Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 3 mei 2024, nummer WBN 2024/2, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap, de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap;

Besluit:

ARTIKEL I

De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 1 Toelichting ad artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden:

Paragraaf 1. Samenvatting openbare-ordebeleid

Hieronder wordt uiteengezet wanneer ernstige vermoedens bestaan dat de vreemdeling een gevaar oplevert voor de openbare orde of de veiligheid van het Koninkrijk. Daarbij staan centraal de verwachtingen over het toekomstige gedrag van de vreemdeling. Die verwachtingen worden gebaseerd op zijn gedrag in het heden en het recente verleden. Samengevat komt het beleid erop neer dat de naturalisatie of optie wordt geweigerd, als:

  • 1. de verblijfstitel op grond van de Vreemdelingenwet 2000 kan worden ingetrokken (zie paragraaf 3);

  • 2. er ten aanzien van de vreemdeling is geconcludeerd dat artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag van toepassing is (zie paragraaf 2);

  • 3. er op het moment van indiening van het verzoek/afleggen van de optieverklaring of de beslissing daarop, serieuze verdenkingen bestaan dat de vreemdeling een misdrijf heeft gepleegd waarop nog een sanctie kan volgen (zie onder 4). Met sanctie wordt niet alleen bedoeld iedere straf als bedoeld in artikel 9 van het Wetboek van Strafrecht (bijvoorbeeld een geldboete, taak-, bijkomende of gevangenisstraf) die door de strafrechter is opgelegd, maar ook bijvoorbeeld strafbeschikkingen of transacties (door politie of Openbaar Ministerie (OM) opgelegde boetes). Daarbij is niet relevant of de sanctie voorwaardelijk is opgelegd, en evenmin of de tenuitvoerlegging geheel of gedeeltelijk door gratie is kwijtgescholden. Alleen in zeer bijzondere omstandigheden is afwijking van het onderstaande mogelijk. Van een serieuze verdenking is onder meer sprake, als:

    • a. tegen de vreemdeling proces-verbaal wegens misdrijf is opgemaakt, en de strafzaak niet is beëindigd of de strafbeschikking niet is uitgevaardigd;

    • b. tegen de vreemdeling een strafzaak wegens misdrijf openstaat;

    • c. de vreemdeling zich nog in de proeftijd bevindt. Een proeftijd kan worden verbonden aan een voorwaardelijk sepot, een voorwaardelijke veroordeling of voorwaardelijke gratie; of

    • d. er sprake is van een nog niet onherroepelijk geworden strafvonnis;

  • 4. in de periode van vijf jaar direct voorafgaande aan de indiening van het verzoek/de afgelegde optieverklaring of de beslissing daarop, een sanctie ter zake van een misdrijf is opgelegd of ten uitvoer is gelegd (zie paragraaf 5). Met sanctie wordt hier ook bedoeld iedere:

    • a. vrijheidsbenemende straf of maatregel;

    • b. taakstraf van 36 uur of meer, dan wel meerdere taakstraffen van 18 uur of meer, met een totaal van 54 uur of meer;

    • c. vermogenssanctie (strafbeschikking, transactie, geldboete of maatregel strekkend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel) van € 900,– of meer dan wel meerdere vermogenssancties van € 450,– of meer, met een totaal van € 1.350,– of meer;

    • d. een andere straf als bedoeld in artikel 9 WvSr.

  • 5. de huwelijkspositie in strijd is met de civielrechtelijke openbare orde.

    Hiervan is sprake als de vreemdeling polygaam gehuwd is. De Nederlandse openbare orde verzet zich tegen het voltrekken en voortbestaan van een polygaam huwelijk van een vreemdeling op het moment waarop deze het Nederlanderschap verkrijgt of heeft verkregen (zie onder artikel 6 en 8 RWN);

  • 6. er ernstige vermoedens bestaan dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de veiligheid van het Koninkrijk. Hierbij moet in de eerste plaats worden gedacht aan informatie neergelegd in een ambtsbericht van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

B

Paragraaf 4 Toelichting ad artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden:

Paragraaf 4. Afwijzing als er serieuze verdenkingen bestaan dat de vreemdeling een misdrijf heeft gepleegd waarop nog een sanctie kan volgen

De woorden ‘ernstige vermoedens’ in het onderhavige artikellid geven aan dat niet alleen misdrijven waarvoor de vreemdeling al onherroepelijk is veroordeeld in aanmerking moeten worden genomen, maar ook misdrijven waarvan hij op goede gronden wordt verdacht en waarop alsnog een sanctie kan volgen.

Met ‘sanctie’ wordt hier niet alleen bedoeld een straf (bijvoorbeeld geldboete, taakstraf of gevangenisstraf) of een maatregel strekkend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel die door de strafrechter is opgelegd, maar ook uitgevaardigde strafbeschikkingen of door de politie of het OM opgelegde boeten. De vreemdeling mag weliswaar niet voor schuldig worden gehouden zolang dat niet is komen vast te staan, maar dat brengt niet met zich mee dat een serieuze verdenking ter zake van een misdrijf irrelevant is. De wet bepaalt immers dat weigering van naturalisatie of optie moet plaatsvinden, als op grond van het gedrag van de vreemdeling ernstige vermoedens bestaan dat hij een gevaar oplevert voor de openbare orde. Als naderhand blijkt dat de ernstige vermoedens toch niet hebben geleid tot een sanctie, zal dat bij de verdere behandeling van de naturalisatie- of optieprocedure worden betrokken.

Aanleiding voor het aannemen van een serieuze verdenking kan bijvoorbeeld zijn een tegen de vreemdeling wegens een misdrijf opgemaakt proces-verbaal (kan onder meer blijken uit de informatie verkregen via de bevraging om inlichtingen uit Basisvoorziening Informatie – Integrale Bevraging (BVI-IB) van de Nationale Politie) of de vermelding op het uittreksel van de Justitiële documentatiedienst (JDD) van een openstaande strafzaak ter zake van een misdrijf.

Ook als de vreemdeling al is veroordeeld voor een misdrijf of jegens hem ter zake van een misdrijf een strafbeschikking is uitgevaardigd, maar hij tegen het vonnis in hoger beroep is gegaan of verzet heeft aangetekend tegen de strafbeschikking, is de strafzaak nog niet onherroepelijk afgedaan en is er nog steeds sprake van een serieuze verdenking. Het is mogelijk dat de vreemdeling in hoger beroep wordt veroordeeld tot een andere straf.

Iedere openstaande vermogenssanctie (geldboete, transactie, strafbeschikking of maatregel strekkend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel) van minder dan € 900,–, of openstaande taakstraf van minder dan 36 uur, leidt niet tot weigering van naturalisatie of optie, omdat dit op zichzelf geen beletsel vormt voor optie of naturalisatie. Het is daarbij niet relevant of al een rechtsmiddel is aangewend tegen de sanctie. Evenmin is relevant of er sprake is van een voorwaardelijk opgelegde vermogenssanctie van minder dan € 900,– of voorwaardelijke opgelegde taakstraf van minder dan 36 uur en de optant of naturalisandus zich in dit geval nog in een proeftijd bevindt.

Let op dat cumulatie van boetes van € 450,– of meer, tot een totaal van € 1.350,– of meer, of cumulatie van taakstraffen van 18 uur of meer, tot een totaal van 54 uur of meer, wel kan leiden tot weigering van de naturalisatie of optie (zie paragraaf 1 en 5 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN).

Verder is er sprake van ernstige vermoedens als de vreemdeling zich nog in de proeftijd bevindt, tenzij de proeftijd is verbonden aan een voorwaardelijke vermogenssanctie van minder dan € 900,– of een voorwaardelijke taakstraf van minder dan 36 uur. Een proeftijd kan worden verbonden aan een voorwaardelijk sepot, een voorwaardelijke veroordeling of een voorwaardelijke gratie. Als de vreemdeling zich niet houdt aan de voorwaarden, kan alsnog strafvervolging worden ingesteld of kan de gratie ongedaan worden gemaakt.

Van belang is dat een afwijzende beslissing nimmer kan worden gebaseerd op alleen een enkel proces-verbaal. Een proces-verbaal leidt immers niet altijd tot het opleggen van een sanctie. Wel vormt het proces-verbaal aanleiding om een nader onderzoek in te stellen. Zolang niet vast staat dat de vreemdeling geen gevaar oplevert voor de openbare orde, kan hij geen Nederlander worden. Telkens zal zorgvuldig moeten worden onderzocht of er goede redenen aanwezig zijn om aan te nemen dat het vermeende misdrijf zal kunnen leiden tot een sanctie.

C

Paragraaf 5 Toelichting ad artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden:

Paragraaf 5. Afwijzing als in de periode van vijf jaar direct voorafgaande aan het verzoek om naturalisatie of optieverklaring (of de beslissing daarop) een sanctie ter zake van een misdrijf is opgelegd of ten uitvoer gelegd

De vreemdeling mag in de periode van vijf jaren (de zogenaamde rehabilitatietermijn van vijf jaar) direct voorafgaande aan het verzoek om naturalisatie of optieverklaring of de beslissing daarop niet onderworpen zijn geweest aan sanctionering van een misdrijf of aan de gevolgen daarvan. Daarbij geldt dat de volgende sancties leiden tot weigering van naturalisatie of optie:

  • a. iedere vrijheidsbenemende straf of maatregel (onder meer gevangenisstraf en TBS), ongeacht de duur daarvan;

  • b. iedere taakstraf van 36 uur of meer, dan wel meerdere taakstraffen van 18 uur of meer, met een totaal van 54 uur of meer;

  • c. iedere vermogenssanctie (geldboete, transactie, strafbeschikking of maatregel strekkend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel) van € 900,– of meer, dan wel meerdere vermogenssancties van € 450,– of meer, met een totaal van € 1.350,– of meer;

  • d. een andere straf als bedoeld in artikel 9 WvSr.

Daarbij is niet van belang:

  • a. of het misdrijf aan de strafrechter is voorgelegd en door een strafrechter bewezen is verklaard. Een misdrijf is ook relevant, als de strafvervolging nog loopt, of als het misdrijf (buiten de strafrechter om) is afgesloten met bijvoorbeeld een transactie of als terzake van het misdrijf een strafbeschikking is uitgevaardigd, of als de strafzaak nog openstaat (zie paragraaf 4 voor uitzonderingen bij openstaande vermogenssancties);

  • b. waar het misdrijf is gepleegd. Ook in het buitenland gepleegde misdrijven tellen mee;

  • c. of het feit is gepleegd voordat of nadat de vreemdeling tot Nederland is toegelaten;

  • d. of de vreemdeling ten tijde van het misdrijf minder- of meerderjarig was.

De naturalisatie of optie wordt geweigerd, als er binnen vijf jaren voor de indiening van het verzoek dan wel het afleggen van de optieverklaring of de beslissing daarop zo’n sanctie is opgelegd. Daarbij is niet van belang:

  • a. of de sanctie voorwaardelijk of onvoorwaardelijk is opgelegd (zie paragraaf 4 voor uitzonderingen bij voorwaardelijk opgelegde vermogenssancties en taakstraffen);

  • b. of er na het opleggen van de sanctie geheel of gedeeltelijk, of voorwaardelijk of onvoorwaardelijk, gratie is verleend.

De naturalisatie of optie wordt ook geweigerd, als er in die periode van vijf jaar een sanctie ten uitvoer is gelegd. De sanctie is tenuitvoergelegd:

  • a. ingeval van vrijheidsbenemende straf of maatregel: op de datum van invrijheidstelling;

  • b. ingeval van taakstraf: op de datum waarop de taakstraf is voltooid;

  • c. ingeval van vermogenssanctie: op de datum waarop de geldboete of transactie is betaald;

  • d. ingeval van een opgelegde maatregel tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel: op de datum waarop de betaling van de vordering heeft plaatsgevonden;

  • e. in geval van iedere andere straf (dan hierboven vermeld) als bedoeld in artikel 9 WvSr: op de datum dat de opgelegde straf niet langer op de vreemdeling van toepassing is.

Ad e

Het betreft hier bijkomende straffen zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, WvSR. In dat geval gaat de rehabilitatietermijn lopen op het moment dat de ontzegging van bepaalde rechten niet meer op de vreemdeling van toepassing is. In het voorbeeld van een ontzegging van de rijbevoegdheid start de rehabilitatietermijn dus als de ontzegging is afgelopen. In het geval van een verbeurdverklaring of openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak, start de rehabilitatietermijn als de verbeurdverklaring of openbaarmaking heeft plaatsgevonden.

Het is van belang dat de vreemdeling zelf stukken overlegt waaruit blijkt op welke datum de sanctie ten uitvoer is gelegd, dus de vreemdeling in vrijheid is gesteld, het bedrag heeft betaald of de taakstraf heeft voltooid.

Voorwaardelijke straf en proeftijd: als sprake is van een voorwaardelijk opgelegde straf waaraan een proeftijd is verbonden, moet de proeftijd zijn verstreken voordat de vreemdeling in aanmerking kan komen voor naturalisatie of optie. Als de vreemdeling gedurende de proeftijd heeft voldaan aan de algemene voorwaarde dat hij niet opnieuw strafbare feiten pleegt, en de voorwaardelijk opgelegde straf dus niet alsnog ten uitvoer wordt gelegd, begint de rehabilitatietermijn (achteraf bezien) op het moment waarop de uitspraak onherroepelijk is geworden. Er is immers geen sprake van de tenuitvoerlegging van de straf. Als de vreemdeling gedurende de proeftijd heeft voldaan aan bijzondere voorwaarden (bijvoorbeeld betaling van een geldsom of het verrichten van arbeid) begint de rehabilitatietermijn op het moment waarop die bijzondere voorwaarde is vervuld. (Zie paragraaf 4 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN voor uitzonderingen bij voorwaardelijk opgelegde vermogenssancties).

Als de vreemdeling in één strafrechtelijke procedure voor verschillende gevoegde feiten (verschillende misdrijven of een combinatie van misdrijven en overtredingen) is veroordeeld tot één enkele straf, die gelijk is aan of uitstijgt boven de hierboven gegeven norm, wordt de naturalisatie of optie geweigerd.

D

Paragraaf 5.2 Toelichting ad artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden:

Paragraaf 5.2. Transacties en strafbeschikkingen

Een enkele transactie of strafbeschikking ter zake van een misdrijf leidt tot weigering van naturalisatie of optie, als de geldboete € 900,– of meer bedraagt, of de voorwaarde voor transactie of van de strafbeschikking een taakstraf is. De rehabilitatietermijn van vijf jaar vangt aan als het bedrag is betaald of de taakstraf is vervuld. Meerdere transacties of strafbeschikkingen ter zake van misdrijf, van ieder ten minste € 450,– leiden tot weigering van de naturalisatie of optie, als de som van deze transacties of strafbeschikkingen in de periode van vijf jaar direct voorafgaande aan het naturalisatieverzoek dan wel de aflegging van de optieverklaring of de beslissing daarop € 1.350,– of meer bedraagt. Hetzelfde geldt voor de combinatie van transactie(s), strafbeschikking(en), geldboete(n) en maatregel(en) tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Voor de afdoening van misdrijven is niet altijd een uitspraak van de strafrechter nodig. Ongeveer een derde van de misdrijfzaken wordt door middel van een transactie afgedaan. Het gebruik van transacties is in hoge mate vastgelegd in richtlijnen van het OM. Een transactie voor een misdrijf is een alternatieve vorm van sanctie, zij het dat die sanctie niet na berechting en niet door de strafrechter wordt opgelegd, en dat de vrijwillige instemming van de verdachte is vereist. Met de transactie geeft de Nederlandse overheid aan voldoende belang te hechten aan sanctionering van het misdrijf. De ernst van het misdrijf komt tot uiting in de hoogte van het transactiebedrag, waarmee de verdachte strafvervolging kan afkopen. Dat voorstel mag uitsluitend worden gedaan als een veroordeling door de rechter in een gewone strafrechtelijke procedure ook daadwerkelijk haalbaar is. Als langs de weg van de gewone procedure geen sanctionering zou kunnen volgen, behoort een transactieaanbod achterwege te blijven. De verdachte hoeft niet op het voorstel in te gaan en kan kiezen voor behandeling door de strafrechter. De transactie houdt formeel weliswaar geen erkenning door de verdachte in dat hij het strafbare feit heeft gepleegd – en de mogelijkheid is dus aanwezig dat de verdachte het feit ter zake waarvan verdenking is gerezen niet heeft gepleegd en slechts ingaat op het transactievoorstel om van de zaak af te zijn, bijvoorbeeld om het openbaar terechtstaan, het opmaken van een strafblad, de civielrechtelijke bewijspositie van de veroordeelde en onzekerheid over de uitkomst van het strafgeding te voorkomen – maar voor iedere transactie is de vrijwillige instemming van de verdachte met de transactie essentieel. Het prijsgeven van rechtsbescherming door de strafrechter en de mogelijkheid van vrijspraak of lagere strafoplegging, geschiedt vrijwillig. In sommige gevallen (artikel 74a WvSr) kan een door de verdachte aangeboden transactie ook niet door het OM worden geweigerd. Bovendien gaat het in naturalisatie- en optiezaken om relatief hoge bedragen (€ 900,– of meer, dan wel ingeval van herhaalde misdrijven € 450,– of meer, als de som van deze transacties of strafbeschikkingen in de periode van vijf jaar direct voorafgaande aan het naturalisatieverzoek dan wel de aflegging van de optieverklaring of de beslissing daarop € 1.350,– of meer bedraagt) dat voorshands niet kan worden aangenomen dat de vreemdeling (telkenmale) onschuldig transigeert om van de zaak af te zijn. Ook in het krachtens artikel 16, eerste lid aanhef en onder d, Vw 2000 (nader uitgewerkt in artikel 3.77 van het Vreemdelingenbesluit 2000) gevoerde toelatingsbeleid leiden transacties ter zake van misdrijven tot de afwijzing van een aanvraag om een verblijfsvergunning.

Met ingang van 1 februari 2008 is een regeling betreffende het buitengerechtelijk afdoen van strafbare feiten door middel van een strafbeschikking van kracht geworden. De strafbeschikking berust op een schuldvaststelling. De strafbeschikking kan worden uitgevaardigd door de officier van justitie of door aangewezen opsporingsambtenaren of bestuursorganen. Naast het Openbaar Ministerie (OM) en politie hebben ook gemeenten en buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) de bevoegdheid gekregen strafbeschikkingen uit te vaardigen. In de strafbeschikking kunnen straffen en maatregelen worden opgelegd en aanwijzingen worden gegeven. De straffen en maatregelen kunnen zijn een taakstraf van ten hoogste honderdtachtig uren, een geldboete, onttrekking aan het verkeer, de verplichting tot betaling aan de staat van een som geld ten behoeve van het slachtoffer en de ontzegging van de rijbevoegdheid voor ten hoogste zes maanden. Als degene jegens wie een strafbeschikking is uitgevaardigd het daar niet mee eens is, kan hij bij het OM verzet instellen. Hierdoor komt de zaak alsnog voor de rechter, die deze in volle omvang beoordeelt. De huidige transactie zal – gefaseerd – worden vervangen door de strafbeschikking. De transactie en de strafbeschikking zullen de komende vijf jaar naast elkaar blijven bestaan. De regeling van de strafbeschikking is, net als die van de transactie, van toepassing op overtredingen en op misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld van niet meer dan zes jaar. De regeling van de strafbeschikking is te vinden in de artikelen 257a–257h van het Wetboek van Strafvordering.

E

Paragraaf 5.3 Toelichting ad artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden:

Paragraaf 5.3. Cumulatie van sancties

Het zou onrechtvaardig zijn dat de vreemdeling die zich regelmatig schuldig maakt aan misdrijven, maar die daarvoor telkenmale sancties krijgt opgelegd van minder dan € 900,– wel, en de vreemdeling die eenmalig een misdrijf heeft begaan waarvoor hij met een boete van € 900,– of meer is bestraft gedurende vijf jaren nadien niet voor naturalisatie of optie in aanmerking komt. Met de cumulatieregeling is beoogd aan deze onrechtvaardigheid tegemoet te komen. Als de vreemdeling binnen een bepaald tijdsbestek wegens herhaalde misdrijven is gesanctioneerd, kan daarmee rekening worden gehouden. Om te voorkomen dat een opeenstapeling van vermogenssancties ter zake van diverse misdrijven (te snel) tot weigering van naturalisatie of optie leidt, is per sanctie een minimumbedrag van € 450,– vastgesteld. Deze ondergrens van € 450,– is gebaseerd op (in richtlijnen van het OM opgenomen vermogenssancties die kunnen worden opgelegd ter zake van) misdrijven, waarvan bij herhaling kan worden aangenomen dat er sprake is van ernstige vermoedens van gevaar voor de openbare orde. Met het totaalbedrag van € 1.350,– is beoogd te voorkomen dat een te gering aantal sancties uiteindelijk toch tot weigering van naturalisatie of optie zal gaan leiden.

Ten slotte is er ook in de tijd een grens gesteld: de sancties die zich voor cumulatie lenen, moeten binnen een tijdsbestek van vijf jaar direct voorafgaande aan de aanvraag of de beslissing daarop, zijn opgelegd of tenuitvoergelegd. Deze termijn sluit aan bij de hieronder behandelde rehabilitatietermijn. Niet doorslaggevend is daarom de datum waarop de misdrijven zijn gepleegd.

F

Paragraaf 5.5 Toelichting ad artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden:

Paragraaf 5.5. Taakstraffen

Een taakstraf is een van de hoofdstraffen in artikel 9 WvSr. Met de volgordelijke plaats van de taakstraf direct onder de twee vrijheidsbenemende straffen, maar boven de geldboete heeft de strafwetgever aangegeven dat de sanctie ‘taakstraf’ als een zwaardere sanctie dan een geldboete moet worden gezien. Toch kan bij veel misdrijven zowel een geldboete als een taakstraf worden opgelegd. De keuze voor de ene of de andere strafsoort hangt af van de omstandigheden van het geval en niet alleen van de ernst van het misdrijf. Mede daarom is net als bij vermogenssancties een ondergrens aangebracht op basis van de omzettabel van het OM. De ondergrens omvat dat bij elke taakstraf van 36 uur of meer, dan wel meerdere taakstraffen van 18 uur of meer, met een totaal van 54 uur of meer, ongeacht de vraag of het voorwaardelijk of onvoorwaardelijk is opgelegd, de taakstraf wordt tegengeworpen in de optie- of naturalisatieprocedure.

G

Paragraaf 5.11 Toelichting ad artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden:

Paragraaf 5.11. Schadevergoeding

De enkele verplichting om aangerichte schade te vergoeden, wordt niet tegengeworpen, ook niet indien die schade is veroorzaakt door een misdrijf. Soms wordt de plicht tot schadevergoeding gekoppeld aan een andere afdoeningsvorm (bijvoorbeeld als voorwaarde aan een voorwaardelijk sepot of opgelegd naast een boete of al dan niet voorwaardelijke gevangenisstraf). Bij naturalisatie en optie wordt bij de beoordeling van het gedrag van de vreemdeling gekeken naar afdoening van het misdrijf (dus naar het voorwaardelijk sepot, de boete of de al dan niet voorwaardelijke gevangenisstraf). Schadevergoeding kan in diverse vormen voorkomen als voorwaarde om een sanctie te voorkomen. Voor vormen als dading en Halt-afdoeningen wordt verwezen naar voorwaardelijk sepot.

Schadevergoeding is in beginsel een zaak tussen degene die de schade heeft aangericht en de benadeelde. Veroordelingen door de civiele rechter tot schadevergoeding aan de benadeelde worden niet tegengeworpen bij naturalisatie en optie. Schadevergoeding kan echter ook in het strafproces een rol spelen, bijvoorbeeld als voorwaarde verbonden aan een voorwaardelijk opgelegde straf of aan een beslissing om een strafzaak te seponeren.

Dading: bij de strafrechtelijke dading (een civielrechtelijke overeenkomst tussen de verdachte en de benadeelde van een strafbaar feit) wordt strafrechtelijke vervolging voorkomen. De verdachte komt overeen om de door de benadeelde geleden schade te vergoeden. Bij de beoordeling in het kader van optie of naturalisatie van een dading wordt aangesloten bij wat hiervoor is vermeld onder voorwaardelijk sepot. Bij het OM moet dus worden nagegaan of de dadingsovereenkomst inderdaad is nagekomen en het OM niet alsnog vervolging heeft ingesteld. Tot die tijd moet de aanvraag worden aangehouden. Als de dadingsovereenkomst niet is nagekomen, en alsnog (al dan niet voorwaardelijk) een geldboete van € 900,– of meer (ingeval van herhaalde misdrijven € 450,– of meer), een taakstraf van 36 uur of meer, dan wel meerdere taakstraffen van 18 uur of meer, met een totaal van 54 uur of meer, of een vrijheidsbenemende straf of maatregel is opgelegd, wordt het feit wel tegengeworpen.

Halt-afdoening: ook de Halt-afdoening komt neer op een sepot onder voorwaarde. Als de afspraken niet worden nagekomen, kan publiekrechtelijke sanctionering (in het kader van het jeugdstrafrecht) volgen. Gecontroleerd moet worden of de dienstverlening is voltooid. Als dat niet het geval is, wordt de aanvraag aangehouden. Als alsnog tot strafvervolging wordt overgegaan, wordt het feit alleen tegengeworpen als een geldboete van minimaal € 900,– of een (al dan niet voorwaardelijke) vrijheidsbenemende straf of maatregel is opgelegd. Dit sluit aan bij de beoordeling van dading.

H

Paragraaf 5.12 Toelichting ad artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden:

Paragraaf 5.12. Gratie

Bij de beoordeling van het gedrag van de vreemdeling is niet van belang of de voor het misdrijf opgelegde straf geheel of gedeeltelijk door gratie is kwijtgescholden. Gekeken wordt naar de straf die oorspronkelijk is opgelegd, dus ook naar het gedeelte dat door gratie is kwijtgescholden. Voor naturalisatie of optie heeft het enkele feit dat de straf geheel of gedeeltelijk door gratie is kwijtgescholden dus geen invloed op de beoordeling van het gedrag; het misdrijf en de dader zijn immers strafbaar bevonden en daarvoor is straf opgelegd. Gratie kan wel invloed hebben op de aanvang van de rehabilitatietermijn:

  • a. Als de gehele straf door gratie is kwijtgescholden, is er immers geen sprake van dat de opgelegde straf ten uitvoer zal worden gelegd. De rehabilitatietermijn van vijf jaar kan dus in dat geval niet aanvangen op het moment waarop de tenuitvoerlegging is voltooid. De termijn vangt in dat geval aan op het moment waarop gratie is verleend. Dat is de datum waarop het betreffende koninklijk besluit, waarbij de gratie is verleend, is betekend.

  • b. Als slechts een gedeelte van de straf door gratie is kwijtgescholden, zal het niet-kwijtgescholden gedeelte ten uitvoer worden gelegd. De termijn van vijf jaar vangt aan op de datum waarop (het resterende gedeelte van) de sanctie ten uitvoer is gelegd (de datum van invrijheidstelling, van voltooiing van de taakstraf of betaling van het volledige bedrag).

  • c. Als de gehele straf voorwaardelijk door gratie is kwijtgescholden, vangt de rehabilitatietermijn aan op de datum waarop aan de (algemene en bijzondere) voorwaarden is voldaan. Als de voorwaarde is dat de vreemdeling zich gedurende een bepaalde periode niet wederom schuldig maakt aan een strafbaar feit, begint de rehabilitatietermijn (achteraf bezien) op het moment waarop de gratie is verleend. Dat is het moment waarop het betreffende koninklijk besluit, waarbij gratie is verleend, is betekend. Als er sprake is van een bijzondere voorwaarde (bijvoorbeeld betaling van een geldsom of het verrichten van een arbeid) begint de rehabilitatietermijn op het moment waarop die bijzondere voorwaarde is vervuld. Van belang is dat een vreemdeling nooit tijdens een proeftijd Nederlander mag worden.

De rehabilitatietermijn vangt dus niet aan op de datum waarop de veroordeling onherroepelijk is geworden. In de periode tussen die datum en de gratieverlening was er immers wel sprake van dat de opgelegde straf ten uitvoer zou worden gelegd. Van daadwerkelijke rehabilitatie (en de aanvang van de rehabilitatietermijn) kan geen sprake zijn, zolang de vreemdeling nog onderworpen is aan de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel of dat hem deze nog boven het hoofd hangt.

Gratie betreft de opheffing of de verlichting van de gevolgen van een strafvonnis. Gratie kan voorwaardelijk worden verleend, hetgeen neerkomt op het omzetten van de straf in een geldboete of schadevergoeding of in een taakstraf. Daarbij kan een proeftijd worden opgelegd. Een koninklijk besluit waarbij gratie is verleend, kan worden ingetrokken als de voorwaarden niet worden nageleefd. Op het moment waarop de gratieverlening wordt betekend, worden de gevolgen van het vonnis opgeheven of verlicht. Het vonnis zelf blijft bestaan. Pas vanaf dat moment kan de verleende gratie bij de beoordeling van het gedrag van de vreemdeling een rol gaan spelen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de gratie slechts de tenuitvoerlegging van de oorspronkelijk opgelegde straf aantast. Het doet niet af aan het feit dat daad en dader strafbaar zijn bevonden en dat er oorspronkelijk ook een straf is opgelegd die tot het moment van de gratieverlening ten uitvoer moest worden gelegd. Uitgegaan wordt derhalve van de oorspronkelijk opgelegde straf, en er wordt niet uitgegaan van de sanctie die resteert na de gratieverlening.

In de regeling voor gratie is voorts aangesloten bij het algemene uitgangspunt dat de rehabilitatietermijn niet kan beginnen zolang de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf nog niet is aangevangen of voltooid. Daarom werkt gratie pas vanaf het moment van gratieverlening en begint de termijn te lopen op het moment van de gratieverlening (ingeval van onvoorwaardelijke gratie) of het moment waarop aan de voorwaarden is voldaan (ingeval van voorwaardelijke gratie).

Bij de invloed van de proeftijd die bij gratie kan worden vastgesteld, is aangesloten bij de regeling voor de proeftijd die wordt vastgesteld ingeval van een voorwaardelijke veroordeling. Als de voorwaarden niet worden nageleefd, kan de gratiebeslissing immers worden herroepen. Als dat het geval is, gelden de algemene uitgangspunten van het openbare-ordebeleid in het nationaliteitsrecht.

Ook de door gratie kwijtgescholden gevangenisstraf of geldboete kan dus gewoon worden meegeteld. Dat geldt ook in de cumulatieregeling van € 1.350,–, mits de kwijtgescholden boete was opgelegd voor een misdrijf en ten minste € 450,– bedraagt.

De voorwaardelijke gratie komt neer op het omzetten van de oorspronkelijke straf in de betaling van een geldboete of schadevergoeding, of in een taakstraf (werkstraf of leerstraf). Bij voorwaardelijke gratie kan in veel gevallen een proeftijd worden bepaald. Als de voorwaarden niet worden nageleefd, kan het koninklijk besluit waarbij gratie is verleend, worden ingetrokken. Daarom moet bij voorwaardelijke gratie altijd de eventuele proeftijd worden afgewacht. Als achteraf blijkt dat de proeftijd met goed gevolg is doorstaan, vangt de rehabilitatietermijn aan op het moment waarop de nieuwe straf is voltooid. Als de voorwaarde de betaling van een boete of schadevergoeding was, vangt de termijn dus aan op de datum van betaling. Als de voorwaarde was het verrichten van arbeid ten algemenen nutte (werkstraf) of het deelnemen aan een leerproject (leerstraf), vangt de termijn aan op de datum waarop de werk- of leerstraf is voltooid.

I

Paragraaf 8.3 Toelichting ad artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden:

Paragraaf 8.3. Bericht van de Korpschef

Verder moet de burgemeester bij optie en de IND bij naturalisatie contact opnemen met de korpschef om na te gaan of de vreemdeling voorkomt in de Basisvoorziening Informatie – Integrale Bevraging (BVI-IB) van de nationale politie. De burgemeester kan voor raadpleging van de BVI-IB gebruik maken van model 1.29 uit deze Handleiding.

Als uit de gegevens blijkt dat sprake is van omstandigheden die niet overeenkomen met wat de vreemdeling (bij optie: op model 1.14, bij naturalisatie: op model 2.3) zelf heeft verklaard, dan wordt de vreemdeling door de burgemeester (bij optie) en door de IND (bij naturalisatie) in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen (artikel 4:7 Awb). De zienswijze wordt bij optie door de burgemeester bij de beoordeling betrokken, bij naturalisatie door de IND.

Als uit vorengenoemde check in BVI-IB blijkt dat er sprake is van een openstaande strafzaak en deze strafzaak niet vermeld is op het uittreksel van de JDD neemt de IND bij naturalisatie en de burgemeester bij optie contact op met het OM om te onderzoeken of de vreemdeling voor dat misdrijf al wordt of nog zal worden vervolgd. Nader onderzoek is noodzakelijk om duidelijkheid te verkrijgen, of de in de geraadpleegde systemen geregistreerde meldingen of processen verbaal staan nog zullen leiden tot vervolging.

Verder moet op basis van de informatie uit de check van BVI-IB worden nagegaan of er een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een taakstraf van 36 uur of meer, dan wel meerdere taakstraffen van 18 uur of meer, met een totaal van 54 uur of meer, een boete of een maatregel strekkend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 900,– of meer kan worden gevorderd. Als de vreemdeling een transactievoorstel zal kunnen worden gedaan of een strafbeschikking kan worden uitgevaardigd, moet worden nagegaan of de hoogte van het transactiebedrag € 900,– of meer (dan wel, als aan de vreemdeling al eerder vermogenssancties zijn opgelegd: € 450,– of meer) kan zijn. Als de zaak zal worden geseponeerd, moet worden nagegaan of het sepot een onvoorwaardelijk sepot zal zijn en zo dat niet het geval is, welke de voorwaarden en eventuele proeftijd zullen zijn.

Als de vreemdeling een maatregel strekkend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is (of nog kan worden) opgelegd, moet worden nagegaan wanneer de laatst opgelegde sanctie ten uitvoer is gelegd. Het kan daarbij voorkomen dat de ontnemingsmaatregel pas (veel) later ten uitvoer is gelegd dan de eventueel eveneens opgelegde vrijheidsstraf of geldboete.

Zolang niet vast staat dat de vreemdeling geen gevaar oplevert voor de openbare orde, kan hij geen Nederlander worden. Telkens zal zorgvuldig moeten worden onderzocht of er goede redenen aanwezig zijn om aan te nemen dat het vermeende misdrijf zal kunnen leiden tot een sanctie, die onder het openbare orde beleid valt.

De voor de beslissing op het verzoek om naturalisatie of optie vereiste zorgvuldigheid strekt niet zover dat de IND of de burgemeester zich zelfstandig een oordeel behoort te vormen over de mogelijke uitkomst van de strafzaak. De beslissing op het verzoek om naturalisatie of optie wordt niet onnodig aangehouden in afwachting van de uitkomst van een strafprocedure.

Als er sprake is van een in het buitenland gepleegd delict, onderzoekt de IND bij naturalisatie en de burgemeester bij optie of het betreffende feit naar Nederlands recht een misdrijf is. De IND (bij naturalisatie) of burgemeester (bij optie) neemt dan contact op met het parket van de officier van justitie om te onderzoeken of de beoordeling van het misdrijf door de buitenlandse rechter vergelijkbaar is met de beoordeling naar Nederlandse maatstaven. Als het (Nederlandse) OM voor de eis ter zitting richtlijnen hanteert, dienen die richtlijnen als uitgangspunt. Met de individuele omstandigheden kan daarbij in het algemeen geen rekening worden gehouden. Het OM noch de IND/de burgemeester kan zich een oordeel vormen over het aan de strafrechter toekomend oordeel over de juiste strafmaat in een individuele casus. Het OM kan in het algemeen slechts adviseren over de eis ter zitting. De daarbij door het OM gehanteerde richtlijnen geven echter duidelijke en objectieve maatstaven aan de hand waarvan de gangbare straf voor de betreffende delicten uniform kan worden beoordeeld. Dat laat onverlet dat in zeer bijzondere (individuele) gevallen alleen dan tot een juiste toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap kan worden gekomen door af te wijken.

De beoordeling van de door de vreemdeling naar voren gebrachte bijzondere feiten of omstandigheden gebeurt bij naturalisatie bij de IND en bij optie bij de burgemeester.

J

Model 1.14 HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.

K

Model 1.14a HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 2.

L

Model 2.3 HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 3.

M

Model 2.3a HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 4.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 mei 2024

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A.W.H. Bertram directeur-generaal Migratie

BIJLAGE 1

Model 1.14 HRWN: Verklaring verblijf en gedrag

BIJLAGE 2

Model 1.14a HRWN: Verklaring verblijf en gedrag

BIJLAGE 3

Model 2.3 HRWN: Verklaring verblijf en gedrag

(invullen verzoekers 16 jaar en ouder)

BIJLAGE 4

Model 2.3a HRWN: Verklaring verblijf en gedrag

(invullen verzoekers 16 jaar en ouder)

TOELICHTING

ALGEMEEN

Het openbare ordebeleid in paragrafen 1, 4, 5, 5.2, 5.3 en 5.5, 5.11, 5.12 en 8.3 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-NL is gewijzigd in verband met het invoeren van een ondergrens en een cumulatieregeling bij taakstraffen. Daarnaast zijn in dit kader ook de modellen 1.14, 1.14a, 2.3 en 2.3a aangepast, zijn de paragrafen geüpdatet en opgeschoond en is de hoogte van de boetebedragen aangepast.

Op 30 augustus 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) uitspraak gedaan in een zaak waarin het verzoek om naturalisatie is afgewezen omdat betrokkene een transactievoorstel had aanvaard in de vorm van een taakstraf van 24 uur wegens winkeldiefstal (ECLI:NL:RVS:2023:3296). De Afdeling oordeelde dat het beleid onvoldoende onderscheid maakt naar de zwaarte van de sanctie in het geval er een taakstraf is opgelegd. Om deze reden wordt met dit WBN een ondergrens bij taakstraffen aangebracht en een cumulatieregeling ingevoerd, in lijn met de reeds bestaande cumulatieregeling voor opgelegde geldboetes.

De hoogte van de boetebedragen is sinds juli 2015 tevens niet meer aangepast. Met het aanpassen van het openbare ordebeleid is daarom de gelegenheid aangegrepen om de boetebedragen aan te passen in lijn met de actuele boetebedragen in de richtlijnen van het OM (zie de ‘Aanwijzing kader voor strafvordering meerderjarigen (2019A003),’ bijlage 4).

Uit deze aanwijzing blijkt eveneens dat het nieuwe boetebedrag van € 900,– gelijk kan worden gesteld aan 36 uur taakstraf. Daarom is het redelijk geacht voor taakstraffen de ondergrens bij 36 uur te leggen, of in het geval van cumulatie, bij 18 uur of meer, met een totaal van 54 uur of meer.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A.W.H. Bertram directeur-generaal Migratie

Naar boven