Rectificatie Samenwerkingsovereenkomst voor de MIRT-verkenning OV-verbinding Amsterdam-Haarlemmermeer

Deze publicatie betreft de rectificatie van een foutieve weergave van artikel 5, zoals gepubliceerd op 16 januari 2024 (Stcrt. 2024, 1439).

Partijen:

1. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, handelend als bestuursorgaan en als rechtsgeldig vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, gezeteld te ’s-Gravenhage, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de directeur Openbaar Vervoer en Spoor, de heer W.H.B. Aarnink, hierna te noemen: ‘Rijk’;

2. Het Dagelijks Bestuur van de Vervoerregio Amsterdam, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de portefeuillehouder, de heer G.C.W.M.P. Slegers, handelend ter uitvoering van het besluit van het dagelijks bestuur van 23 november 2023, hierna te noemen: ‘Vervoerregio’;

3. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, handelend als bestuursorgaan van deze provincie, te dezen vertegenwoordigd door gedeputeerde de heer J. Olthof, hierna te noemen ‘Provincie’;

4. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, handelend als bestuursorgaan van deze gemeente, te dezen vertegenwoordigd door wethouder Verkeer en Vervoer, mevrouw M. van der Horst, verder te noemen: ‘Amsterdam’;

5. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, handelend als bestuursorgaan van deze gemeente, te dezen vertegenwoordigd door wethouder Verkeer en Vervoer, mevrouw M.H. Ruigrok, verder te noemen: ‘Haarlemmermeer’;

6. NS Groep NV, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door directeur Commercie en Ontwikkeling, de heer T.B. Smit, verder te noemen ‘NS’;

7. Schiphol Area Development Company N.V., te dezen vertegenwoordigd door haar algemeen directeur mevrouw E.M. Klein Schiphorst, hierna te noemen: ‘SADC’;

8. Schiphol Nederland BV, te dezen vertegenwoordigd door de CFO, de heer R.J. Carsouw, verder te noemen ‘Schiphol’.

Gezamenlijk hierna te noemen ‘Partijen’ en elk afzonderlijk ‘Partij’.

Overwegende dat:

  • 1. De Metropoolregio Amsterdam (MRA) een regio is waarin ruim 2,4 miljoen mensen wonen. Het is een groeiende regio en dat leidt tot bereikbaarheidsknelpunten. Uit de Integrale Mobiliteitsanalyse blijkt dat er knelpunten zijn in de Schipholtunnel, die in de toekomst groter zullen worden. Deze uitdagingen maken dat de druk op het nationaal mobiliteitssysteem verder toeneemt, waardoor besloten is een oplossing voor de gesignaleerde knelpunten nader te verkennen.

  • 2. In het Bestuurlijk Overleg MIRT op 11 november 2022 de Staatssecretaris van IenW de Startbeslissing heeft genomen en daarmee de MIRT-Verkenning voor de OV-verbinding Amsterdam – Haarlemmermeer te starten.

  • 3. Partijen met elkaar in het kader van het programma 'samen bouwen aan bereikbaarheid’ (SBAB) afgestemd hebben over de Startbeslissing.

  • 4. Partijen zich in deze Verkenningsfase laten adviseren door – in ieder geval – ProRail, GVB, concessiehouder bus, Rijkswaterstaat en KLM.

  • 5. Partijen op 17 december 2021 een (aangepaste) aanvraag (Kamerstuk 35 925 XIX, nr. 8) bij het Nationaal Groeifonds hebben ingediend en deze aanvraag gehonoreerd is.

  • 6. De middelen behorend bij deze aanvraag bij het Nationaal Groeifonds inmiddels zijn toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

  • 7. Het projectalternatief ‘verlengen Noord/Zuidlijn naar Hoofddorp met een tracé via Schiphol Noordwest’, in de Startbeslissing is vastgesteld als meest voor de hand liggende optie en als uitgangspunt voor de benodigde financiële dekking ten tijde van de Startbeslissing.

  • 8. Rijk en Regio zich in het BO MIRT van 11 november 2022 aan de doelstelling en financiële dekking gecommitteerd hebben door de toezegging van een financiële bijdrage van € 3.364 miljoen (prijspeil 2022). Rijk en Regio daarnaast afspraken hebben gemaakt (Kamerstuk 36 200 A, nr. 9) dat die bijdrage onderdeel uitmaakt van een pakket van projecten (waaronder Zuidasdok).

  • 9. Partijen voornemens zijn samen te werken om deze Verkenning tot een Voorkeursbeslissing te leiden.

  • 10. Het Rijk in de brief ‘Herprioritering Mobiliteitsfonds’ (Kamerstuk 36 200 A, nr. 100) melding heeft gemaakt van een verlaging van € 1,66 miljard van de reservering voor de Verkenning OV-verbinding Amsterdam-Haarlemmermeer in verband met een rijksbrede opgave en diverse tekorten.

  • 11. Partijen met elkaar nut en noodzaak van de Verkenning bevestigen.

  • 12. Partijen het belang van het project voor de capaciteit en groei van het (inter)nationale spoornetwerk bevestigen.

  • 13. Dit project van groot belang is voor de woning- en bereikbaarheidsopgave in de Metropoolregio Amsterdam (MRA) – zoals vastgelegd in de woondeal MRA – (171.200 woningen t/m 2030) en deze opgave onverminderd overeind blijft.

  • 14. De afspraken uit het BO MIRT van 11 november 2022 tussen Rijk en Regio over het pakket aan projecten (waaronder Zuidasdok en OV-verbinding Amsterdam-Haarlemmermeer) overeind blijven.

  • 15. Partijen thans afspraken wensen te maken over de Verkenningsfase.

Komen het volgende overeen:

Artikel 1 Begrippen

I. Ambtelijk Opdrachtgever:

de opdrachtgever die de dagelijkse aansturing van de Projectorganisatie verzorgt en de besluitvorming richting het Bestuurlijk Overleg faciliteert.

II. Bestuurlijk Overleg:

het escalatiegremium van het Directeurenoverleg, waarin Partijen zitting hebben. In het overleg worden besluiten genomen over zaken die buiten scope en taakstellend budget vallen.

III. Directeurenoverleg:

het gremium waarin Partijen zitting hebben om binnen de kaders van de Verkenningsfase, zoals vastgelegd in het Projectplan (d.d. 11 juli 2023), besluiten te nemen over zaken die door de Projectorganisatie, via de Ambtelijk Opdrachtgever, worden voorgelegd.

IV. Gedelegeerd opdrachtgever:

het Rijk en de Vervoerregio treden op als opdrachtgever namens de financierende partijen en daarvoor wordt de term ‘Gedelegeerd opdrachtgever’ gebruikt. Het Rijk en de Vervoerregio verzorgen de dagelijkse aansturing van de Projectorganisatie.

V. Mandaatregeling:

het afsprakenkader vastgesteld in het Directeurenoverleg (d.d. 22 september 2023) over werkwijze en bevoegdheden om beslissingen te nemen met als doel een efficiënte en slagvaardige uitvoering van de Verkenningsfase.

VI. Planning- en Studiefase:

de fase zoals bedoeld in de MIRT-procedure tot aan de Projectbeslissing van dit project, waarin de Voorkeursbeslissing nader wordt uitgewerkt en nauwkeurige kostenramingen worden opgesteld.

VII. Projectplan:

het door Partijen -met mandaat van het bestuurlijk overleg- in het Directeurenoverleg vastgestelde plan ten behoeve van de Verkenningsfase.

VIII. Projectorganisatie:

het team dat de Verkenningsfase uitvoert om te komen tot een Voorkeursbeslissing.

IX. Regio:

de Partijen die bij het BO MIRT afspraken maken met het Rijk en dat zijn: Vervoerregio, Amsterdam, Haarlemmermeer en Provincie.

X. Regionale Partijen:

de Partijen van deze samenwerkingsovereenkomst, behoudens het Rijk.

XI. Startbeslissing:

de beslissing zoals bedoeld in de Spelregels van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) dat het startpunt markeert van de Verkenning.

XII. Voorkeursbeslissing:

de beslissing voor dit project zoals bedoeld in de MIRT-spelregels en dat het startpunt markeert van de Planning- en Studiefase.

XIII. Taakstellend budget:

het totaal van bijdragen van Partijen aan de Verkenningsfase.

XIV. Scopewijziging:

de wijziging van de scope van de Verkenning, zoals vastgelegd in het Projectplan.

XV. Verkenning(sfase):

de fase waarin dit project zich bevindt en zoals bedoeld in de MIRT-procedure, waarbij, samen met de omgeving, onderzoek wordt gedaan om te komen tot een oplossing voor een knelpunt. De opgave wordt breed onderzocht. Dit gebeurt stap voor stap om toe te werken naar een te nemen Voorkeursbeslissing voor dit project.

XVI. VTW-procedure:

verzoek tot wijziging van de kaders (tijd, scope en geld) zoals vastgelegd in het Projectplan van 11 juli 2023. De werkwijze van de VTW is beschreven in de Mandaatregeling van 22 september 2023.

Artikel 2 Doel

  • 1. Partijen spreken af om de samenwerking vorm te geven en te willen komen tot een te nemen Voorkeursbeslissing voor dit project.

Artikel 3 Scope en planning

  • 1. De Verkenning volgt het MIRT-spelregelkader met als doel een Voorkeursbeslissing.

  • 2. In de Verkenning onderzoeken Partijen meerdere alternatieven, die worden afgewogen en in beeld gebracht. Voor de kansrijke alternatieven wordt in ieder geval in beeld gebracht:

    • a. de route van het tracé en consequenties voor de omgeving (inclusief tunnels, kabels en leidingen) waarvoor een MER wordt opgesteld;

    • b. ligging en globale positionering en inpassing van de stations (inclusief de directe stationsomgeving, zoals inrichting voorplein en wegen alsmede aansluiting op de wijk);

    • c. vervoerssysteem passend bij het tracé en de samenhang en afhankelijkheden met bestaande modaliteiten;

    • d. investeringskosten van de aanleg van de infrastructuur van het tracé inclusief levensduurkosten en een maatschappelijke kosten-baten-analyse;

    • e. de effecten op milieu en omgeving met behulp van een milieueffectrapportage.

  • 3. In het Projectplan zijn de scope, planning en kosten nader uitgewerkt.

  • 4. Partijen streven ernaar de Voorkeursbeslissing, binnen het Taakstellend budget, zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, uiterlijk eind 2025 gereed te hebben.

  • 5. Indien de planning niet gehaald kan worden, zullen Partijen in het Directeurenoverleg spreken over aanpassing van de planning, dan wel beheersmaatregelen treffen. Daarna wordt de aanpassing voorgelegd aan het Bestuurlijk Overleg.

Artikel 4 Verdeling van verantwoordelijkheden

  • 1. Het Rijk en de Vervoerregio zijn Ambtelijk Opdrachtgevers namens Partijen en verantwoordelijk voor de dagelijkse aansturing van de Projectorganisatie. Het Rijk en de Vervoerregio maken nadere afspraken over wijze van aansturen en hoe en op welk moment het Taakstellend budget als bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt overgeboekt door het Rijk aan de Vervoerregio, als kasbeheerder in deze Verkenningsfase. De Vervoerregio is penvoerder van de opdracht voor de Verkenningsfase aan de Directie Bijzondere Projecten. Voornoemde afspraken worden besproken in het Directeurenoverleg.

  • 2. Het Rijk is mede-opdrachtgever en verantwoordelijk voor financiering van de Verkenning.

  • 3. De Provincie, Amsterdam, Haarlemmermeer, de Vervoerregio, NS, SADC en Schiphol zijn mede-opdrachtgever.

  • 4. De Directie Bijzondere Projecten van de gemeente Amsterdam is als opdrachtnemer verantwoordelijk voor de inrichting en het functioneren van de Projectorganisatie en uitvoering van de Verkenningsfase. De aanbesteding doet de gemeente als aanbestedende dienst namens en voor rekening en risico van Partijen. Dit geldt ook voor ook eventuele meerkosten die gedurende de Verkenningsfase ontstaan.

  • 5. In het kader van de horizontale samenwerking kunnen Partijen medewerkers ter beschikking stellen aan de Projectorganisatie, zulks tegen vergoeding, zoals opgenomen in de begroting van het Projectplan. Nadere afspraken tussen de Projectorganisatie en Partijen hierover worden in het Directeurenoverleg gemaakt. Ook nadere afspraken over de inbreng van kennis, kunde en deskundigheid, zoals bedoeld in artikel 5, vierde lid, worden door Partijen en de Projectorganisatie in het Directeurenoverleg gemaakt.

Artikel 5 Financiële afspraken

  • 1. Voor werkzaamheden die nodig zijn om de Verkenning uit te voeren en te komen tot een Voorkeursbeslissing stelt het Rijk een Taakstellend budget beschikbaar van € 33,6 miljoen (exclusief btw, prijspeil juli 2023) gelijk aan de begroting van het door Partijen vastgestelde Projectplan.

  • 2. Het Taakstellend budget wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de Index Bruto Overheidsinvesteringen (IBOI) zoals gehanteerd door de Minister van Financiën en hierbij hanteert het Rijk de stand van de restverplichting op 1 januari van het jaar waarin de indexatie plaatsvindt.

  • 3. Partijen dragen elk de kosten van de inzet van eigen personeel voor de begeleiding van de benodigde besluitvorming in de Verkenning.

  • 4. De directe kosten van de dagelijkse aansturing van de Vervoerregio en het Rijk alsook de kosten van capaciteit voor inbreng van expertise van Partijen, anders dan de in het derde lid bedoelde inzet, zijn in de begroting van het Projectplan opgenomen. Partijen maken in het Directeurenoverleg nadere afspraken over de omvang en betaling van de vergoedingen.

  • 5. Partijen stellen alles in het werk om de Verkenning binnen planning, scope en het Taakstellend budget te realiseren.

  • 6. Tegenvallers binnen de Verkenning worden in eerste instantie gecompenseerd met meevallers en/of minderwerk binnen het Taakstellend budget.

  • 7. Kosten die het Taakstellend budget van de Verkenning overstijgen, worden gedeeld in de verhouding 20/80 tussen het Rijk en de Regionale Partijen.

  • 8. De Regionale Partijen verdelen de kosten, zoals bedoeld in het vorig lid, als volgt:

    Vervoerregio

    25,39%

    Amsterdam

    22,37%

    Haarlemmermeer

    8,26%

    Provincie

    4,53%

    Schiphol

    18,84%

    SADC

    0%

    NS

    0,60%

    Totaal

    80,00%

  • 9. De bijdragen, zoals bedoeld in het zevende en achtste lid, van de Regionale Partijen zijn exclusief btw en zullen inclusief btw worden betaald voor zover btw aantoonbaar niet kan worden verrekend of teruggevorderd.

  • 10. Partijen treden binnen twee weken met elkaar in overleg als een Partij zijn financiële verplichtingen niet nakomt of kan nakomen.

  • 11. Indien het gehele project niet doorgaat of de Verkenning tussentijds stopt, treden Partijen in overleg over de vraag of en hoe zij eventueel te veel betaalde bijdragen kunnen terug betalen, waarbij uitgangspunt is dat deze betaalde bijdragen naar rato van de inbreng in de Verkenning terugvloeien naar Partijen.

Artikel 6 Scopewijzigingen

  • 1. Een Scopewijziging in de Verkenning wordt door de Partij die de wijziging initieert, aan het Directeurenoverleg voorgelegd, voorzien van een advies van de Projectorganisatie ten aanzien van de haalbaarheid en de consequenties van de wijziging uitgedrukt in tijd, geld en risico’s. Hiervoor geldt de VTW-procedure zoals opgenomen in de door het Directeurenoverleg vastgestelde Mandaatregeling.

  • 2. Het Directeurenoverleg besluit of een Scopewijziging kan worden goedgekeurd of dat escalatie naar het Bestuurlijk Overleg nodig is.

  • 3. Een Scopewijziging die het risicoprofiel van het Project niet vergroot, niet leidt tot een belangrijke ingreep in het Taakstellend budget en aanpassing van de planning en waarbij de functionaliteit in stand blijft, wordt in beginsel door het Directeurenoverleg goedgekeurd.

  • 4. In het Directeurenoverleg wordt besloten hoe om wordt gegaan met mogelijke gevolgen van de Scopewijziging op tijd, scope en geld. Een Scopewijziging die leidt tot meerkosten in de Verkenning, is in principe voor rekening en risico van de Partij(en) die de wijziging heeft/hebben geïnitieerd en die Partij(en) houdt/houden in diens eigen begroting daarmee rekening.

  • 5. De instemming van Partijen met een Scopewijziging wordt inclusief de daarmee gemoeide afspraken, als bedoeld in het vierde lid, aangehecht aan het Projectplan.

Artikel 7 Projectorganisatie

  • 1. De integrale onafhankelijke Projectorganisatie wordt vormgegeven overeenkomstig het door het Directeurenoverleg goedgekeurde Projectplan.

  • 2. Governance, Mandaatregeling en verantwoordingswijze zijn door Partijen besproken en vastgesteld in het Directeurenoverleg. Eventuele wijzigingen daarvan worden in het Directeurenoverleg besproken.

Artikel 8 Organisatiestructuur

  • 1. Om als Partijen optimaal te kunnen samenwerken, is een organisatiestructuur in het leven geroepen die bestaat uit een Bestuurlijk Overleg, Directeurenoverleg, Ambtelijk Coördinatie Overleg, Ambtelijk Opdrachtgeversteam en Projectorganisatie.

  • 2. De Ambtelijke Coördinatie overleg bestaat uit één vertegenwoordiger per Partij, aangevuld met adviseurs, waaronder ProRail, GVB, concessiehouder bus, Rijkswaterstaat en KLM.

  • 3. Het Directeurenoverleg bestaat uit één vertegenwoordiger per Partij. De adviseurs, zoals bedoeld in het vorige lid, nemen deel en hebben een adviserende rol.

  • 4. Het Bestuurlijk Overleg bestaat uit vertegenwoordigers van Partijen. De adviseurs hebben daarin geen rol of zitting, tenzij door Partijen verzocht.

Artikel 9 Overleg

  • 1. In het kader van dagelijkse aansturing overleggen de Vervoerregio, het Rijk en de Projectorganisatie eenmaal per twee weken.

  • 2. Ter voorbereiding op het Directeurenoverleg spreken Partijen elkaar in het Ambtelijk Coördinatie Overleg in ieder geval eenmaal per vier weken.

  • 3. Partijen spreken elkaar in het Directeurenoverleg eenmaal per acht weken.

  • 4. Partijen spreken elkaar in ieder geval eenmaal per jaar in het Bestuurlijk Overleg.

  • 5. Het Directeurenoverleg besluit wanneer escalatie naar het Bestuurlijk Overleg nodig is.

  • 6. Afhankelijk van de omstandigheden en actualiteit kan overleg vaker of minder vaak plaatsvinden.

Artikel 10 Voorwaarden voor uitvoering

  • 1. Partijen spannen zich in de publiekrechtelijke besluiten te nemen en de privaatrechtelijke en de feitelijke handelingen te verrichten die voor de Verkenning nodig zijn, daar waar Partijen een rol en verantwoordelijkheid hebben. Dit doen zij met inachtneming van de vereiste zorgvuldigheid en voortvarendheid.

  • 2. Partijen informeren elkaar tijdig over alle zaken die van belang zijn voor de Verkenning, in het bijzonder over die zaken die van invloed zijn op scope, planning of Taakstellend budget.

Artikel 11 Vervolg

  • 1. Aan het einde van de Verkenningsfase maken Partijen de keuze of, met een Voorkeursbeslissing, wordt doorgegaan naar de Planning- en Studiefase. Vereiste hierbij is dat Partijen ten minste overeenstemming hebben over het Voorkeursalternatief en afspraken hebben gemaakt over dekking van het benodigde budget. De Voorkeursbeslissing wordt genomen door het Rijk.

  • 2. Voordat de Planning- en Studiefase start, hebben Partijen afspraken geformaliseerd in een nieuwe overeenkomst, waarin in ieder geval afspraken worden vastgelegd over financiering, risicoverdeling, Projectorganisatie, fiscaliteit en governance voor die fase.

Artikel 12 Wijziging

  • 1. Deze samenwerkingsovereenkomst kan schriftelijk worden gewijzigd. Partijen treden met elkaar in overleg als er sprake is van omstandigheden die van dien aard zijn dat ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst in redelijkheid en billijkheid niet kan worden verlangd. De wijziging behoeft de instemming van alle Partijen.

  • 2. Een wijziging kan niet het doel van de samenwerkingsovereenkomst betreffen.

  • 3. Een Partij kan andere Partijen schriftelijk verzoeken de samenwerkingsovereenkomst te wijzigen. Wijziging van de samenwerkingsovereenkomst vereist instemming van alle Partijen. Partijen treden daartoe in overleg binnen een maand nadat Partijen het schriftelijke verzoek tot wijziging hebben ontvangen.

  • 4. Wijziging van de samenwerkingsovereenkomst wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 13 Geschillen en toepasselijk recht

  • 1. De afspraken in de samenwerkingsovereenkomst binden Partijen.

  • 2. Er is sprake van een geschil zodra één van de Partijen dit schriftelijk onder opgaaf van redenen aan de andere Partijen meldt.

  • 3. Na melding van het geschil treden Partijen met elkaar in overleg om te bezien of het geschil met mediation kan worden opgelost.

  • 4. Als Partijen binnen zes maanden na de melding van het geschil geen oplossing vinden, staat het ieder van de Partijen vrij het geschil voor te leggen aan de bevoegde rechter.

  • 5. Op de samenwerkingsovereenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.

Artikel 14 Communicatie

  • 1. Partijen dragen gezamenlijk zorg voor een optimale onderlinge en externe communicatie, op basis van een communicatieplan dat in het Directeurenoverleg wordt vastgesteld.

  • 2. Alle stukken van de Verkenning dienen vertrouwelijk behandeld te worden, behoudens wanneer publicatie volgt uit een wettelijke verplichting. Indien één van de Partijen een document wil publiceren, dan wordt dit besproken in het Directeurenoverleg.

  • 3. Indien één van de Partijen vragen van de media krijgt, dan dient beantwoording afgestemd te worden met de Projectorganisatie. De Projectorganisatie draagt zorg voor de coördinatie en afstemming met de Ambtelijk Opdrachtgever en indien nodig, met de woordvoerders van Partijen. Partijen blijven eindverantwoordelijk voor de communicatie.

Artikel 15 Einde van de samenwerkingsovereenkomst

  • 1. De samenwerkingsovereenkomst eindigt met ingang van de dag na de datum waarop de Verkenningsfase:

    • a. is afgerond en door Partijen schriftelijk is vastgesteld dat aan de in deze samenwerkingsovereenkomst opgenomen verplichtingen is voldaan; of

    • b. niet volledig is uitgevoerd en door Partijen gezamenlijk schriftelijk is vastgesteld dat niet aan de deze samenwerkingsovereenkomst opgenomen verplichtingen kan worden voldaan.

  • 2. Beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst op grond van het eerste lid, onderdeel b, is in geval van overschrijding van het budget alleen aan de orde nadat een versoberde realisatie van de Verkenningsfase is onderzocht en deze realisatie door Partijen als ontoereikend is beoordeeld.

  • 3. Partijen zijn elkaar bij beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst geen schadevergoeding verschuldigd, behoudens in geval van grove nalatigheid.

Artikel 16 Inwerkingtreding

De samenwerkingsovereenkomst treedt in werking met ingang van de dag nadat de laatste Partij deze heeft ondertekend.

Artikel 17 Publicatie

Binnen 10 werkdagen na ondertekening wordt de tekst van deze samenwerkingsovereenkomst door het Rijk gepubliceerd in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en in enkelvoud ondertekend:

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, W.H.B. Aarnink (directeur Openbaar Vervoer en Spoor)

Amsterdam, 20-12-2023

Het Dagelijks Bestuur van de Vervoerregio Amsterdam, G.C.W.M.P. Slegers (portefeuillehouder Vervoerregio Amsterdam)

Amsterdam, 20-12-2023

Het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, J. Olthof (gedeputeerde)

Amsterdam, 20-12-2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, M. van der Horst (wethouder Verkeer en Vervoer)

Amsterdam, 20-12-2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, M.H. Ruigrok (wethouder Verkeer en Vervoer)

Amsterdam, 20-12-2023

NS Groep NV, T.B. Smit (directeur Commercie en Ontwikkeling)

Amsterdam, 20-12-2023

Schiphol Area Development Company N.V., E.M. Klein Schiphorst (algemeen directeur)

Amsterdam, 20-12-2023

Schiphol Nederland BV, R.J. Carsouw (CFO)

Amsterdam, 20-12-2023

Naar boven