Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 maart 2024, nr. WJZ/ 45839614, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in verband met herstel van wetstechnische gebreken en enkele andere wijzigingen van ondergeschikte aard

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 9, tweede lid, 10, eerste lid, 21, tweede lid, onderdeel d, onder 2°, 33a, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, en 39, eerste lid, van de Meststoffenwet en de artikelen 46, eerste lid, onderdelen a en e, 51, zesde lid, en 73, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 25c wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde en zesde lid komen te luiden:

  • 5. In het kalenderjaar waarin de gebruiksnorm, bedoeld in artikel 24, tweede lid, wordt toegepast op landbouwgrond gelegen op klei- of veengrond in met nutriënten verontreinigde gebieden wordt, in afwijking van artikel 4.1215, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, de zode van gras uitsluitend vernietigd:

    • a. in de periode van 1 februari tot en met 10 mei als aansluitend op het vernietigen van de zode van gras de teelt van een relatief stikstofbehoeftig gewas als bedoeld in bijlage IVb bij het Besluit activiteiten leefomgeving begint;

    • b. in de periode van 11 mei tot en met 20 juni als aansluitend op het vernietigen van de zode van gras de teelt van een gewas begint; of

    • c. in de periode van 21 juni tot en met 31 augustus als aansluitend op het vernietigen van de zode van gras de teelt van gras begint.

  • 6. Indien in de periode van 1 juni tot en met 31 augustus aansluitend op het vernietigen van de zode van gras, bedoeld in het vijfde lid, opnieuw gras wordt geteeld, meldt de landbouwer voorafgaand aan het vernietigen de datum waarop de zode wordt vernietigd aan de minister.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 7. In het kalenderjaar waarin de gebruiksnorm, bedoeld in artikel 24, eerste of tweede lid, wordt toegepast is artikel 28f, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en tweede lid, van overeenkomstige toepassing op de tot het bedrijf van de landbouwer behorende oppervlakte landbouwgrond gelegen op klei- of veengrond, met dien verstande dat:

    • a. de vermindering, bedoeld in artikel 28f, eerste lid, aanhef en onderdeel a, alleen van toepassing is indien de zode van gras wordt vernietigd voor de teelt van maïs;

    • b. de vermindering, bedoeld in artikel 28f, eerste lid, aanhef en onderdeel b, ook van toepassing is indien de zode van gras wordt vernietigd na 31 augustus.

  • 8. In het kalenderjaar waarin de gebruiksnorm, bedoeld in artikel 24, tweede lid, wordt toegepast op landbouwgrond gelegen op klei- of veengrond in met nutriënten verontreinigde gebieden is artikel 4.1193 van het Besluit activiteiten leefomgeving van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in afwijking van de daarin genoemde tijdstippen de teelt van een daarin genoemd gewas na de teelt van maïs aanvangt.

B

Artikel 28d, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. De landbouwer meldt het telen van het vanggewas, het telen van het wintergewas en het voor 1 februari vernietigen van het vanggewas uiterlijk de dag na aanvang van de teelt of het vernietigen elektronisch aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

C

Artikel 28f, eerste lid, aanhef, komt te luiden:

  • 1. Onverminderd artikel 28, eerste lid, onderdelen a tot en met g, wordt de hoeveelheid stikstof, bedoeld in artikel 28, eerste lid, aanhef, verminderd met:

D

In artikel 50, tweede lid, vervalt ‘, overeenkomstig de krachtens artikel 118 gestelde regels’.

E

Artikel 61, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Uiterlijk zeven dagen na het tijdstip van lossen, bedoeld in artikel 60, bevestigen de leverancier en de ontvanger dat de mest is afgevoerd van, onderscheidenlijk is ontvangen op het bedrijf of de onderneming en bevestigt:

    • a. de leverancier de door rVDM ontvangen gegevens van het vervoer:

      • 1°. bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdelen a tot en met c, voor zover deze betrekking hebben op de leverancier en de laadlocatie; en

      • 2°. bedoeld in artikelen 54, eerste lid, onderdelen d, e, f, h en i en 59, vierde lid, onderdeel c;

    • b. de afnemer de door de rVDM ontvangen gegevens van het vervoer:

      • 1°. bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdelen a tot en met c, voor zover deze betrekking hebben op de afnemer en de loslocatie; en

      • 2°. bedoeld in artikelen 54, eerste lid onderdelen d, e, f, en i en 59, vierde lid, onderdeel c.

F

Artikel 68, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de afstand tussen het in Duitsland of België gelegen perceel en de grens met Nederland bedraagt ten hoogste 20 onderscheidenlijk 25 kilometer;

G

In artikel 72a, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘als bedoeld in artikel 89, eerste lid’ vervangen door ‘, bedoeld in artikel 69, eerste lid’.

H

In artikel 75 wordt ‘De artikelen 44, eerste, derde en vierde lid’ vervangen door ‘De artikelen 44, eerste en tweede lid’.

I

In artikel 122, derde lid, wordt ‘de in artikel 28f, vijfde en zesde lid, bedoelde elektronisch meldingen’ vervangen door ‘de in artikel 28d, vijfde en zesde lid, bedoelde elektronische meldingen’.

J

In Bijlage M wordt in de rij betreffende artikel 59, derde lid, van de Uitvoeringsregeling feitcode ‘M431’ vervangen door ‘M421’ en wordt in de rij betreffende artikel 57, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling feitcode ‘M419’ vervangen door ‘M420’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 maart 2024

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

TOELICHTING

1 Inleiding

Deze regeling wijzigt de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: Urm) op een aantal technische punten. De in de regeling opgenomen wijzigingen zien op de artikelen 25c, 28d, 28f, 50, 61, 68, 72a, 75 en 122 en bijlage M van de Urm. Hieronder worden de wijzigingen uitgebreider toegelicht.

1 Wijzigingen

Artikel 25c

Vijfde lid

Artikel 25c is allereerst gewijzigd voor wat betreft het vernietigen van de zode van gras op weidegronden op klei- en veengronden in met nutriënten verontreinigde gebieden. Ten behoeve van de duidelijkheid is ervoor gekozen om geen onderdelen van artikel 4.1215 Bal gewijzigd van overeenkomstige toepassing te verklaren, maar om de geldende bepalingen op te nemen in de tekst van de regeling. De tekst van artikel 25c, vijfde lid, is hierop aangepast.

Op grond van artikel 4.1215, tweede lid, onderdeel a, van het Bal is het op klei- en veengronden toegestaan de zode van gras te vernietigen in de periode van 1 februari tot en met 15 september. Artikel 25c, vijfde lid, bevat strengere normen voor het vernietigen van de zode van gras als een landbouwer de verhoogde gebruiksnorm van artikel 24, tweede lid, toepast op klei- en veengrond in met nutriënten verontreinigde gebieden. Voor andere gevallen blijft op klei- en veengronden artikel 4.1215, tweede lid, van toepassing. Ook blijven de overige bepalingen van artikel 4.1215 van toepassing. Zo mag ook op weidegrond in met nutriënten verontreinigde gebieden, waarop deze verhoogde gebruiksnorm voor dierlijke mest wordt toegepast, de zode van gras worden vernietigd tussen 16 september tot en met 30 november als er aansluitend aan het vernietigen van de zode van gras tulp, krokus, iris of muscari wordt geplant.

Het bepaalde in artikel 25c, vijfde lid, moet dus worden gelezen als een voorwaarde voor het gebruik maken van de hiervoor bedoelde verhoogde gebruiksnorm. Artikel 9, tweede lid, van de Meststoffenwet biedt de grondslag om bij ministeriële regeling een hogere gebruiksnorm vast te stellen en daaraan voorwaarden en beperkingen te verbinden. Evident kunnen dergelijke voorwaarden strengere normen bevatten dan de normen die gelden bij toepassing van de reguliere gebruiksnorm. Indien de landbouwer niet voldoet aan de in artikel 25c, vijfde lid, gestelde voorwaarden, maar wel aan de voorschriften die het Bal geeft, is de hogere gebruiksnorm voor dierlijke mest niet van toepassing en kan de minister de derogatievergunning intrekken, maar is er geen sprake van overtreding van het Bal.

Zesde lid

Het gewijzigde artikel 25c, zesde lid, regelt een meldplicht voor het vernietigen van de zode van gras op klei- en veengronden in met nutriënten verontreinigde gebieden als de vernietiging plaatsvindt in de periode van 1 juni tot en met 31 augustus en aansluitend op het vernietigen van de zode van gras de teelt van gras begint. Deze verplichting bestond reeds, maar is met de omzetting van de verwijzingen naar het Besluit gebruik meststoffen tot verwijzingen naar het Bestluit activiteiten leefomgeving onbedoeld vervallen. De melding is nodig voor de toepassing van de korting op de stikstofgebruiksnorm, bedoeld in artikel 28f.

Zevende lid

Het voormalige zesde lid heeft een kleine redactionele wijziging ondergaan en is vernummerd tot zevende lid.

Achtste lid

Met deze wijzigingsregeling zijn de bepalingen over het vernietigen van de zode van gras en over de teelt van maïs in afzonderlijke artikelleden opgenomen. In artikel 25c, vijfde lid, aanhef en onderdeel c, was artikel 4.1193 Bal van overeenkomstige toepassing verklaard op klei- en veengronden in NV-gebieden, met dien verstande dat, in afwijking van de in artikel 4.1193 Bal genoemde tijdstippen, de teelt van een aangewezen gewas na de teelt van maïs aanvangt. Dit is nu geregeld in het achtste lid van artikel 25c. Daarbij is artikel 4.1194 Bal niet langer van overeenkomstige toepassing verklaard. Omdat de tijdstippen uit artikel 4.1193 voor derogatiedeelnemers bij de teelt van maïs op klei en veen niet gelden, kan deze meldplicht buiten toepassing blijven. Landbouwers met een derogatievergunning die maïs telen op klei- of veengrond geven in de gecombineerde opgave het vanggewas op als nateelt. De meldplicht blijft wel bestaan bij de teelt van maïs op zand en löss, ook als de betreffende landbouwer een derogatievergunning heeft.

Artikel 28d

Sinds 2023 geldt dat een landbouwer een oplopende korting op de stikstofgebruiksnorm voor het volgende kalenderjaar krijgt als deze niet uiterlijk op 1 oktober een vanggewas heeft geteeld of een wintergewas teelt. Daarbij geldt dat een vanggewas niet voor 1 februari, en een wintergewas niet voor 16 mei, mag worden vernietigd. De landbouwer is op grond van artikel 28d, vijfde lid, verplicht om het telen van het vanggewas, het telen van het wintergewas en het voor 1 februari vernietigen van het vanggewas uiterlijk de dag na aanvang van de teelt of het vernietigen elektronisch aan de minister te melden. De minister weet op basis van deze melding of een teelt als vanggewas of als winterteelt is bedoeld.

Via de Gecombineerde opgave weet de minister of de winterteelt tot 16 mei heeft gestaan. Het is daarom niet nodig dat de landbouwer apart meldt wanneer hij de winterteelt vernietigt. Dit geldt ook voor het melden van het op of na 1 november oogsten van suikerbieten of voederbieten. Met de wijziging van artikel 28d is de meldplicht voor deze gevallen geschrapt.

Artikel 28f

De korting op de stikstofgebruiksnorm, bedoeld in artikel 28f, eerste lid, wordt toegepast onverminderd artikel 28, eerste lid, onderdelen a tot en met g.

In het eerste lid van artikel 28f werd verwezen naar de onderdelen a tot en met e. Inmiddels zijn aan het eerste lid van artikel 28 twee onderdelen toegevoegd, namelijk de onderdelen f en g, maar zijn deze onderdelen niet toegevoegd aan artikel 28f, eerste lid, aanhef. Met deze wijzigingsregeling wordt dat gecorrigeerd.

Artikel 61

Sinds de invoering van het real time Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen (rVDM) geldt dat de leverancier en de afnemer van dierlijke mest uiterlijk zeven dagen na het lossen van de vracht de gegevens zoals bekend in rVDM digitaal moeten bevestigen (artikel 61 Urm). Hiermee bevestigen zij dat de overdracht van mest heeft plaatsgevonden.

Uit gesprekken met sectorpartijen komt naar voren dat leveranciers en afnemers op een deel van de gegevens die door de vervoerder gemeld worden in rVDM, zoals het kenteken van het transportmiddel, onvoldoende zicht hebben. De betrokken leverancier of afnemer kan daarom niet van alle gegevens die door de vervoerder gemeld zijn op het rVDM met zekerheid zeggen dat deze correct zijn. Artikel 61 is hierop als volgt aangepast:

  • De leverancier verklaart door het bevestigen van de in de rVDM gemelde gegevens, zoals opgenomen in artikel 54, eerste lid, onderdeel a tot en met c, voor zover deze betrekking hebben op de leverancier en de laadlocatie, en onderdeel d, e, f, h en i, dat de mest van zijn bedrijf of onderneming is afgevoerd. Het betreft hier de volgende gegevens: naam, adres en registratienummer (KvK-nummer of relatienummer) van de leverancier, UBN of postcode van de laadplaats en indien van toepassing het registratienummer van de opslag, de mestcode, het geschatte gewicht, de laaddatum en de eventuele opmerkingscodes.

  • De afnemer verklaart door het bevestigen van de in de rVDM gemelde gegevens, zoals opgenomen in artikel 54, eerste lid, onderdeel a tot en met c, voor zover deze betrekking hebben op de afnemer en de loslocatie, en onderdeel d, e, f en i, dat de mest op zijn bedrijf of onderneming is aangevoerd. Het betreft hier de volgende gegevens: naam, adres en registratienummer (KvK-nummer of relatienummer) van de afnemer, UBN of postcode van de losplaats en indien van toepassing het registratienummer van de opslag, de mestcode, het geschatte gewicht en de eventuele opmerkingscodes.

Artikel 68

In artikel 87 van de Urm zoals dat luidde voor 1 januari 2023 was bepaald dat indien dierlijke meststoffen van een bedrijf worden afgevoerd naar een perceel landbouwgrond dat, al dan niet gedeeltelijk, is gelegen in Duitsland of België de hoeveelheid dierlijke meststoffen onder voorwaarden wordt bepaald aan de hand van de forfaitaire stikstof- en fosfaatgehalten, bedoeld in bijlage I, tabel I, bij de Urm.

Met ingang van 1 januari 2023 is deze bepaling opgenomen in artikel 68 van de Urm (Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 11 november 2022, nr. WJZ /22254646, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in verband met het stellen van regels over digitale verantwoording van het vervoer van dierlijke meststoffen (Strct 2022, 30962)). Een van de voorwaarden die in artikel 87 was opgenomen, was dat de afstand van het in België of Duitsland gelegen perceel tot aan de Nederlandse grens niet meer mocht bedragen dan 25 kilometer onderscheidenlijk 20 kilometer.

Deze voorwaarde is met ingang van 1 januari 2023 abusievelijk gewijzigd. Het huidige artikel 68 spreekt over de afstand van een in Nederland gelegen perceel tot de grens met Duitsland of België. Bedoeld is uiteraard de afstand van een in Duitsland of België gelegen perceel tot de grens met Nederland. Met onderdeel E van artikel I van deze regeling is dat gecorrigeerd.

Artikelen 50, 72a, 75 en 122

Deze wijzigingen betreffen correcties van onjuiste verwijzingen.

Bijlage M

In bijlage M is de vermelding van twee feitcodes gecorrigeerd.

3. Effecten bedrijfsleven en overheid

3.1 Regeldruk

De wijzigingen in deze regeling leiden nauwelijks tot extra administratieve handelingen bij de sector en hebben ook nagenoeg geen verzwaring of verlichting van de regeldruk voor de sector en de uitvoeringspraktijk tot gevolg. Met deze wijzigingsregeling vervalt de plicht tot het melden van de vernietiging van het wintergewas en het na 1 november oogsten van suikerbieten of voederbieten. Daarnaast is er een verplichting opgenomen om de minister te informeren over de datum van vernietiging van de zode van gras op klei- en veengronden in met nutriënten verontreinigde gebieden als de vernietiging plaatsvindt in de periode van 1 juni tot en met en aansluitend op het vernietigen van de zode van gras de teelt van gras begint. Deze verplichting bestond reeds, maar is met de omzetting van de verwijzingen naar het Besluit gebruik meststoffen tot verwijzingen naar het Besluit activiteiten leefomgeving onbedoeld vervallen. Omdat deze regeling zich beperkt tot enkele technische wijzigingen en er slechts sprake is van zeer geringe wijzigingen van de regeldruk, is geen nieuw ATR-advies aangevraagd.

3.2 Uitvoering en handhaving

De effecten voor uitvoering en handhaving zijn zeer beperkt. Waar de wijzigingen effect hebben op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, dragen zij in positieve zin daaraan bij.

De NVWA en de RVO hebben aangegeven dat een uitvoerings- en handhavingstoets niet nodig is.

4. Inwerkingtreding

In artikel II is bepaald dat de regeling in werking treedt met ingang van de dag na de bekendmaking ervan in de Staatscourant. Daarmee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten zoals opgenomen in Aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. De afwijking is evenwel gerechtvaardigd omdat hier sprake is van reparatieregelgeving als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, van de genoemde Aanwijzing.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven