Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 13 december 2023, IENW/BSK-2023/330965, tot wijziging van de Subsidieregeling schoon en emissieloos bouwmaterieel (vaststellen subsidieplafonds 2024, wijziging aanvraagperiodes en wijziging subsidiepercentages)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, onder b en f, 4, eerste en tweede lid, en 5 van de Kaderwet subsidies I en M;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling schoon en emissieloos bouwmaterieel wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsomschrijving bouwmachine wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel b, 1°, wordt na ‘weg- of spoorvoertuig’ ingevoegd ‘, een oplegger’;

b. onderdeel c, 1° komt te luiden:

  • voertuig dat op het moment van subsidievaststelling beschikt over de in het kentekenregister vastgelegde voertuigkwalificatie N2 of N3 en beschikt over de carrosseriecode 9, 10, 15, 16, 26, 27 en 28 of de aanduiding voor speciale doeleinden SF en indien het voertuigcategorie N2 betreft vanaf een gewicht van 4.250 kg; en.

2. In de alfabetische volgorde wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

in gebruik zijnd bouwwerktuig of zeegaand bouwvaartuig:

een bouwwerktuig of zeegaand bouwvaartuig dat door de huidige of vorige eigenaar al is ingezet voor bouwwerkzaamheden;

3. In de begripsomschrijving van SCR-katalysator vervalt ‘of zeegaand bouwvaartuig’.

B

Aan het slot van artikel 2.1 wordt ‘na de eerste inschrijving en tenaamstelling’ vervangen door ‘die voor datum vaststelling subsidie voor het eerst zijn ingeschreven en tenaamgesteld’.

C

Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘40%’ vervangen door ‘25%’.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel a wordt ‘accupakket’ vervangen door ‘batterijpakket’;

b. de onderdelen b tot en met e komen te luiden:

  • b. indien de hulpfunctie bedoeld in onderdeel a, energie krijgt van het batterijpakket dat dient voor aandrijving van het emissieloos voertuig waarop de hulpfunctie is aangebracht, wordt voor 'accucapaciteit in kilowattuur' nul gerekend;

  • c. in het geval van een bouwmachine als bedoeld in bijlage 1, onderdeel A, nummers A2.2, A.2.7 en A2.11 door toepassing van de formule: B*kWh – P, waarbij B = € 450, P = € 6.000;

  • d. in het geval van overige emissieloze bouwmachines, op basis van de netto investeringskosten verminderd met de netto referentiekosten, waarbij de kosten voor extra verwisselbare uitrustingsstukken zijn uitgesloten, behalve uitrustingsstukken die alleen geschikt zijn voor de elektrische variant van de machine;

  • e. in het geval een emissieloos bouwwerktuig gebruik maakt van verwisselbare batterijpakketten, door ten hoogste drie verwisselbare batterijpakketten tot de subsidiabele meerkosten te rekenen. Voor aanvullende verwisselbare batterijpakketten wordt de meerkostenformule als bedoeld in onderdeel c, gehanteerd.

3. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De investeringskosten van een bouwvoertuig zijn de som van de investeringskosten van het chassis en de opbouw van het bouwvoertuig.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt ’10 procentpunten’ vervangen door ‘5 procentpunten’.

5. Na het vijfde lid (nieuw) worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie ten hoogste 20% van de meerkosten ten opzichte van een referentie-bouwmachine, verminderd met 11,25% forfaitaire milieu-investeringsaftrek over de investeringskosten voor de bouwmachine, tot een bedrag van ten hoogste € 300.000, voor een:

    • a. aggregaat op wind- of zonne-energie voor off-grid stroomvoorziening, niet zijnde een hybride met verbrandingsmotor, als bedoeld in bijlage 1, onderdeel A, nummer A2.2;

    • b. aggregaat voor off-grid stroomvoorziening aangedreven door waterstof of waterstofdragers, als bedoeld in bijlage 1, onderdeel A, nummer A2.3;

    • c. mobiel batterijpakket voor off-grid stroomvoorziening vanaf 50 kWh, niet zijnde een verwisselbaar batterijpakket behorend bij een bouwwerktuig, als bedoeld in bijlage 1, onderdeel A, nummer A2.7; of

    • d. vliegwiel voor vermogensvoorziening, als bedoeld in bijlage 1, onderdeel A, nummer A2.12.

  • 7. In afwijking van het eerste lid wordt de vermindering met 11,25% forfaitaire milieu-investeringsaftrek over de investeringskosten voor de bouwmachine niet toegepast op bouwwerktuigen of hulpfuncties aangedreven door waterstof of waterstofdragers.

  • 8. De steunintensiteit wordt in afwijking van het vierde lid met 10 procentpunten verhoogd voor een:

    • a. aggregaat op wind- of zonne-energie voor off-grid stroomvoorziening, niet zijnde een hybride met verbrandingsmotor, als bedoeld in bijlage 1, onderdeel A nummer, A2.2

    • b. aggregaat voor off-grid stroomvoorziening aangedreven door waterstof of waterstofdragers, als bedoeld in bijlage 1, onderdeel A, nummer A2.3;

    • c. mobiel batterijpakket voor off-grid stroomvoorziening vanaf 50 kWh, niet zijnde een verwisselbaar batterijpakket behorend bij een bouwwerktuig, als bedoeld in bijlage 1, onderdeel A, nummer A2.7; of

    • d. vliegwiel voor vermogensvoorziening, als bedoeld in bijlage 1, onderdeel A, nummer A2.12.

D

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid, tot vijfde tot en met achtste lid, wordt een vierde lid ingevoegd, dat komt te luiden:

  • 4. Het subsidieplafond voor 2024 is € 36.000.000 voor bouwwerktuigen, hulpfuncties en bouwvoertuigen als bedoeld in de begripsomschrijving van bouwmachine in artikel 1.1, onderdelen a, b en c.

2. In het achtste lid (nieuw) wordt ‘de artikelen 3.3, tweede lid of 4.3, derde lid’ vervangen door ‘de artikelen 3.3, derde lid, of 4.3 vierde lid’.

E

Artikel 2.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel c wordt ’tot en met 27 december 2024’ vervangen door ‘tot en met 31 oktober 2024’;

b. in onderdeel d wordt ‘van 7 januari 2025’ vervangen door ‘van 4 maart 2025’ en ’tot en met 31 december 2025’ vervangen door ’tot en met 31 oktober 2025’;

c. in onderdeel e wordt ‘van 6 januari 2026’ vervangen door ‘van 3 maart 2026’ en ’tot en met 31 december 2026’ vervangen door ’tot en met 30 oktober 2026’.

2. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. onderdeel k komt te luiden:

  • k. indien de aanvraag een aggregaat op waterstof of waterstofdrager als bedoeld in bijlage 1, onderdeel A, nummer A2.3 betreft of een mobiel batterijpakket als bedoeld in bijlage 1, onderdeel A, nummer A2.7, een bewijs dat voor het gebruiken van waterstof of waterstofdrager voor het aggregaat of het opladen van het mobiele batterijpakket wordt voldaan aan artikel 2 nummers 102 quater respectievelijk quinquies van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

b. een onderdeel wordt toegevoegd, luidende:

  • l. indien de aanvraag een bouwwerktuig of hulpfunctie betreft die werkt op waterstof of waterstofdrager, uitgezonderd een aggregaat op waterstof of waterstofdrager als bedoeld in bijlage 1, onderdeel A, nummer A2.3, een bewijs dat wordt voldaan aan artikel 36 eerste lid ter van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

F

Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. de schriftelijke overeenkomst of overeenkomsten ten behoeve van de maatregelen bedoeld in artikel 2.1 ten tijde van indiening van de aanvraag reeds is of zijn gesloten en geen contractuele mogelijkheid meer biedt om de overeenkomst rechtsgeldig te kunnen ontbinden;

2. Onderdeel l vervalt onder verlettering van de onderdelen m, n en o tot l, m en n.

G

Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de onderdelen b en c vervalt de zinsnede ‘, waarbij tevens een roetfilter dient te zijn of worden gemonteerd’.

2. Onderdeel e vervalt onder verlettering van de onderdelen f en g tot e en f.

3. Onderdeel e (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘een nieuwe verbrandingsmotor’ wordt steeds vervangen door ‘een nieuwe mono-fuel waterstofverbrandingsmotor’;

b. ‘met emissienorm fase V’ wordt vervangen door ‘die voldoet aan emissienorm fase V’.

4. Onderdeel f (nieuw) komt te luiden:

  • f. de aanschaf en installatie van een nieuwe verbrandingsmotor die aantoonbaar tenminste 25% van zijn energie haalt uit waterstof of ammonia en voldoet aan de IMO MARPOL Tier III emissienorm in een in gebruik zijnd zeegaand bouwvaartuig;

5. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • g. de ombouw van een bestaande verbrandingsmotor op een zeegaand bouwvaartuig zodat deze aantoonbaar tenminste 25% van zijn energie haalt uit waterstof of ammonia en voldoet aan de IMO MARPOL Tier III emissienorm;

  • h. de aanschaf en inbouw van een elektrische installatie op een zeegaand bouwvaartuig waardoor het vaartuig gebruik kan maken van stroom vanaf de wal en het aantoonbaar tenminste 25% van de energie op deze wijze verkrijgt.

H

Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De subsidie bedraagt:

    • a. per bouwwerktuig, als bedoeld in artikel 3.1, onderdelen a tot en met e, ten hoogste 25% van de kosten van de maatregelen, verminderd met 11,25% forfaitaire milieu-investeringsaftrek over de investeringskosten voor het bouwwerktuig tot een bedrag van ten hoogste € 300.000;

    • b. per maatregel, als bedoeld in artikel 3.1, onderdelen f en g, ten aanzien van een zeegaand bouwvaartuig ten hoogste 30% van de kosten van de maatregelen, verminderd met 11,25% forfaitaire milieu-investeringsaftrek over de investeringskosten voor de maatregel tot een bedrag van ten hoogste € 300.000;

    • c. voor de maatregel, bedoeld in artikel 3.1, onderdeel h, ten aanzien van een zeegaand bouwvaartuig ten hoogste 30% van de kosten van de maatregel tot een bedrag van ten hoogste € 300.000;

    • d. in afwijking van onderdeel a, wordt op bouwwerktuigen aangedreven door waterstof of waterstofdragers en bouwwerktuigen die worden voorzien van een SCR-katalysator, de vermindering met 11,25% forfaitaire milieu-investeringsaftrek over de investeringskosten voor de bouwmachine niet toegepast;

    • e. in het geval van ombouw naar een emissieloos bouwwerktuig dat gebruik maakt van verwisselbare batterijpakketten wordt ten hoogste één verwisselbaar batterijpakket tot de netto investeringskosten gerekend, waarbij voor aanvullende verwisselbare batterijpakketten de meerkostenformule B*kWh – P, waarbij B = € 450, P = € 6.000 wordt gehanteerd.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De steunintensiteit wordt:

    • a. per bouwwerktuig met 5 procentpunten verhoogd voor subsidie aan een kleine of middelgrote onderneming;

    • b. per maatregel op een zeegaand bouwvaartuig met 20 procentpunten verhoogd voor subsidie aan een kleine of middelgrote onderneming.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘Artikel 2.2, derde en vierde lid, zijn’ vervangen door ‘Artikel 2.2, vijfde lid, is’.

I

Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Het subsidieplafond voor 2024 voor de maatregelen, bedoeld in artikel 3.1, is: € 10.000.000.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘Artikel 3.2, vierde en vijfde lid’ vervangen door ‘Artikel 3.2, vijfde en zesde lid’.

J

Artikel 3.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel c wordt ’tot en met 27 december 2024’ door ’tot en met 31 oktober 2024’;

b. in onderdeel d wordt ‘van 7 januari 2025’ vervangen door ‘van 4 maart 2025’ en ’tot en met 31 december 2025’ vervangen door ‘tot en met 31 oktober 2025’.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. onderdeel i vervalt onder verlettering van de onderdelen j tot en met m tot i tot en met l.

b. onderdeel k (nieuw) komt te luiden:

  • k. indien de aanvraag de inbouw van een brandstofcel in een in gebruik zijnd bouwwerktuig betreft en als het hermotorisering van een in gebruik zijnd bouwwerktuig met een mono-fuel waterstofverbrandingsmotor betreft, een bewijs dat wordt voldaan aan artikel 36, eerste lid, ter van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

c. onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l (nieuw) door een puntkomma, worden er twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • m. indien het hermotorisering van een in gebruik zijnd bouwwerktuig of bouwvaartuig betreft, het typegoedkeuringsbewijs respectievelijk het internationaal certificaat betreffende voorkoming van luchtverontreiniging door motoren van de nieuwe motor;

  • n. als onderdeel van de overeenkomst van de maatregelen, bedoeld in artikel 3.1, tenminste de volgende technische specificaties, indien van toepassing: merk, type, de handelsbenaming en motorvermogen van het bestaande bouwwerktuig, en accucapaciteit in kilowattuur, continu elektrisch motorvermogen in kilowatt, vermogen van de brandstofcel in kilowatt of vermogen van de nieuwe fase V mono-fuel waterstofverbrandingsmotor of IMO MARPOL Tier III motor die tenminste 25% van zijn energie haalt uit waterstof of ammonia.

3. In het vierde lid wordt ‘artikel 2.3, zesde lid’ vervangen door ‘artikel 2.3, zevende lid’.

K

Artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel h komt te luiden:

  • h. de schriftelijke overeenkomst of overeenkomsten ten behoeve van de maatregelen, bedoeld in artikel 3.1, ten tijde van indiening van de aanvraag reeds is of zijn gesloten en geen contractuele mogelijkheid meer biedt om de overeenkomst rechtsgeldig te kunnen ontbinden;

2. Onderdeel j vervalt onder verlettering van de onderdelen k, l en m tot j, k en l.

L

In artikel 3.9, vijfde lid vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel d door een punt, onderdeel e.

M

In artikel 3.11, tweede lid, vervalt de tweede zin.

N

Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Het subsidieplafond in 2024 bedraagt voor:

    • a. projecten experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 4.1, onderdeel a, € 9.000.000;

    • b. projecten haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 4.1, onderdeel b, € 1.000.000.

2. in het vijfde lid (nieuw) wordt ‘2022’ vervangen door ‘2024’.

O

Artikel 4.4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt ’tot en met 27 december 2024’ vervangen door ’tot en met 31 oktober 2024’.

2. In onderdeel d wordt ‘van 7 januari 2025’ vervangen door ‘van 4 maart 2025’ en ’tot en met 31 december 2025’ vervangen door ’tot en met 31 oktober 2025’.

3. In onderdeel e wordt ‘van 6 januari 2026’ vervangen door ‘van 3 maart 2026’ en ’tot en met 31 december 2026’ vervangen door ’tot en met 30 oktober 2026’.

P

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In lijst A. Bouwwerktuigen:

a. wordt in regel A1.12 ‘sondeertruck’ vervangen door ‘sondeermachine / sondeertruck / sondeerrups’;

b. vervallen de regels A1.13 en A1.14;

c. wordt in regel A1.18 ‘heimachine/funderingsmachine (gemotoriseerd materieel)’ vervangen door ‘funderingsmachine (gemotoriseerd materieel): heimachine / (damwand) drukmachine / trilstelling / vibrostelling’;

d. komt regel A1.19 te luiden:

A1.19 hoogwerker (zelfrijdend of getrokken) vanaf 56 kW.

J

N

e. wordt in regel A1.21 na ‘mobiele boorinstallatie/grondboormachine’ toegevoegd ‘mobiele (anker) boorinstallatie/grondboormachine/gestuurde boring machine/boorrups;

f. wordt in regel A1.24 na ‘minihijskraan’ toegevoegd ‘, dragline-kraan’;

g. wordt in regel A1.27 na ‘mobiele zeefinstallatie’ toegevoegd ‘/grondzeef’;

h. wordt na regel A1.45 een regel ingevoegd, luidende:

A1.46 boomverplantingsmachine

J

J

i. wordt in regel A2.7 na ’50 kWh’ toegevoegd ‘, niet zijnde een verwisselbaar batterijpakket behorend bij een bouwwerktuig’;

j. wordt in regel A2.8 ‘trilplaat/stamper’ vervangen door ‘ trilplaat/trilblok/stamper’;

k. worden na regel A2.10 twee regels toegevoegd, luidende:

A2.11 Mobiel batterijpakket vanaf 50 kWh zijnde een verwisselbaar batterijpakket behorend bij een bouwwerktuig

J

J1

A2.12 vliegwiel als vermogensvoorziening

J

N

X Noot
1

Het gaat hierbij om aanvullende verwisselbare batterijpakketten ingediend bij een aanvraag voor ombouw naar een emissieloos bouwwerktuig dat gebruik maakt van verwisselbare batterijpakketten volgens artikel 3.2, eerste lid, onderdeel e.

l. wordt in regel A3.2 na ‘kettinghor’ toegevoegd ‘/ MFS-wagon’;

m. wordt in regel A3.3 na ‘freestrein’ toegevoegd ‘, spoorse freesmachine’;

n. wordt in regel A3.9 na ‘slijptrein’ toegevoegd ‘, spoorse slijpmachine’;

o. wordt in regel A3.10 ‘stopmachine’ vervangen door ‘machine voor stoppen, na-verdichten en/of afwerken (stopmachine, ballastafwerkmachine, spoorstabilisator)’;

p. wordt in regel A3.11 ‘vernieuwingstrein / ombouwtrein’ vervangen door ‘vernieuwingstrein (voor spoor of rijdraad) / ombouwtrein, ondergrond-behandeling/sanering-machines’;

q. wordt regel A3.12 ‘voorziening om elektrisch railvoertuig onafhankelijk van bovenleiding te laten rijden’ vervangen door ‘locomotief met voorziening om onafhankelijk van bovenleiding te kunnen rijden, voorziening om elektrisch railvoertuig onafhankelijk van bovenleiding te kunnen rijden’;

r. worden na regel A3.15 drie regels toegevoegd die komen te luiden:

A3.16 crew transfer vessel

J

J

A3.17 railwegvoertuig, tweewegvoertuig

J

J

A3.18 gemotoriseerde lasaanhanger

J

J

2. De aanduiding van lijst D komt te luiden:

  • D. Zeegaande bouwvaartuigen (hermotorisering en ombouw zodat het schip tenminste 25% van zijn energie haalt uit waterstof of ammonia en voldoet aan de IMO MARPOL Tier III emissienorm)

Q

In bijlage II criterium 3 wordt ‘2025’ vervangen door ‘2030’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2024, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Deze regeling wijzigt de op 9 mei 2022 in werking getreden Subsidieregeling schoon en emissieloos bouwmaterieel (hierna: SSEB).

Op grond van de SSEB kunnen subsidies worden verstrekt voor aanschaf van en innovatie rondom emissieloos materieel en voor de ombouw (retrofit) naar schoon (emissiearm) of emissieloos materieel dat wordt ingezet in de bouwsector in Nederland.

2. Noodzaak tot wijziging

De Europese Commissie heeft de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (hierna: AGVV) recentelijk herzien1. Deze wijziging is op 1 juli 2023 in werking getreden. Vanaf het moment van inwerkingtreding moeten binnen zes maanden zogeheten dienstige maatregelen worden getroffen. Dit zijn aanpassingen om een lopende steunmaatregel, zoals de SSEB, met de herziene AGVV in overeenstemming te brengen. Dit betekent dat de SSEB, voordat er nieuwe aanvragen in 2024 worden ingediend, moet voldoen aan de herziene AGVV.

Naar aanleiding van de opgedane praktijkervaring en wensen vanuit de sector worden daarnaast enkele verbeteringen doorgevoerd in de artikelen van de SSEB en is een aantal nieuwe subsidiabele machines en technieken aan de regeling toegevoegd.

3. Inhoud wijzigingen

De subsidieplafonds in 2024 bedragen voor de aanschafsubsidie € 36.000.000, voor de retrofitsubsidie € 10.000.000 en voor de innovatiesubsidie € 10.000.000.

Bij het bepalen van de budgetten voor de drie subsidiesporen is een analyse uitgevoerd van de ontvangen aanvragen in 2023, en gekeken wat de impact is van de herziene AGVV-steunpercentages. Ook is feedback van stakeholders op de hoogte van de budgetten van de afgelopen jaren meegenomen in de overweging. Met de voor 2024 beschikbaar gestelde budgetten kunnen aanzienlijk meer aanvragen worden toegekend dan het afgelopen jaar zijn binnengekomen.

Begrotingsbehandeling

De behandeling van de begroting van het Ministerie van I&W voor 2024 is uitgesteld naar het begin van 2024. Daarom kan er voor het kalenderjaar 2024 geen subsidieplafond worden vastgesteld zonder daar een voorbehoud bij te maken. Aanvragen op grond van deze subsidieregeling worden vaak ver van tevoren voorbereid. Om de sector een indicatie te geven van het beschikbare budget, zodat deze daarop kan anticiperen, wordt nu het beoogde plafond vastgesteld. Met ingang van 5 maart 2024 kunnen aanvragen worden ingediend.

Een verlaging van een reeds bekend gemaakt en in werking getreden subsidieplafond heeft in de regel geen gevolgen voor reeds ingediende aanvragen. Artikel 4:28 Awb biedt hierop een uitzonderingsmogelijkheid voor subsidieplafonds die worden vastgesteld voordat de begroting is vastgesteld of goedgekeurd. Deze bepaling borgt dat een eventuele latere plafondverlaging voor deze regeling gevolgen heeft voor eerder ingediende aanvragen.

De herziening van de AGVV treft een aantal aspecten van deze regeling.

  • De subsidiepercentages onder SSEB Aanschaf en SSEB Retrofit zijn verlaagd.

  • Er is rekening gehouden met wijzigingen in de milieulijst van de milieu-investeringsaftrek (MIA), waardoor de MIA-correctie niet in alle gevallen meer wordt toegepast.

  • De SSEB-percentages zijn, waar relevant, door IenW en RVO getoetst in combinatie met de MIA op risico van overschrijding van de Europese staatssteungrenzen. Daaruit bleek dat het niet mogelijk was om het subsidiepercentage voor kleinbedrijf met 10 procentpunten te verhogen. In plaats daarvan bedraagt deze verhoging 5 procentpunten.

  • Hermotorisering van mobiele werktuigen kan alleen nog worden gesubsidieerd als het mono-fuel waterstofmotoren betreft.

  • Niet langer subsidiabel is de toepassing van een ingebouwd aggregaat op basis van een verbrandingsmotor in een specialistisch zwaar emissieloos bouwwerktuig met een elektrisch motorvermogen gelijk aan of groter dan 300 kW.

  • Hermotorisering van zeegaande bouwvaartuigen kan alleen met subsidie worden ondersteund als het motoren betreft die tenminste 25% van de energie halen uit waterstof of ammonia. Daarbij is ombouw van een bestaande motor eveneens subsidiabel.

  • Toepassing van Selective Catalytic Reduction (SCR) op zeegaande bouwvaartuigen is niet meer subsidiabel.

  • Subsidiabel worden de aanschaf en inbouw van een elektrische installatie op een zeegaand bouwvaartuig waardoor het vaartuig gebruik kan maken van stroom vanaf de wal en het tenminste 25% van de energie op deze wijze verkrijgt.

  • Er gelden bepaalde eisen aan de te gebruiken waterstof of waterstofdragers voor mobiele werktuigen of hulpfuncties en de te gebruiken waterstof, waterstofdragers of elektriciteit voor mobiele laadinfra.

Op diverse plekken in de artikelen zijn formuleringen en voorwaarden verduidelijkt. Zo is er bijvoorbeeld een definitie van ‘in gebruik zijnd bouwwerktuig’ toegevoegd, verduidelijkt wat bij bouwvoertuigen tot netto investeringskosten wordt gerekend en verduidelijkt hoe er om wordt gegaan met wisselpakketten bij aanschaf- en retrofit- aanvragen.

De meerkostenformule voor bouwwerktuigen en de meerkostenformule voor batterijpakketten zijn opnieuw geanalyseerd door TNO. Hierbij is ook rekening gehouden met reacties vanuit de markt op de formules. De formule voor bouwwerktuigen is ongewijzigd gebleven. De formule voor batterijpakketten is aangepast, naast marktontwikkelingen is daarbij ook rekening gehouden met de aangepaste AGVV-steunpercentages. Daarnaast is de batterijformule nu ook van toepassing op aggregaten op wind- of zonne-energie voor off-grid stroomvoorziening.

De lijst van bouwmachines en zeegaande bouwvaartuigen, behorende bij artikel 1.1 van de regeling is uitgebreid en verduidelijkt. Deze lijst is ook getoetst aan de lijst van specialistisch materieel die is opgesteld voor de routekaart SEB. Enkele machinebenamingen zijn verduidelijkt of aangevuld. De code hoogwerker is terug op de lijst gezet, maar met vermogensondergrens. Naast de mobiele batterijpakketten voor off-grid stroomvoorziening is ook het verwisselbare batterijpakket behorend bij mobiel werktuig als aparte code toegevoegd, vanwege uiteenlopende AGVV-eisen voor de twee codes. De codes crew transfer vessel, vliegwiel, boomverplantingsmachine, railwegvoertuig en gemotoriseerde lasaanhanger zijn nieuw aan de lijst toegevoegd.

Voor een mobiel batterijpakket (A2.7) dienen aanvragers te verklaren dat zij uitsluitend hernieuwbare elektriciteit gaan gebruiken zoals omschreven in artikel 36 AGVV. Aan deze verplichting kunnen aanvragers voldoen door aan de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO), die de subsidieregeling uitvoert, desgevraagd een verklaring van hun leverancier(s) te overleggen dat de leverancier elektriciteit aan de aanvrager levert die voldoet aan de eisen die VertiCer stelt aan hernieuwbare elektriciteit.

Voor bouwwerktuigen of hulpfuncties die gebruik maken van waterstof of waterstofdragers dienen aanvragers te verklaren dat zij uitsluitend hernieuwbare waterstof gaan gebruiken zoals omschreven in artikel 36 AGVV. Aan deze verplichting kunnen aanvragers voldoen door aan de RVO desgevraagd een verklaring van hun leverancier(s) te overleggen dat de leverancier waterstof of waterstofdragers aan de aanvrager levert die:

  • voldoet aan de eisen die de Nederlandse wet- en regelgeving Hernieuwbare Energie voor Vervoer stelt aan hernieuwbare waterstof zoals die worden getoetst door de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa), of

  • aansluit bij een van de drie vrijwillige certificeringsschema’s die de Europese Commissie overweegt te erkennen (International Sustainability.

Zowel waterstof van biologische oorsprong (zoals biogas) als van niet-biologische oorsprong (Renewable Fuel of Non-Biological Origin, RFNBO) is toegestaan.

4. Verhouding tot bestaande regelgeving

Nationaal recht

Deze wijzigingsregeling is gebaseerd op de Kaderwet subsidies I en M (hierna: Kaderwet). Artikel 3, eerste lid, onderdelen b en f, van de Kaderwet geeft de mogelijkheid om bij ministeriële regeling subsidies te verstrekken voor activiteiten die passen in het beleid inzake milieu en verkeer en vervoer. Deze wet vormt de wettelijke basis voor deze wijzigingsregeling.

Europeesrechtelijke aspecten

De subsidieverstrekking op grond van de SSEB is aan te merken als staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De subsidieverstrekking was onder de vrijstelling van artikelen 25 en 36 van de AGVV gebracht. Artikel 25 AGVV is ongewijzigd gebleven. Artikel 36 AGVV is bedoeld voor investeringssteun om ondernemingen in staat te stellen verder te gaan dan Unienormen inzake milieubescherming of om, bij ontstentenis van Unienormen, het niveau van milieubescherming te verhogen. Hieronder valt de aanschaf van emissieloos bouwmaterieel.

Als gevolg van de eerdergenoemde herziening van de AGVV moet de SSEB worden aangepast om binnen de staatssteunkaders rechtmatig subsidie te kunnen blijven verlenen. Dit leidt ertoe dat de subsidieverstrekking voor de aanschaf van emissievrije bouwvoertuigen en voor de retrofitting van zeegaande bouwvaartuigen niet langer onder de vrijstelling van artikel 36 van de AGVV valt, maar onder de vrijstelling van artikel 36ter van de AGVV. Bouwwerktuigen worden niet aangemerkt als vervoermiddel in de zin van de AGVV en blijven onder de vrijstelling van artikel 36 AGVV vallen. Subsidieverstrekking voor oplaad- of tankinfrastructuur, zoals een vliegwiel of waterstofaggregaat, valt eveneens niet langer onder de vrijstelling van artikel 36 van de AGVV, maar onder artikel 36 bis AGVV.

5. Gevolgen wijzigingen

Uitvoeringsorganisatie RVO was nauw betrokken bij het opstellen van deze wijzigingsregeling om te zorgen dat alle wijzigingen goed uitvoerbaar zijn. Er komen doorlopend opmerkingen en suggesties binnen bij IenW en RVO van aanvragers, brancheverenigingen, fabrikanten, ombouwers en importeurs over de vormgeving van de regeling en over de hoogte van de beschikbare budgetten. Alle feedback van stakeholders die het afgelopen jaar is ontvangen is overwogen bij het aanpassen van de regeling. Dit is bijvoorbeeld verwerkt in de aanpassing van de machinelijst, de batterijformule en de bepaling van de subsidiebudgetten voor retrofit- en aanschafsubsidie.

Vanwege de herziene AGVV moest een aantal wijzigingen doorgevoerd worden die nadelig zijn voor aanvragers: lagere steunpercentages, minder subsidiabele technieken (zoals elektrische werktuigen met back-up verbrandingsmotor), en in sommige gevallen een hogere bewijslast (zoals voor werktuigen op waterstof). Dit zijn onvermijdelijke wijzigingen.

Er zijn maatregelen genomen om waar toegestaan de impact op de subsidiebedragen van de herziene AGVV-regels minimaal te houden. Zo wordt op basis van analyse door TNO in de batterijformule uitgegaan van hogere batterijprijzen dan vorig jaar. Ook wordt waar mogelijk de MIA-correctie niet meer toegepast, en kunnen er meer verwisselbare batterijpakketten opgenomen worden in een aanvraag voor de aanschaf van een emissieloos bouwwerktuig.

Samenvattend zijn sommige wijzigingen onvermijdelijk (vanwege herziene staatsteunregels) en de andere wijzigingen zijn veelal technisch van aard en hebben nauwelijks of positieve gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers en bedrijven. Daarom is afgezien van internetconsultatie van onderhavige wijzigingsregeling.

6. Inwerkingtreding van de regeling

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024. Er is afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden (Aanwijzingen voor de regelgeving nr. 4.17, vierde lid). De eerste reden van deze afwijking is dat hiermee, gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste private nadelen worden voorkomen, zonder de regeling in overeenstemming te brengen met de herziene AGVV kunnen geen subsidies worden verleend (Aanwijzingen voor de regelgeving nr. 4.17, vijfde lid, onderdeel a). De tweede reden van deze afwijking is dat een deel van de wijzigingen implementatie van de AGVV betreft, zoals aangegeven onder ‘2. Noodzaak tot wijziging’ (Aanwijzingen voor de regelgeving, nr 4.17, onderdeel d).

Artikelsgewijze toelichting

Onderdeel A (artikel 1.1)

In de begripsbepalingen zijn de volgende wijzigingen aangebracht.

Aan de begripsbepaling ‘bouwmachine’ is in onderdeel a, ‘hulpfunctie’ in subonderdeel 1° een oplegger toegevoegd, zodat naast hulpfuncties op het chassis ook hulpfuncties op opleggers subsidiabel zijn.

Ter verduidelijking van de regelingstekst is er een begripsomschrijving van in gebruik zijnd bouwwerktuig of zeegaand bouwvaartuig toegevoegd.

In de begripsomschrijving van SCR-katalysator vervalt ‘of zeegaand bouwvaartuig’. Zie voor uitleg daarover de toelichting bij ‘Onderdeel G’.

Onderdeel B (artikel 2.1)

Artikel 2.1 is aangepast om het bepaalde goed te laten aansluiten op de gewijzigde definitie van bouwwerktuig. In deze definitie wordt nu rekening gehouden met het gegeven dat het voertuig pas op het moment van subsidievaststelling kan beschikken over de vereiste carrosseriecode.

Onderdeel C (artikel 2.2)

Het subsidiepercentage in artikel 2.2, eerste lid, is aangepast en gedifferentieerd om het in lijn te brengen met de nieuwe AGVV-vereisten (artikelen 36, 36bis en 36ter AGVV).

Omdat er hulpfuncties zijn die werken op het batterijpakket voor de aandrijving van het chassis in plaats van een afzonderlijk batterijpakket voor de hulpfunctie wordt bepaald dat het batterijpakket voor de aandrijving niet wordt meegerekend bij het bepalen van de meerkosten voor de elektrische hulpfunctie (artikel 2.2, tweede lid, onderdeel b).

Op grond van literatuuronderzoek naar de ontwikkeling van batterijprijzen en analyse van de kosten van emissieloze machines in de aanvragen in 2022 en 2023 is de formule voor het bepalen van de forfaitaire meerkosten van batterijpakketten opnieuw bepaald (artikel 2.2, tweede lid, onderdeel c).

Met extra verwisselbare uitrustingsstukken wordt gedoeld op verwisselbare onderdelen waarmee een bouwwerktuig verschillende werkzaamheden kan uitvoeren (artikel 2.2, tweede lid, onderdeel d).

Het aantal verwisselbare batterijpakketten dat mag worden opgevoerd in een aanvraag voor een emissieloos bouwwerktuig is verhoogd van een naar drie (artikel 2.2, tweede lid, onderdeel e).

Daarnaast is verduidelijkt wat tot de investeringskosten kan worden gerekend (artikel 2.2, derde lid).

Vanwege de herziene AGVV-regels wordt de steunintensiteit niet meer met 10 procentpunten verhoogd voor subsidie aan een kleine of middelgrote onderneming, maar met 5 procentpunten (artikel 2.2 vierde lid).

Voor de codes A2.2, A2.3, A2.7 en A2.12 gelden andere percentages dan voor andere bouwmachines het geval is, omdat het laadinfrastructuur betreft die onder artikel 36ter AGVV valt in plaats van onder artikel 36 AGVV vallen (artikel 2.2, zesde lid).

De 11,25% forfaitaire milieu-investeringsaftrek over de investeringskosten voor de bouwmachine wordt niet meer toegepast voor bouwwerktuigen of hulpfuncties aangedreven door waterstof of waterstofdragers omdat deze niet meer op de MIA-lijst staan (artikel 2.2, zevende lid).

Onderdeel E (artikel 2.5)

Voor de opening en sluiting van de regeling in de komende jaren zijn vaste data gekozen om de duidelijkheid voor aanvragers te vergroten. Door de sluitingsdatum aan te passen naar hetzelfde moment zoals dat ook in 2023 is gedaan, ontstaat de ruimte om eventueel ongebruikt budget voor de subsidie van aankoop van emissieloos bouwmaterieel over te hevelen naar een subsidiespoor waar meer vraag is dan budget.

Voor aanvragen betreffende een aggregaat op waterstof of waterstofdrager (A2.3.) of een mobiel batterijpakket (A2.7) moet een bewijs worden aangeleverd dat voor het gebruiken van waterstof of waterstofdrager voor het aggregaat of het opladen van het mobiele batterijpakket wordt voldaan aan artikel 2, nummer 102 quater respectievelijk artikel 2 nummer 102 quinquies van de AGVV Voor aanvragen betreffende een bouwwerktuig of hulpfunctie die werkt op waterstof of waterstofdrager, uitgezonderd een aggregaat op waterstof of waterstofdrager (A2.3.), moet een bewijs worden aangeleverd dat wordt voldaan aan artikel 36 lid 1 ter van de AGVV (artikel 2.5, vierde lid, onderdelen k en l). De artikelonderdelen betreffen aldus implementatie van de herziene AGVV.

Onderdeel F (artikel 2.6)

Om de regeling in lijn te brengen met de herziene AGVV-eisen is de toepassing van een ingebouwd aggregaat op basis van een verbrandingsmotor in een specialistisch zwaar emissieloos bouwwerktuig met een elektrisch motorvermogen gelijk aan of groter dan 300 kW niet langer subsidiabel (artikel 2.6, tweede lid).

In artikel 2.6, onderdeel g is de eis vervallen dat een schriftelijke overeenkomst ten behoeve van het uitvoeren van de maatregelenniet gedateerd mag zijn voor 1 januari 2022, aangezien deze datum al is verstreken.

Onderdeel G (artikel 3.1)

De eis dat een roetfilter gemonteerd moet zijn op een werktuig om subsidie voor een SCR-katalysator te kunnen ontvangen vervalt (artikel 3.1, onderdelen b en c) om te voldoen aan de AGVV-eis dat de subsidie niet mag leiden tot een toename in brandstofverbruik. Toepassing van roetfilters leidt daar wel toe, zij het gering. Gebruik van roetfilters wordt op andere manieren bevorderd zoals via afspraken onder het Schone Lucht Akkoord en het convenant Schoon en Emissieloos Bouwen. Daardoor heeft het laten vervallen van deze subsidie-eis in de praktijk geen grote gevolgen.

Om de regeling in lijn te brengen met artikel 36 eerste lid, bis AGVV is hermotorisering van zeegaande bouwvaartuigen alleen subsidiabel als het motoren betreft die tenminste 25% van de energie halen uit waterstof of ammonia; ombouw van een bestaande motor is eveneens subsidiabel (artikel 3.1, onderdelen f en g).

De toepassing van SCR op zeegaande bouwvaartuigen is niet meer subsidiabel, omdat dit niet voldoet aan de nieuwe AGVV-definitie van schoon zeeschip. Dit volgt uit de AGVV-definitie (artikel 2, nummer 102 septies) van “schoon vervoermiddel” zijnde een zeeschip.

Subsidiabel worden de aanschaf en inbouw van een elektrische installatie op een zeegaand bouwvaartuig waardoor het vaartuig gebruik kan maken van stroom vanaf de wal en het tenminste 25% van de energie op deze wijze verkrijgt (artikel 3.1, onderdeel h).

Onderdeel H (artikel 3.2)

De subsidiepercentages zijn aangepast en gedifferentieerd om ze in lijn te brengen met de herziene AGVV. De 11,25% forfaitaire milieu-investeringsaftrek over de investeringskosten voor de bouwmachine wordt niet meer toegepast voor bouwwerktuigen of hulpfuncties aangedreven door waterstof of waterstofdragers omdat deze niet meer op de MIA-lijst staan. Hetzelfde geldt voor maatregelen op zeegaande bouwvaartuigen. In het geval van ombouw naar een emissieloos bouwwerktuig dat gebruik maakt van verwisselbare batterijpakketten wordt ten hoogste één verwisselbaar batterijpakket tot de netto investeringskosten gerekend. Bij SSEB Aanschaf (hoofdstuk 2) worden ten hoogste drie verwisselbare batterijpakketten tot de subsidiabele meerkosten gerekend. Voor deze afwijkende aantallen is gekozen omdat bij SSEB Aanschaf de meerkosten subsidiabel zijn, en bij SSEB Retrofit (hoofdstuk 3) de gehele investeringskosten. Als aanvragers meer dan drie batterijpakketten willen aanschaffen kunnen zij deze extra wisselbare batterijpakketten afzonderlijk aanvragen onder code ‘A2.11 Mobiel batterijpakket vanaf 50 kWh zijnde een verwisselbaar batterijpakket behorend bij een bouwwerktuig’.

Onderdeel J (artikel 3.5)

Voor de tijdvakken waarbinnen een subsidie-aanvraag kan worden gedaan zijn vaste data gekozen om de duidelijkheid voor aanvragers te vergroten (het tweede lid, onderdelen c en d). Door de sluitingsdatum aan te passen naar hetzelfde moment zoals dat ook in 2023 is gedaan, ontstaat de ruimte om eventueel ongebruikt budget over te hevelen naar een subsidiespoor waar meer vraag is dan budget.

Voor aanvragen die de inbouw van een brandstofcel in een in gebruik zijnd bouwwerktuig of hermotorisering van een in gebruik zijnd bouwwerktuig met een mono-fuel waterstofverbrandingsmotor betreffen, moet ter implementatie van de gewijzigde AGVV een bewijs worden aangeleverd dat wordt voldaan aan artikel 36 lid 1 ter van de AGVV (het derde lid, onderdeel k).

Uit artikel 3.5, derde lid, onderdeel n, volgt dat indien de aanvraag betrekking heeft op de aanschaf en installatie van een nieuwe verbrandingsmotor of op de ombouw van een bestaande verbrandingsmotor in een in gebruik zijnd zeegaand bouwvaartuig, er een onderbouwing moet worden aangeleverd op basis van motorkenmerken en operationeel inzetprofiel dat deze motor tenminste 25% van zijn energie haalt uit waterstof of ammonia.

Indien de aanvraag betrekking heeft op de aanschaf en inbouw van een installatie op een zeegaand bouwvaartuig waardoor het vaartuig gebruik kan maken van stroom vanaf de wal moet een onderbouwing worden aangeleverd op basis van kenmerken van deze installatie, motorkenmerken en operationeel inzetprofiel dat het schip tenminste 25% van de energie uit stroom vanaf de wal verkrijgt.

Onderdelen K, L en M (artikelen 3.6, 3.9 en 3.11)

Dit betreft aanpassingen in verband met het feit dat retrofit met SCR voor zeegaande bouwvoertuigen niet langer subsidiabel is onder de herziene AGVV. Deze techniek wordt niet toegestaan onder de nieuwe AGVV-definitie van “schoon vervoermiddel” zijnde een zeeschip (artikel 2 nummer 102 septies onder d AGVV). Omdat SCR op zeegaande bouwvaartuigen niet langer gesubsidieerd mag worden door SSEB vervallen ook de hiermee samenhangende eisen aan aanvragers en vervallen in de artikelen 3.6, onderdeel j, 3.9 het vijfde lid, onderdeel e en in3.11, tweede lid, de tweede zin.

Onderdeel O (artikel 4.4)

De openings- en sluitingsdata zijn op één lijn gebracht.

Onderdeel P (bijlage 1)

De lijst van bouwmachines en zeegaande bouwvaartuigen in bijlage 1, behorende bij artikel 1.1 van de regeling, is uitgebreid en verduidelijkt. Deze lijst is ook getoetst aan de lijst van specialistisch materieel die is opgesteld voor de routekaart Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB). Enkele machinebenamingen zijn verduidelijkt, of aangevuld om ze beter te laten aansluiten bij benamingen die in de markt worden gebruikt. Ook zijn enkele machines toegevoegd die marktpartijen nog niet eerder hebben aangedragen. De code hoogwerker is opnieuw op de lijst geplaatst, maar met een vermogensondergrens. Naast de mobiele batterijpakketten voor off-grid stroomvoorziening is ook het verwisselbare batterijpakket behorend bij mobiel werktuig als aparte code toegevoegd, vanwege uiteenlopende AGVV-eisen voor de twee codes. De codes crew transfer vessel, vliegwiel, boomverplantingsmachine, railwegvoertuig en gemotoriseerde lasaanhanger zijn aan de lijst toegevoegd.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Verordening (EU) 2023/1315 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 23 juni 2023 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, en Verordening (EU) 2022/2473 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2023, L 167)

Naar boven