Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 11 april 2024, kenmerk 3768673-1061255-PDCIC, houdende wijziging van de Regeling publieke gezondheid in verband met het vervallen van de A-status van covid-19

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op de artikelen 22, vierde lid, en 25, zesde lid, van de Wet publieke gezondheid;

Besluit:

ARTIKEL I

De artikelen 2, derde lid, en 3a, van de Regeling publieke gezondheid komen te vervallen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, P.A. Dijkstra

TOELICHTING

Met deze regeling komen de artikelen 2, derde lid, en 3a van de Regeling publieke gezondheid (Rpg) te vervallen. Artikel 2, derde lid, Rpg regelt dat voor covid-19 een vrijstelling geldt voor de meldingsplicht van artsen op grond van artikel 22, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid (Wpg). Artikel 3a Rpg regelt dat voor de meldingsplicht van het hoofd van het laboratorium op grond van artikel 25, tweede lid, Wpg voor covid-19 een termijn geldt van twee jaar waarbinnen gemeld moet worden.

Op 1 februari 2024 is de Wet van 24 januari 2024 tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het afschalen van de A-status van covid-19 in werking getreden. Op grond van dit wetsvoorstel wordt covid-19 niet langer aangemerkt als behorende tot groep A2, waardoor de meldingsplicht voor artsen en hoofden van laboratoria is vervallen. Gelet hierop kunnen de artikelen 2, derde lid, en 3a, Rpg vervallen.

De Minister voor Medische Zorg, P.A. Dijkstra

Naar boven