Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2024, 11820 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2024, 11820 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
activiteiten die worden gekenmerkt door een niet te verwaarlozen lichamelijke component;
een aan een gemeente verbonden lichaam als bedoeld in de Beleidsregels inhoudende de beoordeling van aanvragen van gemeenten voor de Regeling specifieke uitkering stimulering sport 2024–2025;
specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet.
1. Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing, met uitzondering van hoofdstuk 5.
2. Op deze regeling zijn de artikelen 4:5, 4:35, 4:37, 4:38, 4:46, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
De minister kan jaarlijks aan een gemeente een uitkering verstrekken voor de bestedingen in een kalenderjaar in verband met activiteiten in het kader van sport.
1. De bestedingen in verband met activiteiten in het kader van sport kunnen betrekking hebben op de kosten van een gemeente of sportbedrijf voor:
a. de nieuwbouw, de verbouw, het onderhoud, het beheer of de exploitatie van onroerende zaken;
b. de aankoop en het beheer van roerende zaken; en
c. de dienstverlening door derden.
2. Op grond van deze regeling wordt geen uitkering verstrekt:
a. voor kosten in verband met activiteiten in het betreffende kalenderjaar waarvoor subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties;
b. voor kosten in verband met activiteiten in het kader van bewegingsonderwijs;
c. voor met btw belastte overheadkosten van gemeenten ten aanzien van de activiteiten in het kader van sport; of
d. indien voor de kosten van activiteiten op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 recht op aftrek van omzetbelasting bestaat, dan wel recht bestaat op compensatie op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds.
1. De uitkering per ontvanger bedraagt bij de verlening ten hoogste het bedrag zoals vermeld in de verdeelsleutel in bijlage 1.
2. De uitkering per ontvanger bedraagt bij de vaststelling ten hoogste 18% van de in aanmerking komende bestedingen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van enig kalenderjaar.
Het uitkeringsplafond voor het kalenderjaar 2024 bedraagt € 189.000.000.
1. Een uitkering wordt op aanvraag verstrekt.
2. De aanvraag tot verlening van een uitkering voor kalenderjaar 2024 kan worden ingediend van 1 april 2024 tot en met 30 april 2024. De aanvraag tot verlening van een uitkering voor kalenderjaar 2025 kan worden ingediend van 1 januari 2025 tot en met 28 februari 2025.
3. Voor de aanvraag tot verlening van de uitkering wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.
1. De minister neemt binnen dertien weken na sluiting van de aanvraagperiode van het kalenderjaar waarvoor de uitkering wordt aangevraagd een besluit omtrent de verlening van de uitkering.
2. Indien de ontvangen aanvraag op de laatste dag van de aanvraagperiode van het kalenderjaar waarvoor de uitkering wordt aangevraagd incompleet is, kan de termijn van dertien weken, bedoeld in het eerste lid, met vier weken worden verlengd.
3. Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval het bedrag van de uitkering, de wijze van verantwoording en de periode waarvoor de uitkering wordt verleend.
De minister verleent bij het besluit tot verlening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, een voorschot van 100%, dat in één keer wordt betaald.
1. De ontvanger van een uitkering draagt er zorg voor dat gedurende tien jaren na afloop van de uitkeringsperiodeperiode voor de activiteiten waarvoor uitkering is ontvangen geen recht op aftrek van omzetbelasting op grond van de Wet omzetbelasting 1968, dan wel recht op compensatie op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds, ontstaat.
2. Indien niet aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt voldaan doet de ontvanger van de uitkering onverwijld melding daarvan aan de minister.
De ontvanger van een uitkering legt verantwoording af over de besteding van de uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
1. Indien de besteding lager is dan het voorschot dat de ontvanger heeft ontvangen, dan zal de verlening ambtshalve worden herzien en wordt het te veel betaalde voorschot teruggevorderd.
2. Indien de besteding hoger is dan het voorschot dat de ontvanger heeft ontvangen, dan kan er een ambtshalve herziening van de verlening plaatsvinden, waarbij de uitkering per ontvanger ten hoogste 18% van de in aanmerking komende bestedingen, als bedoeld in artikel 4, van enig kalenderjaar bedraagt.
3. De ambtshalve herziening vindt enkel plaats indien:
a. de besteding van de ontvanger van een uitkering ten minste € 1.000 hoger zijn dan het voorschot dat de ontvanger heeft ontvangen; en
b. er ten minste € 2.000.000 resteert binnen het uitkeringsplafond.
4. Indien door toepassing van het eerste en tweede lid het uitkeringsplafond zou worden overschreden, wordt het beschikbare bedrag naar rato verdeeld over de ontvangers als bedoeld in het tweede lid.
1. Indien de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend geheel zijn verricht en daarnaast volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de uitkering, wordt de uitkering vastgesteld op het bedrag dat is bepaald in de verlening dan wel herziene verlening van de uitkering.
2. De minister besluit uiterlijk op 31 juli in het jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 11, over de vaststelling van de uitkering.
De minister kan, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder
gemeente |
Verdeelsleutel 2024 |
Voorschot 2024 |
---|---|---|
Aa en Hunze |
0,105 |
€ 198.448 |
Aalsmeer |
0,263 |
€ 497.065 |
Aalten |
0,091 |
€ 171.988 |
Achtkarspelen |
0,466 |
€ 880.731 |
Alblasserdam |
0,161 |
€ 304.287 |
Albrandswaard |
0,205 |
€ 387.446 |
Alkmaar |
1,088 |
€ 2.056.299 |
Almelo |
0,478 |
€ 903.411 |
Almere |
0,945 |
€ 1.786.032 |
Alphen aan den Rijn |
0,683 |
€ 1.290.857 |
Alphen-Chaam |
0,094 |
€ 177.658 |
Altena |
0,282 |
€ 532.975 |
Ameland |
0,015 |
€ 28.350 |
Amersfoort |
0,000 |
€ 0 |
Amstelveen |
0,079 |
€ 149.308 |
Amsterdam |
5,546 |
€ 10.481.835 |
Apeldoorn |
0,000 |
€ 0 |
Arnhem |
2,097 |
€ 3.963.290 |
Assen |
0,370 |
€ 699.293 |
Asten |
0,085 |
€ 160.648 |
Baarle-Nassau |
0,081 |
€ 153.088 |
Baarn |
0,058 |
€ 109.619 |
Barendrecht |
0,435 |
€ 822.142 |
Barneveld |
0,193 |
€ 364.766 |
Beek (L.) |
0,290 |
€ 548.094 |
Beekdaelen |
0,067 |
€ 126.629 |
Beesel |
0,028 |
€ 52.919 |
Berg en Dal |
0,051 |
€ 96.389 |
Bergeijk |
0,050 |
€ 94.499 |
Bergen (L.) |
0,000 |
€ 0 |
Bergen (NH.) |
0,152 |
€ 287.277 |
Bergen op Zoom |
0,388 |
€ 733.313 |
Berkelland |
0,035 |
€ 66.149 |
Bernheze |
0,071 |
€ 134.189 |
Best |
0,091 |
€ 171.988 |
Beuningen |
0,005 |
€ 9.450 |
Beverwijk |
0,085 |
€ 160.648 |
Bladel |
0,078 |
€ 147.419 |
Blaricum |
0,000 |
€ 0 |
Bloemendaal |
0,019 |
€ 35.910 |
Bodegraven-Reeuwijk |
0,133 |
€ 251.367 |
Boekel |
0,014 |
€ 26.460 |
Borger-Odoorn |
0,088 |
€ 166.318 |
Borne |
0,082 |
€ 154.978 |
Borsele |
0,035 |
€ 66.149 |
Boxtel |
0,102 |
€ 192.778 |
Breda |
1,221 |
€ 2.307.667 |
Bronckhorst |
0,038 |
€ 71.819 |
Brummen |
0,033 |
€ 62.369 |
Brunssum |
0,199 |
€ 376.106 |
Bunnik |
0,031 |
€ 58.589 |
Bunschoten |
0,024 |
€ 45.360 |
Buren |
0,203 |
€ 383.666 |
Capelle aan den IJssel |
0,000 |
€ 0 |
Castricum |
0,123 |
€ 232.468 |
Coevorden |
0,040 |
€ 75.599 |
Cranendonck |
0,129 |
€ 243.808 |
Culemborg |
0,163 |
€ 308.067 |
Dalfsen |
0,103 |
€ 194.668 |
Dantumadiel |
0,012 |
€ 22.680 |
De Bilt |
0,093 |
€ 175.768 |
De Fryske Marren |
0,303 |
€ 572.664 |
De Ronde Venen |
0,106 |
€ 200.338 |
De Wolden |
0,169 |
€ 319.407 |
Delft |
0,754 |
€ 1.425.046 |
Den Helder |
0,265 |
€ 500.845 |
Deurne |
0,025 |
€ 47.250 |
Deventer |
0,635 |
€ 1.200.138 |
Diemen |
0,640 |
€ 1.209.588 |
Dijk en Waard |
0,638 |
€ 1.205.808 |
Dinkelland |
0,618 |
€ 1.168.008 |
Doesburg |
0,045 |
€ 85.049 |
Doetinchem |
0,268 |
€ 506.515 |
Dongen |
0,212 |
€ 400.676 |
Dordrecht |
0,578 |
€ 1.092.409 |
Drechterland |
0,117 |
€ 221.128 |
Drimmelen |
0,128 |
€ 241.918 |
Dronten |
0,107 |
€ 202.228 |
Druten |
0,201 |
€ 379.886 |
Duiven |
0,123 |
€ 232.468 |
Echt-Susteren |
0,154 |
€ 291.057 |
Edam-Volendam |
0,401 |
€ 757.882 |
Ede |
0,756 |
€ 1.428.826 |
Eemnes |
0,000 |
€ 0 |
Eemsdelta |
0,141 |
€ 266.487 |
Eersel |
0,097 |
€ 183.328 |
Eijsden-Margraten |
0,106 |
€ 200.338 |
Eindhoven |
1,767 |
€ 3.339.596 |
Elburg |
0,048 |
€ 90.719 |
Emmen |
1,046 |
€ 1.976.920 |
Enkhuizen |
0,082 |
€ 154.978 |
Enschede |
0,856 |
€ 1.617.824 |
Epe |
0,007 |
€ 13.230 |
Ermelo |
0,629 |
€ 1.188.798 |
Etten-Leur |
0,106 |
€ 200.338 |
Geertruidenberg |
0,303 |
€ 572.664 |
Geldrop-Mierlo |
0,140 |
€ 264.597 |
Gemert-Bakel |
0,209 |
€ 395.006 |
Gennep |
0,050 |
€ 94.499 |
Gilze en Rijen |
0,215 |
€ 406.346 |
Goeree-Overflakkee |
0,470 |
€ 888.291 |
Goes |
0,251 |
€ 474.385 |
Goirle |
0,158 |
€ 298.617 |
Gooise Meren |
0,694 |
€ 1.311.647 |
Gorinchem |
0,208 |
€ 393.116 |
Gouda |
0,439 |
€ 829.702 |
Groningen (gemeente) |
2,067 |
€ 3.906.591 |
Gulpen-Wittem |
0,032 |
€ 60.479 |
Haaksbergen |
0,043 |
€ 81.269 |
Haarlem |
0,000 |
€ 0 |
Haarlemmermeer |
0,351 |
€ 663.383 |
Halderberge |
0,009 |
€ 17.010 |
Hardenberg |
0,591 |
€ 1.116.979 |
Harderwijk |
0,939 |
€ 1.774.692 |
Hardinxveld-Giessendam |
0,192 |
€ 362.876 |
Harlingen |
0,051 |
€ 96.389 |
Hattem |
0,062 |
€ 117.179 |
Heemskerk |
0,103 |
€ 194.668 |
Heemstede |
0,038 |
€ 71.819 |
Heerde |
0,047 |
€ 88.829 |
Heerenveen |
0,207 |
€ 391.226 |
Heerlen |
0,279 |
€ 527.305 |
Heeze-Leende |
0,066 |
€ 124.739 |
Heiloo |
0,156 |
€ 294.837 |
Hellendoorn |
0,384 |
€ 725.753 |
Helmond |
0,510 |
€ 963.890 |
Hendrik-Ido-Ambacht |
0,126 |
€ 238.138 |
Hengelo (O.) |
0,801 |
€ 1.513.875 |
Het Hogeland |
0,250 |
€ 472.495 |
Heumen |
0,008 |
€ 15.120 |
Heusden |
0,476 |
€ 899.631 |
Hillegom |
0,005 |
€ 9.450 |
Hilvarenbeek |
0,006 |
€ 11.340 |
Hilversum |
0,197 |
€ 372.326 |
Hoeksche Waard |
0,311 |
€ 587.784 |
Hof van Twente |
0,083 |
€ 156.868 |
Hollands Kroon |
0,143 |
€ 270.267 |
Hoogeveen |
0,606 |
€ 1.145.328 |
Hoorn |
0,226 |
€ 427.136 |
Horst aan de Maas |
0,514 |
€ 971.450 |
Houten |
0,219 |
€ 413.906 |
Huizen |
0,068 |
€ 128.519 |
Hulst |
0,052 |
€ 98.279 |
IJsselstein |
0,163 |
€ 308.067 |
Kaag en Braassem |
0,124 |
€ 234.358 |
Kampen |
0,167 |
€ 315.627 |
Kapelle |
0,128 |
€ 241.918 |
Katwijk |
0,526 |
€ 994.130 |
Kerkrade |
0,080 |
€ 151.198 |
Koggenland |
0,059 |
€ 111.509 |
Krimpen aan den IJssel |
0,179 |
€ 338.307 |
Krimpenerwaard |
0,237 |
€ 447.925 |
Laarbeek |
0,076 |
€ 143.639 |
Land van Cuijk |
0,244 |
€ 461.155 |
Landgraaf |
0,160 |
€ 302.397 |
Landsmeer |
0,031 |
€ 58.589 |
Lansingerland |
0,322 |
€ 608.574 |
Laren (NH.) |
0,000 |
€ 0 |
Leeuwarden |
0,074 |
€ 139.859 |
Leiden |
1,190 |
€ 2.249.077 |
Leiderdorp |
0,176 |
€ 332.637 |
Leidschendam-Voorburg |
0,241 |
€ 455.485 |
Lelystad |
0,585 |
€ 1.105.639 |
Leudal |
0,377 |
€ 712.523 |
Leusden |
0,099 |
€ 187.108 |
Lingewaard |
0,314 |
€ 593.454 |
Lisse |
0,209 |
€ 395.006 |
Lochem |
0,084 |
€ 158.758 |
Loon op Zand |
0,000 |
€ 0 |
Lopik |
0,022 |
€ 41.580 |
Losser |
0,385 |
€ 727.643 |
Maasdriel |
0,103 |
€ 194.668 |
Maasgouw |
0,173 |
€ 326.967 |
Maashorst |
0,480 |
€ 907.191 |
Maassluis |
0,146 |
€ 275.937 |
Maastricht |
0,724 |
€ 1.368.346 |
Medemblik |
0,165 |
€ 311.847 |
Meerssen |
0,071 |
€ 134.189 |
Meierijstad |
1,556 |
€ 2.940.810 |
Meppel |
0,190 |
€ 359.096 |
Middelburg (Z.) |
0,285 |
€ 538.645 |
Midden-Delfland |
0,071 |
€ 134.189 |
Midden-Drenthe |
0,194 |
€ 366.656 |
Midden-Groningen |
0,437 |
€ 825.922 |
Moerdijk |
0,149 |
€ 281.607 |
Molenlanden |
0,066 |
€ 124.739 |
Montferland |
0,100 |
€ 188.998 |
Montfoort |
0,006 |
€ 11.340 |
Mook en Middelaar |
0,006 |
€ 11.340 |
Neder-Betuwe |
0,086 |
€ 162.538 |
Nederweert |
0,170 |
€ 321.297 |
Nieuwegein |
0,420 |
€ 793.792 |
Nieuwkoop |
0,307 |
€ 580.224 |
Nijkerk |
0,090 |
€ 170.098 |
Nijmegen |
1,715 |
€ 3.241.317 |
Nissewaard |
0,372 |
€ 703.073 |
Noardeast-Fryslân |
0,088 |
€ 166.318 |
Noord-Beveland |
0,034 |
€ 64.259 |
Noordenveld |
0,150 |
€ 283.497 |
Noordoostpolder |
0,284 |
€ 536.755 |
Noordwijk |
1,384 |
€ 2.615.734 |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten |
0,083 |
€ 156.868 |
Nunspeet |
0,286 |
€ 540.535 |
Oegstgeest |
0,087 |
€ 164.428 |
Oirschot |
0,159 |
€ 300.507 |
Oisterwijk |
0,137 |
€ 258.927 |
Oldambt |
0,117 |
€ 221.128 |
Oldebroek |
0,226 |
€ 427.136 |
Oldenzaal |
0,230 |
€ 434.696 |
Olst-Wijhe |
0,108 |
€ 204.118 |
Ommen |
0,240 |
€ 453.595 |
Oost Gelre |
0,078 |
€ 147.419 |
Oosterhout |
0,541 |
€ 1.022.480 |
Ooststellingwerf |
0,074 |
€ 139.859 |
Oostzaan |
0,030 |
€ 56.699 |
Opmeer |
0,196 |
€ 370.436 |
Opsterland |
0,055 |
€ 103.949 |
Oss |
0,330 |
€ 623.694 |
Oude IJsselstreek |
0,052 |
€ 98.279 |
Ouder-Amstel |
0,049 |
€ 92.609 |
Oudewater |
0,052 |
€ 98.279 |
Overbetuwe |
0,411 |
€ 776.782 |
Papendrecht |
0,057 |
€ 107.729 |
Peel en Maas |
0,087 |
€ 164.428 |
Pekela |
0,021 |
€ 39.690 |
Pijnacker-Nootdorp |
0,375 |
€ 708.743 |
Purmerend |
0,474 |
€ 895.851 |
Putten |
0,043 |
€ 81.269 |
Raalte |
0,189 |
€ 357.206 |
Reimerswaal |
0,011 |
€ 20.790 |
Renkum |
0,107 |
€ 202.228 |
Renswoude |
0,028 |
€ 52.919 |
Reusel-De Mierden |
0,098 |
€ 185.218 |
Rheden |
0,785 |
€ 1.483.635 |
Rhenen |
0,040 |
€ 75.599 |
Ridderkerk |
0,659 |
€ 1.245.497 |
Rijssen-Holten |
0,274 |
€ 517.855 |
Rijswijk (ZH.) |
1,288 |
€ 2.434.296 |
Roerdalen |
0,061 |
€ 115.289 |
Roermond |
0,132 |
€ 249.477 |
Roosendaal |
0,276 |
€ 521.635 |
Rotterdam |
0,269 |
€ 508.405 |
Rozendaal |
0,000 |
€ 0 |
Rucphen |
0,240 |
€ 453.595 |
Schagen |
0,537 |
€ 1.014.920 |
Scherpenzeel |
0,053 |
€ 100.169 |
Schiedam |
0,182 |
€ 343.977 |
Schiermonnikoog |
0,008 |
€ 15.120 |
Schouwen-Duiveland |
0,098 |
€ 185.218 |
's-Gravenhage (gemeente) |
2,597 |
€ 4.908.281 |
's-Hertogenbosch |
0,771 |
€ 1.457.175 |
Simpelveld |
0,030 |
€ 56.699 |
Sint-Michielsgestel |
0,173 |
€ 326.967 |
Sittard-Geleen |
0,820 |
€ 1.549.784 |
Sliedrecht |
0,080 |
€ 151.198 |
Sluis |
0,042 |
€ 79.379 |
Smallingerland |
0,412 |
€ 778.672 |
Soest |
0,488 |
€ 922.311 |
Someren |
0,168 |
€ 317.517 |
Son en Breugel |
0,028 |
€ 52.919 |
Stadskanaal |
0,126 |
€ 238.138 |
Staphorst |
0,047 |
€ 88.829 |
Stede Broec |
0,262 |
€ 495.175 |
Steenbergen |
0,119 |
€ 224.908 |
Steenwijkerland |
0,263 |
€ 497.065 |
Stein (L.) |
0,192 |
€ 362.876 |
Stichtse Vecht |
0,585 |
€ 1.105.639 |
Súdwest-Fryslân |
0,258 |
€ 487.615 |
Terneuzen |
0,276 |
€ 521.635 |
Terschelling |
0,024 |
€ 45.360 |
Texel |
0,081 |
€ 153.088 |
Teylingen |
0,168 |
€ 317.517 |
Tholen |
0,197 |
€ 372.326 |
Tiel |
0,056 |
€ 105.839 |
Tilburg |
1,851 |
€ 3.498.355 |
Tubbergen |
0,023 |
€ 43.470 |
Twenterand |
0,172 |
€ 325.077 |
Tynaarlo |
0,103 |
€ 194.668 |
Tytsjerksteradiel |
0,345 |
€ 652.043 |
Uitgeest |
0,067 |
€ 126.629 |
Uithoorn |
0,295 |
€ 557.544 |
Urk |
0,145 |
€ 274.047 |
Utrecht (gemeente) |
3,055 |
€ 5.773.892 |
Utrechtse Heuvelrug |
0,081 |
€ 153.088 |
Vaals |
0,017 |
€ 32.130 |
Valkenburg aan de Geul |
0,077 |
€ 145.529 |
Valkenswaard |
0,310 |
€ 585.894 |
Veendam |
0,463 |
€ 875.061 |
Veenendaal |
0,244 |
€ 461.155 |
Veere |
0,218 |
€ 412.016 |
Veldhoven |
0,248 |
€ 468.715 |
Velsen |
0,545 |
€ 1.030.040 |
Venlo |
0,786 |
€ 1.485.525 |
Venray |
0,022 |
€ 41.580 |
Vijfheerenlanden |
0,551 |
€ 1.041.380 |
Vlaardingen |
0,349 |
€ 659.603 |
Vlieland |
0,018 |
€ 34.020 |
Vlissingen |
0,313 |
€ 591.564 |
Voerendaal |
0,008 |
€ 15.120 |
Voorne aan Zee |
0,227 |
€ 429.026 |
Voorschoten |
0,119 |
€ 224.908 |
Voorst |
0,230 |
€ 434.696 |
Vught |
0,088 |
€ 166.318 |
Waadhoeke |
0,105 |
€ 198.448 |
Waalre |
0,036 |
€ 68.039 |
Waalwijk |
0,437 |
€ 825.922 |
Waddinxveen |
0,136 |
€ 257.037 |
Wageningen |
0,105 |
€ 198.448 |
Wassenaar |
0,168 |
€ 317.517 |
Waterland |
0,067 |
€ 126.629 |
Weert |
0,323 |
€ 610.464 |
West Betuwe |
0,117 |
€ 221.128 |
West Maas en Waal |
0,022 |
€ 41.580 |
Westerkwartier |
0,337 |
€ 636.924 |
Westerveld |
0,063 |
€ 119.069 |
Westervoort |
0,033 |
€ 62.369 |
Westerwolde |
0,209 |
€ 395.006 |
Westland |
0,722 |
€ 1.364.566 |
Weststellingwerf |
0,083 |
€ 156.868 |
Wierden |
0,001 |
€ 1.890 |
Wijchen |
0,292 |
€ 551.874 |
Wijdemeren |
0,055 |
€ 103.949 |
Wijk bij Duurstede |
0,013 |
€ 24.570 |
Winterswijk |
0,204 |
€ 385.556 |
Woensdrecht |
0,101 |
€ 190.888 |
Woerden |
0,488 |
€ 922.311 |
Wormerland |
0,018 |
€ 34.020 |
Woudenberg |
0,000 |
€ 0 |
Zaanstad |
0,931 |
€ 1.759.572 |
Zaltbommel |
0,068 |
€ 128.519 |
Zandvoort |
0,041 |
€ 77.489 |
Zeewolde |
0,855 |
€ 1.615.934 |
Zeist |
0,361 |
€ 682.283 |
Zevenaar |
0,272 |
€ 514.075 |
Zoetermeer |
1,055 |
€ 1.993.930 |
Zoeterwoude |
0,052 |
€ 98.279 |
Zuidplas |
0,643 |
€ 1.215.258 |
Zundert |
0,191 |
€ 360.986 |
Zutphen |
0,186 |
€ 351.536 |
Zwartewaterland |
0,050 |
€ 94.499 |
Zwijndrecht |
1,130 |
€ 2.135.679 |
Zwolle |
1,012 |
€ 1.912.661 |
Sporten en bewegen zijn goed voor de lichamelijke en mentale gezondheid en de sociale contacten. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister) wil mensen daarom stimuleren meer te sporten en bewegen. Gemeenten spelen een belangrijke rol in de instandhouding van de Nederlandse sportinfrastructuur, onder meer door de bouw en onderhoud van accommodaties en door sportstimuleringsbeleid.
Onder voorwaarden konden gemeenten, sportverenigingen en sportstichtingen tot 2019 de btw die aan hen in rekening wordt gebracht bij investeringen in sportaccommodaties en sportmaterialen in aftrek brengen. Door een uitspraak van het Hof van Justitie van de EU (in de zaak C-495/12, Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs tegen Bridport and West Dorset Golf Club Limited) is de btw-vrijstelling voor sport verbreed en moest bovenstaande mogelijkheid tot aftrek worden aangepast. Dit is vanaf 2019 aangepast. Daardoor verviel in de meeste gevallen ook de mogelijkheid om btw te verrekenen. Dit leidde onder meer voor gemeenten tot een financieel nadeel. Vanaf 2019 is daarvoor de Regeling specifieke uitkering stimulering sport van kracht geweest (hierna: voorgaande regeling). Deze voorgaande regeling is per 1 januari 2024 komen te vervallen.
Het is belangrijk de gemeentelijke investeringen in de sportinfrastructuur te blijven stimuleren. De Regeling specifieke uitkering stimulering sport 2024–2025 (hierna: de regeling) beoogt daarom het stimuleren van de ontwikkeling en instandhouding van sportaccommodaties, sportstimuleringsbeleid en de aanschaf van sportmaterialen door gemeenten voort te zetten, waar de mogelijkheid tot btw aftrek is vervallen.
Voor wat betreft de periode vanaf 2026 wordt op een nader moment vastgesteld en gecommuniceerd hoe en met welk instrument het voortzetten van de ontwikkeling en instandhouding van sportaccommodaties, sportstimuleringsbeleid en de aanschaf van sportmaterialen door gemeenten, waar de mogelijkheid tot btw-aftrek is vervallen gestimuleerd zal blijven worden. De gereserveerde middelen voor de periode vanaf 2026 blijven behouden.
Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:
• De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;
• De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;
• De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen;
• De maatregel is selectief; en
• De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.
De gemeenten kunnen een specifieke uitkering krijgen voor de uitvoering van hun autonome publieke taken. Zij zijn in dit geval niet aan te merken als ondernemingen in de zin van de staatssteunregels. Het eerste criterium wordt op het eerste niveau (tussen Rijk en gemeenten) niet vervuld, waardoor er geen sprake is van staatssteun op dit niveau. Het naleven van het staatssteunrecht door een medeoverheid die een specifieke uitkering ontvangt betreft een lokale verantwoordelijkheid. Gemeenten zijn bij het besteden van de middelen gebonden aan wet- en regelgeving, waaronder de Europese aanbestedings- en staatssteunregels.
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk van burgers en bedrijven. Het heeft uitsluitend gevolgen voor gemeenten. De wijziging ten opzichte van de voorgaande regeling om te bevoorschotten op basis van een verdeelsleutel leidt tot lagere administratieve lasten in de aanvraagfase, aangezien er geen inhoudelijke (financiële) informatie hoeft te worden aangeleverd bij de aanvraag. Met het vervallen van de post “mengpercentage” in de verantwoordingsfase neemt de regeldruk af. Onderbouwing hiervan door gemeenten en controle van deze post door DUS-I was een arbeidsintensief proces omdat het vaak veel kleine bedragen betreft.
In artikel 1 worden de begrippen gedefinieerd. De begrippen die nadere uitleg behoeven, bijvoorbeeld omdat ze niet zijn toegelicht in het algemene deel van de toelichting, worden hieronder toegelicht.
Voor de definitie van ‘sport’ is aangesloten bij de definities uit de btw-regelgeving naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van de EU op 26 oktober 2017 in de zaak C-90/16, The English Bridge Union.
Gemeenten kunnen bij de uitvoering van het sportbeleid de diensten van een ‘sportbedrijf’ inschakelen. In de Beleidsregels inhoudende de beoordeling van aanvragen van gemeenten voor de Regeling specifieke uitkering stimulering sport worden nadere regels gegeven voor het verstrekken van een uitkering voor de activiteiten van deze sportbedrijven. Er kan een uitkering worden verstrekt voor de activiteiten van deze sportbedrijven mits:
• de gemeente zowel een bestuurlijk als een financieel belang heeft in het betreffende sportbedrijf;
• er geen recht op aftrek van omzetbelasting of compensatie uit het btw-compensatiefonds bestaat voor de door de sportbedrijven uitgevoerde activiteiten; en
• aan de betreffende organisatie niet reeds subsidie is verleend op grond van de Subsidieregeling Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties (hierna: BOSA).
Een gemeente kiest er zelf voor om de bestedingen van het sportbedrijf wel of niet op te nemen in haar aanvraag.
Met de term ‘uitkering’ wordt de bijdrage in de vorm van een specifieke uitkering bedoeld die een gemeente in het kader van deze regeling kan aanvragen. In artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet wordt beschreven dat elke bijdrage uit ’s Rijks kas die door of vanwege Onze minister wie het aangaat onder voorwaarden ten behoeve van een bepaald openbaar belang aan provincies en gemeenten wordt verstrekt, een specifieke uitkering is.
Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing, met uitzondering hoofdstuk 5. Deze artikelen zijn van overeenkomstige toepassing op de te verstrekken uitkering. Hoofdstuk 5 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS heeft betrekking op de aan de uitkering verbonden verplichtingen ten aanzien van onder meer de besteding van de uitkering, de administratieplicht, het meewerken aan onderzoek, intellectueel eigendom, de mogelijkheid tot het opleggen van aanvullende verplichtingen en de meldingsplicht.
De artikelen 4:5, 4:35, 4:37, 4:38, 4:46, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn van overeenkomstige toepassing op deze regeling. Deze artikelen uit de Awb hebben betrekking op preventieve weigeringsgronden, de verplichtingen, de vaststelling, het intrekken en wijziging van de verlening en vaststelling van de uitkering, het opschorten van de betalingsverplichting en terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen.
In artikel 3 is omschreven voor welke activiteiten een uitkering kan worden verstrekt. Het gaat hier om activiteiten van gemeenten in het kader van sport. Uit de monitor Gemeentelijke uitgaven van het Mulier instituut1 zijn de volgende hoofdactiviteiten te rangschikken:
– Investeringen in hardware; Hierbij kan gedacht worden aan activiteiten in bouw en onderhoud van accommodaties. Dit kan zijn het aanleggen van een kunstgrasveld of de bouw van een sporthal.
– Exploitatie van sportaccommodaties; Hierbij moet gedacht worden aan het beheer van de accommodatie. Het kan gaan om gebruikskosten als energielasten en ook kunnen ingehuurde krachten zoals Buurtsportcoaches en andere beheerders van accommodaties voor zover deze btw-belast zijn in gebracht worden.
Een bepaald project waarvoor een gemeente een uitkering aanvraagt kan een langere tijdsduur hebben dan een jaar, maar de uitkering kan alleen worden verleend voor de bestedingen die plaatsvinden in het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend.
Het eerste lid geeft aan welke kosten voor een uitkering in aanmerking kunnen komen.
Onderdeel a betreft de kosten voor de nieuwbouw, de verbouw, het onderhoud, het beheer of de exploitatie van onroerende zaken.
Bij de nieuwbouw kan onder andere gedacht worden aan de kosten voor de aanleg van kunstsportvelden, sporthallen of kleedkamers. Voorbeelden van verbouw zijn de kosten voor het vernieuwen van een dak, vervangen van glas of isoleren van muren. Onderhoudswerkzaamheden zijn werkzaamheden die ten doel hebben de betreffende onroerende zaak in goede (bouwkundige) staat te houden en nodig zijn voor de beoefening van directe en ondersteunende sportactiviteiten. Dit betreft onder andere de kosten van zand voor het instrooien van kunstsportvelden of de vervanging van lampen.
Het beheer of de exploitatie van onroerende zaken betreft werkzaamheden (arbeid) direct gerelateerd aan het creëren en faciliteren van sportaanbod op sportaccommodaties, verricht tegen vergoeding door anderen dan door personen uit de eigen organisatie. Deze vergoeding moet zijn belast met btw. Hierbij kan gedacht worden aan kosten voor het opstellen van het gebruiksrooster voor de sporters.
Onderdeel b betreft de aankoop en het beheer van roerende zaken. Dit betekent de aanschaf van (sport)materialen bedoeld voor beoefening van directe en ondersteunende sportactiviteiten. Voorbeelden hiervan zijn kosten van kantoorbenodigdheden, voetballen, grasmaaier voor het voetbalveld, hockeydoelen, discussen en trampolines.
Onderdeel c ziet op de dienstverlening door derden. Dit zijn werkzaamheden (arbeid) zoals het onderhoud van sportaccommodaties en het aanbieden van sportactiviteiten, verricht tegen vergoeding door anderen dan door personen uit de eigen organisatie. Deze vergoeding moet zijn belast met btw.
Dit betreft onder andere de kosten van inzet van combinatiefunctionarissen of buursportcoaches, de arbeidskosten die gerelateerd zijn aan het instrooien van zand in kunstsportvelden, het vervangen van de verlichting en schoonmaken van accommodaties.
In het tweede lid wordt uitgewerkt welke kosten niet in aanmerking komen voor een uitkering.
Onderdeel a is opgenomen om de samenloop van deze regeling met de Subsidieregeling BOSA uit te sluiten. In het geval dat bijvoorbeeld een gemeente en een vereniging co-eigenaar van een sportaccommodatie zijn, kan er voor een renovatie van die sportaccommodatie ofwel een subsidie op grond van de Subsidieregeling BOSA worden aangevraagd, ofwel een uitkering op grond van de onderhavige regeling. Daarbij wordt aangehouden dat alleen de organisatie op wiens naam de offerte en factuur staan een aanvraag kan indienen.
Onderdeel b bepaalt dat kosten in verband met activiteiten in het kader van bewegingsonderwijs niet aanmerking komen voor een uitkering. Het uitgangspunt van deze regeling is om het financiële nadeel van verruiming van de btw-sportvrijstelling te compenseren. Kosten voor bewegingsonderwijs vallen niet onder die verruiming, omdat bewegingsonderwijs in principe onder de onderwijsvrijstelling valt. Dit is een voortzetting van de uitvoeringspraktijk zoals deze tussen 2019 en 2023 werd gehanteerd onder de voorgaande regeling en die in bezwaar en beroepszaken is bevestigd, maar niet expliciet stond opgenomen in die regeling.
Onderdeel c is opgenomen om de kosten die van 2019 tot en met 2023 onder de voorgaande regeling onder de term ‘mengpercentage’ vielen, uit te sluiten voor de onderhavige regeling. Het mengpercentage vormt de basis voor een gemeente om btw op overheadkosten in aftrek te brengen of te compenseren. Mengpercentage was een restcategorie voor overheadkosten van gemeenten, waarvan een deel wél en een deel niet onder de verruiming van de btw-sportvrijstelling viel. Onder de voorgaande regeling kon de gemeente voor het financieel nadeel als gevolg van een gewijzigd mengpercentage ten opzichte van de situatie voor 2019 een uitkering aanvragen. Gezien de complexiteit en administratieve lasten om het mengpercentage te berekenen is onder de onderhavige regeling de maximale hoogte van de uitkering zoals beschreven onder artikel 5 generiek verhoogd van 17,5% naar 18% en komen de kosten die voorheen onder mengpercentage vielen niet meer in aanmerking voor een uitkering. Dit heeft enkel betrekking op de overheadkosten van gemeenten. De overheadkosten van sportbedrijven komen nog wel in aanmerking voor een uitkering.
Onderdeel d bepaalt dat er geen uitkering wordt verstrekt voor de activiteiten zoals bedoeld onder artikel 4, eerste lid, waarvoor bij de aanvrager op grond van de bepalingen uit de Wet op de omzetbelasting 1968 recht op aftrek van omzetbelasting bestaat, dan wel recht bestaat op compensatie op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds. Deze regeling strekt ertoe het wegvallen van het recht op btw-aftrek te compenseren. Wanneer er dus wel een recht op btw-aftrek bestaat zal er geen uitkering worden verstrekt.
Bij de aanvraag tot verlening wordt een voorschot verstrekt dat ten hoogste het bedrag is zoals vermeld in de verdeelsleutel die is opgenomen in de bijlage. De hoogte van het voorschot is een percentage van het uitkeringsplafond voor enig kalenderjaar. Jaarlijks wordt een bijlage opgesteld waarin de verdeelsleutel en het aan te vragen bedrag per gemeente voor dat jaar staat. Elk kalenderjaar wordt een nieuwe bijlage aan de regeling toegevoegd.
De verdeelsleutel wordt berekend op basis van het gemiddelde van de daadwerkelijke bestedingen aan activiteiten in het kader van sport die in de laatste drie SiSa-verantwoordingen (jaar T–2 tot T–4) door de betreffende gemeente zijn ingediend. Voor het jaar 2024 is voor het vaststellen van de verdeelsleutel gekeken naar het gemiddelde van de bestedingen aan activiteiten in het kader van sport die de gemeente in haar SiSa-verantwoording van de SPUK over de jaren 2022, 2021 en 2020 heeft opgevoerd. De verdeelsleutel wordt jaarlijks opnieuw berekend. Voor het jaar 2025, wordt voor het vaststellen van de verdeelsleutel gekeken naar het gemiddelde van de bestedingen aan activiteiten in het kader van sport die de gemeente in haar SiSa-verantwoording van de SPUK over de jaren 2023, 2022 en 2021 heeft opgevoerd.
De uitkering bedraagt bij de vaststelling, zo bepaalt het tweede lid, ten hoogste 18% van de in aanmerking komende bestedingen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, in enig kalenderjaar. Voor een percentage van 18% is gekozen om zo veel mogelijk aan te sluiten bij de eerdere mogelijkheid tot aftrek van btw. Zoals in artikel 4, tweede lid, onder sub c is vastgelegd, is hiermee rekening gehouden met de overheadkosten die voorheen onder de term ‘mengpercentage’ vielen.
In het kalenderjaar 2024 is € 189 miljoen beschikbaar voor uitkeringen op grond van deze regeling. Voor het kalenderjaar 2025 zal een plafond worden toegevoegd.
Een uitkering wordt alleen op aanvraag verstrekt. De aanvraag tot verlening van een uitkering voor het kalenderjaar 2024 wordt ingediend van 1 april 2024 tot en met 30 april 2024. De aanvraag tot verlening van een uitkering voor het kalenderjaar 2025 wordt ingediend van 1 januari 2025 tot en met 28 februari 2025. Voor de aanvraag tot verlening van de uitkering wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt, dat jaarlijks door DUS-I aan de gemeenten wordt gestuurd. Indien de aanvraag tot verlening incompleet is, krijgt de aanvrager de gelegenheid de aanvraag te completeren. Dit volgt uit artikel 4:5 van de Awb. De minister zal hiervoor een termijn van twee weken geven.
Mogelijk is in de bijlage uit artikel 5 een laag bedrag of € 0 opgenomen voor een gemeente. Het is voor die betreffende toch verstandig om een aanvraag in te dienen zodat zij op basis van een herziene verlening zoals beschreven in artikel 12 uiteindelijk toch een hogere uitkering kunnen ontvangen.
De minister neemt binnen dertien weken na sluiting van het aanvraagloket van het kalenderjaar waarvoor de uitkering wordt aangevraagd een besluit omtrent de verlening van de uitkering. Indien de ontvangen aanvraag op die datum incompleet is, kan de beslistermijn van dertien weken met vier weken worden verlengd. Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval het bedrag van de uitkering, de wijze van verantwoording en de periode waarvoor de uitkering wordt verleend.
De minister verleent bij het besluit tot verlening een voorschot van 100%, dat in één keer wordt betaald.
Op grond van artikel 10, eerste lid, rust op de ontvanger van de uitkering de verplichting om er zorg voor te dragen dat gedurende de perioden genoemd in artikel 13, tweede en derde lid van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (de zogenaamde btw herzieningstermijn voor de activiteiten waarvoor een uitkering wordt ontvangen) geen recht op aftrek van omzet op grond van de Wet omzetbelasting 1968 of recht op compensatie op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds ontstaat.
Dit recht op aftrek ontstaat wanneer de betreffende activiteiten waarvoor een uitkering is ontvangen weer gebruikt worden voor btw belaste prestaties. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen als onroerende zaken niet langer gebruikt worden voor vrijgestelde sportbeoefening, maar belast worden verhuurd voor andere activiteiten. Ook kan het recht op aftrek van btw ‘herleven’ door overdracht aan een winstbeogende entiteit. Op grond van artikel 9, tweede lid, rust op de ontvanger van de uitkering ook de verplichting om melding te doen wanneer er toch een recht op aftrek van btw op grond van de Wet omzetbelasting 1968 of recht op compensatie op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds ontstaat. De melding kan leiden tot het intrekken van de vaststelling van de uitkering of wijzigen van de vaststelling ten nadele van de ontvanger van de uitkering: het is immers niet de bedoeling dat zowel een uitkering als btw teruggaaf wordt verkregen.
De gemeente verstrekt jaarlijks de verantwoordingsinformatie in het jaar na de verlening van de uitkering, op uiterlijk 15 juli.
De verantwoording voor de besteding van de specifieke uitkering verloopt op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet via de jaarrekening van de gemeente en de systematiek van ‘single information, single audit’ (SiSa-systematiek). De bestedingen van de uitkering worden per kalenderjaar verantwoord worden, dat wil zeggen van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024, van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025.
Na het indienen van de SiSa-verantwoording zal een nieuwe verdeling van het budget plaatsvinden, omdat dan op basis van daadwerkelijke bestedingen van gemeenten wordt gekeken of gemeenten recht hebben op een hogere of lagere uitkering dan waarvoor zij een voorschot hebben ontvangen. Gemeenten kunnen een ambtshalve herziening van de verleningsbeschikking ontvangen. Dit valt in de tijd samen met de vaststellingsbeschikking.
Als gemeenten recht hebben op een lagere uitkering dan wat is bevoorschot, wordt het te veel betaalde voorschot teruggevorderd. Tevens wordt gekeken welke gemeenten recht hebben op een hogere uitkering dan wat is bevoorschot. Die gemeenten ontvangen een nabetaling. Gezien de mate van administratieve lasten geldt als voorwaarde dat de nabetaling voor de betreffende gemeente ten minste € 1.000 of hoger is én hiervoor voldoende budget (ten minste € 2.000.000) is vrijgemaakt doordat van andere gemeenten budget is teruggevorderd. Daarnaast geldt steeds dat de uitkering per ontvanger ten hoogste 18% van de in aanmerking komende bestedingen bedraagt per kalenderjaar.
Als het beschikbare budget inclusief de terugvorderingen zou worden overschreden door de nabetalingen, dan wordt het beschikbare budget naar rato verdeeld over de gemeenten die recht hebben op een nabetaling.
De vaststellingsbeschikking valt samen met een eventuele ambtshalve herziening van de verlening. Hieruit volgt een eventuele terugvordering of nabetaling aan de aanvrager. De minister besluit uiterlijk op 31 juli in het jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, over de vaststelling van de uitkering.
De regeling bevat een hardheidsclausule. Deze biedt de mogelijkheid om, in gevallen waarin toepassing van de regeling – gegeven de doelstelling en de strekking daarvan – een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, een onderdeel van de regeling buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. De hardheidsclausule zal met grote terughoudendheid worden toegepast. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen voordoen die noodzaken tot afwijken van deze regeling.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant en vervalt met ingang van 1 september 2026. Van de systematiek van vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn bij regelgeving wordt afgeweken. Dit is te rechtvaardigen omdat een snelle inwerkingtreding van belang is. De gemeenten kunnen een aanvraag tot verlening van een uitkering voor het kalenderjaar 2024 indienen in de maand april 2024. De gemeenten zijn al op de hoogte van deze regeling en ook daarom is deze afwijking gerechtvaardigd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-11820.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.