekmoratorium

Er is een vertrekmoratorium in de zin van artikel 45, vierde lid, Vw van toepassing voor vreemdelingen die terug moeten keren naar de Palestijnse Gebieden (Gaza en de Westelijke Jordaanoever).

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 januari 2024

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A.W.H. Bertram directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

ARTIKELSGEWIJS

A

Bij brief aan de Tweede Kamer van 19 december 2023 (kenmerk: 5004236) heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aangegeven dat hij, gezien de actuele situatie in de Palestijnse Gebieden (Gaza en de Westelijke Jordaanoever), besloten heeft een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen voor de duur van zes maanden. Het besluitmoratorium geldt voor (staatloze) Palestijnen afkomstig uit de Palestijnse Gebieden. Het vertrekmoratorium komt in de regel te gelden voor vreemdelingen die naar de Palestijnse Gebieden moeten terugkeren. Hierbij geldt dat énkel de Palestijnse Gebieden in het terugkeerbesluit staan genoemd.

Met het instellen van een besluitmoratorium wordt door de IND in zaken van (staatloze) Palestijnse vreemdelingen uit de Palestijnse Gebieden voor de duur van het moratorium in beginsel geen besluit genomen. De beslistermijnen van lopende asielaanvragen en van asielaanvragen die tijdens het moratorium worden ontvangen, worden verlengd met een jaar tot een maximum van 21 maanden. Deze maatregel geldt voor alle asielaanvragen, ongeacht of op het moment van het instellen van het besluitmoratorium de wettelijke beslistermijn al dan niet was verstreken. Als deze termijn in een individuele zaak verstrijkt tijdens het besluitmoratorium beslist de IND in beginsel positief, omdat het risico bij terugkeer niet goed beoordeeld kan worden.

Het instellen van het besluitmoratorium geeft de IND weliswaar de mogelijkheid om beslissingen op asielzaken aan te houden, maar dit is geen verplichting. De Staatssecretaris heeft in zijn eerder aangehaalde brief aan de Tweede Kamer te kennen gegeven dat de IND een verblijfsvergunning asiel kan verstrekken in zaken van (staatloze) Palestijnen die onder de reikwijdte van het moratorium vallen en waarin de asielaanvraag vóór 7 oktober 2023 is ontvangen. Bijkomende voorwaarde is dat vóór de dag van de publicatie van het besluitmoratorium in de Staatscourant al een nader gehoor is afgenomen en dat hieruit voldoende blijkt dat betrokkene onder het mandaat van de UNRWA valt en artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag niet aan hem kan worden tegengeworpen. Dit betreft daarmee (staatloze) Palestijnen die kort voor de komst naar Nederland de bescherming en bijstand van de UNRWA hebben ontvangen en die om redenen buiten hun invloed en onafhankelijk van hun wil uit het werkgebied van de UNRWA hebben moeten vertrekken.

Voor de verdere motivering van het besluit tot instellen van het besluit- en vertrekmoratorium wordt verwezen naar de hierboven genoemde brief aan de Tweede Kamer en de bijbehorende beslisnota.

Het besluit tot instelling van het besluit- en vertrekmoratorium treedt in werking een dag na publicatie in de Staatscourant en werkt terug tot en met 19 december 2023.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A.W.H. Bertram directeur-generaal Migratie

Naar boven