Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 16 april 2024, nr. IENW/BSK-2024/108624, houdende wijziging van de Tijdelijke regeling specifieke uitkering Zero Emissiebussen 2022–2024

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële verhoudingswet en artikel 4, eerste lid, van de Kaderwet subsidies;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Tijdelijke regeling specifieke uitkering Zero Emissiebussen 2022–2024 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 10, derde lid, wordt toegevoegd: ‘en wordt met betrekking tot de inzet van ZE-bussen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, de zinsnede ‘binnen twee jaar’ gelezen als: binnen drie jaar.

B

Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a Resterende beschikbare bedrag 2024 (2)

  • 1. Indien met de aanvragen op grond artikel 10, tweede lid, het in artikel 5, eerste lid, bedoelde uitkeringsplafond niet is bereikt, maakt de Minister uiterlijk 1 juli 2024 bekend welk bedrag resteert.

  • 2. Een aanvraag om het resterende beschikbare bedrag kan worden ingediend van 3 september 2024 vanaf 09.00 uur tot en met 31 oktober tot uiterlijk 12.00 uur, waarbij aanvragen van concessieverleners die nog geen aanvraag op grond van artikel 6 of artikel 10 hebben ingediend voorrang krijgen.

  • 3. Indien de aanvragen van concessieverleners die nog niet eerder een aanvraag hebben ingediend gezamenlijk het resterende beschikbare bedrag overschrijden, wordt dat bedrag in afwijking van artikel 5, tweede lid, verdeeld naar rato van het aandeel van een aangevraagde uitkering in het totaalbedrag van alle aanvragen.

  • 4. Indien na de aanvragen van concessieverleners, bedoeld in het derde lid, het resterende beschikbare bedrag niet volledig is aangevraagd, wordt het betreffende restbedrag benut voor de overige aanvragen of, indien deze aanvragen gezamenlijk het restbedrag overschrijden, in afwijking van artikel 5, tweede lid, verdeeld naar rato van het aandeel van een aangevraagde uitkering in dat bedrag.

  • 5. Artikel 10, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op aanvragen als bedoeld in het tweede lid.

C

Artikel 16, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 april 2025 met dien verstande dat zij van toepassing blijft op uitkeringen die voor die datum zijn aangevraagd.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

TOELICHTING

Op grond van de Tijdelijke regeling specifieke uitkering Zero Emissiebussen 2022–2024 (hierna: de Regeling) kunnen concessieverleners in het openbaar vervoer een specifieke uitkering aanvragen voor de aanschafkosten voor zero emissiebussen (ZE-bussen). De concessieverleners zijn de decentrale OV-autoriteiten die het regionaal openbaar vervoer organiseren. Deze wijziging verruimt de maximale termijn voor een verplichte inzet van ZE-bussen na verlening van een specifieke uitkering voor nog in te dienen aanvragen (artikelen 10 en 10a), voegt een derde aanvraagronde toe (artikel 10a) en breidt de looptijd van de regeling uit (artikel 16).

Na de (gehonoreerde) aanvragen van de eerste ronde die tot eind 2023 konden worden ingediend, resteert van het subsidieplafond van 40 miljoen euro nog 10,25 miljoen euro. Dit restbedrag komt beschikbaar in een tweede aanvraagronde als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Regeling. Het definitieve bedrag voor deze tweede ronde is aan de overheden bekendgemaakt. Dit bedrag wordt op grond van artikel 5, tweede lid, van de Regeling op volgorde van de binnengekomen aanvragen verleend.

Invoering derde aanvraagronde

De concessieverleners hebben samen met het ministerie een aantal opties overwogen om een beroep op de Regeling door concessieverleners te optimaliseren en zoveel mogelijk concessieverleners te laten profiteren. Het belangrijkste doel daarbij is om meer projecten met ZE-bussen met rijkssubsidie te realiseren. De voortgang van meerdere met ZE-bussen geplande concessies is bij een aantal concessieverleners nog niet zover gevorderd dat binnen de eerste en de tweede aanvraagronde van de oorspronkelijke Regeling (aantoonbaar) kan worden voldaan alle aanvraagvereisten. De invoering van een derde aanvraagronde (artikel 10a) stelt concessieverleners in staat om aanvragen in te dienen voor later geplande concessies met ZE-bussen. In die derde ronde komen in beginsel alle aanvragen naar evenredigheid voor een uitkering in aanmerking en geldt niet het uitgangspunt van verlening op volgorde van aanvraag. Een openstelling van een aanvraagperiode en toekenning van een specifieke uitkering is uiteraard afhankelijk van een resterend beschikbaar bedrag na de tweede aanvraagronde op basis van volgorde van aanvraag (artikel 10 in relatie tot artikel 5, tweede lid).

Na toekenning van de aanvragen op grond van artikel 10 (de tweede ronde) kan alsnog een bedrag resteren. Daarop kan een beroep worden gedaan in een derde aanvraagronde van het nieuwe artikel 10a. De concessieverleners die nog niet eerder een aanvraag hebben ingediend, krijgen daarbij voorrang. Het beschikbare bedrag voor de derde aanvraagronde wordt uiterlijk 1 juli 2024 aan overheden per emailbericht bekendgemaakt. De aanvraagtermijn loopt van 3 september tot en met 31 oktober (artikel 10a, eerste en tweede lid).

Als de som van het met de voorrangsaanvragen gemoeide bedrag het totaal resterende beschikbare bedrag overschrijdt, wordt dat bedrag naar rato van de het aandeel van gevraagde uitkeringen in het totale aangevraagde bedrag verdeeld over de aanvragen. Dit komt erop neer dat een aangevraagd bedrag evenredig in mindering wordt gebracht met de mate van overschrijding van het aangevraagde totaalbedrag ten opzichte van het resterende beschikbare bedrag (artikel 10a, derde lid). Voorbeeld waarbij een bedrag resteert van 4 miljoen euro en in het geval er door concessieverleners voor in totaal 5 miljoen euro wordt aangevraagd. In dit voorbeeld wordt de uitkering gedeeld door 4/5e (80% van de aanvraag) hetgeen betekent dat een aanvraag van 600.000,– euro uitkomt op 480.000,– euro en een aanvraag van 500.000,– euro uitkomt op 400.000,– euro.

Als na de verdeling van de voorrangsaanvragen alsnog een bedrag resteert, wordt volgens dezelfde wijze dat bedrag verdeeld tussen de overige aanvragen (artikel 10a, vierde lid). De volgorde van aanvragen speelt dus geen rol.

Verruiming termijn inzet bussen

Voorts wordt de verplichting in artikel 8, eerste lid, onderdeel b om de bussen binnen twee jaar na verlening van een specifieke uitkering in te zetten verruimt naar maximaal drie jaar. Dit geldt voor aanvragen in zowel de tweede als de derde aanvraagronde (wijzingen van artikel 10, derde lid, en nieuw artikel 10a, vijfde lid). Dit vergroot voor concessieverleners de mogelijkheid om succesvol een beroep te kunnen doen op de Regeling omdat er meer tijd is om (nieuwe) ZE-bussen in geplande concessies te integreren. Hierbij is meegewogen dat de leveringstijd van ZE-bussen fors is opgelopen.

Verlenging looptijd

Voorts wordt de looptijd van de Regeling verlengd tot en met 1 april 2025 (artikel 16, tweede lid). Dit is nodig voor een zorgvuldige afhandeling van aanvragen die nog binnenkomen in de loop van de verlengde aanvraagtermijn.

Voornoemde voorgestelde wijzigingen zijn besproken en overeengekomen met de concessieverleners in het DOVA, het Samenwerkingsverband Decentrale OV-autoriteiten. Hierin zijn (de vertegenwoordigers van) alle provincies en vervoerregio’s vertegenwoordigd.

Financiële gevolgen

Deze wijziging heeft geen (nadelige) financiële gevolgen voor overheden of bedrijven. Het totale beschikbare bedrag blijft in stand. De toevoeging van een derde aanvraagronde en de verruiming van de maximale termijn voor de verplichte inzet van ZE-bussen zorgt naar verwachting voor een evenwichtigere en volledigere besteding van het resterende budget.

Een internetconsultatie kan achterwege blijven omdat er geen ingrijpende veranderingen zijn in de rechten en plichten van burgers of bedrijven. Bovendien betreft het een bekende en beperkte groep van betrokken partijen (de OV-autoriteiten). Alle belanghebbende overheden zijn geraadpleegd in het kader van het DOVA in januari, februari en maart 2024. Er zijn geen gevolgen voor de regeldruk.

De uitvoering van de (gewijzigde) Regeling blijft belegd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) namens de Minister.

Overig

In afwijking van de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijnen treedt, met een beroep op aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, deze regeling een dag na de bekendmaking in werking. De wijziging van de Regeling dient enige tijd voorafgaand aan aanvang van de tweede aanvraagronde op 1 mei 2024 in werking te treden. Deze eerder niet geplande tussentijdse wijziging heeft door het overleg met de concessieverleners en de totstandkoming van de door hen gewenste voorstellen langere tijd beslag genomen. Alle belanghebbenden zijn kenbaar met deze wijziging en de (gewenste) gevolgen daarvan.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

Naar boven