Besluit van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 2 januari 2024, WJZ / 41219134, houdende wijziging van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZK 2019 in verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZK 2019 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onder a, komt te luiden:

  • a. de Mijnbouwwet, het Mijnbouwbesluit en de Mijnbouwregeling, met uitzondering van het nemen van besluiten, die krachtens artikel 132 van de Mijnbouwwet worden genomen en het verrichten van handelingen waarvoor in artikel 13, eerste lid, onderdelen a tot en met c, mandaat, volmacht en machtiging wordt verleend aan de inspecteur-generaal der mijnen;

2. Aan artikel 9 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt:

  • 2. Aan de programmadirecteur-generaal Groningen en Ondergrond wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen die verband houden met:

    artikel 5.1 van de Omgevingswet, met uitzondering van artikelen 4.1119, 4.1323, 4.1324, 4.1365, 4.1366, 6.47a en 7.69 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 132 van de Mijnbouwwet.

B

Artikel 13 komt te luiden:

  • 1. Aan de inspecteur-generaal der mijnen wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen in verband met:

    • a. de artikelen 50, en 51, derde lid, van de Mijnbouwwet;

    • b. de artikelen 22, 30, 35, derde lid, 51, vijfde lid, 85, 88, tweede lid, 90, 91, 97, 99, derde en vierde lid, 101, 104, eerste en tweede lid, 111, tweede lid, 112, tweede lid, 113, tweede lid, en 161a, vierde lid, van het Mijnbouwbesluit;

    • c. de Mijnbouwregeling, met uitzondering van de vergunningen bedoeld in paragraaf 1.3;

    • d. artikel 6.14 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming;

    • e. de artikelen 27 en 28 van de Wet windenergie op zee;

    • f. de artikelen 17.4, 17.10, eerste en tweede lid, 17.12, vierde tot en met zesde lid, 18.2, 18.2b, tweede lid, van de Wet Milieubeheer met betrekking tot mijnbouwwerken en windparken op zee;

    • g. artikel 1c, vierde en vijfde lid, van de Gaswet, voor zover het de handhaving betreft van de artikelen 8, 8a, 11 en 51 van de Gaswet ten aanzien van onderwerpen die betrekking hebben op veiligheid in verband met gas.

  • 2. Aan de inspecteur-generaal der mijnen wordt tevens volmacht en machtiging verleend voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van feitelijke handelingen in verband met de artikelen 4.1119, 4.1323, 4.1324, 4.1365, 4.1366, 6.47a en 7.69 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 132 van de Mijnbouwwet.

  • 3. Aan de inspecteur-generaal der mijnen wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaarschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften tegen besluiten die in mandaat zijn genomen of behandeld door hem of door onder hem ressorterende medewerkers, en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures die niet op personeelsaangelegenheden betrekking hebben.

C

De Bijlage Organisatie van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt als volgt gewijzigd:

1. Paragraaf IV, onderdeel C, tweede lid, onder a, komt te luiden:

  • a. het als bevoegd gezag zorg dragen voor de inpassing binnen de fysieke leefomgeving van energieprojecten van nationaal belang, of de overdracht van de bevoegdheid aan gemeenten en provincies;

2. Paragraaf IV, onderdeel C, tweede lid, onder g, komt te luiden:

  • g. de inpassing binnen de fysieke leefomgeving van windenergie en aanlanding;

3. Paragraaf IV, onderdeel D, tweede lid, onder g, komt te luiden:

  • g. het zorg dragen voor de fysieke leefomgevingsaspecten van het energiebeleid zoals dat wordt gevormd in Programma Energie Hoofdstructuur (PEH) en de inzet voor de Omgevingswet en de instrumenten daaronder, zoals de Nationale Omgevingsvisie (NOVI);

4. Paragraaf XVI, tweede lid, onder c, komt te luiden:

  • c. het toezien op de naleving van het bij of krachtens de Wet windenergie op zee en de Omgevingswet voor wat betreft windparken op zee bepaalde;

5. Paragraaf XVII, tweede lid, onder v, komt te luiden:

  • v. het uitvoeren van overheidsbeleid met betrekking tot innovatie, energie, klimaat en de fysieke leefomgeving;

6. Paragraaf XVII, tweede lid, onder x, komt te luiden:

  • x. het fungeren als landelijk opererende uitvoeringsorganisatie voor Europese en nationale regelgeving en programma's, onder meer gericht op subsidieverlening, inkomenssteun, schadevergoeding, nadeelcompensatie, onverplichte tegemoetkomingen, vergunningverlening, monitoring en maatregelen;

7. Paragraaf XVII, tweede lid, onder gg, komt te luiden:

  • gg. Het behandelen van schadeverzoeken in het kader van hoofdstuk 15 van de Omgevingswet betreffende energieprojecten.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2024. Indien de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2023, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 2024.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 januari 2024

De Minister Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen zes weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken en Klimaat, directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.

TOELICHTING

Dit besluit wijzigt het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZK 2019 in verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. De wijziging bevat enkele technische aanpassingen in de bewoording ervan, gelet op de bewoording van de Omgevingswet, en enkele wijzigingen die samenhangen met het overbrengen van regels van de mijnbouwregelgeving naar de Omgevingswet.

Met de inwerkingtreding zijn regels over de volgende onderwerpen overgebracht naar de Omgevingswet: milieubescherming bij het aanleggen van een boorgat of het exploiteren van een mijnbouwwerk, verkenningsonderzoek op zee, veiligheidszones rond mijnbouwwerken op zee en de plaatsing van mijnbouwwerken in specifiek aangewezen gebieden. De inspecteur-generaal der mijnen van het Staatstoezicht op de mijnen is thans krachtens artikel 127 van de Mijnbouwwet belast met het toezicht op de naleving van deze regels. Met artikel 1.1, onderdeel HO, in samenhang met artikel 2.17, onderdelen M en N, van de Invoeringswet Omgevingswet, wordt het toezicht op de naleving en de handhaving bij mijnbouwwerken door de inspecteur-generaal der mijnen op overeenkomstige wijze gecontinueerd. Dit komt tot uitdrukking in artikel I, onderdelen A en B. Dit artikel wijzigt de artikelen 9, respectievelijk 13, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZK 2019.

In artikel 9, tweede lid, zijn besluiten en handelingen opgenomen in verband met omgevingsvergunningen, met uitzondering van besluiten die krachtens de Omgevingswet aan de inspecteur-generaal der mijnen zijn geattribueerd. Voor deze aan de inspecteur-generaal der mijnen geattribueerde besluiten wordt in artikel 13, tweede lid, voorzien in een volmacht en een machtiging om andere rechtshandelingen dan besluiten en feitelijke handelingen te verrichten. Verder voorziet artikel 13 in een mandaat, volmacht en machtiging in verband met toezicht op de naleving bij windparken op zee van regels gesteld bij de Wet milieubeheer die gelden krachtens een vergunning op grond van de Wet windenergie op zee.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

Naar boven