Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2024, 12001 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2024, 12001 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
Gelet op artikel 71 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 5.11 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, artikel 71 van de Wet op de expertisecentra, en artikel 67 van de Wet primair onderwijs BES;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
achterstandsscore voor het vmbo, havo en vwo op 1 oktober 2022 dan wel achterstandsscore voor het praktijkonderwijs op 1 oktober 2022, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek en gepubliceerd op 7 maart 2024, of achterstandsscore als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022 voor het primair onderwijs;
vaardigheden op het gebied van taal, rekenen of wiskunde, en burgerschap of digitale geletterdheid;
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WPO BES, artikel 1 van de WEC of artikel 1.1 van de WVO 2020;
Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022;
Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;
aanpak op basis van kennis uit wetenschap en praktijk over wat onder welke voorwaarden werkt in het onderwijs;
overzicht op de website van het programma Masterplan basisvaardigheden met evidence-informed interventies die zijn gericht op basisvaardigheden;
Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
leerling als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022, artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC 2022 of artikel 6.7 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020;
Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;
inventarisatie van het prestatieniveau van leerlingen op het gebied van basisvaardigheden op de school voor aanvang van de gesubsidieerde activiteiten;
onderwijs dat gegeven wordt op een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO, onderwijs dat gegeven wordt op een school of instelling als bedoeld in artikel 1 van de WEC, of onderwijs dat gegeven wordt op een school als bedoeld in artikel 1 van de WPO BES;
vestiging waar op 1 oktober 2022 meer dan 50% van de leerlingen praktijkonderwijs volgt;
Registratie Instellingen en Opleidingen;
uit ’s Rijkskas bekostigde school als bedoeld in, artikel 1 van de WPO, artikel 1.1 van de WVO 2020, artikel 1 van de WEC of artikel 1 van de WPO BES met inbegrip van een school voor voorbereidend beroepsonderwijs die deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap die van rechtswege is ontstaan na de omzetting op grond van artikel 12.2.4 van de WEB;
schooljaar als bedoeld in artikel 1 van de WPO of artikel 1 van de WVO 2020;
hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld in artikel 1 van de WPO of artikel 76a van de WEC, hoofdvestiging als bedoeld in artikel 4.13 van de WVO 2020, nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.14 van de WVO 2020 of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.16 van de WVO 2020, met inbegrip van een vestiging van een school voor voorbereidend beroepsonderwijs die deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap die van rechtswege is ontstaan na de omzetting op grond van artikel 12.2.4 van de WEB;
onderwijs dat gegeven wordt op een school als bedoeld in artikel 1.1 van de WVO 2020 of onderwijs dat gegeven wordt in Caribisch Nederland als bedoeld in de WVO 2020;
Wet educatie en beroepsonderwijs;
Wet op de expertisecentra;
Wet op het primair onderwijs;
Wet primair onderwijs BES;
Wet op het voortgezet onderwijs 2020.
1. De minister kan ter verbetering van de basisvaardigheden aan een bevoegd gezag voor de schooljaren 2024/2025 en 2025/2026 subsidie verstrekken voor de uitvoering van één of meer evidence-informed interventies en voor monitoring van het prestatieniveau van leerlingen op het gebied van basisvaardigheden.
2. De evidence-informed interventies zijn in ieder geval gericht op het versterken van de basisvaardigheden op het gebied van taal dan wel rekenen of wiskunde, of taal en rekenen of wiskunde en waar nodig ook op het versterken van de basisvaardigheden burgerschap en digitale geletterdheid.
1. Een bevoegd gezag kan per vestiging één aanvraag voor de subsidie indienen.
2. Een aanvraag voor de subsidie kan worden ingediend van 10 april 2024 tot en met 26 april 2024. Aanvragen die buiten de aanvraagperiode worden ingediend, worden afgewezen.
3. De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het digitale aanvraagformulier dat daartoe op de website van DUS-I beschikbaar is gesteld. In dit aanvraagformulier vermeldt de aanvrager:
a. de naam van het bevoegd gezag;
b. het in de RIO geïdentificeerde nummer van de vestiging waarvoor de aanvraag wordt ingediend;
c. de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres van de contactpersoon.
4. Indien een aanvraag onvolledig is, krijgt de aanvrager onder toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht tien werkdagen de tijd om de aanvraag aan te vullen.
1. Voor subsidieverstrekking is een bedrag beschikbaar van in totaal € 579.478.500, waarvan:
a. € 327.975.068, beschikbaar is voor het primair onderwijs en primair onderwijs BES, met uitzondering van het speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs;
b. € 218.850.729, beschikbaar is voor het voortgezet onderwijs, niet zijnde praktijkonderwijs;
c. € 6.978.264, beschikbaar is voor het praktijkonderwijs; en
d. € 25.674.439 voor het speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs.
2. Indien één of meerdere bedragen, bedoeld in het eerste lid, niet of niet volledig worden benut, dan worden de resterende middelen naar rato verdeeld over de andere in dat lid genoemde subsidieplafonds.
3. Als de middelen, na toepassing van het tweede lid, niet volledig worden benut, kan het resterende bedrag door wijziging van de regeling worden toegevoegd aan het beschikbare budget voor het tweede aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden voor prioriteitsscholen 2024.
1. Het subsidiebedrag voor een school voor primair onderwijs en primair onderwijs BES wordt berekend door het aantal leerlingen dat op 1 februari 2023 stond ingeschreven op de desbetreffende vestiging te vermenigvuldigen met een bedrag van € 1.000,–.
2. Het bedrag van de subsidie voor een school voor voortgezet onderwijs wordt berekend door het aantal leerlingen dat op 1 oktober 2022 stond ingeschreven op de desbetreffende vestiging te vermenigvuldigen met een bedrag van € 1.000,–.
3. Het subsidiebedrag wordt aan een bevoegd gezag in Caribisch Nederland uitbetaald in US-dollars tegen de vastgestelde wisselkoers.
Indien de toewijzing van alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen voor een subsidie zou leiden tot overschrijding van een subsidieplafond als bedoeld in artikel 5, eerste lid, krijgen de aanvragen met betrekking tot de vestigingen van scholen in Caribisch Nederland voorrang. Vervolgens worden de overige aanvragen ten laste van het betreffende deelplafond als volgt gerangschikt:
a. aanvragen ten behoeve van het primair onderwijs, niet zijnde speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, worden gerangschikt op volgorde van de hoogste naar de laagste achterstandsscore (peildatum 1 februari 2023) zonder drempel per leerling per vestiging;
b. aanvragen ten behoeve van het voortgezet onderwijs, niet zijnde het praktijkonderwijs, worden gerangschikt op volgorde van de hoogste naar de laagste achterstandsscore (peildatum 1 oktober 2022) zonder drempel per leerling per vestiging;
c. aanvragen ten behoeve van het praktijkonderwijs worden gerangschikt op volgorde van de hoogste naar de laagste achterstandsscore (peildatum 1 oktober 2022) zonder drempel per leerling per vestiging;
d. aanvragen ten behoeve van het speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs worden gerangschikt op volgorde van het hoogste naar het laagste aandeel CUMI-leerlingen per vestiging zoals berekend door de Dienst Uitvoering Onderwijs (peildatum 1 februari 2023).
1. Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een subsidie in elk geval geweigerd:
a. indien aan het bevoegd gezag voor de desbetreffende vestiging eerder subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden, de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden voor scholen 2023 of de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden voor prioriteitsscholen 2023;
b. indien de kwaliteit van het onderwijs van de desbetreffende schoolvestiging in het primair onderwijs of afdeling in het voortgezet onderwijs door de Inspectie van het Onderwijs bij besluit op de peildatum 1 februari 2024 als ‘zeer zwak’ of ‘onvoldoende’ is beoordeeld.
1. In aanvulling op hoofdstuk 5 van de Kaderregeling is de subsidieontvanger verplicht om:
a. tussen 2 september 2024 en 11 oktober 2024 bij DUS-I een activiteitenplan in te dienen met een omschrijving van de activiteiten die met de subsidie zullen worden uitgevoerd. De aanvrager maakt gebruikt van het formulier dat door DUS-I ter beschikking is gesteld;
b. het activiteitenplan ter instemming voor te leggen aan de medezeggenschapsraad voordat dit activiteitenplan wordt ingediend bij DUS-I;
c. ten behoeve van de monitoring uiterlijk op 30 november 2024 een nulmeting uit te voeren voor in ieder geval de prestaties op het gebied van taal en rekenen of wiskunde onder alle leerlingen, waarbij leerlingen die vier jaar of korter in Nederland zijn en om die reden de Nederlandse taal onvoldoende beheersen, niet in de nulmeting worden betrokken;
d. tijdens de subsidieperiode per schooljaar de voortgang op in ieder geval de prestaties op het gebied van taal en rekenen of wiskunde gedurende de looptijd van de subsidie te monitoren, waarbij leerlingen die vier jaar of korter in Nederland zijn en om die reden de Nederlandse taal onvoldoende beheersen, niet in de monitoring hoeven te worden betrokken;
e. de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt uiterlijk tot en met 31 juli 2026 uit te voeren;
f. uiterlijk acht weken na het verstrijken van de activiteitenperiode een activiteitenverslag in te dienen bij DUS-I.
1. In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, onder a, van de Kaderregeling wordt de subsidie aan het bevoegd gezag binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagperiode verleend. De minister verstrekt een voorschot van 100%, dat in drie delen wordt uitbetaald.
2. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, onderscheidenlijk de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES, met model G, onderdeel 1.
3. De minister stelt de subsidie ambtshalve vast binnen een jaar na indiening van de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de activiteitenperiode.
4. Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd. Indien de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en aan alle verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.
De minister kan één of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
Met het Masterplan basisvaardigheden werken we aan een duurzame verbetering van de basisvaardigheden taal, rekenen of wiskunde, burgerschap en digitale geletterdheid. Over vijf jaar willen we over de hele linie een grote verbetering zien in de prestaties op de basisvaardigheden.
Dat is nodig, want te veel leerlingen verlaten het funderend onderwijs onvoldoende geletterd en gecijferd. Ook de prestaties van leerlingen op het gebied van burgerschap en digitale geletterdheid kunnen en moeten beter. Te veel leerlingen kunnen uiteindelijk niet meedoen in onze samenleving of beginnen met onvoldoende bagage aan het vervolgonderwijs. Naast andere initiatieven moet het Masterplan basisvaardigheden dit tij keren.
Het Masterplan basisvaardigheden heeft als doel om scholen met de ontwikkeling van deze vaardigheden te ondersteunen, en daarmee de resultaten op taal, rekenen of wiskunde, burgerschap en digitale geletterdheid aantoonbaar te verbeteren. Vanuit dit Masterplan is het de ambitie om te komen tot een structureel instrument om financiële middelen te verdelen over scholen die dat het meest nodig hebben, en te zorgen voor publieke ondersteuning die permanent beschikbaar is voor alle scholen.
De school volgt de prestaties van leerlingen op het gebied van taal en rekenen of wiskunde gedurende de activiteitenperiode. Daarom voert u voor het eerste aanvraagtijdvak, voorafgaand aan het starten van de interventie(s), uiterlijk op 30 november 2024 een nulmeting uit. Deze meting geeft zicht op de stand van zaken voorafgaand aan de interventie(s). Wij vragen u tijdens de activiteitenperiode minimaal één keer per schooljaar de prestaties van uw leerlingen te meten, met uitzondering van de leerlingen die vier jaar of korter in Nederland zijn en om die reden de Nederlandse taal onvoldoende beheersen. In het primair onderwijs kunt u hiervoor aansluiten bij de afnamemomenten van de M-toets en E-toets.
Aan het bevoegd gezag wordt gevraagd leerlinggegevens aan te leveren aan de onderzoekers die de subsidieregeling evalueren. Deze gegevens worden benut om een geaggregeerd beeld te schetsen van de ontwikkeling van de prestaties van leerlingen op het gebied van taal en rekenen of wiskunde. De school ontvangt waar mogelijk al in de subsidiebeschikking nadere informatie over hoe deze gegevens kunnen worden aangeleverd. De gegevens zullen in het geaggregeerde beeld niet tot de school herleidbaar zijn. Om de aanlevering van deze gegevens te vergemakkelijken, wordt het bevoegd gezag geadviseerd om de school aan te melden voor de leergroei-rapportages1 van het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs (NCO). Via het NCO kan de gegevenslevering vergaand worden geautomatiseerd. Om mee te doen aan de leergroei-rapportages van het NCO kan voor het primair onderwijs gebruik worden gemaakt van de leerlingvolgsystemen van Cito, ESIS, en ParnasSys. De lvs-toetsen in het primair onderwijs die gebruikt kunnen worden, zijn de toetsen van Boom, Cito, Diataal en IEP. Voor het voortgezet onderwijs kan gebruik worden gemaakt van de volgende bronnen: Bureau ICE, Cito, Diataal, Magister, Somtoday en TIG.
Het is mogelijk om een gedeelte van de subsidie te gebruiken voor de aanschaf van toetsen en/of leerlingvolgsystemen. Deelname aan het NCO is nadrukkelijk niet verplicht, maar het verlaagt de werkdruk en administratieve lasten van de verantwoording significant. De school mag ook andere schooleigen toetsen, objectieve toetsen, observaties of leerlingvolgsystemen gebruiken om de nulmeting te verrichten en de voortgang van uw leerlingen te meten, zolang deze op leerlingniveau een groei in (vaardigheids)score kunnen aantonen voor taal en rekenen-wiskunde. Ook deze gegevens moeten in niet tot de persoon herleidbare vorm worden aangeleverd aan een onderzoeksbureau voor het vormen van een landelijk stelselbeeld.
Bij het opstellen van de subsidieregeling is in het oog gehouden dat de regeling geen onnodige regeldruk mag veroorzaken. Voor deze subsidieregelregeling is daarom een vereenvoudigde aanvraagprocedure ontwikkeld. Vanuit DUS-I wordt een digitaal aanvraagformulier beschikbaar gesteld waarin een deel van de gegevens vooraf zijn ingevuld. De regeling maakt mogelijk dat circa 2.060 aanvragen voor de subsidie kunnen worden toegekend.
Voor de subsidie geldt dat er verschillende activiteiten bij de aanvraag komen kijken. Per aanvraag geldt dat de tijdbesteding hiervoor wordt geschat op twee uur. Wanneer de aanvraag wordt goedgekeurd dient de school een activiteitenplan op te stellen waarvan de tijdsbesteding wordt geschat op tien uur. Het kennisnemen van de subsidiabele activiteiten wordt geraamd op drie uur. Op het activiteitenplan dient een bevoegd gezag instemming te krijgen van de medezeggenschapsraad wat op drie uur wordt geschat. Monitoring wordt geschat op zes uur wanneer wordt deelgenomen aan NCO en ongeveer 20–40 uur wanneer niet wordt deelgenomen aan NCO. Het na de activiteitenperiode indienen van een activiteitenverslag wordt geraamd op drie uur. De verantwoording middels het jaarverslag wordt geschat op twee uur. Deelname aan het implementatieonderzoek in enquêtevorm (start- en eindmeting), wordt geschat op vijf uur. De lasten voor de maatschappij die met een toekenning van subsidie zijn gemoeid, zijn in totaal 34 uur. Wanneer geen gebruik wordt gemaakt van monitoring middels het NCO geldt dat hier nog uren bij moeten worden opgeteld. Uitgaande van een uurtarief van € 54,– is dat € 1.836,– per toekenning.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) acht mede gelet op het structurele karakter van het probleem een tijdelijke subsidieregeling – ook vanuit regeldrukperspectief – geen passend instrument. Het college adviseert inzicht te bieden in de overgang van incidentele subsidies naar structurele bekostiging met het oog op de beschikbaarheid van subsidies voor scholen in de overgangsfase. Het college adviseert de selectiecriteria bij overschrijding van de subsidieplafonds te verduidelijken en/of aan te scherpen zodat scholen beter kunnen beoordelen welke kans een subsidieaanvraag maakt. Het college adviseert de verplichtingen met betrekking tot de instemming van medezeggenschapsraad met het activiteitenplan niet op te nemen in de subsidieregelingen. Het college adviseert de gevolgen voor de regeldruk volledig in beeld te brengen in de toelichting bij het voorstel, conform de Rijksbrede methodiek. Op basis van de adviezen van het ATR zijn de regelingen waar dit mogelijk en wenselijk is geacht aangepast.
Deze regeling is voorgelegd aan de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I). DUS-I acht de regeling uitvoerbaar, mits er wordt voldaan aan de gemaakte afspraken.
DUS-I heeft met de regelingen van 2022 en 2023 de nodige kennis en kunde opgebouwd. Hierdoor heeft zij goed kunnen adviseren over de uitvoerbaarheid van de regelingen voor 2024. Er zijn afspraken gemaakt voor de aanlevering van lijsten afkomstig van de Inspectie en DUO. Van belang is dat deze lijsten tijdig en op de afgesproken wijze worden aangeleverd aan DUS-I. Dit stelt DUS-I in staat een laatste bewerkingsslag te doen en tijdig de juiste informatie aan te leveren voor het aanvraagportaal. Verdere risico’s zijn de relatief korte duur van de activiteitenperiode. Tevens is er geen beoordelingskader aanwezig, dit maakt het eenduidig beoordelen van activiteitenplannen lastig. DUS-I heeft veel contact met de beleidsdirectie wat de samenwerking en afstemming ten goede komt. De ervaring met de voorgaande regelingen zal bijdragen aan het in goede banen leiden van de subsidieregeling.
De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: Kaderregeling) is van toepassing op deze regeling. In hoofdstuk 5 van de Kaderregeling zijn onder andere de algemene subsidieverplichtingen opgenomen, zoals de verplichting om mee te werken aan onderzoek.
Het doel van de subsidieregeling is scholen in staat te stellen interventies uit te voeren om de beheersing van de basisvaardigheden te verbeteren bij hun leerlingen. De subsidie wordt ingezet voor het uitvoeren van evidence-informed interventies. Dit zijn wetenschappelijk bewezen effectieve interventies, gecombineerd met praktijkkennis van de school over de specifieke schoolcontext. Scholen kunnen hiervoor gebruik maken van de interventiekaart basisvaardigheden. Deze website geeft inzicht in betrouwbare achtergrondliteratuur en kennis over bewezen effectieve interventies en aanpakken. Via de website wordt ook nadere kennis ontsloten over de wijze waarop een interventie het best uitgevoerd kan worden en de omstandigheden waaronder deze het meeste effect sorteert. In het geval scholen geen gebruik maken van de interventiekaart dienen zij beredeneerd af te wijken; scholen tonen zelf aan dat de gekozen interventies evidence-informed zijn. De interventies zijn in ieder geval gericht op het versterken van de basisvaardigheden taal en/of rekenen of wiskunde. Waar nodig kan de subsidie ook ingezet worden voor het versterken van de basisvaardigheden burgerschap en digitale geletterdheid.
De interventiekaart biedt kennis over passende interventies voor de verschillende basisvaardigheden. Daarnaast is er op de interventiekaart aandacht voor leergebied overstijgende interventies. Dit zijn activiteiten die voorwaardelijk zijn voor het leren van leerlingen of overkoepelend zijn en daarmee niet te koppelen aan één specifieke basisvaardigheid.
Voor de aanschaf van leermiddelen geldt dat dit subsidiabel is in het geval deze leermiddelen bedoeld zijn om de gekozen interventies mogelijk te maken. Denk bijvoorbeeld aan de aanschaf van leesboeken of de aanschaf/uitbreiding van een methode gericht op het verbeteren van één of meerdere basisvaardigheden.
Het is belangrijk dat scholen goed zicht hebben op de prestaties en vorderingen van hun leerlingen en deze monitoren. Daarom mogen de middelen ook worden ingezet voor de aanschaf van instrumenten waarmee de voortgang gevolgd kan worden, zoals het gebruik van objectieve toetsen of leerlingvolgsystemen die de vaardigheidsscores van leerlingen in kaart brengen. Subsidiabel zijn in ieder geval de aanschaf en implementatie van deze instrumenten alsmede de scholing en training van onderwijsprofessionals in het gebruik van deze instrumenten.
In de regeling is per type onderwijs een subsidieplafond bepaald. Wanneer er middelen resteren op een deelplafond voor een type onderwijs worden resterende middelen naar rato verdeeld over deelplafonds van andere typen onderwijs. Wanneer ook dan nog middelen resteren in het eerste aanvraagtijdvak, worden de middelen door wijziging van de desbetreffende subsidieregeling ingezet voor het tweede aanvraagtijdvak van de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden voor prioriteitsscholen 2024. Dit leidt niet tot een aangepast kasritme.
Het aantal leerlingen dient het bevoegd gezag over te nemen uit de stand van het aantal leerlingen op de desbetreffende vestiging, zoals blijkt uit de telling van 1 februari 2023 met prikdatum 16 januari 2024 (de datum waarop de gegevens van peildatum 1 februari 2023 zijn vastgesteld door DUO) in het primair onderwijs en de definitieve telling van 1 oktober 2022 in het voortgezet onderwijs die bij DUO is geregistreerd. Bij het primair onderwijs zijn fusies na de peildatum verwerkt, voor zover deze op de prikdatum bekend zijn. Voor fusies in het voortgezet onderwijs (inclusief praktijkonderwijs) die hebben plaatsgevonden na peildatum 1 oktober 2022 geldt dat het subsidiebedrag voor de overblijvende school wordt berekend op basis van het aantal leerlingen op de peildatum voordat de fusie plaatsvond.
In het geval dat er meer subsidieaanvragen binnenkomen dan het subsidieplafond toelaat, krijgen scholen uit Caribisch Nederland als eerste subsidie toegekend. Dit omdat scholen uit Caribisch Nederland bij uitstek de doelgroep zijn waar het gaat om het verbeteren van de basisvaardigheden. Uit de evaluatie van de Tweede Onderwijsagenda 2017–2020 blijkt namelijk dat door besturen, directeuren en leraren van de onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland hard is gewerkt aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs, onder meer op het gebied van Nederlands, rekenen of wiskunde, digitale geletterdheid en burgerschap. Het resultaat van deze inspanningen was dat alle onderwijsinstellingen in 2019 de basiskwaliteit hadden bereikt. Sindsdien zijn echter meerdere scholen weer onder dit niveau gezakt, of lopen zij het risico hieronder te zakken. Specifiek voor de onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland geldt dat het Nederlands onderwijs wordt gegeven vanuit een meertalige context (Papiaments op Bonaire en Engels op Saba en Sint-Eustatius) en ook het burgerschapsonderwijs vraagt om extra inspanningen van de scholen vanwege de inzet op zowel de Europese als Caribische context.
Vervolgens wordt de wijze van verdeling van beschikbare middelen separaat bekeken voor het (1) primair onderwijs, niet zijnde het (voortgezet) speciaal onderwijs en het speciaal basisonderwijs; (2) het voortgezet onderwijs, niet zijnde het praktijkonderwijs; (3) het praktijkonderwijs; en (4) het (voortgezet) speciaal onderwijs en het speciaal basisonderwijs. Voor de eerste drie groepen geldt dat er een rangschikking wordt gemaakt op leerlinggewogen onderwijsachterstandsscores zonder drempel en dat daaruit de scholen met de hoogste scores worden geselecteerd naar gelang het subsidieplafond dit toelaat. De leerlinggewogen afslag van de achterstandsscores corrigeert voor schoolgrootte, waardoor kleinere scholen niet benadeeld worden ten opzichte van grotere scholen. Deze wordt berekend door de score zonder drempel van een vestiging te delen door het aantal leerlingen waarop de score is berekend. Voor de rangschikking van vestigingen van basisscholen wordt gebruik gemaakt van de achterstandsscore en de leerlingentelling waarop deze gebaseerd is, op 1 februari 2023 na fusies zoals berekend en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor Statistiek (hierna: CBS) op 9 februari 2024. Voor de rangschikking van vestigingen van vo-scholen wordt gebruik gemaakt van de achterstandsscores voor het vmbo, havo en vwo dan wel de achterstandsscores voor het praktijkonderwijs en de leerlingentellingen waarop deze gebaseerd zijn, op 1 oktober 2022 zoals berekend en gepubliceerd door het CBS op 7 maart 2024. Voor het (voortgezet) speciaal onderwijs en het speciaal basisonderwijs worden vestigingen van scholen gerangschikt en geselecteerd met het grootste aandeel CUMI-leerlingen naar gelang het subsidieplafond dit toelaat. Het aandeel CUMI-leerlingen wordt berekend door het aantal cumi leerlingen op een vestiging te delen door het aantal leerlingen op die vestiging. Voor het (voortgezet) speciaal onderwijs en het speciaal basisonderwijs gaat het om de peildatum 1 februari 2023 na fusies met prikdatum 16 januari 2024 (de datum waarop de tellingen van peildatum 1 februari 2023 zijn vastgesteld door DUO).
Scholen die zijn opgeheven, worden niet meegenomen in de rangschikking. Ook scholen die bij een fusie na de peildatum zijn opgeheven, worden niet meegenomen. Voor het voortgezet onderwijs (inclusief praktijkonderwijs) geldt dat de scholen die bij een fusie na de peildatum overblijven worden meegenomen met de achterstandsscore en het aantal leerlingen vóór fusie, zoals opgenomen in de achterstandsscores zoals berekend en gepubliceerd door het CBS op 7 maart 2024.
Scholen die middelen toegekend hebben gekregen op grond van de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden en een aanvraag voor subsidie indienen voor deze regeling worden afgewezen. Ook worden aanvragen van scholen die op de peildatum 1 februari 2024 bij besluit van de Inspectie van het Onderwijs als ‘zeer zwak’ of ‘onvoldoende’ zijn beoordeeld, afgewezen. Voor deze groep scholen is er een separate subsidieregeling in het leven geroepen: de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden voor prioriteitsscholen 2024.
Overeenkomstig hoofdstuk 5 van de Kaderregeling is de subsidieontvanger onder meer verplicht om mee te werken aan onderzoek. Niet-deelname of non-response aan verplicht onderzoek (uitgevoerd door bijvoorbeeld DUS-I en/of een of meer onderzoeksbureaus) kan tot gevolg hebben dat de subsidie volledig of gedeeltelijk terugbetaald moet worden. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap laat implementatieonderzoek uitvoeren door een consortium van onderzoeksbureaus. Scholen die subsidie ontvangen, worden daarvoor gedurende de looptijd van de subsidie in ieder geval twee keer benaderd om mee te doen aan een digitale vragenlijst. Daarnaast wordt een deel van de subsidieontvangers geselecteerd voor deelname aan een verdiepende steekproef. DUS-I zal subsidieontvangers tijdig informeren of zij zijn geselecteerd voor de steekproef.
De subsidieontvanger is verplicht om tussen 2 september 2024 en 11 oktober 2024 een activiteitenplan in te dienen met daarin een omschrijving van de activiteiten die met de subsidie worden uitgevoerd. DUS-I controleert welke scholen op 11 oktober 2024 een activiteitenplan hebben ingediend. DUS-I stelt, indien het activiteitenplan niet tijdig is ingediend, de subsidieontvanger op de hoogte van het niet naleven van deze subsidieverplichting. De ontvanger krijgt tien werkdagen de tijd om het activiteitenplan alsnog in te leveren. Als dit activiteitenplan niet volgt, vordert DUS-I het voorschot volledig terug.
Het activiteitenplan dient ter instemming voorgelegd te worden aan de medezeggenschapsraad (MR) voordat dit activiteitenplan wordt ingediend bij DUS-I. In het kader van de verantwoording is het van belang een schriftelijk bewijs van instemming te kunnen overleggen. Dit bewijs dient voorzien te zijn van een datum. Denk hierbij aan een e-mail van de MR aan de schoolleider waarin instemming wordt verleend.
Ook in het geval dat de MR geen instemming verleent op het activiteitenplan is een schriftelijk bewijs vereist. In dat geval dient de MR te onderbouwen waarom hij niet in kan stemmen met het activiteitenplan. Ook hier geldt dat een schriftelijk bewijs, voorzien van een datum, overlegt moet kunnen worden.
De subsidieontvanger dient ervoor te zorgen dat de MR voldoende tijd heeft zich te informeren en zich te beraden over de inhoud van het activiteitenplan.
Subsidieontvangers zijn verplicht te werken aan de basisvaardigheid taal en/of rekenen of wiskunde. Voor de gekozen basisvaardigheid is er de verplichting om een nulmeting uit te voeren voordat er gestart wordt met de gesubsidieerde activiteiten. Deze nulmeting kan bijvoorbeeld uitgevoerd worden met behulp van objectieve toetsen en/of het leerlingvolgsysteem van de school. Deze nulmeting dient uiterlijk 30 november 2024 uitgevoerd te zijn.
Tijdens de activiteitenperiode dient een school per schooljaar de voortgang van leerlingen op de prestaties op het gebied van taal en/of rekenen of wiskunde te monitoren. De subsidieontvanger voert tijdig een nulmeting uit, een tussenmeting aan het eind van het schooljaar 2024/2025 en een eindmeting aan het eind van het schooljaar 2025/2026.
Voor de monitoring kan gebruik worden gemaakt van een leerlingvolgsysteem en/of het NCO (NCO). Door de school aan te melden voor de leergroei-rapportages van het NCO kan de gegevenslevering verregaand worden geautomatiseerd.
Na afloop van de activiteitenperiode (31 juli 2026) dient de subsidieontvanger een activiteitenverslag in bij DUS-I. DUS-I stelt daarvoor tijdig een format beschikbaar. In dit activiteitenverslag toont de subsidieontvanger aan dat aan de subsidieverplichtingen is voldaan en dat er een nulmeting, tussenmeting en eindmeting is uitgevoerd. Het activiteitenverslag biedt tevens ruimte om aan te geven hoe de voorgenomen activiteiten uit het activiteitenplan zijn uitgevoerd tijdens de subsidieperiode. Het activiteitenverslag dient uiterlijk acht weken na het verstrijken van de activiteitenperiode te zijn ingediend bij DUS-I om ambtshalve vaststelling door de minister mogelijk te maken.
De subsidie wordt verstrekt voor de schooljaren 2024/2025 en 2025/2026. Subsidieontvangers dienen de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt uiterlijk 31 juli 2026 te hebben afgerond.
In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, onder a, van de Kaderregeling wordt de subsidie niet direct vastgesteld maar krijgen de subsidieontvangers een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag. De minister stelt de subsidie ambtshalve vast.
Deze subsidieregeling wordt verantwoord in de jaarverslaggeving met model G, onderdeel 1 (dit is een prestatieverklaring waarin de subsidieontvanger verklaart dat de prestatie is afgerond). Daarnaast moet de subsidieontvanger op verzoek van de minister aantonen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, volledig zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.
De hardheidsclausule is opgenomen om de minister de mogelijkheid te geven in individuele gevallen van de regeling af te wijken. Om voor toepassing van de hardheidsclausule in aanmerking te komen, moet de toepassing van de regeling zelf in de eerste plaats tot een onbillijkheid van overwegende aard leiden. In de tweede plaats moet de toepassing van de hardheidsclausule het doel van de regeling dienen. Toepassing van de hardheidsclausule betreft een discretionaire bevoegdheid, waar zeer terughoudend gebruik van zal worden gemaakt. De aanvrager zal in ieder geval moeten aantonen dat zijn situatie zich onderscheidt van die van anderen. Er moet dus sprake zijn van bijzondere omstandigheden.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-12001.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.