Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 maart 2024, nr. WJZ/ 46081717, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling GLB 2023

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 15, 19, 27 en 28 van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

A

In artikel 10, vijfde lid, wordt na ‘het vierde lid, onderdeel a,’ ingevoegd ‘en wordt de opgave van de niet-productieve grond, bedoeld in Bijlage 4, § 4. Biodiversiteit en landschap, GLMC 8, tweede lid,’.

B

Artikel 13, derde lid, vervalt.

C

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, wordt na ‘bijlage 1’ toegevoegd ‘als hoofdteelt met een zichtbare bedekking’.

2. In onderdeel f, onder 1° b, wordt na ‘tussen de fruitbomen of -struiken’ ingevoegd ‘of de boomkwekerijgewassen’.

D

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b, onder 1°, wordt na ‘gedurende de hoofdteelt’ ingevoegd ‘in het aanvraagjaar’.

2. In onderdeel c, onder 1°, wordt ‘ten behoeve van de hoofdteelt’ vervangen door ‘gedurende de hoofdteelt in het aanvraagjaar’.

E

In artikel 22a, derde lid, wordt ‘uitzonderlijke weersomstandigheden’ vervangen door ‘uitzonderlijke veterinaire of weersomstandigheden’.

F

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c, onder 1°, wordt na ‘de landbouwer teelt’ ingevoegd ‘voor een periode van minimaal 9 aaneengesloten maanden in het aanvraagjaar’.

2. Onderdeel c, onder 4°, komt te luiden:

  • 4°. Het is niet toegestaan om tijdens en na de braakperiode het aanwezige gewas in het betreffende aanvraagjaar alsnog te oogsten, te bemesten of er chemische gewasbeschermingsmiddelen of biociden op toe te passen.

3. In onderdeel d, onder 5°, wordt ‘van 1 juni tot 1 oktober bestaat minimaal 25 procent van de bedekking uit duidelijk zichtbare kruidachtige voedergewassen en vlinderbloemigen’ vervangen door ‘van 1 juni tot 1 oktober heeft de kruidenrijke bufferstrook een zichtbare bedekking bestaande uit tenminste 25 procent duidelijk zichtbare kruiden en vlinderbloemigen’.

4. In onderdeel e, onder 5°, wordt ‘van 1 juni tot 1 oktober bestaat minimaal 25 procent van de bedekking uit duidelijk zichtbare kruidachtige voedergewassen en vlinderbloemigen’ vervangen door ‘van 1 juni tot 1 oktober heeft de kruidenrijke bufferstrook een zichtbare bedekking bestaande uit tenminste 25 procent duidelijk zichtbare kruiden en vlinderbloemigen’.

G

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt een ‘1’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien een dier op een peildatum als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bij meer dan één houder geregistreerd staat, wordt het dier voor die peildatum toegerekend aan de laatst aanvoerende houder.

H

Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid worden de onderdelen a en b vervangen door:

  • a. de overdracht uiterlijk 30 november van het aanvraagjaar is gemeld;

  • b. de overnemer vanaf het moment van de overdracht actieve landbouwer is als bedoeld in artikel 5 of, ingeval de overdracht dateert van na de peildatum, de overdrager op de peildatum actieve landbouwer was als bedoeld in artikel 5; en

  • c. de overnemer een aanmelding, bedoeld in artikel 10, heeft gedaan na de melding van de bedrijfsoverdracht maar voordat de aanvraag, bedoeld in artikel 11, is ingediend.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid komt het vierde lid (nieuw) te luiden:

  • 4. De aanmelding, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, komt overeen met de aanmelding zoals deze, na eventuele wijzigingen, door de overdrager is gedaan.

I

Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel b, en het vierde lid vervalt ‘procentuele’.

2. In het zesde lid wordt ‘hoger verlagingspercentage’ vervangen door ‘hogere verlaging’.

3. In het achtste lid vervalt ‘betreffende’.

J

In artikel 48, eerste lid, wordt ‘10, eerste lid’ vervangen door ‘10, eerste en zevende lid’.

K

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A wordt als volgt gewijzigd:

a. De maatregel Veemaatregelen komt als volgt te luiden:

Veemaatregelen

weiden categorie 1

2

3

0

2

1

15-mei1

weiden categorie 2

3

4

0

2

2

15-mei1

1 Weiden categorie 2 omzetten in Weiden categorie 1: heeft u Weiden categorie 2 uiterlijk 15 mei 2024 aangemeld, dan is het tot uiterlijk 2 december 2024 toegestaan deze activiteit door de activiteit Weiden categorie 1 te vervangen.

b. In de tabel Waarde (€ per ha) komt de maatregel Veemaatregelen te luiden:

Veemaatregelen

weiden categorie 1

45

45

weiden categorie 2

45

45

2. In onderdeel C vervalt de tabel voor 2023.

L

Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. RBE 2, 3 en 4 komen te luiden:

RBE 2. Nitraatrichtlijn

Artikelen 4 en 5 van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreinigingen door nitraten uit agrarische bronnen (Pb L 375)

2.1

artikelen 4.1195, 4.1196, 4.1197, 4.1200 en 4.1201 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Natuurterrein/overige grond

Het verbod op gebruik van andere meststoffen dan dierlijke meststoffen en zuiveringsslib op natuurterrein en op overige grond dan landbouwgrond.

2.2

artikelen 4.1184, 4.1185, 4.1203 en 4.1204 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Bevroren/ besneeuwde/waterverzadigde bodem

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest of zuiveringsslib op bevroren of besneeuwde bodem of op waterverzadigde bodem.

2.3

artikelen 4.1186 en 4.1205 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Beregenen/ bevloeien/ infiltreren

Het verbod in de periode van 1 september tot en met 31 januari op het gebruik van dierlijke meststoffen, overige organische meststoffen, stikstofkunstmest of zuiveringsslib tegelijkertijd met het beregenen of bevloeien of infiltreren van de bodem.

2.4

artikelen 4.1187, 4.1188, 4.1206 en 4.1207 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Gesloten periode

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest en zuiveringsslib in de, afhankelijk van de grondsoort, bepaalde periode.

2.5

artikel 4.1189 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Gesloten periode stikstofkunstmest (N)

Het verbod op het gebruik van stikstofkunstmest in de afhankelijk van het gewas bepaalde periode.

2.6

artikel 4.1215 in samenhang met artikel 4.1218 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Vernietigen graszode

Het verbod om op grasland de graszode te vernietigen in de daarvoor bepaalde periode.

2.7

artikelen 4.1199 en 4.1213 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Emissiearm aanwenden

De verplichting om dierlijke meststoffen en zuiveringsslib emissiearm aan te wenden.

2.8

artikelen 4.1190 en 4.1208 Besluit activiteiten leefomgeving

Geulenerosie

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of stikstofkunstmest op steile hellingen (> 7%) met geulenerosie (geulen > 30 cm diep).

2.9

artikelen 4.1191 en 4.1209 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Onbeteelde grond, helling ≥ 7%

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen zuiveringsslib op niet beteelde gronden met een hellingspercentage van 7% of meer.

2.10

artikel 4.1191 Besluit activiteiten leefomgeving

Stikstofkunstmest (N) op onbeteelde grond, helling ≥ 7%

Het verbod op het gebruik van stikstofkunstmest op niet beteelde gronden met een hellingspercentage van 7% of meer.

2.11

artikelen 4.1192 en 4.1210 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Bouwland, helling ≥ 18%

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of stikstofkunstmest op bouwland met een hellingspercentage van 18% of meer.

2.12

artikel 4.1193 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Vanggewas

De verplichting omtrent het telen van een bepaald vanggewas uiterlijk op 1 oktober, of een bepaalde hoofdteelt voor het volgende kalenderjaar uiterlijk op 31 oktober, na de teelt van mais op zand- en lössgronden. Vernietiging van het gewas dat aansluitend op de mais wordt geteeld mag niet vóór 1 februari.

2.13

artikelen 4.723i en 4.723j van het Besluit activiteiten leefomgeving

Teeltvrije zone

Het verbod op het gebruik van meststoffen in de teeltvrije zone.

2.14

artikelen 4.835, 4.838, 4.844, 4.858, 4.858a in samenhang met artikel 4.859a van het Besluit activiteiten leefomgeving

Kwaliteit mest- & voeropslag

De verplichting dat de mestopslag en de opslag van voeder wordt onderhouden en dat maatregelen worden genomen ter voorkoming dat verontreiniging ontstaat door het weglekken van vloeistoffen met mest en opgeslagen plantaardige materialen.

2.15

artikel 7 in samenhang met artikel 8, onder a en b, 9 en 10 Meststoffenwet en in samenhang met artikel 24, 25 en 27 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Gebruiksnormen mest

Het verbod in enig kalenderjaar op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen, tenzij de stikstofgebruiksnorm en de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen in acht zijn genomen.

2.16

artikel 28 in samenhang met artikel 27, 29 en 30 Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en in samenhang met artikel 36 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Opslagcapaciteit

De verplichting voldoende opslagcapaciteit voor dierlijke meststoffen op het bedrijf te hebben die in de periode augustus t/m februari wordt geproduceerd.

RBE 3. Vogelrichtlijn

Artikelen 3, eerste lid, 3, tweede lid, onder b) en 4, eerste, tweede en vierde lid, van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20)

3.1

De artikelen 2.45, eerste en derde lid, en 10.10.b, eerste lid, van de Omgevingswet, en artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder j, van de Omgevingswet in samenhang met de artikelen 11.6, 11.7, 11.9 en de artikelen 11.12 tot en met 11.14 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Kwaliteit natuurlijke habitats

De verplichting te voldoen aan maatregelen om de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura2000-gebieden en bijzondere nationale natuurgebieden te borgen. Concreet zijn dit de volgende aan landbouwers op te leggen verplichtingen: het toegangsbeperkingsbesluit, de gedoogplicht en maatwerkvoorschriften of maatwerkregels.

RBE 4. Habitatrichtlijn

Artikel 6, eerste en tweede lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG 1992, L 206)

4.1

De artikelen 2.45, eerste en derde lid, en 10.10.b, eerste lid, van de Omgevingswet, en artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder j, van de Omgevingswet in samenhang met de artikelen 11.6, 11.7, 11.9 en de artikelen 11.12 tot en met 11.14 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Kwaliteit natuurlijke habitats

De verplichting te voldoen aan maatregelen om de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura2000-gebieden en bijzondere nationale natuurgebieden te borgen. Concreet zijn dit de volgende aan landbouwers op te leggen verplichtingen: het toegangsbeperkingsbesluit, de gedoogplicht en maatwerkvoorschriften of maatwerkregels.

2. In RBE 5.8 wordt in de tweede kolom ‘artikel 1.21 van het Besluit houders van dieren’ vervangen door ‘de artikelen 1.21 en 1.28, tweede lid, van het Besluit houders van dieren’.

3. RBE 8 komt te luiden:

RBE 8. Duurzaam gebruik pesticiden

Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71):

Artikel 5, lid 2 en artikel 8, leden 1 tot en met 5

Artikel 12 met betrekking tot beperkingen op het gebruik van pesticiden in op basis van de kaderrichtlijn water en Natura 2000-wetgeving omschreven gebieden.

Artikel 13, leden 1 en 3, inzake de hantering en opslag van pesticiden en de verwijdering van resten.

8.1

Artikel 71 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Vakbekwaamheidscertificaten

Verplichting te beschikken over een geldig bewijs van vakbekwaamheid voor het ontvangen, gebruiken of voorhanden hebben van gewasbeschermingsmiddelen.

8.2

Artikel 32b, eerste lid, van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 8.14 van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Keuringsbewijs gewasbeschermings-apparatuur

Geldig keuringsbewijs is vereist voor toepassingsapparatuur.

8.3

artikelen 4.723d, vierde lid, en 4.723f van het Besluit activiteiten leefomgeving

Teeltvrije zone

Het aanleggen van een teeltvrije zone van 5 meter langs oppervlaktewater als bedoeld in bijlage 1 bij het Uitvoeringsbesluit meststoffenwet op aangewezen veengrond, zand- of lössgrond en kleigrond.

Het verbod op het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen in deze zone.

8.4

artikel 2a van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Zorgplicht

Verplichting handelen of nalaten mbt gewasbeschermingsmiddelen, biociden en verpakkingen achterwege te laten indien daardoor gevaar ontstaat of kan ontstaan voor mens, dier, plant, bodem of water.

8.5

artikel 4.720 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Reinigen verpakking

Verplichting grondig reinigen gebruikte verpakking van gewasbeschermingsmiddelen of biociden.

8.6

artikel 4.890, 4.892 en 4.893 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Reinigen werktuigen

Voorschriften lozen afvalwater bij uitwendig en inwendig reinigen van werktuigen waarmee gewasbeschermingsmiddelen zijn toegepast.

8.7

de artikelen 3.23, 4.6, 4.7, 8.1 en 8.4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit

Zorgplicht van werkgever bij gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

Werkgever is verplicht zorg te dragen voor: aanwezigheid wasbakken en doucheruimten, maatregelen om werknemers te beschermen tegen ongewilde gebeurtenissen bij gevaarlijke stoffen, voorschriften persoonlijk beschermingsmiddel en aanwezigheid doeltreffende veiligheids- of gezondheidssignalering.

8.8

de artikelen 4.720 t/m 4.723 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Voorschriften aanmaken van gewasbeschermingsmiddelen

Voorschriften bij aanmaken van gewasbeschermingsmiddelen.

8.9

De artikelen 4.727 en 4.728 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Gebruik in dompelbaden en douche-installaties

Voorschriften toepassen gewasbeschermingsmiddelen in dompelbaden en douche-installaties en het verbod het daarvan afkomstige afvalwater te lozen.

8.10

de artikelen 3.27 t/m 3.29 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Opslagplaats voor gewasbeschermingsmiddelen

Opslagvoorwaarden voor gewasbeschermingsmiddelen

4. RBE 10.2 komt te luiden:

10.2

artikel 3, eerste lid, onder b, eerste volzin, van Richtlijn 2008/120/EG in samenhang met artikel 2.17, eerste en derde lid, van het Besluit houders van dieren

Vloeroppervlakte gelten en zeugen

De verplichting te voldoen aan de minimale vrije vloerruimte per gelt na dekking en per zeug wanneer gelten en/of zeugen in een groep gehouden worden. Bij een groepsgrootte van minder dan zes of meer dan veertig varkens gelden afwijkende normen.

M

Aan Bijlage 4, § 3. Bodem, GLMC 7, wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, worden de percelen, bedoeld in het derde lid en het zesde lid, onderdelen a en b, op bedrijfsniveau meegeteld voor de betreffende verplichting.

N

Bijlage 4, § 4. Biodiversiteit en landschap, GLMC 8, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. Op niet-productieve gronden vindt geen productie plaats en deze gronden mogen het volledige kalenderjaar niet beweid worden.

2. In het elfde lid wordt ‘na de braakperiode’ vervangen door ‘tijdens en na de braakperiode’.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 12. In 2024 kan het in het tweede lid bedoelde percentage worden ingevuld met de teelt van stikstofbindende gewassen als bedoeld in bijlage 1, dan wel met de teelt van vanggewassen als bedoeld in bijlage A, tabel 6, van de Uitvoeringsregeling meststoffenwet, zonder gebruikmaking van chemische gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

  • 13. Indien een vanggewas als bedoeld in het twaalfde lid als nateelt wordt geteeld:

    • a. heeft dit een andere gewascode dan de hoofdteelt;

    • b. wordt het zo snel mogelijk na de hoofdteelt ingezaaid, aansluitend bij de landbouwkundige praktijk; en

    • c. wordt het in stand gehouden tot 1 december 2024 of zoveel langer als uit een wettelijke verplichting voortvloeit.

ARTIKEL II

  • 1. Artikel I, onderdelen B, C, E, F, I, K, M en N treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdelen A, D, G, H en L treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst en werken terug tot en met 1 januari 2024.

  • 3. Artikel I, onderdeel J treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 maart 2024

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

TOELICHTING

1. Inleiding

De wijzigingen van de uitvoeringsregeling GLB 2023 zien op enkele technische wijzigingen, (tekstuele) correcties en verduidelijkingen van bestaande voorwaarden. Het betreft zowel de ecoregeling als de conditionaliteiten. Er is geen sprake van grote inhoudelijke wijzigingen van bestaande voorwaarden. Ook heeft de wijziging van de uitvoeringsregeling nauwelijks effect op de gegevensvraag voor aanvragers en treden er weinig veranderingen in administratieve lasten voor aanvragers op.

2. Artikelsgewijs

Onderdeel A (artikel 10, vijfde lid)

In de aanmelding tot deelname kan op het elektronisch formulier het vinkje ‘niet productieve grond’ gewijzigd worden tot en met de definitieve aanvraag. Wanneer men dit zo laat wijzigt, kan deze niet productieve grond niet meer gecontroleerd worden op niet maaien en niet oogsten. Daarom wordt met deze wijziging dit vinkje definitief op de peildatum (15 mei) en kan hierna niet meer gewisseld worden van percelen en landschapselementen niet productieve grond.

Onderdeel B (artikel 13, derde lid)

Voor het aanvraagjaar 2023 zijn er in de regeling afwijkende bepalingen met betrekking tot diverse indieningstermijnen opgenomen. Zo bevatte artikel 13, derde lid, de mogelijkheid om de ontheffing van het elektronisch indienen van de aanvraag uiterlijk op 1 maart 2023 in te dienen. Deze bepaling kan nu vervallen.

Onderdeel C (artikel 18, onderdelen a en f)

Alle eco-activiteiten in de categorie Hoofdteelt hebben als afsluiting van de voorwaarden staan: als hoofdteelt met een zichtbare bedekking. Deze passage is in de laatste wijziging van artikel 18, onderdeel a, abusievelijk niet opgenomen. Deze omissie wordt hierbij hersteld.

Op advies van de WUR wordt een lijst aan gewassen binnen de categorie boomkwekerijgewassen aan de eco-activiteit kruidenrijk grasland toegevoegd. Deze aanpassing vergroot de mogelijkheden voor telers van deze gewassen om dit jaar mee te doen aan de ecoregeling. Dit advies was al eerder ontvangen en verwerkt door de RVO, maar abusievelijk niet in de regelingswijziging van 1 oktober 2023 opgenomen met de rest van de gewassenlijst-aanpassingen. Artikel 18, onderdeel f, wordt hierop aangepast.

Onderdeel D (artikel 20, onderdelen b en c)

In artikel 20, onderdelen b en c, die betrekking hebben op precisielandbouw in de ecoregeling, wordt voor gewasbescherming en bemesting toegevoegd dat de activiteiten moeten plaatsvinden gedurende de hoofdteelt in het aanvraagjaar.

Onderdeel E (artikel 22a)

Het certificeringsschema in de categorie weidegang (ecoregeling) bevat een voorschrift op basis waarvan de Minister de mogelijkheid heeft om het vereiste aantal uren voor weiden categorie 1 of weiden categorie 2 voor dat jaar te verlagen. Naast weersomstandigheden kan de Minister nu ook besluiten om op basis van uitzonderlijke veterinaire omstandigheden het aantal uren te verlagen.

Onderdeel F en O (artikel 23, onderdelen c, d en e en Bijlage 4, § 4, vijfde en elfde lid)

Het artikel in de ecoregeling (artikel 23, onderdeel c) en in GLMC8 (Bijlage 4, § 4, elfde lid) over niet-productieve gronden/groene braak worden met elkaar in overeenstemming gebracht: het gewas dat wordt braak gelegd mag niet worden geoogst, bemest of behandeld met chemische gewasbescherming tijdens de braakperiode (6 maanden) en in de maanden hierna in één kalenderjaar. Het vijfde lid wordt beperkt tot geen productie en geen beweiding op niet-productieve gronden.

De aanpassing van de onderdelen d en e van artikel 23 verduidelijken de voorschriften met betrekking tot de bedekkingsgraad voor de activiteiten ‘kruidenrijke bufferstrook langs bouwland of blijvende teelt’ en ‘kruidenrijke bufferstrook langs grasland’. Dit maakt voor landbouwers duidelijker wat precies gevraagd wordt en zorgt beter dat een positieve bijdrage aan de ecodoelen geleverd wordt.

Onderdeel G (artikel 30)

Met deze wijziging wordt voorkomen dat een dier dat op de peildatum is af- en aangevoerd, dubbel voor steun in aanmerking komt.

Onderdeel H (artikel 40, derde en vierde lid)

In artikel 40 zijn regels opgenomen voor een gehele bedrijfsoverdracht. Uitgangspunt was dat wanneer een landbouwbedrijf na de aanmelding deelname geheel wordt overgedragen, de overnemer niet zelf opnieuw een aanmelding hoeft te doen, maar kan ‘meeliften’ op de aanmelding van de overdrager, waarna de overnemer in het najaar zelf de aanvraag kan indienen. Aangezien dit technisch niet mogelijk blijkt, wordt in artikel 40 opgenomen dat de overnemer steeds ook zelf nog een aanmelding deelname moet indienen tussen de datum van de bedrijfsoverdracht en het moment waarop de overnemer de aanvraag indient. Die aanmelding moet overeenstemmen met de laatste door de overdrager ingediende aanmelding.

Onderdeel I (artikel 42, tweede, derde, zesde en achtste lid)

Artikel 42 spreekt over sancties in de vorm van procentuele verlagingen. Aangezien er in de tabel van bijlage 6 ook absolute bedragen als sanctie genoemd staan worden het tweede, derde, zesde lid van artikel 42 hierop aangepast.

In het achtste lid vervalt ‘betreffende’ om duidelijk te maken dat de sanctie op het niet hebben van originele hennepetiketten wordt toegepast op alle henneppercelen van de landbouwer, ook de percelen waarvoor wél etiketten aanwezig zijn.

Onderdeel J (artikel 48)

De hardheidsclausule in artikel 48 geeft een opsomming van artikelen waarop de hardheidsclausule toegepast zou kunnen worden. Die opsomming noemt artikel 10, eerste lid. Dat is de aanmeldperiode 15 oktober-30 november. Voor 2023 en 2024 is die periode in het zevende lid van artikel 10 doorgeschoven naar 1 maart-15 mei. Daarom wordt met deze wijziging ook naar artikel 10, zevende lid verwezen.

Onderdeel K (Bijlage 2)

Een aanpassing in Bijlage 2 binnen de categorie weidegang wordt gerealiseerd om een terugvaloptie voor boeren te realiseren. Als boeren door onverwachte omstandigheden niet het minimaal aantal weidegang-uren behalen binnen weidecategorie 2 (2.500 uur), kunnen zij terugvallen naar optie weidegang 1 (1.500 uur). Met deze wijziging wordt de landbouwer alsnog beloond voor zijn of haar inspanningen die binnen deze categorie zijn geleverd.

Tevens wordt de waarde per hectare weidegang verhoogd van € 43 naar € 45.

Onderdeel L (Bijlage 3)

De beheerseisen, opgenomen in de conditionaliteiten 2 (Nitraatrichtlijn), 3 (Vogelrichtlijn), 4 (Habitatrichtlijn) en 8 (Duurzaam gebruik pesticiden) worden aangepast aan gewijzigde regelgeving, zijnde de Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving, die op 1 januari 2024 in werking zijn getreden.

In RBE 5.8 (correcte toepassing diergeneesmiddelen) wordt artikel 1.28, tweede lid, van het Besluit houders van dieren toegevoegd. Dit voorschrift houdt in dat een houder van dieren handelt overeenkomstig het bedrijfsgezondheidsplan en het bedrijfsbehandelplan.

In RBE 10.2 (minimale vloerruimte varkens) wordt het derde lid van artikel 2.17 van het Besluit houders van dieren toegevoegd. Dit lid geeft afwijkende normen bij een groepsgrootte van minder dan zes of meer dan veertig varkens.

Onderdeel M (Bijlage 4, § 3)

Aan GLMC 7, Gewasrotatie op bouwland, wordt een lid toegevoegd. Hiermee wordt verduidelijkt dat bij de berekening van de oppervlakte die wordt vrijgesteld (derde lid en zesde lid, onderdelen a en b) van de jaarlijkse gewasrotatieverplichting (eerste lid) alle percelen van het betreffende bedrijf moeten worden meegenomen.

Onderdeel O (Bijlage 4, § 4, twaalfde en dertiende lid)

In GLMC 8 wordt invulling gegeven aan derogatie-mogelijkheid voor 2024, genoemd in Uitvoeringsverordening (EU) 2024/587 van de Commissie van 12 februari 2024 tot vaststelling van een afwijking, voor claimjaar 2024, van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees parlement en de Raad wat betreft de toepassing van norm 8 voor een goede landbouw- en milieuconditie van grond (GLMC), de datums voor de subsidiabiliteit van de uitgaven voor een bijdrage uit het ELGF en de regels inzake wijzigingen van de strategische GLB-plannen met het oog op wijzigingen van bepaalde ecoregelingen. Deze mogelijkheid betekent dat voor de inzet van 4% niet-productief areaal het mogelijk is hiervoor de teelt van stikstofbindende gewassen of vanggewassen als hoofd- en/of nateelt in te zetten, echter zonder de toepassing van chemische gewasbeschermingsmiddelen of biociden.

In de ecoregeling is voor de teelt van stikstofbindende gewassen een mengsel met graan toegestaan, maar dat geldt niet voor de conditionaliteitsnorm. De teelt van stikstofbindende gewassen moet voor 100% bestaan uit stikstofbindende gewassen.

Onder omstandigheden is het in het kader van de mestregelgeving al verplicht een vanggewas te telen voor een vastgestelde periode. Indien dit van toepassing is, zijn de voorwaarden van die verplichting leidend. Oogsten of productief gebruiken van de teelt is toegestaan. In het geval er geen verplichting is tot de teelt van een vanggewas als nateelt, maar deze wel wordt ingezet als niet-productief areaal bij GLMC8, dient de teelt te blijven staan tot 1 december. Voor de bedekking en de dichtheid van het gewas zijn in de derogatie geen expliciete voorwaarden gesteld, deze dienen in overeenstemming te zijn met de geldende voorwaarden uit de mestregelgeving. Er is geen verzwaring ten opzichte van de mestregelgeving op dit punt.

3. Regeldruk

De in deze regeling opgenomen wijzigingen van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 zijn voor het merendeel technisch van aard. Deze wijzigingen hebben geen effect op de berekende administratieve lasten van de oorspronkelijke regelgeving. Er is slechts één inhoudelijke wijziging die om een analyse van de regeldrukeffecten vraagt, te weten onderdeel H (artikel 40, derde en vierde lid) met betrekking tot een gehele bedrijfsoverdracht.

Vorig jaar was er sprake van ongeveer 500 bedrijfsoverdrachten met een GLB-aanvraag. Uitgaande van 500 bedrijfsoverdrachten in 2024 met GLB, betekent het dat zo’n 500 overnemers opnieuw de Aanmelding (in de Gecombineerde Opgave) moeten indienen. De totale administratieve lasten van de Gecombineerde Opgave voor 2024, uitgaande van een gemiddeld uurloon van € 39 voor de agrarische sector en € 54 voor dienstverleners/intermediairs, is naar verwachting € 6.543.666. Uitgaande van een verwachte omvang van de doelgroep van 55.000 agrariërs zijn de administratieve lasten per bedrijf daarmee gemiddeld € 118,81 in 2024. De 500 bedrijven die worden overgedragen, hebben dus samen een aanvullende administratieve last van 500 x € 118,81 = € 59.405. De administratieve last bij bepaalde bedrijven zal echter omlaag gaan, omdat RVO bij deze bedrijven gegevens van de Aanmelding van de overdrager gaat overzetten naar de overnemer.

Overigens is deze administratieve last niet nieuw, omdat ook vorig jaar de aanmelding niet kon worden overgezet en opnieuw door de overnemer moest worden ingediend. De onderhavige wijziging brengt de regeling slechts in overeenstemming met de bestaande praktijk.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

4. Inwerkingtreding

Artikel I, onderdelen B, C E, F, I, K,M en N van onderhavige regeling treden de dag na publicatie in werking. Hiermee wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en van de publicatietermijn, twee maanden voor inwerkingtreding. Dit is te rechtvaardigen omdat afstemming met de sector heeft plaatsgevonden.

Artikel I, onderdelen A, D, G, H en L treden de dag na publicatie in werking en werken terug tot en met 1 januari 2024. Met deze datum van inwerkingtreding met terugwerkende kracht wordt afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten voor regelgeving. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat het hier gaat om reparatieregelgeving. Ten eerste zijn de onderhavige wijzigingen nodig vanwege de inwerkingtreding van de Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving. Deze gewijzigde regelgeving, waar de verwijzingen in onderdeel L betrekking op hebben, zijn op 1 januari 2024 in werking zijn getreden. Onderdeel A en H hebben betrekking op het aanmeldformulier, waarvan de termijn voor indiening vóór 1 april begint te lopen en de onderdelen D en G betreffen de teelt gedurende het hele aanvraagjaar.

Artikel I, onderdeel J treedt de dag na publicatie in werking en werkt terug tot en met 1 januari 2023. Het betreft hier de verruiming van de hardheidsclausule. Dit moet worden toegepast vanaf het begin van het nieuwe GLB, 1 januari 2023. De gevallen die zich in 2023 mogelijk hebben voorgedaan worden binnenkort beoordeeld.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven