Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 16 april 2024 tot vaststelling van forfaitaire rendementspercentages voor 2023 in box 3

16 april 2024

Nr. 2024-0000224266

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 10.6ter van de Wet inkomstenbelasting 2001,

Besluit:

ARTIKEL I

In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt in artikel 5.2, tweede lid, tweede zin, ‘0,01%’ vervangen door ‘0,92%’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij

TOELICHTING

Op grond van artikel 10.6ter van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) worden de forfaitaire rendementspercentages in box 3 voor de categorieën banktegoeden en schulden na afloop van het kalenderjaar met terugwerkende kracht tot en met het begin van het kalenderjaar vervangen door een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage. Door middel van deze regeling worden die forfaitaire rendementspercentages voor het kalenderjaar 2023 vastgesteld.

In artikel 10.6ter, tweede lid, Wet IB 2001 is geregeld op welke wijze het forfaitaire rendementspercentage voor banktegoeden wordt vastgesteld. Dit rendementspercentage wordt gesteld op de som van het gemiddelde maandelijkse rendement in procenten op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank (DNB), uit een periode van elf maanden, beginnend op 1 januari en eindigend op 30 november van het kalenderjaar, onder dubbeltelling van het percentage over de maand november en gedeeld door twaalf. Voor het kalenderjaar 2023 bedraagt dit percentage 0,92%. Het thans nog in de wet opgenomen percentage van 0,01% wordt daarom met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023 vervangen door 0,92%.

In artikel 10.6ter, vierde lid, Wet IB 2001 is geregeld op welke wijze het forfaitaire rendementspercentage voor schulden wordt vastgesteld. Dit percentage wordt gesteld op de som van het gemiddelde maandelijkse rentepercentage over het totale uitstaande bedrag aan woninghypotheken van huishoudens, zoals gepubliceerd door DNB, uit een periode van elf maanden, beginnend op 1 januari en eindigend op 30 november van het kalenderjaar, onder dubbeltelling van het percentage over de maand november en gedeeld door twaalf. Voor het kalenderjaar 2023 bedraagt dit percentage 2,46%. Aangezien het forfaitaire rendementspercentage voor schulden dat is opgenomen in artikel 5.2, tweede lid, Wet IB 2001 reeds 2,46% bedraagt, is een vervanging van dit percentage nu niet aan de orde.

Uitvoeringsgevolgen

De onderhavige regeling is door de Belastingdienst beoordeeld met de uitvoeringstoets. De uitvoeringsgevolgen zijn beschreven in bijgaande uitvoeringstoets. De voorgestelde aanpassingen zijn uitvoerbaar.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij

Ministeriële regeling tot vaststelling van forfaitaire rendementspercentages voor 2023 in box 3

Beschrijving voorstel/regeling

In deze ministeriële regeling wordt het forfaitaire rendementspercentage in box 3 voor de categorie banktegoeden met terugwerkende kracht tot en met het begin van het kalenderjaar vervangen door een vastgesteld percentage. Door middel van deze regeling wordt dit forfaitaire rendementspercentage voor het kalenderjaar 2023 vastgesteld.

Interactie burgers/bedrijven

De communicatie vindt plaats via de reguliere kanalen.

Maakbaarheid systemen

De noodzakelijke systeemaanpassingen kunnen tijdig worden gerealiseerd.

Handhaafbaarheid

Ingeval door belastingplichtigen rechtsmiddelen worden aangewend tegen de vaststelling van aanslagen inkomstenbelasting op basis van het gehanteerde forfaitaire rendementspercentage voor 2023 in box 3 dan worden deze rechtsmiddelen op reguliere wijze afgehandeld.

Fraudebestendigheid

Niet van toepassing.

Complexiteitsgevolgen

Niet van toepassing.

Risico procesverstoringen

Het risico op procesverstoringen is klein.

Uitvoeringskosten

De kosten voor de benodigde aanpassingen vallen binnen de jaaraanpassingen. De benodigde (handhavings-)inzet wordt opgevangen binnen de bestaande capaciteit.

Personele gevolgen

Er zijn geen personele gevolgen.

Invoeringsmoment

Invoering is met terugwerkende kracht mogelijk per: 1 januari 2023.

Eindoordeel

Het voorstel is uitvoerbaar.

Naar boven