Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 16 april 2024, nr. IENW/BSK-2024/117427, houdende aanwijzing van ambtenaren belast met toezicht als bedoeld in de Wet vrachtwagenheffing (Besluit aanwijzing toezichthouders Wet vrachtwagenheffing)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 14, eerste lid, van de Wet vrachtwagenheffing;

BESLUIT:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

– wet:

Wet vrachtwagenheffing.

Artikel 2

In het kader van het toezicht, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wet, worden aangewezen:

• a. de door de directie van de Dienst Wegverkeer aangewezen ambtenaren belast met toezicht, voor zover het betreft het houden van toezicht met een technisch hulpmiddel als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de wet met inachtneming van het door de directie van de Dienst Wegverkeer vastgestelde waarnemingsplan als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit vrachtwagenheffing.

• b. de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport belast met toezicht, voor zover dit toezicht niet door de ambtenaren van de Dienst Wegverkeer wordt verricht.

Artikel 3

Het Besluit aanwijzing toezichthouder Wet vrachtwagenheffing wordt ingetrokken.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders Wet vrachtwagenheffing.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Mededeling

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunnen belanghebbenden een bezwaarschrift indienen tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, ter attentie van Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, afdeling Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, postbus 20901, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

• a. naam en adres van de indiener;

• b. de dagtekening;

• c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

• d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen;

• e. zo mogelijk een afschrift van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt.

Het niet voldoen aan deze eisen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift.

Een bezwaarschrift kan uitsluitend per gewone post en niet per e-mail worden ingediend.

Machtigt u iemand om namens u bezwaar te maken? Stuur dan ook een kopie van de machtiging mee. Bij indiening van een bezwaarschrift namens een rechtspersoon, dient u documenten mee te sturen (origineel uittreksel uit het handelsregister en/of een kopie van de statuten van de rechtspersoon) waaruit blijkt dat u bevoegd bent namens de rechtspersoon op te treden.

TOELICHTING

Met ingang van 1 januari 2023 zijn onder meer artikelen 14 en 17 van de Wet vrachtwagenheffing (hierna: de wet) in werking getreden. Op grond van artikel 14, eerste lid, van de wet zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens die wet bepaalde, belast de daartoe bij besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangewezen ambtenaren. Als een toezichthouder wordt aangewezen dan heeft de toezichthouder algemene toezichtsbevoegdheden die voortvloeien uit titel 5.2, van de Algemene wet bestuursrecht. In het tweede lid van artikel 14, is specifiek het toezicht met technische hulpmiddelen geregeld voor een daartoe aangewezen toezichthouder. Artikel 17 van de wet geeft specifiek de mogelijkheid aan een daartoe aangewezen ambtenaar tot het stilhouden van een vrachtwagen, het uitreiken van boetes, het innen van boetes en het treffen van voorlopige maatregelen.

In het Besluit aanwijzing toezichthouder Wet vrachtwagenheffing van 6 december 2022 (nr. IENW/BSK-2022/282823) zijn de ambtenaren van de Dienst Wegverkeer (RDW) aangewezen als toezichthouder voor zover het betreft het houden van toezicht op de naleving van de vrachtwagenheffing met technische hulpmiddelen, zoals bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de wet. Concreet gaat het hierbij om toezicht met zogenoemde Elektronische Camerabeelden (ECB)-camera’s met ANPR (Automatic Number Plate Recognition) technologie en DSRC (dedicated short-range communication) voor het uitlezen van boordapparatuur. Dit toezicht verricht RDW met vaste en verplaatsbare wegkantapparatuur.

Met dit besluit wordt bovengenoemd besluit ingetrokken en vervangen door een nieuw besluit waarmee zowel toezichthouders van de RDW als van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) worden aangewezen als toezichthouder op grond van artikel 14, eerste lid, van de wet. Hiermee is in één besluit vastgelegd welke instanties zijn belast met het toezicht op de Wet vrachtwagenheffing.

De RDW blijft aangewezen als toezichthouder voor zover het betreft het houden van toezicht op de naleving van de Wet vrachtwagenheffing met technische hulpmiddelen, zoals bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de wet. Dit toezicht wordt uitgeoefend met inachtneming van het waarnemingsplan, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit vrachtwagenheffing, dat door RDW wordt vastgesteld en gepubliceerd in de Staatscourant.

De ILT wordt met dit besluit aangewezen als toezichthouder op grond van de Wet vrachtwagenheffing. Dat betekent dat de ILT zowel algemene toezichtsbevoegdheden op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan uitoefenen, zoals het fysiek controleren of een vrachtwagen de vereiste boordapparatuur aan boord heeft, als toezichtstaken op grond van de wet kan uitvoeren. Hierbij gaat het om het uitreiken van boetes en het innen van boetes in het kader van de Wet vrachtwagenheffing. Daarnaast kan de ILT voorlopige maatregelen treffen in dit kader, met uitzondering van de bevoegdheid om een vrachtwagen om niet aan een derde in eigendom te doen overdragen, te verkopen of te doen vernietigen (artikel 17, tweede tot en met zesde lid, van de wet).¹ Dit toezicht vindt plaats op basis van een signaleringslijst. Dit is een lijst die door RDW aan de ILT ter beschikking wordt gesteld waarop kentekens staan van houders van vrachtwagens waarvan de (volledige) NAW-gegevens niet bekend zijn waardoor de boete niet opgelegd en/of verzonden kon worden,² of kentekens van houders die nog een openstaande boete hebben.

In onderdeel b van artikel 2 is de toezichtstaak van de ILT ingekaderd omdat het niet wenselijk is dat beide organisaties hetzelfde type toezicht gaan uitoefenen. Concreet betekent dit dat de ILT geen toezicht mag houden met vaste en verplaatsbare wegkantapparatuur omdat dit bij RDW is belegd. De ILT heeft wel de bevoegdheid om te controleren of de vereiste boordapparatuur in de vrachtwagen aanwezig is en functioneert zoals wettelijk is voorgeschreven. Daarbij kan de ILT gebruik maken van zogeheten handhelds waarmee de boordapparatuur van vrachtwagens kan worden uitgelezen.

Verwacht wordt dat het toezicht met vaste – en verplaatsbare wegkantapparatuur door de RDW in combinatie met fysiek toezicht op basis van de signaleringslijst, waaronder het stilhouden van vrachtwagens en uitreiken van boetes door de ILT, voldoende effectief is. Mocht uit de evaluatie blijken dat de inzet van handhelds bij draagt aan effectiever toezicht, dan kan de ILT die bevoegdheid inzetten. Dit besluit biedt daartoe de mogelijkheid.

De vrachtwagenheffing is nog niet gestart, maar de zogenaamde realisatiefase ter voorbereiding op die start wel. Voor de noodzakelijke voorbereidingen is het belangrijk dat de ambtenaren van beide uitvoeringsorganisaties, ILT en RDW, ook daadwerkelijk met het toezicht op de wet zullen worden belast. Dit besluit voorziet daarin.

RDW en ILT zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van dit besluit.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

---

1 ILT kan deze taak op basis van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat 2023 uitoefenen.

2 RDW is gemandateerd de boete zo nodig op te leggen.