Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 3 april 2024, kenmerk 3766943-1061083-PDPP, houdende wijziging van de Regeling specifieke uitkering versterking GGD’en in verband met het toevoegen van pijler 6 en het verlengen van de looptijd van de regeling

De Minister voor Medische Zorg

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling specifieke uitkering versterking GGD’en wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden in alfabetische volgorde de volgende begripsbepalingen toegevoegd:

LFI:

Landelijke Functie opschaling Infectieziektebestrijding, een bij het RIVM ondergebrachte landelijke crisisorganisatie voor de operationele bestrijding van grootschalige uitbraken in Nederland van infectieziekten behorende tot groep A1 of A2 als bedoeld in artikel 1, onderdelen db en e, van de Wet publieke gezondheid;

pijler 6:

activiteiten die worden uitgevoerd door een GGD ten behoeve van de aansluiting van de GGD op de LFI;

transitiecapaciteit:

inzet door een GGD van medewerkers of extern ingehuurd personeel ten behoeve van de aansluiting van de GGD op de LFI;.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De minister kan een uitkering verstrekken aan een GGD voor:

    • a. het jaar 2023 voor activiteiten die vallen onder de doelstellingen van pijler 1 tot en met pijler 5;

    • b. het jaar 2024 voor activiteiten die vallen onder de doelstellingen van pijler 1 tot en met pijler 6;

    • c. de jaren 2025 en 2026 voor activiteiten die vallen onder de doelstelling van pijler 6.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. De activiteiten binnen pijler 6 bestaan uit het geheel aan activiteiten in het kader van het inzetten van transitiecapaciteit om de doelstelling van pijler 6 te behalen.

C

In artikel 4 wordt ‘2023 en 2024’ vervangen door ‘2023 tot en met 2026’ en 'de bijlage' door 'bijlage 1 en 2'.

D

In artikel 5, eerste lid, wordt 'artikel 3, eerste lid' vervangen door 'artikel 3, eerste lid, onder a'.

E

Artikel 6, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De minister geeft ambtshalve een beschikking tot verlening van een uitkering als bedoeld in:

    • a. artikel 3, eerste lid, onder b: voor de activiteiten in het jaar 2024: uiterlijk 17 mei 2024;

    • b. artikel 3, eerste lid, onder c, voor activiteiten in het jaar 2025: uiterlijk 28 februari 2025;

    • c. artikel 3, eerste lid, onder c, voor activiteiten in het jaar 2026: uiterlijk 27 februari 2026.

F

In artikel 11, derde lid, wordt ‘1 januari 2025’ vervangen door ‘1 januari 2027’.

G

Het opschrift van de bijlage komt te luiden:

Bijlage 1. Lijst van maximale uitkeringsbedragen per GGD voor pijler 1 tot en met 5.

(bijlage als bedoeld in artikel 4)

H

Na bijlage 1 (nieuw) wordt een bijlage toegevoegd, luidende

Bijlage 2. Lijst van maximale uitkeringsbedragen per GGD voor pijler 6.

(bijlage als bedoeld in artikel 4)

Onderstaand is een lijst opgenomen waarin per GGD het maximale uitkeringsbedrag is vermeld dat de GGD voor de jaren 2024 tot en met 2026 kan ontvangen voor pijler 6.

Het bedrag per GGD is gebaseerd op de volgende 4 criteria:

  • 1. regio’s met meer dan 1 miljoen inwoners zonder aanwezigheid van een A-luchthaven of A-haven;

  • 2. de aanwezigheid van een B-luchthaven of landsgrens;

  • 3. de aanwezigheid van een A-luchthaven of A-haven;

  • 4. een standaard bedrag voor regio’s die niet voldoen aan de bovenstaande criteria.

GGD Brabant-Zuidoost neemt een aantal coördinerende werkzaamheden op zich voor activiteiten ten behoeve van regio’s met een B-luchthaven, en GGD Zuid-Limburg voert een aantal coördinerende activiteiten uit ten behoeve van de regio’s met een landsgrens. Daarnaast ontvangt iedere GGD een vast bedrag ten behoeve van coördinerende werkzaamheden op landelijk niveau.

 

Jaar 2024

Jaar 2025

Jaar 2026

Totaal voor pijler 6

€ 8.321.000

€ 8.360.000

€ 9.140.000

Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ

€ 283.732

€ 285.062

€ 311.659

GGD Amsterdam

€ 420.142

€ 422.111

€ 461.495

GGD Brabant-Zuidoost

€ 351.937

€ 353.587

€ 386.577

GGD Drenthe

€ 283.732

€ 285.062

€ 311.659

GGD Flevoland

€ 283.732

€ 285.062

€ 311.659

GGD Fryslân

€ 283.732

€ 285.062

€ 311.659

GGD Gelderland-Zuid

€ 283.732

€ 285.062

€ 311.659

GGD Gooi en Vechtstreek

€ 283.732

€ 285.062

€ 311.659

GGD Groningen

€ 283.732

€ 285.062

€ 311.659

GGD Haaglanden

€ 420.142

€ 422.111

€ 461.495

GGD Hart voor Brabant

€ 420.142

€ 422.111

€ 461.495

GGD Hollands Midden

€ 283.732

€ 285.062

€ 311.659

GGD Hollands-Noorden

€ 283.732

€ 285.062

€ 311.659

GGD IJsselland

€ 283.732

€ 285.062

€ 311.659

GGD Kennemerland

€ 556.552

€ 559.161

€ 611.331

GGD Limburg-Noord

€ 283.732

€ 285.062

€ 311.659

GGD Noord- en Oost-Gelderland

€ 283.732

€ 285.062

€ 311.659

GGD Regio Utrecht

€ 420.142

€ 422.111

€ 461.495

GGD Rotterdam-Rijnmond

€ 556.552

€ 559.161

€ 611.331

GGD Twente

€ 283.732

€ 285.062

€ 311.659

GGD West-Brabant

€ 283.732

€ 285.062

€ 311.659

GGD Zaanstreek/Waterland

€ 283.732

€ 285.062

€ 311.659

GGD Zeeland

€ 283.732

€ 285.062

€ 311.659

GGD Zuid-Limburg

€ 351.937

€ 353.587

€ 386.577

Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden

€ 283.732

€ 285.062

€ 311.659

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, P.A. Dijkstra

TOELICHTING

1. Algemeen

Aanleiding

Op grond van de Regeling specifieke uitkering versterking GGD’en (hierna: Regeling) kan een specifieke uitkering (hierna: uitkering) worden verstrekt aan GGD’en voor de versterking van GGD’en in verband met de infectieziektebestrijding in het kader van pandemische paraatheid (het goed voorbereid zijn op toekomstige pandemieën). GGD’en konden een uitkering krijgen voor activiteiten, uit de ‘Beleidsagenda versterking infectieziektebestrijding en pandemische paraatheid GGD’en’. Deze beleidsagenda heeft als doel om op korte termijn (namelijk voor de jaren 2023 tot met 2024) een aantal kwetsbaarheden in de medisch-operationele processen van de infectieziektebestrijding op regionaal niveau bij de GGD’en aan te pakken. De Regeling was onderverdeeld in vijf pijlers, elk met verschillende doelstellingen.

Met deze wijzigingsregeling is daar een zesde pijler bijgekomen. Deze pijler heeft als achtergrond dat bij een uitbraak met landelijke impact van een infectieziekte behorende tot groep A1 of A2, als bedoeld in artikel 1, onderdelen db en e, van de Wet publieke gezondheid1 (hierna: A-infectieziekte), een efficiënte en slagvaardige opschaling van de medisch-operationele processen noodzakelijk is. Voorwaarde voor genoemde efficiency en slagvaardigheid is dat de voorbereiding door GGD'en uniform wordt uitgevoerd en dat de infectieziektebestrijding bij GGD’en aan minimale kwaliteitseisen voldoet.

Er is daarom een aanpassing van het Besluit publieke gezondheid in voorbereiding, waarin eisen worden gesteld aan opschaalbaarheid, wendbaarheid en stuurbaarheid van de GGD’en en hun werkprocessen, zoals:

  • eisen aan de voorbereidingen op het gebied van systemen, werkprocessen en medewerkers,

  • eisen aan de kwaliteit van de medewerkers, en

  • eisen aan de onderlinge samenwerking en afstemming tussen de regionale GGD’en en op landelijk niveau het RIVM/CIb.

Deze eisen vormen samen de kaders voor pandemische paraatheid; kaders die de GGD’en in acht moeten nemen bij de uitvoering van hun taken in het kader van de algemene infectieziektebestrijding uitvoering wanneer er geen sprake is van een uitbraak van een infectieziekte die om landelijke bestrijding vraagt, de zogenaamde koude fase. De wijziging van het Besluit publieke gezondheid met uitwerking van de kaders vloeit voort uit het nog in behandeling zijnde wetsvoorstel Tweede tranche wijziging Wet publieke gezondheid (Wpg). Met de Tweede tranche krijgt de Minister van VWS de bevoegdheid om tijdens een epidemie van een A-infectieziekte met landelijke impact, de zogenaamde warme fase, rechtstreeks te sturen op de directeuren Publieke Gezondheid (dPG’en) van de GGD’en met betrekking tot medisch-operationele voorzieningen.2

De feitelijke regie zal worden belegd bij de Landelijke Functie opschaling Infectieziektebestrijding (hierna: LFI). De LFI is een nieuwe crisisorganisatie, ondergebracht bij het RIVM. De LFI is belast met de operationele bestrijding van uitbraken van A-infectieziekten met landelijke impact. De LFI heeft daarbij de volgende twee taken: allereerst is de LFI verantwoordelijk voor de coördinatie van de voorbereiding op de bestrijding van een dergelijke grootschalige infectieziekte uitbraak. Daarnaast moet de LFI bij een nieuwe uitbraak van een A-infectieziekte met landelijke impact, in samenwerking met de GGD’en, zorgdragen voor snelle opschaling en coördinatie van de medisch-operationele processen die nodig zijn voor de bestrijding van een A-infectieziekte.

Gelet op de taken van de LFI is het van groot belang dat de organisatie, bedrijfsvoering en primaire werkprocessen van de GGD'en uniform aansluiten op de LFI. Om het bewerkstelligen van de aansluiting niet onnodig vertraging te laten oplopen, wordt dit vooruitlopend op de Tweede tranche wijziging Wpg ter hand genomen. In de Kamerbrief van 29 juni 20233 is aangekondigd dat incidenteel middelen beschikbaar worden gesteld aan de GGD’en voor ‘transitiecapaciteit’. Dit betreft extra capaciteit, om genoemde uniforme aansluiting op de LFI te bewerkstelligen. Voor de jaren 2024, 2025 en 2026 is per jaar in totaal respectievelijk € 8.321.000, € 8.360.000 en € 9.140.000 beschikbaar gesteld.

De middelen onder de noemer 'transitiecapaciteit' komen ten goede aan de uniforme aansluiting van alle GGD'en op de LFI. Het door de GGD'en inzetten van deze transitiecapaciteit is middels onderhavige wijzigingsregeling als pijler 6 aan de Regeling toegevoegd.

Het maximale totaalbedrag per GGD per jaar is gespecificeerd in de bijlage van deze wijzigingsregeling. De middelen die aan de GGD'en ter beschikking worden gesteld, zijn bedoeld voor tijdelijke extra capaciteit waarmee de GGD’en in afstemming met de LFI de organisatie, bedrijfsvoering en primaire werkprocessen, waar nodig, kunnen voorbereiden op de uniforme en tijdige aansluiting op de LFI.

De transitiecapaciteit staat in het teken van aansluiting van GGD'en bij de LFI. Dit betekent dat de GGD'en bij de inzet van de transitiecapaciteit samen met de LFI bepaalde taken ter hand zullen moeten nemen:

  • afspraken maken over de wijze waarop de nodige coördinatie en ondersteuning van de transitiecapaciteit bij de GGD'en wordt georganiseerd;

  • analyseren aan welke vereisten GGD’en moeten voldoen om op de LFI te kunnen aansluiten en daarbij bepalen welke activiteiten moeten worden uitgevoerd, zodat de GGD'en aan deze vereisten kunnen voldoen;

  • vaststellen welke van deze activiteiten bij de GGD'en op regionaal niveau moeten worden uitgevoerd en welke op bovenregionaal (bij meerdere GGD'en) of op landelijk niveau;

  • afspraken maken over het zorgdragen voor de daadwerkelijke uitvoering van de vastgestelde activiteiten;

  • afspraken maken over het monitoren van en rapporteren van de GGD'en aan de LFI over de voortgang van de activiteiten.

Gelet op het voorgaande hebben de GGD’en en de LFI bestuurlijke afspraken maken over de precieze invulling van de taken in het kader van de aansluiting van de GGD’en bij de LFI, en daarbij behorende capaciteitsverdeling.

Daarnaast zullen de GGD’en en de LFI bestuurlijke afspraken maken met het Ministerie van VWS over het periodiek aanleveren van een integraal voortgangsverslag aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

Staatssteun

Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:

  • de steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;

  • de steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;

  • de staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen;

  • de maatregel is selectief;

  • de maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

Met de wijzigingsregeling is een nieuwe activiteit toegevoegd, namelijk het inzetten van transitiecapaciteit. Deze transitiecapaciteit wordt ingezet om de doelstelling van pijler 6 te behalen. Het gaat daarbij om de aansluiting van de GGD’en op de LFI. Deze activiteit sluit aan bij de wettelijke taak die de GGD’en hebben bij het uitvoeren van de activiteiten binnen pijlers 1 tot en met 5 in de oorspronkelijke Regeling. Infectieziektebestrijding is een wettelijke taak die bij het college van burgemeesters en wethouders is belegd. Dit volgt uit artikel 6 Wet publieke gezondheid (Wpg). Ingevolge artikel 14 Wpg voert de GGD deze taken uit. Alle activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van de Regeling hebben direct verband met infectieziektebestrijding. Het is daarbij de inschatting dat er ten aanzien van infectieziektebestrijding geen sprake is van marktwerking en derhalve niet wordt voldaan aan het eerste criterium voor staatssteun. Daarnaast zijn de GGD’en afzonderlijk verplicht om financiële verstrekkingen aan derden te toetsen aan de regels betreffende staatssteun.

2. Artikelsgewijs

ARTIKEL I

Onderdeel B

Met onderdeel B wordt artikel 3 van de Regeling gewijzigd om activiteiten binnen pijler 6 aan de Regeling toe te voegen. Uit het nieuwe eerste lid van artikel 3 volgt dat de minister voor de jaren 2024 tot en met 2026 een uitkering aan een GGD kan verstrekken voor activiteiten binnen pijler 6 (onder b en c). De activiteiten binnen pijler 6 bestaan uit het inzetten van transitiecapaciteit om de doelstelling van pijler 6 te behalen (zevende lid, nieuw). Verdere informatie over transitiecapaciteit of de doelstelling van pijler 6 kan worden gevonden in het algemeen deel van de toelichting.

Onderdeel C

In onderdeel C wordt artikel 4 van de Regeling aangepast zodat duidelijk wordt dat de maximale uitkeringsbedragen voor pijler 6 in de jaren 2024 tot en met 2026 ook worden opgenomen. De maximale uitkeringsbedragen in bijlage 2 (zie ook onderdeel H) voor de jaren 2024 tot en met 2026 hebben alleen betrekking op pijler 6. Voor pijler 1 tot en met pijler 5 kan een GGD in 2025 en 2026 geen uitkering ontvangen.

Onderdeel D

In artikel 5 is een verwijzing naar het nieuwe artikel 3, eerste lid, onder a, opgenomen, waardoor duidelijk wordt dat aan de GGD'en een uitkering voor 2023 (pijler 1 tot en met 5) kon worden verleend op aanvraag. Dit ter onderscheiding van de uitkeringen voor de jaren 2024 tot en met 2026, die ambtshalve worden verleend (zie ook onderdeel E).

Onderdeel E

Een GGD kan voor pijler 6 een uitkering ontvangen in de jaren 2024 tot en met 2026. Deze uitkeringen worden ambtshalve verleend. Dit betekent dat het niet noodzakelijk is voor de GGD’en om voorafgaand aan de verlening een aanvraag in te dienen. Voor het jaar 2024 zal gebruik worden gemaakt van een ambtshalve verlening die ziet op pijler 1 tot en met 6. Dit volgt uit het nieuwe tweede lid van artikel 6, waarin respectievelijk in de onderdelen a tot en met c de uiterste datum van de verleningsbeschikking voor de jaren 2024 tot en met 2026 is opgenomen. In 2025 en 2026 is alleen sprake van een ambtshalve uitkering voor activiteiten binnen pijler 6. Voor pijler 1 tot en met pijler 5 kan een GGD in 2025 en 2026 geen uitkering ontvangen.

Onderdeel F

In dit onderdeel wordt de vervaldatum van de Regeling gewijzigd. Er is gekozen om de looptijd van de Regeling met twee jaar te verlengen, van 1 januari 2025 tot 1 januari 2027. Hiervoor is gekozen omdat GGD’en een uitkering kunnen ontvangen voor activiteiten binnen pijler 6 voor de jaren 2024, 2025 en 2026.

Onderdeel G en H

Onderdeel G en H zien op de toevoeging van een nieuwe bijlage aan de Regeling. De bijlage bij de Regeling is vernoemd tot bijlage 1 (onderdeel G). In bijlage 1 is een lijst van maximale uitkeringsbedragen per GGD voor het jaar 2023 en 2024 voor pijler 1 tot en met pijler 5 opgenomen.

Met onderdeel H is een nieuwe bijlage (bijlage 2) aan de Regeling toegevoegd, met de maximale uitkeringsbedragen per GGD voor pijler 6 (jaren 2024 tot en met 2026). Bijlage 2 betreft één tabel voor pijler 6 waarbij de verschillende bedragen voor de jaren 2024, 2025 en 2026 zijn vermeld.

Artikel II

In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving en de minimale termijn tussen publicatie en inwerkingtreding van de regeling (zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving), treedt deze wijzigingsregeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiervoor is gekozen omdat het met de wijzigingsregeling mogelijk wordt gemaakt voor GGD’en om al vanaf 2024 een uitkering te krijgen voor activiteiten binnen pijler 6. De GGD’en zijn erbij gebaat dat zij zo snel mogelijk kunnen kennisnemen van de wijzigingsregeling.

De Minister voor Medische Zorg, P.A. Dijkstra


X Noot
1

Tot de groep A1 behoren infectieziekten die bij ministeriële regeling als daartoe behorend worden aangewezen, indien de ziekte een pandemisch potentieel heeft en het belang van de volksgezondheid dit vordert. Tot de groep A2 behoren: COVID-19, Middle East respiratory syndrome coronavirus (MERS-CoV), pokken, polio, severe acute respiratory syndrome (SARS) en virale hemorragische koorts.

X Noot
2

Zie de Kamerbrief van 29 juni 2023, Kamerstukken II 2022/23, 25 295, nr. 2106, p. 7 e.v.

X Noot
3

Kamerstukken II 2022/23, 25 295, nr. 2106, p. 6.

Naar boven