Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 11 april 2023, nr. WJZ/ 26656347, tot wijziging van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij in verband met de invoering en openstelling van de subsidiemodules Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten en Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 5 van verordening (EU) 2021/1755 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2021 tot oprichting van de reserve voor aanpassing aan de Brexit (PbEU 2021, L 357/1), artikel 63 van verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PbEU 2018, L 193) en artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan hoofdstuk 2 worden twee titels toegevoegd, luidende:

Titel 2.2. Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten

Artikel 2.12. Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

betreffende vissersvaartuig:

vissersvaartuig ten behoeve waarvan de subsidie, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, is aangevraagd of verleend;

satellietvolgapparatuur:

satellietvolgapparatuur als bedoeld in artikel 9 van de controleverordening;

verordening 508/2014:

verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003,(EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 149).

Artikel 2.13. Subsidieverstrekking
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan de eigenaar van een vissersvaartuig voor het gedurende ten minste vijf en ten hoogste achttienmaal een volledige ononderbroken stilligperiode stopzetten van visserijactiviteiten met dat vissersvaartuig.

  • 2. Als een volledige ononderbroken stilligperiode als bedoeld in het eerste lid wordt beschouwd een periode van 168 aaneengesloten uren.

  • 3. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt enkel verleend, indien:

    • a. uit de logboekgegevens blijkt dat met het betreffende vissersvaartuig in de twee kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de subsidieaanvraag, in de kalenderjaren 2018 en 2019, 2019 en 2020, of 2020 en 2021 gedurende ten minste 120 dagen visserijactiviteiten op zee zijn verricht;

    • b. uit:

      • 1°. de logboekgegevens blijkt dat de totale hoeveelheid vis die in de in onderdeel a bedoelde visserijactiviteiten per kalenderjaar is gevangen, uitgedrukt in kilogrammen levend gewicht, voor ten minste 20 procent bestond uit de in bijlage I genoemde vissoorten die zijn gevangen in de bij die vissoort vermelde wateren; of

      • 2°. de verkoopdocumenten blijkt dat de totale hoeveelheid vis die in de in onderdeel a bedoelde visserijactiviteiten per kalenderjaar is verkocht uitgedrukt in euro’s, voor ten minste 20 procent bestond uit de in bijlage I genoemde vissoorten die zijn gevangen in de bij die vissoorten vermelde wateren; en

    • c. het betreffende vissersvaartuig tijdens de in onderdeel a bedoelde visserijactiviteiten was geregistreerd in het visserijregister.

Artikel 2.14. Hoogte subsidie
  • 1. De hoogte van de subsidie wordt berekend overeenkomstig de formule:

    Subsidiebedrag = (JO * 0,7) * (D / 365)

    In deze formules betekent:

    JO: de jaaromzet van het vissersvaartuig over de periode, bedoeld in het tweede lid, uitgedrukt in Euro’s;

    D: het aantal dagen dat het vissersvaartuig in een haven stilligt.

  • 2. Voor de berekening van de subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt het gemiddelde van de fiscale jaren 2017, 2018 en 2019 gebruikt.

  • 3. De subsidie, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, wordt, indien van toepassing, verminderd met andere subsidies of uitkeringen uit nationale regelingen ten behoeve van het financieren van inkomensverlies als gevolg van de Brexit voor het betreffende vissersvaartuig, die door de subsidieontvanger zijn ontvangen tussen 1 januari 2021 en de datum van betaling van de subsidie die verleend wordt op grond van artikel 2.13, eerste lid.

  • 4. De subsidie, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, wordt, indien van toepassing, verminderd met een eventuele uitkering van een verzekeringsmaatschappij die verleend is of zal worden voor de vergoeding van deze stopzetting van visserijactiviteiten.

Artikel 2.15. Realisatietermijn

Het stopzetten van visserijactiviteiten vindt plaats in periode van 1 januari 2021 tot en met 24 december 2022, met uitzondering van de periode vanaf 24 december 2021 tot en met 31 december 2021.

Artikel 2.16. Informatieverplichtingen bij aanvraag

Onverminderd artikel 1.5 omvat een aanvraag in ieder geval:

  • a. een overzicht van de volledige ononderbroken stilligperiode waarin de visserijactiviteiten met het vissersvaartuig zijn stopgezet;

  • b. een rapport van feitelijke bevindingen dat is opgesteld door een erkende accountant, waaruit blijkt wat de jaaromzet van het betreffende vissersvaartuig is over het fiscale jaar dat voor berekening van de subsidie, bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, wordt gebruikt;

  • c. indien het betreffende vissersvaartuig geen satellietvolgapparatuur heeft, een verklaring van de havenmeester waaruit blijkt dat het betreffende vissersvaartuig de volledige ononderbroken stilligperiode, bedoeld in onderdeel a, de haven niet heeft verlaten.

  • d. een verklaring dat op de subsidieaanvrager geen van de in artikel 10, eerste en derde lid, van de verordening 508/2014 genoemde gevallen van toepassing is.

Artikel 2.17. Aanvraagperiode en subsidieplafond
  • 1. Een aanvraag om subsidieverlening kan worden ingediend in de periode van 13 april 2023 tot en met 30 juni 2023.

  • 2. Aanvragen om subsidieverlening kunnen worden ingediend vanaf 09:00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17:00 uur zijn ontvangen.

  • 3. Het subsidieplafond voor de verstrekking van subsidies op aanvragen die zijn ingediend in de in het eerste lid bedoelde periode, bedraagt € 33.000.000.

Artikel 2.18. Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 1.6, beslist de minister afwijzend op een aanvraag om subsidie, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, indien:

  • a. het betreffende vissersvaartuig geen satellietvolgapparatuur heeft en:

    • 1°. uit de logboekgegevens blijkt dat er in de stilligperiode visserijactiviteiten zijn geregistreerd;

    • 2°. er geen verklaring van de havenmeester is waaruit blijkt dat het betreffende vissersvaartuig de volledige ononderbroken stilligperiode, bedoeld in artikel 2.16, onderdeel a, in de haven heeft gelegen; en

    • 3°. de verklaring van de havenmeester niet ondertekend is door zowel de havenmeester als de eigenaar van het betreffende vissersvaartuig;

  • b. de ingediende aanvraag niet ontvankelijk is voor steun ingevolge artikel 10 van de verordening 508/2014;

  • c. de minister het onaannemelijk acht dat de subsidieaanvrager zal voldoen aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 2.19; of

  • d. de subsidie bestemd is voor de activiteiten als bedoeld in artikel 11, onderdelen a, b, d, e en f, van de verordening 508/2014.

Artikel 2.19. Verplichtingen subsidieontvanger
  • 1. Gedurende de volledige ononderbroken stilligperiode, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, worden alle visserijactiviteiten met het vissersvaartuig stopgezet.

  • 2. Aan het eerste lid is voldaan, indien:

    • a. uit de gegevens van het satellietvolgsysteem voor vaartuigen blijkt dat het vissersvaartuig de haven niet heeft verlaten en de satellietvolgapparatuur tijdens de volledige duur van het stopzetten ingeschakeld is; of

    • b. het betreffende vissersvaartuig geen satellietvolgapparatuur heeft en is voldaan aan artikel 2.16, aanhef en onderdeel c;

  • 3. De subsidieontvanger pleegt gedurende ten minste vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling geen van de overtredingen genoemd in artikel 10, eerste lid, van verordening 508/2014.

  • 4. Indien subsidie wordt verstrekt aan een eigenaar van een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 25 van verordening 508/2014, wordt de beschikking tot subsidievaststelling onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd indien het vissersvaartuig binnen vijf jaar te rekenen vanaf de datum van de laatste betaling naar buiten de Europese Unie wordt overgedragen.

Artikel 2.20. Vaststelling subsidie

Op grond van de aanvraag voor subsidieverlening en de documenten waarmee deze vergezeld gaat, bedoeld in artikel 2.16, wordt de subsidie vastgesteld zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 2.21. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door steunmaatregel SA.104968 (2022/N).

Artikel 2.22. Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2024, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Titel 2.3. Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen

Artikel 2.23. Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

wateren van het Verenigd Koninkrijk:

de territoriale wateren en de exclusieve economische zone van het Verenigd Koninkrijk;

wateren van Noorwegen:

de territoriale wateren en de exclusieve economische zone van Noorwegen.

Artikel 2.24. Subsidieverstrekking
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan de eigenaar van een vissersvaartuig, indien:

    • a. er inkomensverlies is ontstaan als gevolg van het behalen van ten minste 30 procent minder omzet door het verrichten van visserijactiviteiten in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 met het vissersvaartuig waarvoor subsidie is aangevraagd ten opzichte van:

      • 1°. de omzet die behaald werd in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019, in het geval het vissersvaartuig na 1 januari 2015 was ingeschreven in het visserijregister; of

      • 2°. de omzet die in de kalenderjaren 2015, 2016, 2017, 2018 en 2019 gemiddeld behaald werd in de periode van 1 januari tot en met 31 maart, in het geval het vissersvaartuig tenminste vanaf 1 januari 2015 was ingeschreven in het visserijregister; en

    • b. het inkomensverlies, bedoeld in onderdeel a, aantoonbaar verband heeft met de Brexit, blijkend uit de vervulling van één of meer van de volgende voorwaarden:

      • 1°. uit de logboek gegevens of de verkoopdocumenten van het vissersvaartuig, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat de totale hoeveelheid vis, uitgedrukt in kilogrammen levend gewicht respectievelijk waarde in euro’s, die bij het verrichten van visserijactiviteiten met dit vissersvaartuig in 2019 werd aangeland, voor ten minste 20 procent bestond uit de in bijlage I genoemde vissoorten die zijn gevangen in de bij die vissoorten vermelde wateren;

      • 2°. uit de beschikbare gegevens uit het volgsysteem voor vaartuigen, bedoeld in artikel 9 van de controleverordening, blijkt dat in het kalenderjaar 2019 ten minste in 60 dagen visserijactiviteiten zijn verricht in de wateren van het Verenigd Koninkrijk met het vissersvaartuig, bedoeld in onderdeel a;

      • 3°. uit de beschikbare vismachtigingen en de aanvragen hiervan blijkt dat voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 16 maart 2021, in tegenstelling tot in de periode van 1 januari 2019 tot en met 16 maart 2019, er op aanvraag van de eigenaar van het vissersvaartuig, bedoeld in onderdeel a, geen vismachtiging verleend is voor het met dit vissersvaartuig verrichten van visserijactiviteiten in de wateren van Noorwegen; of

      • 4°. uit de logboek gegevens van het vissersvaartuig, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat in de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020 ten minste gemiddeld 25 procent van de totale hoeveelheid van de gemiddelde jaarlijkse vangst van Noorse kreeft van dit vissersvaartuig werd gerealiseerd in de wateren van het Verenigd Koninkrijk, ICES deelgebied 4, ten noorden van 53°N met het gebruik van dubbele bordentrawls met een maaswijdte van kleiner dan 95 millimeter.

  • 2. De subsidieaanvrager, dient per vissersvaartuig, een aanvraag om subsidieverlening in.

Artikel 2.25. Hoogte subsidie
  • 1. De subsidie bedraagt 50 procent van de uitkomst van de berekening van het inkomensverlies, bedoeld in artikel 2.24, eerste lid, onderdeel a, verminderd met een eventuele uitkering van een verzekeringsmaatschappij die verleend is of zal worden voor de vergoeding van dit inkomensverlies.

  • 2. De subsidie bedraagt ten hoogste € 300.000 per vissersvaartuig, met dien verstande dat aan een subsidieaanvrager die voor meerdere vissersvaartuigen subsidie aanvraagt in totaal ten hoogste € 900.000 subsidie wordt verleend.

Artikel 2.26. Informatieverplichtingen bij de aanvraag om subsidieverlening
  • 1. Onverminderd artikel 1.5 bevat een aanvraag om subsidieverlening:

    • a. beknopte informatie waaruit volgt aan welke voorwaarde of voorwaarden als bedoeld in artikel 2.24, eerste lid, onderdeel b, het desbetreffende vissersvaartuig voldoet;

    • b. een verklaring van de subsidieaanvrager over of er een uitkering door een verzekeringsmaatschappij is verleend of naar verwachting zal worden verleend voor de vergoeding van het inkomensverlies, bedoeld in artikel 2.24, eerste lid, onderdeel a, en, voor zo ver van toepassing, wat de hoogte van deze uitkering bedraagt of naar verwachting zal bedragen.

  • 2. Onverminderd artikel 1.5, gaat een aanvraag om subsidieverlening vergezeld van:

    • a. een rapport van feitelijke bevindingen dat is opgesteld door een erkende accountant en gebruikt kan worden bij de beoordeling van de voorwaarde als bedoeld in artikel 2.24, eerste lid, onderdeel a, aanhef en subonderdeel 1° of 2°, waaruit ten minste blijkt welke omzet bij het verrichten van visserijactiviteiten met het vissersvaartuig behaald werd in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 en:

      • 1°. welke omzet behaald werd in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019, in het geval het vissersvaartuig na 1 januari 2015 was ingeschreven in het visserijregister; of

      • 2°. welke omzet in de kalenderjaren 2015, 2016, 2017, 2018 en 2019 gemiddeld behaald werd in de periode van 1 januari tot en met 31 maart, in het geval het vissersvaartuig tenminste vanaf 1 januari 2015 was ingeschreven in het visserijregister; en

    • b. verkoopdocumenten, waaruit volgt dat het vissersvaartuig voldoet aan de voorwaarde als bedoeld in artikel 2.24, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1°, voor zover de logboek gegevens onvoldoende informatie bevatten over de hoeveelheid aangelande vis van een vissersvaartuig in 2019.

Artikel 2.27. Aanvraagperiode voor de aanvraag om subsidie en subsidieplafond
  • 1. Een aanvraag om subsidieverlening kan worden ingediend in de periode van 13 april 2023 tot en met 30 juni 2023.

  • 2. Aanvragen om subsidieverlening kunnen worden ingediend vanaf 9.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.

  • 3. Het subsidieplafond voor de verstrekking van subsidies op aanvragen om subsidieverlening die zijn ingediend in de periode, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 12.000.000.

Artikel 2.28. Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 1.6 beslist de minister afwijzend op een aanvraag om subsidieverlening, bedoeld in artikel 2.24, eerste lid, indien:

  • a. de aanvraag om subsidieverlening betrekking heeft op een vissersvaartuig, waarvoor eerder subsidie is verleend:

    • 1°. op grond van de artikelen 2.2 of 2.24; of

    • 2°. op grond van artikel 2.13, indien deze eerdere subsidieverlening geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021;

  • b. de te verlenen subsidie voor een vissersvaartuig minder dan € 15.000 zou bedragen;

  • c. De aanvraag om subsidieverlening betrekking heeft op een vissersvaartuig dat niet was geregistreerd in het visserijregister:

    • 1°. in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2021, in het geval dit vissersvaartuig volgens deze aanvraag zou voldoen aan de voorwaarde als bedoeld in artikel 2.24, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1°; of

    • 2°. in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 maart 2021,

    in het geval dit vissersvaartuig volgens deze aanvraag zou voldoen aan de voorwaarde als bedoeld in artikel 2.24, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2°.

Artikel 2.29. Vaststelling subsidie

Op grond van de aanvraag om subsidieverlening en de documenten waarmee deze vergezeld gaat, bedoeld in de artikelen 1.5 en 2.26, wordt de subsidie vastgesteld zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 2.30. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 2.24, eerste lid, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door staatssteunmaatregel SA102403.(2022/N).

Artikel 2.31. Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2024, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

B

Het opschrift van bijlage I komt te luiden:

Bijlage I. behorende bij de artikelen 2.2, tweede lid, onderdeel a, 2.13, derde lid, onderdeel b, subonderdelen 1° en 2°, en 2.24, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1°.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 13 april 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 april 2023

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding, doel en inhoud van deze regeling

Met deze wijzigingsregeling worden de subsidiemodules ‘Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten’ en ‘Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen’ toegevoegd aan de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij.

1.1 Aanleiding

Het Verenigd Koninkrijk heeft de Europese Unie op 31 januari 2020 om 0.00 uur Nederlandse tijd verlaten. Tot en met 31 december 2020 gold er een overgangsperiode. In het op 1 februari 2020 in werking getreden Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, 2019/C 384 I/01 van 12 november 2019 hebben het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie overeenstemming bereikt over de voorwaarden voor de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (hierna: Brexit) en over de overgangsperiode tot en met 31 december 2020. Deze overgangsperiode is niet verlengd waardoor na 31 december 2020 het recht van de Europese Unie definitief niet meer van toepassing is op het Verenigd Koninkrijk.

Op 9 oktober 2021 is verordening (EU) 2021/1755 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2021 tot oprichting van de reserve voor aanpassing aan de Brexit (PbEU 2021, L 357/1) (hierna: BAR-verordening) in werking getreden. De in deze verordening opgenomen nieuwe 'reserve', de Brexit Adjustment Reserve (hierna: BAR), heeft een totale omvang van 5 miljard euro. De BAR dient ter ondersteuning van de lidstaten, regio’s en sectoren die het hardst geraakt worden door het uittreden van het Verenigd Koninkrijk, om zo de impact hiervan op de economische, sociale en territoriale cohesie te mitigeren. Specifiek biedt de BAR financiële ondersteuning voor extra publieke uitgaven door lidstaten voor maatregelen die direct gerelateerd zijn aan het uittreden van het Verenigd Koninkrijk, in het bijzonder aan lidstaten die economisch het meest verweven zijn met het Verenigd Koninkrijk. De BAR is complementair aan andere instrumenten binnen het Europees herstelinstrument Next Generation EU en het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027. Er is geen nationale cofinanciering vereist voor de BAR.

Het kabinet heeft ervoor gekozen onder de BAR een drietal sporen uit te werken. Het eerste spoor betreft subsidieregelingen voor de getroffen ondernemingen die bestaande economische belangen hebben in het Verenigd Koninkrijk. Het tweede spoor ziet op regelingen die specifiek zijn bedoeld voor de getroffen Nederlandse visserijsector en het derde spoor betreft het verlenen van vergoedingen voor publieke uitgaven die hebben plaatsgevonden en plaatsvinden in het kader van de Brexit. De Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij is een uitwerking van het hiervoor genoemde tweede spoor en stelt de regels vast voor het verlenen van subsidie aan eigenaren van vissersvaartuigen (lees: visserijondernemingen) die getroffen zijn of in de nabije toekomst worden getroffen door de Brexit, omdat bijvoorbeeld de vangstmogelijkheden voor gequoteerde vissoorten voor de Nederlandse visserijvloot geleidelijk afnemen tussen 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2026. Voor de verdere achtergrond wordt verwezen naar het algemene deel van de toelichting bij de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij.

1.2 Doelstelling

Met deze wijzigingsregeling worden de subsidiemodules ‘Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten’ en ‘Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen’ opgenomen in de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij.

Subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten

De subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten heeft als doel om eigenaren van vissersvaartuigen die worden geraakt door de Brexit de gelegenheid te bieden zich aan te passen aan de structurele afname van vismogelijkheden. Dit gebeurt door een subsidie voor het stilliggen van vissersvaartuigen.

De subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten helpt de gevolgen van uittreding van het Verenigd Koninkrijk voor visserijbedrijven te beperken en helpt hen bij het implementeren van structurele oplossingen voor aanpassing van de vloot. Hiermee helpt de Europese Unie en Nederland de visserijvloot om op de lange termijn economisch veerkrachtig te blijven. De stilligmodule staat open voor vissers die direct beperkingen hebben ervaren door de handelsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk in het geval dat er sprake is geweest van een vijf en ten hoogste achttienmaal een volledige ononderbroken stilligperiode van ten minste 168 aangesloten uren. De hoogte van de subsidie wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde jaaromzet van de jaren 2017, 2018 en 2019 en het aantal dagen dat het vissersvaartuig heeft stilgelegen in de haven van 1 januari 2021 tot 24 december 2022. De gemiddelde jaaromzet wordt vermenigvuldigd met een factor 0,7. Dit wordt gedaan om de variabele kosten die direct samenhangen met de visserijactiviteit van de steun af te trekken. Met het subsidiepercentage (70%) is ook uitgegaan van het doorbetalen van de bemanning, ook als dit maatschapsvissers zijn. Dit betekent dat het te ontvangen subsidiebedrag ook bedoeld is voor de uitbetaling van de bemanning. Een nadere uitwerking volgt in het artikelsgewijze deel.

De subsidiemodule Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen

Deze subsidiemodule heeft als doel om eigenaren van vissersvaartuigen (via zogenaamde liquiditeitssubsidie) financiële ondersteuning te geven voor het inkomensverlies dat is geleden als direct gevolg van de Brexit in het eerste kwartaal van 2021.

De subsidiemodule Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen staat open voor vissers die direct beperkingen hebben ervaren door de handelsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk in het geval (a) er sprake is van inkomensverlies en (b) dit inkomensverlies aantoonbaar verband heeft met de Brexit. Het inkomensverlies wordt bepaald aan de hand van een vergelijking tussen de omzet in het eerste kwartaal van 2021 en de omzet hetzelfde kwartaal in voorgaande jaren. Van het inkomensverlies wordt een eventuele uitkering van een verzekering afgetrokken. De relatie van het inkomensverlies met de Brexit wordt bepaald aan de hand van een aantal voorwaarden. Van het geleden inkomensverlies wordt 50% subsidiabel geacht, de overige 50% van het geleden inkomensverlies wordt geacht te vallen onder het ondernemersrisico. De te verlenen subsidie moet minimaal € 15.000 bedragen en zal niet hoger zijn dan € 300.000 per vissersvaartuig, met dien verstande dat aan een subsidieaanvrager die voor meerdere vissersvaartuigen subsidie aanvraagt in totaal ten hoogste € 900.000 subsidie wordt verleend. Hiermee worden de uitvoeringslasten van de subsidiemodule beperkt, alsook geborgd dat één of enkele aanvragers het totale subsidiebudget volledig uitputten. Een nadere uitwerking volgt in het artikelsgewijze deel

1.3 Openstelling en verdeling van het subsidieplafond

Met deze wijzigingsregeling wordt ook de openstelling van de subsidiemodules Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten en Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen geregeld. Voor deze subsidiemodules loopt de openstellingsperiode van 13 april 2023 om 9.00 uur tot en met 30 juni 2023 om 17.00 uur. Het subsidieplafond is vastgesteld op € 33.000.000 voor de subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten en op € 12.000.000 voor de subsidiemodule Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen. Beide subsidieplafonds worden verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

2. Staatssteun

De op grond van voormelde subsidiemodules verstrekte subsidie bevat staatssteun. Voor de subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten wordt dit gerechtvaardigd door de goedkeuringsbeschikking van de Europese Commissie SA.104968 (2022/N). Voor de subsidiemodule Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen wordt dit gerechtvaardigd door de goedkeuringsbeschikking van de Europese Commissie SA.102403 (2022/N). De Commissie heeft deze subsidiemodules beoordeeld in het licht van artikel 107, derde lid, onderdeel c, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de Richtsnoeren voor de beoordeling van staatssteun voor de visserij en aquacultuur. De Europese Commissie oordeelt dat de staatssteun de ontwikkeling van economische activiteit faciliteert en geen dusdanig negatief effect heeft op de handelsvoorwaarden dat dit in strijd is met het algemeen belang.

3. Regeldruk

Deze wijzigingsregeling bevat de invoering en openstelling van twee subsidiemodules en heeft dus regeldrukeffecten.

3.1 Subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten

De regeldrukkosten bij de openstelling van de subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten bedragen in totaal € 16.367 voor de subsidieperiode. Dit is 0,05 procent van het subsidiebudget van € 33.000.000. De berekening is gebaseerd op de inschatting dat er 55 aanvragen worden ingediend en op de uitvoering van de volgende activiteiten: kennisname van de regeling en aanvraagprocedure, eindverantwoording en overige verplichtingen.

In de doorrekening is ervan uitgegaan dat alle aanvragers gebruik maken van een gemachtigde als penvoerder. Voor een gemachtigde is uitgegaan van een uurtarief van € 54,73. Voor de partners is uitgegaan van een uurtarief van € 38,90.

De verwachting is dat 100 potentiële aanvragers deze subsidiemodule bekijken en hier een half uur aan besteden waarvan 55 aanvragers de aanvraagprocedure zullen ingaan en de aanvraagformulieren voor subsidieverstrekking invullen. Bij de kennisname en aanvraagprocedure is per aanvrager 4,5 uur gemoeid. Hieronder valt onder andere het invullen van het aanvraagformulier en het aanleveren van de gegevens van de accountant. Bij dit proces van kennisname en aanvraag is in zijn totaliteit € 14.174 gemoeid. Voor de eindverantwoording is € 684 gerekend en is er uitgegaan van een tijdslast van 0.25 uur, waarbij het aanleveren van aanvullende informatie de enige administratieve last is. Voor de overige verplichtingen is € 1.257 gerekend en een tijdslast van 7 uur per aanvrager.

De totale administratieve lasten bedragen € 14.174 + € 684 + € 1.509 = € 16.367.

3.2 Subsidiemodule Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen

De regeldrukkosten bij de openstelling van de subsidiemodule Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen bedragen in totaal € 13.357 voor de subsidieperiode. Dit is 0,11 procent van het subsidiebudget van € 12.000.000. De berekening is gebaseerd op de inschatting dat er 55 aanvragen worden ingediend en op de uitvoering van de volgende activiteiten: kennisname van de regeling en aanvraagprocedure, eindverantwoording en overige verplichtingen.

In de doorrekening is ervan uitgegaan dat alle aanvragers gebruik maken van een gemachtigde als penvoerder. Voor een gemachtigde is uitgegaan van een uurtarief van € 54,73.

De verwachting is dat 100 potentiële aanvragers de subsidiemodule bekijken en hier een half uur aan besteden waarvan 55 aanvragers de aanvraagprocedure zullen ingaan en de aanvraagformulieren voor subsidieverstrekking invullen. Bij de kennisname en aanvraagprocedure is per aanvrager 3,5 uur gemoeid. Hieronder valt onder andere het invullen van het aanvraagformulier en het aanleveren van de gegevens van de accountant. Het invullen van een aanvraagformulier gaat via de website van RVO, waar een ondernemer of penvoerder tot een uur mee bezig is. Zo wordt er bijvoorbeeld gevraagd naar een verklaring waarin de aanvrager moet aangeven of er een uitkering door een verzekeringsmaatschappij is of zal worden verleend voor de vergoeding van het inkomensverlies, alsook beknopte informatie aan welke voorwaarde van de regeling wordt voldaan. Bij dit proces van kennisname en aanvraag is in zijn totaliteit € 11.164 gemoeid. Voor de eindverantwoording is € 684 gerekend en is er uitgegaan van een tijdslast van 0.25 uur, waarbij het aanleveren van aanvullende informatie de enige administratieve last is.

Voor de overige verplichtingen is € 1.509 gerekend en een tijdslast van 7 uur per aanvrager.

De totale administratieve lasten bedragen € 11.164 + € 684 + € 1.509 = € 13.357.

3.3 Beoordeling door Adviescollege toetsing regeldruk

Deze wijzigingsregeling betreft de invoering en openstelling van de voormelde twee subsidiemodules is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Naar aanleiding hiervan is deze regeling niet geselecteerd voor formele advisering, omdat deze geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

4. Uitvoering

De uitvoering van de voormelde subsidiemodules is in handen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Deze subsidiemodules worden uitvoerbaar en handhaafbaar geacht.

II. Artikelen

Artikel I

Onderdeel A (titels 2.2 en 2.3)

Met artikel I, onderdeel A, worden twee nieuwe titels (2.2 en 2.3) opgenomen in de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij. Deze titels bevatten de subsidiemodules Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten en Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen.

Titel 2.2. Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten
Artikel 2.12. Begripsbepalingen

In artikel 2.12 zijn de begripsbepalingen opgenomen die van toepassing zijn op de subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten. Deze begripsbepalingen vormen een aanvulling op de algemene begripsbepalingen die zijn opgenomen in artikel 1.1 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij. Artikel 2.12 bevat dan ook specifieke begripsbepalingen die uitsluitend van belang zijn voor deze subsidiemodule. Zo zijn de begrippen betreffende vissersvaartuig, satellietvolgapparatuur en verordening 508/2014 afgebakend.

Artikel 2.13. Subsidieverstrekking

Op grond van de subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten wordt subsidie verstrekt voor het stopzetten van visserijactiviteiten met een vissersvaartuig. Onder visserijactiviteiten wordt verstaan het zoeken naar vis, het te water laten, uitzetten, slepen en ophalen van vistuig, het aan boord halen van de vangst, het overladen, het aan boord houden, het verwerken aan boord, het overbrengen, het kooien, vetmesten en aanlanden van vis en visserijproducten. Al deze activiteiten dienen te staken en het schip dient op een plek te verblijven gedurende de stilligperiode.

De subsidie wordt uitsluitend toegekend aan actieve Nederlandse vissers waarbij een directe relatie bestaat tussen het tijdelijk stopzetten van de visserijactiviteit en de Brexit. Aan de eis dat het moet gaan om actieve vissers wordt voldaan op het moment dat uit de logboekgegevens blijkt dat een vissersvaartuig in de voorafgaande twee jaar minstens 120 dagen gevist heeft. Het kan voorkomen dat de voorafgaande twee jaar geen representatieve periode is, omdat wegens andere redenen relatief lang is stilgelegen. In dat geval kunnen ook de jaren 2018–2019, 2019–2020 of 2020–2021 als referentieperiode worden gehanteerd.

Om ervoor te zorgen dat uitsluitend eigenaren van vissersvaartuigen die geraakt worden door de Brexit steun ontvangen, is ervoor gekozen uitsluitend steun te verlenen in het geval dat door een vissersvaartuig visserijactiviteiten zijn uitgeoefend op visbestanden waar als gevolg van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk (hierna: HSO) quotum voor is ingeleverd.

Tevens dienen de vissersvaartuigen in de twee kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de subsidieaanvraag of in de kalenderjaren 2018–2019, 2019–2020 of 2020–2021 voor ten minste 20 procent uitgedrukt in kilo’s aangeland levend gewicht of 20 procent in waarde afhankelijk te zijn geweest visserijactiviteiten op visbestanden genoemd in de HSO.

Artikel 2.14. Hoogte subsidie

Berekening van de steun

Voor de steunverlening onder de subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten wordt de steun berekend door de gemiddelde jaaromzet te nemen van het vissersvaartuig over de jaren 2017, 2018 en 2019, alle soorten en gebieden samen. Bij het bepalen van de hoogte van de steun tellen de variabele kosten die direct samenhangen met de visserijactiviteit niet mee. Dit zijn kosten die niet of maar in zeer beperkte mate gemaakt worden als een vissersvaartuig stilligt. Uit onderzoek van Wageningen Economic Research1 blijkt dat de variabele kosten in de jaren 2017 en 2018 op ongeveer 30 procent liggen. Om dat mee te nemen in de berekening om de steun te bepalen wordt de jaaromzet derhalve vermenigvuldigd met factor 0,7. Op deze wijze worden de variabele kosten die direct samenhangen met de visserijactiviteit van de steun afgetrokken.

De waarde van de verliezen wordt vervolgens berekend op basis van het aantal dagen dat het vissersvaartuig in de haven ligt. Dit wordt gedaan door de jaaromzet (zonder variabele kosten) te vermenigvuldigen met het aantal stilligdagen en te delen door 365. Hier geldt wederom dat het gemiddelde van de jaren 2017, 2018 en 2019 als referentieperiode is genomen. In het jaar 2020 brak de coronapandemie uit, waardoor een substantieel deel van de Nederlandse visserijvloot stil heeft gelegen. Daarmee zijn de jaren 2017, 2018 en 2019 de laatste ‘normale’ visserijjaren vóór de Brexit.

Er wordt gewerkt met een gemiddelde van de jaren 2017, 2018 en 2019 omdat dit een zo representatief mogelijk beeld geeft van de reguliere jaaromzet.

In eerdere stilligregelingen, bijvoorbeeld de Subsidie stilliggen COVID-19, is ervoor gekozen om met vaste tariefgroepen te werken. In die gevallen zijn de vissersvaartuigen ingedeeld in categorieën waarbij elke categorie een eigen steunbedrag per stilligperiode ontving. In onderhavige subsidiemodule wordt deze werkwijze losgelaten. Hier wordt per vissersvaartuig het economisch verlies berekend. Voordeel van deze werkwijze is dat deze meer toegespitst is op de verliezen van individuele ondernemers. Hierdoor is de subsidiemodule meer flexibel en bestaat er geen risico op overcompensatie.

Termijnen en maximaal subsidiebedrag

Om op grond van de subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten voor subsidie in aanmerking te komen, dient een aanvraag voor subsidieverlening betrekking te hebben op minimaal 35 en maximaal 126 dagen. Het minimum van 35 dagen komt overeen met vijfmaal de stilligperiode en is ingegeven door het feit dat gedurende het jaar vissersvaartuigen vaker enige tijd stilliggen, bijvoorbeeld voor onderhoud. Voorkomen moet worden dat enkel het stopzetten van visserijactiviteiten wordt gesubsidieerd op dagen waarop die activiteiten toch niet zouden plaatsvinden. Het maximum van 126 komt overeen met achttienmaal de stilligperiode en is ingegeven door het belang te voorkomen dat het subsidieplafond al wordt bereikt door het verstrekken van subsidie aan een beperkt aantal vissersvaartuigen. Het moet gaan om aaneengesloten periodes van minimaal zeven dagen, dat wil zeggen 168 uur. De minimumperiode van vijfmaal de stilligperiodes houdt in dat vaartuigen in totaal vijf periodes van 168 aaneengesloten uren stilliggen, dit hoeft geen aansluitende periode van vijf stilligperioden te zijn. Met vissersvaartuigen worden doorgaans slechts gedurende een gedeelte van een stilligperiode visserijactiviteiten uitgevoerd. Ook hier geldt dat voorkomen moet worden dat enkel het stopzetten van visserijactiviteiten wordt gesubsidieerd op dagen waarop die activiteiten toch niet zouden plaatsvinden.

Artikel 2.15. Realisatietermijn

Bij de subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten vindt het stopzetten van de visserijactiviteiten plaats in de periode van 1 januari 2021 tot en met 24 december 2022. De begindatum van 1 januari 2021 is gekozen omdat de bepalingen uit de HSO vanaf dat moment van kracht zijn en vanaf dat moment een direct effect heeft gehad op het voor de Nederlandse vloot beschikbare quotum. De einddatum is vastgesteld op 24 december 2022. De reden hiervoor is dat voor een belangrijk deel van de vloot geldt dat vanaf de Kerst tot en met oudejaarsdag altijd stil wordt gelegen. Daarom is ook de kerstperiode van 2021 uitgezonderd. Deze subsidiemodule wordt opengesteld ruim nadat de stilligtermijn is verstreken (zie artikel 2.17). Hoewel de effecten van de Brexit al sinds begin 2021 door de visserijsector worden gevoeld, is het juridisch kader (op basis waarvan deze subsidiemodule is opgesteld) pas op 8 oktober 2021 gepubliceerd. Een subsidie over een periode die reeds is verstreken is daardoor noodzakelijk.

Artikelen 2.16, 2.18 en 2.19. Informatieverplichtingen bij subsidieaanvraag, afwijzingsgronden en verplichtingen

In artikel 2.16 zijn voor de subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten informatieverplichtingen voor de subsidieontvanger opgenomen, die aanvullend zijn op de algemene informatieverplichtingen uit artikel 1.5 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij. Deze informatieverplichtingen zijn gekoppeld aan de afwijzingsgronden uit artikel 2.18 en in artikel 1.6 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij, alsook aan de verplichtingen uit artikel 2.19.

Bij de toepassing van de voorgaande artikelen is onder meer van belang dat een vissersvaartuig dat over een satellietvolgsysteem beschikt deze tijdens het stilliggen aan moet hebben staan. Dit systeem is verplicht aanwezig op alle vaartuigen die groter zijn dan twaalf meter. Via het volgsysteem kan gecontroleerd worden of het vissersvaartuig daadwerkelijk heeft stilgelegen in de opgegeven periode. Voor schepen die niet beschikbaar over een volgsysteem, geldt dat uit de logboekgegevens blijkt dat er in de stilligperiode geen visserijactiviteiten zijn geregistreerd. Verder moeten zij door middel van een havenmeesterverklaring kunnen aantonen dat zij stilgelegen hebben. In deze verklaring staat het moment van aankomst in de haven, het aantal dagen dat het vaartuig heeft stilgelegen en het moment van vertrek uit de haven. Deze verklaring is ondertekend door zowel de havenmeester als de eigenaar van het vaartuig.

Ook moet de aanvrager een jaaromzet van zijn vissersvaartuig aanleveren. Deze omzetgegevens moeten gevalideerd zijn door een erkende accountant door middel van het invullen van een rapport van feitelijke bevindingen. Hiervoor is een model opgesteld door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Artikel 2.17. Aanvraagperiode en subsidieplafond

Voor de subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten is de openstelling geregeld in artikel 2.17. Hierin is aangegeven in welke periode deze subsidiemodule wordt opengesteld en wat het subsidieplafond bedraagt. Met dit artikel wordt dan ook (overeenkomstig artikel 1.2 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij) de openstelling van deze subsidiemodule vastgesteld om daarmee het aanvragen van de subsidie mogelijk te maken.

Voor deze subsidiemodule loopt de openstellingsperiode van 13 april 2023 tot en met 30 juni 2023. Aanvragen om subsidieverlening kunnen worden ingediend vanaf 9.00 uur op de hiervoor genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de hiervoor genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen (lees: binnengekomen). De datum van binnenkomst is de datum waarop de aanvraag voor subsidieverlening compleet is en ingevolge artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in behandeling kan worden genomen.

Het subsidieplafond is vastgesteld op € 33.000.000. Dit subsidieplafond wordt (overeenkomstig artikel 1.3 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij) verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Door deze wijze van verdeling wordt beoogd de procedure van subsidieverstrekking op een zo efficiënt mogelijke wijze plaats te laten vinden. De verwachting is namelijk dat het aantal binnen deze subsidiemodule passende aanvragen (ruimschoots) binnen het subsidieplafond vallen. Om snel duidelijkheid te geven over de ondersteuning is gekozen voor directe behandeling bij binnenkomst en directe subsidieverlening. Indien op de datum dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangen wordt, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

De beschikking op de aanvraag voor subsidieverlening wordt (overeenkomstig artikel 1.7 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij) gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag voor subsidieverlening. In deze beschikking wordt de subsidie verleend of afgewezen.

Artikel 2.20. Vaststelling subsidie

Bij de subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten wordt uitgegaan van één traject van verlenen en vaststellen. Dat betekent dat een aanvrager eerst stilligt, en daarna een aanvraag indient. De minister beoordeelt de aanvraag, controleert de berekende steun waarop de aanvrager recht heeft en keert deze uit. Deze werkwijze levert een meer gestroomlijnd proces op, waardoor de administratieve lasten voor de aanvrager lager blijven.

Artikel 2.21. Staatssteun

De op grond van de subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten verstrekte subsidie bevat staatssteun die wordt gerechtvaardigd door een goedkeuringsbeschikking van de Europese Commissie. Voor een uitgebreidere toelichting op de staatssteunaspecten wordt verwezen naar paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 2.22. Vervaltermijn

Voor de subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten is in dit artikel een vervaldatum opgenomen. Deze subsidiemodule vervalt met ingang van 1 januari 2024. Hiermee wordt aangesloten bij artikel 3.1, tweede lid, van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij dat bepaalt dat deze regeling (en daarmee ook onderhavige subsidiemodule) vervalt met ingang van 1 januari 2024.

Titel 2.3. Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen
Artikel 2.23. Begripsbepalingen

In artikel 2.23 zijn de begripsbepalingen opgenomen die van toepassing zijn op de subsidiemodule Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen. Deze begripsbepalingen vormen een aanvulling op de algemene begripsbepalingen die zijn opgenomen in artikel 1.1 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij. Artikel 2.23 bevat dan ook specifieke begripsbepalingen die uitsluitend van belang zijn voor de subsidiemodule Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen. Zo zijn de begrippen wateren van Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk afgebakend.

Voor de uitleg van de van toepassing zijnde begripsbepalingen uit de artikelen 1.1 en 2.23 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 2.24.

Artikel 2.24. Subsidieverstrekking

Op grond van de subsidiemodule Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen wordt zogenaamde liquiditeitssubsidie verstrekt aan de eigenaar van een vissersvaartuig, indien: a. er inkomensverlies is bij een vissersvaartuig waarvoor subsidie is aangevraagd en b. dit inkomensverlies een aantoonbaar verband heeft met de Brexit (lees: terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie). Voor de achtergrond bij (de begripsbepaling van) de Brexit wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 1.1. van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij en overweging 5 bij de BAR-verordening.

Ad a. Het inkomensverlies van het desbetreffende vissersvaartuig

Op grond van deze subsidiemodule wordt aan een eigenaar van een vissersvaartuig liquiditeitssubsidie verstrekt voor een vissersvaartuig waarmee inkomensverlies is geleden. Voor de reikwijdte van deze subsidiemodule is dan ook van belang wat onder vissersvaartuig en inkomensverlies wordt verstaan.

Een vissersvaartuig, dat voor subsidie in aanmerking kan komen, is op grond van artikel 1.1 en 2.28, onderdeel c, van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 4, eerste lid, punt 4, van de basisverordening2, dat is ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 4 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 (het Nederlandse visserijregister). De eigenaar van dit vissersvaartuig is (overeenkomstig artikel 1.1 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij) degene onder wiens naam een vissersvaartuig is ingeschreven in het Nederlandse visserijregister. Daarnaast moet het gaan om een vissersvaartuig dat inkomensverlies heeft geleden bij het verrichten van visserijactiviteiten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, punt 28, van de basisverordening die bestaan uit het zoeken naar vis, het te water laten, uitzetten, slepen en ophalen van vistuig, het aan boord halen van de vangst, het overladen, het aan boord houden, het verwerken aan boord, het overbrengen, het kooien, vetmesten en aanlanden van vis en visserijproducten. Zie ook de artikelsgewijze toelichting op artikel 1.1 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij.

Voor het inkomensverlies dat is geleden bij het verrichten van voormelde visserijactiviteiten kan liquiditeitssubsidie verleend worden. Dit inkomensverlies wordt aanwezig geacht indien met het desbetreffende vissersvaartuig in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 (het eerste kwartaal van 2021) 30 procent minder omzet behaald werd ten opzichte van een referentieperiode of de gemiddelde omzet uit vijf referentieperiodes.

  • Allereerst wordt het inkomensverlies aanwezig geacht indien er in het eerste kwartaal van 2021 30 procent minder omzet behaald werd ten opzichte van de referentieperiode 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019 (het eerste kwartaal van 2019), in het geval een vissersvaartuig na 1 januari 2015 was ingeschreven in het visserijregister. Deze referentieperiode wordt voor deze vissersvaartuigen (het meest) representatief geacht, omdat deze zich op hetzelfde moment in het kalenderjaar bevond als het eerste kwartaal van 2021, alsook omdat in deze referentieperioden geen andere bijzondere (externe) redenen voor (eventueel) inkomensverlies aanwezig waren, zoals inkomensverlies door de geldende beperkingen vanwege de uitbraak van het coronavirus (in het eerste kwartaal van 2020) of door de Brexit.

  • Ten tweede wordt het inkomensverlies van vissersvaartuigen aanwezig geacht indien er 30 procent minder omzet behaald werd ten opzichte van de omzet die in de kalenderjaren 2015, 2016 2017, 2018 en 2019 gemiddeld behaald werd over de referentieperiodes van 1 januari tot en met 31 maart, in het geval een vissersvaartuig ten minste vanaf 1 januari 2015 was ingeschreven in het visserijregister. Door het (mede) opnemen van de toetsing van het inkomensverlies aan deze referentieperiodes in de jaren 2015, 2016, 2017, 2018 en 2019 wordt ervoor gezorgd dat ook vissersvaartuigen door deze subsidiemodule ondersteund kunnen worden waarvoor het gemiddelde van de omzet over meerdere kalenderjaren een representatiever beeld geven dan de behaalde omzet in slechts één specifieke referentieperiode.

Welke van de voorgaande twee berekenmethoden gebruikt kan worden, hangt dus af van het tijdstip van inschrijving van het vissersvaartuig in het visserijregister. De te hanteren cijfers voor deze berekenmethoden volgen uit de reeds bij RVO beschikbare cijfers hieromtrent en mogelijke aanvullende documenten van de subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid.

Tot slot moet uit voormelde informatie blijken dat er sprake is van inkomensverlies op het niveau van het vissersvaartuig waarvoor liquiditeitssubsidie is aangevraagd. Er wordt niet gekeken naar het inkomensverlies van de (gehele) visserijonderneming, maar alleen dat van het desbetreffende vissersvaartuig. Een aanvraag om subsidieverlening kan dan ook alleen betrekking hebben op één specifiek vissersvaartuig. Een subsidieaanvrager moet dan ook per vissersvaartuig afzonderlijk een aanvraag om subsidieverlening indienen. Het is wel mogelijk dat een subsidieaanvrager voor verscheidene vissersvaartuigen een afzonderlijke aanvraag om subsidieverlening indient. Om dit te verduidelijken is hieromtrent een bepaling opgenomen in artikel 2.24, tweede lid, waardoor ook een efficiënte afhandeling van de subsidieaanvragen wordt bevorderd en het mogelijk wordt gemaakt om het subsidieplafond overeenkomstig artikel 1.4 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij op volgorde van binnenkomst van de aanvragen te verdelen over de verlies leidende vissersvaartuigen (en dus niet over de visserijondernemingen).

Ad b. Het aantoonbaar verband van inkomensverlies met de Brexit

Nadat het inkomensverlies is vastgesteld moet ook het oorzakelijke verband van het inkomensverlies met de Brexit zijn vastgesteld. Het oorzakelijke verband tussen de Brexit en het geleden inkomensverlies van een vissersvaartuig wordt voor de toepassing van deze subsidiemodule aanwezig geacht indien één of meer van de volgende voorwaarden wordt vervuld.

Allereerst wordt het oorzakelijke verband van het inkomensverlies van een vissersvaartuig met de Brexit aanwezig geacht indien blijkt dat de totale hoeveelheid vis, uitgedrukt in kilogrammen levend gewicht respectievelijk waarde in euro’s, die bij het verrichten van visserijactiviteiten door het desbetreffende vissersvaartuig in 2019 werd aangeland, voor ten minste 20 procent bestond uit zogenaamde visbestanden genoemd in de HSO.

De HSO-bestanden zijn de in bijlage I van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij genoemde vissoorten die zijn gevangen in de bij die vissoorten vermelde wateren. Het gaat hierbij dus om het vaststellen van de verlaging tussen de quota (de hoeveelheid vis dat op een bepaalde locatie gevangen kan /mag worden) die door de Brexit heeft plaatsgevonden in 2021 ten opzichte van het kalenderjaar 2019 (hetzelfde jaar waarin zich de referentieperiode bevindt). In de voormelde bijlage I zijn de quota opgenomen die door de Brexit zijn verlaagd. Het betreft hier zowel de quota van Nederland als de quota van andere lidstaten die zijn verlaagd. Hierdoor tellen ook de vissoorten mee waarvoor de eigenaar van een vissersvaartuig een vangstrecht had geruild met een visser uit een andere lidstaat. Door de verlaging van de quota is er ook namelijk minder ruimte voor dergelijke ruilingen.

De benodigde gegevens om te kunnen toetsen aan het effect van de verlaging van de quota kunnen volgen uit de logboek gegevens of de verkoopdocumenten van het desbetreffende vissersvaartuig. De logboekgegevens betreffen gegevens die door de eigenaar van een (groot) vissersvaartuig worden verstrekt aan RVO op grond van de artikelen 14 en 15 van de controleverordening3, alsook de gegevens die voor (kleine) vissersvaartuigen worden verstrekt aan RVO op grond van artikel 104a van de Uitvoeringsregeling zeevisserij. Uit deze gegevens kan worden afgeleid hoeveel kilo levend gewicht een bepaald vissersvaartuig van een bepaald visbestand (vissoort en locatie waar die gevist wordt) heeft aangeland. De verkoopdocumenten betreffen de gegevens over de verkoop van de gevangen vis door een vissersvaartuig die moeten worden verstrekt op grond van de artikelen 62, 63 en 64 van de controleverordening.

Ten tweede wordt het oorzakelijke verband van het inkomensverlies van een vissersvaartuig met de Brexit aanwezig geacht in het geval blijkt dat met het desbetreffende vissersvaartuig in het kalenderjaar 2019 ten minste in 60 dagen visserijactiviteiten zijn verricht in de territoriale wateren en de exclusieve economische zone van het Verenigd Koninkrijk (de wateren van het Verenigd Koninkrijk). Omdat een vissersvaartuig normaal gesproken gemiddeld tussen de 142 en 180 dagen per jaar visserijactiviteiten verricht, wordt 60 dagen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk als substantieel beschouwd om geraakt te worden door de Brexit (en nieuwe regelgeving die het uitvoeren van visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk bemoeilijkt). Of aan deze voorwaarden voldaan is, kan afgeleid worden uit de bij RVO beschikbare gegevens uit het volgsysteem voor vaartuigen, bedoeld in artikel 9 van de controleverordening.

Ten derde wordt het oorzakelijke verband van het inkomensverlies van een vissersvaartuig met de Brexit aanwezig geacht in het geval blijkt dat voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 16 maart 2021, in tegenstelling tot in de periode van 1 januari 2019 tot en met 16 maart 2019, er op aanvraag van een eigenaar van een vissersvaartuig als bedoeld in onderdeel a geen vismachtiging verleend is voor het met dit vissersvaartuig verrichten van visserijactiviteiten in de territoriale wateren en de exclusieve economische zone van Noorwegen (de wateren van Noorwegen). In het geval deze voorwaarde vervuld is dan wordt het verband van het inkomensverlies met de Brexit aangenomen. De reden hiervoor is dat er in een groot deel van het eerste kwartaal van 2021 (tot en met 16 maart 2021), in tegenstelling tot in het eerste kwartaal van 2019, geen vismachtigingen konden worden afgegeven voor het verrichten van visserijactiviteiten in de wateren van Noorwegen, omdat er destijds nog onderhandelingen liepen over het zogenaamde trilaterale akkoord tussen de lidstaten van de Europese Unie, het Verenigd koninkrijk en Noorwegen betreffende het beheer van gedeelde visbestanden. Door de ondertekening van dit akkoord op 16 maart 2021 konden de vismachtigingen vanaf die datum pas afgegeven worden. Of in voormelde periode aan de subsidieaanvrager in 2019 wel en 2021 niet een vismachtiging verschaft is, moet blijken uit de bij RVO beschikbare bescheiden, in dit geval vismachtigingen als bedoeld in artikel 4, punt 10 van de controleverordening uit het kalenderjaar 2019 en aanvragen hiervan uit het kalenderjaar 2021. In de vismachtiging wordt onder meer bepaald op welke locatie visserijactiviteiten verricht mogen worden en op welke gequoteerde bestanden (lees: vissoorten) mag worden gevist.

Ten vierde wordt het oorzakelijke verband van het inkomensverlies van een vissersvaartuig met de Brexit aanwezig geacht in het geval uit de logboek gegevens van het desbetreffende vissersvaartuig blijkt dat in de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020 ten minste gemiddeld 25 procent van de totale hoeveelheid van de gemiddelde jaarlijkse vangst van Noorse kreeft van dit vissersvaartuig werd gerealiseerd in de wateren van het Verenigd Koninkrijk, ICES deelgebied 4, ten noorden van 53°N (lees: ten noorden van de 53e breedte graad in dit gebied), met het gebruik van dubbele bordentrawls met een maaswijdte van kleiner dan 95 millimeter.

Met dit criterium wordt getoetst aan de verandering van technische eisen die op vissersvaartuigen van toepassing waren bij het vangen van Noorse Kreeft in de periode (direct) voorafgaand aan de Brexit (de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020) ten opzichte van de periode direct na de Brexit (de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021) in specifiek het voormelde (water)gebied van het Verenigd Konikrijk. Voor zover sprake was van visserijactiviteiten met dubbele bordentrawls is per 1 januari 2021 een minimum maaswijdte van 95 mm verplicht in de wateren van het VK, terwijl voorheen een minimale maaswijdte van 80 mm was toegestaan. Als gevolg van de tijd die voor het doorvoeren van de aanpassingen van deze maaswijdte nodig was, zijn de desbetreffende vissersvaartuigen (aan het begin van 2021) tijdelijk belemmerd bij het verrichten van visserijactiviteiten in het voormelde (deel) gebied van de wateren van het Verenigd koninkrijk.

Verder moet deze belemmering, die met de (nieuwe) technische eisen veroorzaakt is, wel substantieel zijn om het verband met de Brexit vast te kunnen stellen. Dit is het geval wanneer in de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020 (de periode voorafgaand aan de Brexit) ten minste gemiddeld 25 procent van de totale hoeveelheid van de gemiddelde jaarlijkse vangst van Noorse kreeft van dit vissersvaartuig (lees: ten minste gemiddeld 25 procent van het gemiddelde van alle vangsten van Noorse Kreeft door dit vissersvaartuig in diverse wateren) werd gerealiseerd in het voormelde gebied met het gebruik van dubbele bordentrawls met een maaswijdte van kleiner dan 95 millimeter.

Artikel 2.25. Hoogte subsidie

In dit artikel is voor de subsidiemodule ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen aangegeven welke steunintensiteiten en welk maximum subsidiebedrag voor de subsidiabele kosten gehanteerd worden.

Uit dit artikel volgt dat de subsidie 50 procent bedraagt van de uitkomst van de berekening van het inkomensverlies verminderd met een eventuele uitkering van een verzekeringsmaatschappij die verleend is of zal worden voor de vergoeding van dit inkomensverlies. Er zal dus eerst berekend moeten worden wat het inkomensverlies is en dit inkomensverlies zal dan verminderd moeten worden met een eventueel te verlenen of verleende uitkering van een verzekeringsmaatschappij die bestemd is voor de vergoeding van dit inkomensverlies. Het bedrag dat uit deze berekening komt, vormen de zogenaamde subsidiabele kosten.

Verder bepaalt dit artikel dat op de voormelde (berekende) subsidiabele kosten een steunintensiteit van 50 procent van toepassing is. Er is gekozen voor een steunintensiteit van 50 procent van de subsidiabele kosten om een substantiële financiële ondersteuning te geven voor het inkomensverlies, zonder dat volledige compensatie van de subsidieaanvrager plaatsvindt. Een eigen bijdrage van 50 procent door de subsidieontvangers wordt passend geacht, omdat dit nog binnen de marges van het algemeen geaccepteerde ondernemersrisico van een visserijonderneming valt.

Ook bepaalt dit artikel dat de liquiditeitssubsidie ten hoogste € 300.000 per vissersvaartuig bedraagt en dat er een maximum geldt van € 900.000 per subsidieaanvrager indien er voor meerdere vaartuigen subsidie wordt gevraagd. Ook is in artikel 2.28, onderdeel b, geregeld dat alleen subsidie wordt verstrekt indien het subsidiebedrag minimaal € 15.000 is. Door het gebruik van deze minimum en maximum subsidiebedragen kunnen de administratieve lasten en uitvoeringslasten van de subsidiemodule beperkt blijven. Ook is er gekozen voor deze maximum en minimumsubsidiebedragen zodat in voldoende mate de meest getroffen subsidieaanvragers ondersteund kunnen worden, zonder dat door één of meer subsidieaanvragers het subsidieplafond (grotendeels) wordt gebruikt.

Gelet op de maximale subsidiepercentages en bedragen kan de subsidie voor het inkomensverlies over het eerste kwartaal van 2021 ten hoogste € 300.000 van een inkomensverlies van € 600.000 of meer bedragen en ten minste € 15.000 van een inkomensverlies van ten minste € 30.000 bedragen, voor zover dit inkomensverlies niet verminderd hoeft te worden met een eventuele uitkering van een verzekeringsmaatschappij.

Artikel 2.26. Informatieverplichtingen bij de aanvraag om subsidieverlening

Dit artikel bevat de specifieke informatieverplichtingen die, in aanvulling op de algemene informatieverplichtingen uit artikel 1.5 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij, van toepassing zijn op de subsidiemodule ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen.

a. Algemene informatieverplichtingen (artikel 1.5 in relatie met artikel 2.26)

In artikel 1.5 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij zijn informatieverplichtingen opgenomen ten aanzien van de gegevens die de subsidieaanvraag moet bevatten of waarvan deze vergezeld dient te gaan. Het betreft hier de minimale informatievereisten over de subsidieaanvrager en het vissersvaartuig, die nodig zijn om de aanvraag te kunnen behandelen. Zo wordt bepaald dat een aanvraag om subsidie het CFR-nummer van het betreffende vissersvaartuig moet bevatten. Op grond van artikel 1.1 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij is het CFR-nummer het unieke identificatienummer van een vissersvaartuig van de Europese Unie. Met dit nummer kan geverifieerd worden of een vissersvaartuig in het Nederlandse visserijregister is ingeschreven (lees: onder Nederlandse vlag vaart), wat van belang is om te voldoen aan de voorwaarden opgenomen in artikel 2.28, onderdeel c, van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij. Daarnaast zijn ook de gegevens nodig die worden genoemd in artikel 14, eerste lid, onder f, en punt 4, onder a, van bijlage III bij de BAR-verordening. Voor de achtergrond wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 1.5 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij.

b. Specifieke informatieverplichtingen (artikel 2.26)

Aanvullend op artikel 1.5 bepaalt artikel 2.26 dat een aanvraag om subsidieverlening beknopte informatie moet bevatten waaruit volgt aan welke voorwaarde of voorwaarden voldaan wordt betreffende het oorzakelijke verband tussen het inkomensverlies en de Brexit. Het gaat hierbij dus om summiere informatie in de aanvraag tot subsidieverlening (lees: een beknopte omschrijving in het aanvraagformulier) die duidelijk moet maken welke (bij RVO) beschikbare gegevens geraadpleegd moeten worden bij de beoordeling van de vervulling van één (of meer) van deze voorwaarden, zoals logboekgegevens, verkoopdocumenten, gegevens uit het volgsysteem vaartuigen of (aanvragen voor) visvergunningen en/of vismachtigingen. Voor wat deze voorwaarden behelzen wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 2.24, eerste lid, onderdeel b.

Ook moet de aanvraag tot subsidieverlening een verklaring van de subsidieaanvrager bevatten over of er een uitkering door een verzekeringsmaatschappij is verleend of naar verwachting zal worden verleend voor de vergoeding van het inkomensverlies, bedoeld in artikel 2.24, eerste lid, onderdeel a, en, voor zo ver van toepassing, wat de hoogte van deze uitkering bedraagt respectievelijk naar verwachting zou bedragen. Deze gegevens zijn nodig om de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 2.25, eerste lid, te kunnen berekenen.

Verder moet een aanvraag om subsidieverlening vergezeld gaan van een aantal documenten. Zo moet een aanvraag om subsidieverlening vergezeld gaan van een rapport van feitelijke bevindingen dat is opgesteld door een erkende accountant en gebruikt kan worden bij de beoordeling van de voorwaarde als bedoeld in artikel 2.24, eerste lid, onderdeel a, aanhef en subonderdeel 1° of 2°, waaruit ten minste blijkt welke omzet bij het verrichten van visserijactiviteiten met dit vissersvaartuig behaald werd in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 en (1°) welke omzet behaald werd in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019, in het geval een vissersvaartuig na 1 januari 2015 was ingeschreven in het visserijregister of (2°) welke omzet in de kalenderjaren 2015, 2016, 2017, 2018 en 2019 gemiddeld behaald werd in de periode van 1 januari tot en met 31 maart, in het geval een vissersvaartuig tenminste vanaf 1 januari 2015 was ingeschreven in het visserijregister. Daarnaast moet een aanvraag om subsidieverlening vergezeld gaan van verkoopdocumenten, waaruit volgt dat het desbetreffende vissersvaartuig voldoet aan de voorwaarde van inkomensverlies als bedoeld in artikel 2.24, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1°. Deze informatie is bestemd voor de onderbouwing van de mate waarin deze voorwaarde voor inkomensverlies vervuld is. Deze informatieplicht is dus alleen van toepassing voor zover niet uit de beschikbare logboek gegevens afgeleid zou kunnen worden of aan deze voorwaarde voldaan wordt. Voor wat deze voorwaarde behelst wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 2.24, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1°.

Tot slot is van belang dat een aanvraag om subsidieverlening ingediend moet worden met gebruikmaking van een middel (tool) dat door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beschikbaar wordt gesteld, bestaande uit een formulier dat beschikbaar is via het e-loket op RVO.nl.

Artikel 2.27. Aanvraagperiode voor de aanvraag om subsidie en subsidieplafond

Voor de subsidiemodule ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen is de openstelling geregeld in artikel 2.27. Hierin is aangegeven in welke periode deze subsidiemodule wordt opengesteld en wat het subsidieplafond bedraagt. Met dit artikel wordt dan ook (overeenkomstig artikel 1.2 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij) de openstelling van deze subsidiemodule vastgesteld om daarmee het aanvragen van de subsidie mogelijk te maken.

Voor deze subsidiemodule loopt de openstellingsperiode van 13 april 2023 tot en met 30 juni 2023. Aanvragen om subsidieverlening kunnen worden ingediend vanaf 9.00 uur op de hiervoor genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de hiervoor genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen (lees: binnengekomen). De datum van binnenkomst is de datum waarop de aanvraag voor subsidieverlening compleet is en ingevolge artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in behandeling kan worden genomen.

Het subsidieplafond is vastgesteld op € 12.000.000. Dit subsidieplafond wordt (overeenkomstig artikel 1.3 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij) verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Door deze wijze van verdeling wordt beoogd de procedure van subsidieverstrekking op een zo efficiënt mogelijke wijze plaats te laten vinden. De verwachting is namelijk dat het aantal binnen deze subsidiemodule passende aanvragen (ruimschoots) binnen het subsidieplafond vallen. Om snel duidelijkheid te geven over de ondersteuning voor het geleden inkomensverlies is gekozen voor directe behandeling bij binnenkomst en directe subsidieverlening bij gebleken inkomensverlies door de Brexit. Indien op de datum dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangen wordt, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

De beschikking op de aanvraag voor subsidieverlening wordt (overeenkomstig artikel 1.7 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij) gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag voor subsidieverlening. In deze beschikking wordt de subsidie verleend of afgewezen.

Artikel 2.28. Afwijzingsgronden

Voor de subsidiemodule ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen bevat dit artikel de afwijzingsgronden die, in aanvulling op de afwijzingsgronden uit artikel 1.6 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij Brexit van toepassing zijn.

a. Algemene afwijzingsgronden (artikel 1.6 in relatie met artikel 2.28)

In artikel 1.6 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij zijn de algemene afwijzingsgronden opgenomen. Zo wordt de aanvraag voor subsidie afgewezen in het geval deze aanvraag niet voldoet aan de regels die aan het indienen van de aanvraag worden gesteld, de subsidieaanvrager een onderneming in stand houdt die in moeilijkheden is of tegen wie nog een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in de groepsvrijstellingsverordening visserij, de aanvrager niet ontvankelijk is voor steun ingevolge artikel 11 van de EMFAF-verordening4 of wanneer het onaannemelijk wordt geacht dat de subsidieaanvrager zal voldoen aan de algemene verplichtingen die volgen uit artikel 1.8 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij. Voor de achtergrond van deze afwijzingsgronden wordt verwezen na de artikelsgewijze toelichting op artikel 1.6 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij.

b. Specifieke afwijzingsgronden (artikel 2.28)

Aanvullend op de voorgaande algemene afwijzingsgronden bevat artikel 2.28 specifieke afwijzingsgronden die alleen van toepassing zijn op de subsidiemodule Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen.

Allereerst wordt de subsidieaanvraag afgewezen, indien de aanvraag om subsidie betrekking heeft op een vissersvaartuig waarvoor (voor dezelfde periode) zogenaamde saneringssubsidie of stilligsubsidie is verleend op grond van de subsidiemodule Ondersteuning voor de sanering van vissersvaartuigen of de subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten, opgenomen in titel 2.1 respectievelijk 2.2 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij. Op deze wijze wordt ongewenste en dubbele subsidiëring voorkomen.

Op het moment dat er een aanvraag voor liquiditeitssubsidie ingediend wordt, kan er namelijk reeds saneringssubsidie verleend zijn, die bestaat uit een tegemoetkoming voor de kosten en de verliezen die gepaard gaan met het definitief stopzetten van visserijactiviteiten van het desbetreffende vissersvaartuig. In dat geval is het ongewenst om nog liquiditeitssubsidie te verlenen voor het continueren van visserijactiviteiten, omdat de beëindiging van deze visserijactiviteiten dan al via de saneringssubsidie gesubsidieerd is.

Ook wordt overlap van de liquiditeitssubsidie met de stilligsubsidie in het eerste kwartaal van 2021 voorkomen. De stillig-subsidie is bestemd voor een tegemoetkoming voor de kosten en de verliezen die gepaard gaan met het tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten (via het stilliggen van het desbetreffende vissersvaartuig in onder meer het kalenderjaar 2021). De liquiditeitssubsidie is echter bestemd voor alle vissersvaartuigen die in het eerste kwartaal van 2021 inkomensverlies hebben geleden als gevolg van de Brexit (ongeacht of deze vissersvaartuigen wel of niet hebben stilgelegen). Met voormelde afwijzingsgrond wordt voorkomen dat dubbele subsidiëring voor het eerste kwartaal van 2021 plaatsvindt. Er is geen afwijzingsgrond opgenomen voor het geval waarin stillig subsidie voor andere periodes verleend is, omdat de liquiditeitssubsidie alleen voor het eerste kwartaal van 2021 bestemd is.

Ten tweede wordt de subsidieaanvraag afgewezen, indien de aanvraag om subsidie betrekking heeft op een vissersvaartuig waarvoor al eerder liquiditeitssubsidie is verleend op grond van de subsidiemodule Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen. Hiermee wordt voorkomen dat voor hetzelfde vissersvaartuig meerdere malen liquiditeitssubsidie verleend zou moeten worden. Van belang is dat per vissersvaartuig op grond van artikel 2.24 slechts één aanvraag voor subsidie kan worden ingediend, die op grond van artikel 1.7 van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst. Wanneer een aanvraag om subsidie betreffende een bepaald vissersvaartuig gehonoreerd wordt, zal een latere aanvraag voor subsidie voor datzelfde vissersvaartuig dus zonder meer worden afgewezen.

Ten derde wordt de subsidieaanvraag afgewezen indien de te verlenen liquiditeitssubsidie minder dan € 15.000 per vissersvaartuig zou bedragen. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd dat alleen het inkomensverlies van een vissersvaartuig voor subsidie in aanmerking komt wanneer dit inkomensverlies substantieel is.

Ten vierde wordt de subsidieaanvraag afgewezen indien de aanvraag om subsidieverlening betrekking heeft op een vissersvaartuig dat volgens deze aanvraag zou voldoen aan één van de voorwaarden van inkomensverlies en dat niet was geregistreerd in het Nederlandse visserijregister in de periode (1°) van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2021 respectievelijk (2°) van 1 januari 2015 tot en met 31 maart 2021. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd dat alleen vissersvaartuigen die in de toepasselijke referentieperiodes actief waren voor subsidie in aanmerking komen. Zie voor de achtergrond de toelichting op artikel 2.24, eerste lid, onderdeel a.

Artikel 2.29. Vaststelling subsidie

In dit artikel is voor de subsidiemodule ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen een (afwijkende) bepaling over (de informatieverplichtingen) voor de aanvraag voor subsidievaststelling opgenomen. In de meeste subsidieregelingen is het gebruikelijk dat de subsidieontvanger zijn aanvraag voor subsidievaststelling in moet dienen binnen een bij ministeriële regeling bepaalde termijn na het tijdstip waarop de subsidiabele activiteiten moeten zijn voltooid. Hierna wordt deze aanvraag voor subsidievaststelling normaal gesproken beoordeeld en vastgesteld. In artikel 2.29 is echter gekozen voor een (afwijkende) andere procedure voor de subsidievaststelling, waarbij de beschikking tot subsidieverlening tevens de subsidievaststelling inhoudt. Van deze (afwijkende) procedure is gebruik gemaakt, omdat het desbetreffende inkomensverlies van het vissersvaartuig al heeft plaatsgevonden op het moment dat de aanvraag voor subsidieverlening wordt ingediend. Voor een eigenaar van een vissersvaartuig geldt dus dat de aanvraag om subsidieverlening (ook mede) wordt aangemerkt als aanvraag voor subsidievaststelling, zodat de administratieve lasten voor de subsidieaanvrager zo gering mogelijk kunnen blijven.

Artikel 2.30. Staatssteun

De op grond van de subsidiemodule ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen te Verstrekken subsidie bevat staatssteun die wordt gerechtvaardigd door een goedkeuringsbeschikking van de Europese Commissie. Voor een uitgebreidere toelichting op de staatssteunaspecten wordt verwezen naar paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 2.31. Vervaltermijn

Voor de subsidiemodule Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen is in dit artikel een vervaldatum opgenomen. Deze subsidiemodule vervalt met ingang van 1 januari 2024. Hiermee wordt aangesloten bij artikel 3.1, tweede lid, van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij dat bepaalt dat deze regeling (en daarmee ook onderhavige subsidiemodule) vervalt met ingang van 1 januari 2024.

Onderdeel B (Bijlage I)

Met artikel I, onderdeel B, is het opschrift van Bijlage I van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij aangepast. Met deze aanpassing wordt ervoor gezorgd dat Bijlage I (naast op artikel 2.2, tweede lid, onderdeel a,) ook van toepassing is op de toetsing van de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in artikelen 2.13, derde lid, onderdeel b, subonderdelen 1° en 2°, en 2.24, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1°, van de subsidiemodule Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten respectievelijk de subsidiemodule Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen. Zie voor de verdere achtergrond de artikelsgewijze toelichting op artikelen 2.13, derde lid, onderdeel b, subonderdelen 1° en 2°, en 2.24, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1°.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 13 april 2023. Met deze inwerkingtredingsdatum wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat wordt in dit geval gerechtvaardigd omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling.

Met deze wijzigingsregeling worden de subsidiemodules Ondersteuning tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten en Ondersteuning voor inkomensverlies van vissersvaartuigen ingevoerd en opengesteld. Hierdoor kunnen de gebruikers van deze subsidiemodule spoedig (vanaf 13 april 2023) subsidieaanvragen indienen. Het vasthouden aan de systematiek van de vaste verandermomenten zou hebben betekend dat subsidieaanvragen pas vanaf 1 juli 2023 ingediend hadden kunnen worden, in plaats van 13 april 2023.

Tot slot hebben de gebruikers van deze subsidiemodules voldoende tijd om aanvragen voor te bereiden en in te dienen, omdat deze subsidiemodules worden opengesteld van 13 april 2023 tot en met 30 juni 2023.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Klok, A., Mol, A., Zaalmink, W. (2020). Kosten- en opbrengstenstructuur Nederlandse Kottersector, raadpleegbaar via https://edepot.wur.nl/521034.

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2013, L 354).

X Noot
3

Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PbEU 2009, L 343).

X Noot
4

Verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 2017/1004 (PbEU 2021, L 247).

Naar boven