Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 maart 2023, nr. WJZ/ 26096430, houdende wijziging van de Regeling plantgezondheid, wijziging van de Regeling fytosanitaire uitvoeringsbesluiten en wijziging van de Regeling tarieven Plantgezondheidswet

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 9 en 21 van de Plantgezondheidswet en artikel 6 van het Besluit plantgezondheid;

Besluit:

ARTIKEL I

De regeling plantgezondheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden in alfabetische volgorde de volgende definities toegevoegd:

bietenopslag:

bladvorming aan of bietenplanten gegroeid uit resten of zaad van een voorgaande suiker-, voeder- of rode bietenteelt die op een productielocatie zijn achtergebleven;

productielocatie:

terrein, perceel of deel hiervan, waarop wordt geteeld of fytosanitaire maatregelen, voorschriften of beperkingen van toepassing zijn;.

B

In artikel 18 wordt telkens ‘aardappelplanten’ vervangen door ‘aardappelen’.

C

De artikelen 23 tot en met 25 komen te luiden:

Artikel 23

  • 1. Het is na 15 april van een kalenderjaar aan degene die een productielocatie in gebruik heeft verboden om bietenopslag te hebben.

  • 2. Degene die een productielocatie in gebruik heeft neemt maatregelen ter bestrijding van de in het eerste lid bedoelde bietenopslag.

Artikel 24

Een eigenaar of houder van planten van suikerbieten, voederbieten of rode bieten, geteeld voor zaadwinning, waarop zich bladluizen bevinden, bestrijdt deze bladluizen op zodanige wijze dat dit geen gevaar oplevert voor de gezondheid van de suikerbieten, voederbieten en rode bieten in de omgeving.

Artikel 25

  • 1. Suikerbieten, voederbieten, rode bieten en afval van suikerbieten, voederbieten of rode bieten, voor zover daaraan bladvorming voorkomt, zijn niet voorhanden of in voorraad na 15 maart van een kalenderjaar.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op suikerbieten, voederbieten en rode bieten, die kennelijk bestemd zijn voor zaadwinning.

D

In de artikelen 18, 21, 22, 28, 29 en 30 eerste lid, wordt telkens ‘een terrein of perceel’ vervangen door ‘een productielocatie’.

E

In de artikelen 30, eerste lid, en 31 tot en met 33 wordt ‘het terrein of perceel of gedeelte daarvan’ telkens vervangen door ‘de productielocatie of het gedeelte daarvan’.

F

In artikel 30, tweede lid, wordt ‘terrein of perceel of gedeelte van het terrein of perceel’ vervangen door: productielocatie of gedeelte daarvan’.

G

In de artikelen 35, 37, 38, 39 en 40 wordt telkens ‘productieplaats’ vervangen door ‘productielocatie’.

H

In artikel 42, eerste lid, wordt ‘17’ vervangen door ‘17,’.

I

Bijlage 1 wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

J

Bijlage 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Telkens wordt ‘een productieplaats’ vervangen door ‘een productielocatie’, telkens wordt ‘het productieplaats’ vervangen door ‘de productielocatie’ en telkens wordt ‘welk productieplaats’ vervangen door ‘welke productielocatie’.

2. Telkens wordt ‘aardappelplanten’ vervangen door ‘aardappelen’.

K

Aan bijlage 12, onder ‘Regeling plantgezondheid ex artikel 20, tweede lid, Plantgezondheidswet’, worden in de volgorde van de artikelen het volgende artikel en de volgende boetecategorie toegevoegd:

Artikel 30, derde lid

3

ARTIKEL II

De Regeling fytosanitaire uitvoeringsbesluiten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6 vervalt.

B

Artikel 7, vijfde, zesde en zevende lid, vervallen.

C

Aan artikel 16 wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Artikel 7 vervalt met ingang van 1 januari 2024.

ARTIKEL III

De Regeling tarieven Plantgezondheidswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 22, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma een onderdeel h toegevoegd, luidende:

  • h. indien een exporteur naar een of meer derde landen exporteert een jaarlijks tarief per exporteur.

B

In bijlage II wordt na het tarief voor artikel 22 lid 1 onder g een tarief ingevoegd, luidende:

22 lid 1 onder h

€ 475,00

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 maart 2023

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

BIJLAGE

Bijlage 1. Verbodsgebieden gebruik oppervlaktewater als bedoeld in de artikelen 8 en 9

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze regeling worden drie regelingen op het fytosanitaire terrein gewijzigd. In de Regeling plantgezondheid worden de artikelen 1, 18, 21, 22, 23 t/m 25, 28 t/m 33, 35, 37 t/m 40, 42 en de bijlagen 9 en 12 gewijzigd.

Van de Regeling fytosanitaire uitvoeringsbesluiten komt artikel 6 en een deel van artikel 7 te vervallen. Tevens is het vervallen van de rest van artikel 7 met ingang van 1 januari 2024 geregeld.

Tenslotte wordt aan artikel 22 en aan bijlage II van de Regeling tarieven plantgezondheid een nieuw tarief van de BKD toegevoegd.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I Regeling plantgezondheid

Onderdeel A (artikel 1)

In dit artikel wordt de definitie van bietenopslag opgenomen. Dit houdt verband met de artikelen 23 tot en met 25, die over maatregelen tegen vergelingsziekte in bieten gaan. In artikel 23 wordt een verbod geïntroduceerd voor het hebben van bietenopslag.

Tevens wordt een definitie van productielocatie toegevoegd. Dit ter onderscheiding van de definitie van productieplaats, die alleen voor de paragraaf met betrekking tot bruinrot en ringrot geldt.

Onderdelen B en J (artikel 18 en bijlage 9)

In deze onderdelen wordt de term ‘aardappelplanten’ vervangen door de term ‘aardappelen’. Achtergrond hiervan is dat de term aardappelplanten de lading niet dekt. Het gaat hier om de teelt van aardappelen, conform de begripsbepaling.

Onderdeel C (artikel 23 tot en met 25)

Sinds het verbod op zaadbehandeling met bepaalde neonicotinoïden is de vergelingsziekte in bieten terug van weggeweest. Deze ziekte veroorzaakt een aanzienlijke en toenemende schade in de bietenteelt, zowel kwantitatief (opbrengstderving) als kwalitatief (zoals reductie suikergehalte). Door de veranderende klimatologische omstandigheden was actualisatie en aanvulling van de artikelen 23 tot en met 25, die betrekking hebben op de vergelingsziekte in bieten, noodzakelijk. In opdracht van het ministerie heeft Wageningen University & Research een studie uitgevoerd naar het effect van de warmere winters op bladluizen en de overdracht van het vergelingsvirus, dit in relatie tot het toenemende gebruik en bewaring van voederbieten. Ten opzichte van 30 jaar geleden zaaien telers nu circa 10 dagen eerder hun suikerbieten, waardoor bescherming eerder nodig is dan in het verleden. Bovendien wordt de druk van vergelingsziekte alleen maar groter ten opzichte van het verleden, door de afname van het aantal vorstdagen.

De nieuwe voorschriften hebben betrekking op heel Nederland, voorheen waren verschillende maatregelen voor verschillende provincies voorgeschreven. Bietenopslag is een toenemend risico in combinatie met vervroegde activiteit van luizen. Artikel 23 introduceert een verbod voor het hebben van bietenopslag na 15 april. Artikel 24 schrijft bestrijding van bladluizen voor in de bietenteelt voor zaadwinning. In artikel 25 is de uiterste bewaarperiode voor bieten, voor zover daaraan bladvorming voorkomt, voor het hele land vervroegd naar half maart. Voorheen was dat, afhankelijk van de provincie, 1 april of 15 april.

De vergelingsziekte speelt ook bij rode bieten. Daarom zijn de voorschriften naast suikerbieten en voederbieten nu ook voor rode bieten van toepassing.

De teeltvoorschriften in deze nieuwe artikelen zijn instrumenten om de introductie en daarmee schade van het virus in de volgende bietenteelt te beperken.

Onderdelen D, E en F (artikelen 18, 21, 22, 28, 29, 30, 31, 32 en 33)

In deze artikelen worden verwijzingen naar de begrippen ‘terrein of perceel’ telkens vervangen door het woord ‘productielocatie’.

Hiervan is in artikel 1 een definitie opgenomen en met de wijziging in deze artikelen wordt de nieuwe definitie nu overal doorgevoerd.

Onderdelen G en J (artikelen 35, 37, 38, 39, 40 en bijlage 9)

In de vorige wijziging van deze regeling is ten onrechte in diverse artikelen de term ‘productieplaats’ ingevoerd. Dit had echter niet in deze artikelen die op aardappelmoeheid zien moeten plaatsvinden, maar alleen in de artikelen die op bruinrot en ringrot betrekking hebben.

Onderdeel H (artikel 42)

Deze wijziging is van technische aard.

Onderdeel I (bijlage 1)

Dit onderdeel betreft een actualisering van de gebieden waar het verboden is oppervlaktewater te gebruiken voor en bij de teelt van consumptie- en zetmeelaardappelen en andere waardplanten van het quarantaineorganisme Ralstonia solanacearum. Deze bacterie veroorzaakt bruinrot in aardappel. Een besmetting met bruinrot heeft grote gevolgen voor aardappelteelten en -bedrijven en kan tot omvangrijke schade leiden. Voor de teelt van pootaardappelen (NAK-pootgoed, ATR-pootgoed én TBM-pootgoed) geldt in heel Nederland een verbod op het gebruik van oppervlaktewater.

Het oppervlaktewater in de aangewezen verbodsgebieden is besmet of waarschijnlijk besmet met de bacterie Ralstonia solanacearum.

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) onderzoekt jaarlijks watermonsters van oppervlaktewateren in Nederland op de aanwezigheid van deze bacterie. De resultaten van dit onderzoek zijn bepalend voor het vaststellen van de verbodsgebieden. Uitgangspunt voor het vaststellen van de omvang van verbodsgebieden is dat deze niet groter zijn dan noodzakelijk is, rekening houdend met fytosanitaire risico’s en waterstromen.

Wanneer blijkt dat in (delen van) eerder aangewezen verbodsgebieden drie jaar achtereen de bacterie niet (meer) voorkomt, kan een verbodsgebied of delen daarvan worden opgeheven. Telers mogen dan het oppervlaktewater in de opgeheven gebieden weer gebruiken voor en bij de teelt van consumptie- en zetmeelaardappelen.

Op basis van nieuwe resultaten van het bemonsteringsonderzoek kunnen, evenals in 2022, 2021, 2020 en 2019, enkele verbodsgebieden ingeperkt worden in Groningen en Noord-Brabant. Twee verbodsgebieden worden op basis van nieuwe resultaten uitgebreid in Overijssel en Groningen.

Onderdeel K (bijlage 12)

In artikel 42, eerste lid, van de Regeling plantgezondheid, staan de bepalingen genoemd waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Hierin was artikel 30, derde lid, van de Regeling plantgezondheid (de gewasaanzegging bij knolcyperus) al opgenomen.

In bijlage 12 staan de overtredingen vermeld en de boetecategorie die op die overtreding van toepassing is. Aan deze bijlage is artikel 30, derde lid, van de Regeling plantgezondheid met bijbehorende boetecategorie 3 toegevoegd. Dit artikellid was ten onrechte niet eerder opgenomen.

Artikel II Regeling fytosanitaire uitvoeringsbesluiten

Onderdeel A (artikel 6)

Artikel 6 vervalt omdat Beschikking nr. 2002/757/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 september 2002 houdende voorlopige fytosanitaire noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van Phytophthora ramorum Werres, De Cock & Man in ’t Veld sp. nov. te voorkomen (PbEG 2002, L 252/37) inmiddels is ingetrokken.

Onderdeel B (artikel 7)

Artikel 7, vijfde, zesde en zevende lid vervallen omdat Uitvoeringsbesluit nr. 2012/138/EU van de Commissie van 1 maart 2012 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Anoplophora chinensis (Forster) te voorkomen (PbEU 2012, L 64) inmiddels deels is ingetrokken. Alleen de artikelen 2 en 3 en bijlage I van het Uitvoeringsbesluit blijven tot 1 januari 2024 van kracht.

Artikel III Regeling tarieven Plantgezondheidswet

Aan artikel 22 en bijlage II wordt een tarief per jaar toegevoegd voor de Bloembollen Keuringsdienst met betrekking tot exportcertificering. Het Ketenregister vormt binnen de bloembollensector de schakel naar e-Certnl voor exportcertificering. Als er een exportcertificaat aangevraagd wordt middels het Ketenregister of via e-Certnl naar het Ketenregister, wordt hier een tarief voor betaald (zie artikel 22, eerste lid, onder f en g). Deze kosten dekken de directe kosten van het Ketenregister. Het Ketenregister is al twaalf jaar oud. Om het te kunnen vernieuwen en verdere verbeteringen te implementeren is een aanvullend tarief per exporteur benodigd. Juridische grondslag hiervoor is artikel 7, vierde lid, onderdeel d, van het Besluit plantgezondheid. De sector is hierover geraadpleegd en gaat akkoord met dit nieuwe tarief aangezien het Ketenregister een belangrijke, digitale schakel is in de keten van de bloembollenteelt en -handel.

3. Regeldruk

De wijzigingen in artikel I, onderdelen A, B, D, E, F, G, H, J, en K, de wijzigingen in artikel II, onderdelen A en B en de wijziging in artikel III leiden niet tot verandering in de regeldruk. Deze wijzigingen betreffen technische correcties van definities en termen, een invulling van een vergeten boetecategorie, ingetrokken uitvoeringsbesluiten en een met de sector afgestemd nieuw tarief.

Ook de wijzigingen in artikel I, onderdeel C leiden niet tot verandering in de regeldruk. De bestrijding van bietenopslag (artikel 23) van de voorgaande oogst maakt integraal onderdeel uit van de voorbereiding van het perceel op de volgende teelt. Deze nieuwe regel zorgt hooguit voor het vervroegen van de voorbereiding (meestal grondbewerking). Ook bij de zaadbietenteelt (artikel 24) maakt het voorkómen en beheersen van luizen integraal onderdeel uit van de teelt. Betreft het op voorraad hebben van bieten (artikel 25): alleen voederbieten worden doorgaans gedurende de winter bewaard en tot in het voorjaar gebruikt om te vervoederen (veevoer). De laatste suikerbieten worden in januari verwerkt. Rode bieten worden kort na de oogst verwerkt. Het vervroegen van de datum waarop bieten niet meer op voorraad/voorhanden mogen zijn levert dan ook geen extra regeldruk op.

De wijziging van bijlage 1 (artikel I, onderdeel I) heeft betrekking op het wijzigen van begrenzingen van beregeningsverbodsgebieden.

Deze regelingswijziging heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten of nalevingskosten voor aardappeltelers. Zij hoeven immers geen administratieve of andere handelingen te verrichten om het verbod op gebruik van oppervlaktewater na te leven. Voor telers met percelen consumptie- en zetmeelaardappelen in de gebieden, of delen daarvan, waar het verbod op het gebruik van oppervlaktewater nu opgeheven wordt, kan eventueel een gunstiger bedrijfseffect optreden. Omdat voor en bij de teelt van consumptie- en zetmeelaardappelen oppervlaktewater mag worden gebruikt, kan de opbrengst van deze teelten hoger uitvallen, dan wel kan in perioden van droogte de opbrengstreductie verminderd worden. Beregenen in tijden van droogte is alleen toegestaan als de waterschappen geen beregeningsverboden hebben ingesteld.

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant. Hiermee wordt afgeweken van het vaste verandermoment en van de publicatietermijn van twee maanden vóór inwerkingtreding. Enkele maatregelen met betrekking tot de vergelingsziekte in bieten moeten echter in het voorjaar al genomen worden, reden om deze regeling zo spoedig mogelijk in werking te laten treden. Deze maatregelen zijn echter ruim van tevoren afgestemd met de betrokken telersorganisaties.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven