Wijziging van Leidraad Invordering 2008

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 26 april 2024, nr. 2024-233610

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt de Leidraad Invordering 2008. Het beleid dat ziet op het berekenen van de nettowoonlasten bij de betalingscapaciteit voor uitstel van betaling en kwijtschelding wordt gewijzigd.

ARTIKEL I

Het besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 december 2023, nr. 2023-260897, wijzigt als volgt:

A

Na artikel 25.5.6 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25.5.6a. Correctie vaststellen nettowoonlasten

Bij het vaststellen van de nettowoonlasten, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van de regeling, vermindert de ontvanger het bedrag, genoemd in artikel 17, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, met € 37,72.

B

Na de derde alinea van artikel 26.2.10 wordt een alinea ingevoegd, luidende:

Bij het vaststellen van de nettowoonlasten, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van de regeling, vermindert de ontvanger het bedrag, genoemd in artikel 17, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, met € 37,72.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt op 1 mei 2024 in werking. Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 april 2024

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken

TOELICHTING:

Artikel I, onderdeel A introduceert artikel 25.5.6a en onderdeel B wijzigt artikel 26.2.10. Hiermee is geregeld dat bij het bepalen van de nettowoonlasten als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, rekening wordt gehouden met de verhoging van de huurtoeslag waarmee betracht wordt om de koopkracht van de laagste inkomens te verbeteren.1 Daarmee wordt voorkomen dat deze verhoging van de huurtoeslag resulteert in een stijging van de betalingscapaciteit van de belastingschuldige waardoor het beoogde effect van inkomensondersteuning niet wordt bereikt. Dit wordt gedaan door bij de vaststelling van de betalingscapaciteit ten aanzien van kwijtschelding en uitstel van betaling, de verhoging van de huurtoeslag buiten beschouwing te laten.

Bij het bepalen van de betalingscapaciteit van de belastingschuldige voor kwijtschelding en uitstel van betaling in verband met betalingsproblemen, wordt onder meer gekeken naar de nettowoonlasten van de belastingschuldige. De nettowoonlasten worden gezien als een in aanmerking te nemen uitgave voor de belastingschuldige. Deze worden bepaald door de op de belastingschuldige drukkende huurprijs, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag (WHT), hypotheekrente (exclusief aflossing) en erfpachtcanon2 te verminderen met de normhuur en de te ontvangen huurtoeslag of de te ontvangen woonkostentoeslag.3 De normhuur betreft een bedrag dat ten minste voor rekening blijft voor de belastingschuldige en volgt uit artikel 17, tweede lid, WHT.

Met de lasten- en koopkrachtbesluitvorming 2024 is onder meer besloten om de huurtoeslag te verhogen met € 34,67 per maand.4 Recent is besloten – nadat gebleken was dat er een fout zat in de koopkrachtberekeningen voor 2024 – om de huurtoeslag extra te verhogen met € 3,05 per maand.5 Hierdoor is er sprake van een totale verhoging van € 37,72 per maand. Deze verhoging van de huurtoeslag dient als inkomensondersteuning en moet de koopkracht van de laagste inkomens verbeteren. Als gevolg van deze verhoging worden de nettowoonlasten die in acht worden genomen bij het bepalen van de betalingscapaciteit lager en stijgt het netto-besteedbare inkomen bij gelijkblijvende omstandigheden. Door de stijging van het netto-besteedbare inkomen zal dit (sneller) boven de kosten van bestaan stijgen. Hierdoor zal de belastingschuldige over een positieve betalingscapaciteit beschikken met als gevolg dat in sommige gevallen géén recht (meer) bestaat op (volledige) kwijtschelding. De stijging zal ook leiden tot een hogere aflossingscapaciteit bij uitstel van betaling waardoor een belastingschuldige verplicht wordt om deze inkomensondersteuning aan te wenden om zijn belastingschuld (deels) af te lossen.

Het is onwenselijk dat de verhoging van de huurtoeslag – die bedoeld is als inkomensondersteunende maatregel om de koopkracht van de laagste inkomens te verbeteren – ervoor zorgt dat in bepaalde gevallen belastingschuldigen niet langer in aanmerking komen voor (volledige) kwijtschelding. Hierdoor zou het beoogde effect van inkomensondersteuning niet worden bereikt. Daarnaast is het onwenselijk om als gevolg van deze verhoging de hogere aflossingscapaciteit te vorderen bij uitstel van betaling. Met name nu uitstel van betaling en kwijtschelding communicerende vaten zijn en zich anders de vreemde situatie kan voordoen dat iemand beter af is met het doen van een verzoek om kwijtschelding dan een verzoek om uitstel van betaling.

Als gevolg van deze wijziging zal bij de berekening van de nettowoonlasten de normhuur – wat gezien wordt als de minimale bijdrage van een belastingschuldige – worden gecorrigeerd met de eigen bijdrage zoals dit ook gedaan wordt in de WHT. Voor 2024 betekent dit dat de normhuur, die volgt uit artikel 17, tweede lid, WHT en voor 2024 is vastgesteld op € 226,67, wordt gecorrigeerd met het bedrag dat volgt uit artikel 16 WHT en voor 2024 is vastgesteld op -/- € 37,72.6 Hierdoor wordt de verhoging van de huurtoeslag buiten beschouwing gelaten.

Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijziging(en). Deze datum is gesteld op 1 mei 2024. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling.7

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken


X Noot
1

Wet van 20 december 2023 tot verlaging van de eigen bijdrage in de huurtoeslag voor de jaren 2024 en verder (Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag) (Stb. 2023, 494).

X Noot
2

NB: Bij uitstel van betaling worden de werkelijke uitgaven in aanmerking genomen op grond van artikel 25.5.6 Leidraad Invordering 2008.

X Noot
3

Artikel 15, lid 3, Uitvoeringsregeling IW 1990.

X Noot
4

Kamerstukken II 2023/24, 36 429, nr. 2.

X Noot
5

Kamerstukken II 2023/24, 36 410-XV, nr. 66.

X Noot
6

Zie noot 1, 3 en 4.

Naar boven