Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2023, 8526 | overige overheidsinformatie |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2023, 8526 | overige overheidsinformatie |
Titel: Overeenkomst Planuitwerkingsfase Gebiedsontwikkeling Groene Rivier Well
Onderwerp: Bestuursovereenkomst Planuitwerkingsfase
Zaaknummer: 2022-Z7516
Versie: Definitieve versie
documentnr.: WLDOC-229189160-48641
|
Artikel 1. |
Doel van de Overeenkomst |
2 |
|
Artikel 2. |
Het Project |
3 |
|
Artikel 3. |
Planuitwerkingsfase |
5 |
|
Artikel 4. |
Planning |
7 |
|
Artikel 5. |
Financiële afspraken |
7 |
|
Artikel 6. |
Risicoverdeling tussen Partijen |
9 |
|
Artikel 7. |
Projectorganisatie en Sturing |
10 |
|
Artikel 8. |
Marktbenadering |
11 |
|
Artikel 9. |
Realisatiefase |
11 |
|
Artikel 10. |
Eigendom, Beheer en onderhoud |
11 |
|
Artikel 11. |
Communicatie |
12 |
|
Artikel 12. |
Aanvullen en/of wijzigen van de Overeenkomst |
12 |
|
Artikel 13. |
Looptijd en beëindiging van de overeenkomst |
12 |
|
Artikel 14. |
Toetredingsregeling |
12 |
|
Artikel 15. |
Geschillen |
13 |
|
Artikel 16. |
Ongeldigheid |
13 |
|
Artikel 17. |
Ontbinding |
13 |
|
Artikel 18. |
Opzegging |
13 |
|
Artikel 19. |
Onvoorziene omstandigheden |
13 |
|
Artikel 20. |
Inwerkingtreding |
14 |
|
Artikel 21. |
Publicatie |
14 |
|
Artikel 22. |
Bijlagen |
14 |
|
Artikel 23. |
Toepasselijk recht |
14 |
|
Bijlage 1: Definities |
15 |
|
|
Bijlage 2: Projectkaart |
17 |
|
1. De Staat der Nederlanden, zetelend te ’s-Gravenhage,
en (voor zover het haar publiekrechtelijke bevoegdheden betreft) de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, vertegenwoordigd door de heer M.G.J. Harbers,
hierna aangeduid als: “het Rijk” of “de Minister”;
2. Waterschap Limburg, zetelend te Roermond,
en (voor zover het haar publiekrechtelijke bevoegdheden betreft) het dagelijks bestuur van het Waterschap Limburg, handelend als bestuursorgaan, vertegenwoordigd door de heer mr. J.H.G.M. Teeuwen, ter uitvoering van het besluit van het Dagelijks Bestuur van 31 januari 2023,
hierna aangeduid als: “het Waterschap”;
3. Provincie Limburg, zetelend te Maastricht,
en (voor zover het haar publiekrechtelijke bevoegdheden betreft) het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg, handelend als bestuursorgaan, vertegenwoordigd door mevrouw C.W.J.M Roefs, ter uitvoering van het besluit van gedeputeerde staten van Limburg d.d. 8 februari 2023,
hierna aangeduid als: “de Provincie”;
4. De gemeente Bergen, zetelend te Nieuw Bergen,
en (voor zover het haar publiekrechtelijke bevoegdheden betreft) het college van burgemeester en Wethouders, handelend als bestuursorgaan, vertegenwoordigd door de heer drs. A. Splinter, wethouder Ruimte en Financiën, handelend ter uitvoering van het besluit van college van burgemeester en Wethouders d.d 29 november 2022,
hierna aangeduid als: “de gemeente Bergen;
Alle partijen worden hierna gezamenlijk aangeduid als: “Partijen”.
Elke partij afzonderlijk, hierna te noemen: “Partij”.
Partijen nemen het volgende in aanmerking:
In het plangebied komen een aantal opgaven samen:
− Het plangebied speelt een belangrijke rol bij het bergen en afvoeren van hoog water, de zgn. systeemwerking. De keringen voldoen niet aan de in 2017 op grond van de Waterwet gestelde norm van 1:100 en moeten versterkt worden. Met de dijkversterking moet deze systeemwerking zoveel mogelijk worden behouden en verbeterd.
− Naast de tracékeuze voor de dijken is de systeemwerking ook gebaat bij het opheffen van de blokkerende werking van de provinciale weg, het aanpassen van de hoogteligging van maaiveld en infra en door wijzigingen in het landgebruik.
− De Wellse Molenbeek moet worden heringericht om deze ecologisch beter te laten functioneren;
− Gebiedskwaliteiten, oppervlaktewater en biodiversiteit in het gebied vragen om verbetering onder meer door de realisatie van kwelnatuur;
− Het Natuurgebied de Band moet qua landschappelijke inrichting, natuurwaarden én hydraulische werking worden opgewaardeerd;
− Dijkversterkingen en rivierverruimingen kennen vanwege grondtransport een grote CO2 footprint. Gezien de klimaatdoelstellingen is de ambitie is om deze footprint zoveel mogelijk te beperken;
− Het is de ambitie om de landbouw in het gehele Plangebied om te vormen naar natuur-inclusieve landbouw en om maatregelen met een bij de historie, landschappelijke en ecologische waarden passende ruimtelijke kwaliteit tot stand te brengen.
Partijen hebben, met inachtneming van de hiervoor vermelde opgaven en uitgangspunten, daarom het volgende besloten:
− Met de maatregelen geven Partijen invulling aan het advies van de Deltacommissaris van 9 juni 2021, waarin onder meer het volgende staat: ‘dat het waterschap, gemeenten, provincie en Rijkwaterstaat er in overleg met bewoners voor zorgen dat de impact van de keringen langs de Maas zo gering mogelijk is en waar nodig slimme en innovatieve oplossingen zoeken om ze zo goed mogelijk in te passen’;
− De volgende doelstellingen gelijktijdig en gezamenlijk in de uitvoering te combineren en hiermee maatschappelijke meerwaarde te bereiken:
a. Het realiseren van waterveiligheid door versterken, aanleggen en verleggen van primaire keringen, zodanig dat tenminste de ten tijde van ondertekening van deze Overeenkomst wettelijke veiligheidsnorm (1:100) wordt gerealiseerd aangevuld met maatwerkbescherming van het Kasteel en De Kamp;
b. Verbeteren van de systeemwerking van de Maas door aanvullend behoud van 85 ha rivierbed (inspanningsverplichting), zodat in totaal sprake is van 135 ha rivierbed in het Plangebied, en realisatie van circa 17 cm waterstanddaling (inspanningsverplichting) ter hoogte van rivier tussen km 131 en 132 (Well dorp);
c. Verbeteren van het ecologisch functioneren van de Molenbeek en haar oevers door de loop, oevers en monding een natuurlijker karakter te geven en daarmee de biodiversiteit te verhogen;
d. Gebiedskwaliteiten c.q. Ruimtelijke Kwaliteit behouden en verbeteren, door de landschappelijke herkenbaarheid, samenhang, cultuurhistorische identiteit en soortenrijkdom in het gebied te verbeteren;
e. Versterken van de gebruiks- en belevingswaarde voor bewoners en bezoekers door o.a. het verbeteren van de toegankelijkheid in het Plangebied;
f. Duurzaamheid in realisatie en beheer, door o.a. gebruik te maken van en voort te bouwen op de bestaande gebiedskwaliteiten, de toepassing van gebiedseigen grond, robuuste waterkeringen en transformatie naar natuurinclusieve voedselproductie;
− Op basis van de hiervoor vermelde opgaven en uitgangspunten werken Partijen in het Project samen aan een waterveilige en aantrekkelijk ingerichte Maasvallei;
− Partijen realiseren één samenhangende gebiedsinrichting door middel van één integrale scope, op basis van hetgeen is beschreven in de Integrale Nota VKA Gebiedsontwikkeling Well en weergegeven op de kaart in Bijlage 2. Partijen werken daarbij aan de hand van de Leidende Principes;
− Partijen onderkennen en benutten daarbij mogelijke synergievoordelen.
Partijen komen het volgende overeen:
1. De samenwerking van Partijen heeft als doel om te komen tot een gezamenlijk en integraal Project. Deze Overeenkomst heeft daarbij betrekking op de Planuitwerkingsfase met, waar nodig, een doorkijk naar de Realisatiefase.
2. Resultaten van de samenwerking in de Planuitwerkingsfase zijn in ieder geval:
a. Een haalbare en betaalbare, integrale planuitwerking die geschikt is voor aanbesteding en invulling geeft aan de geformuleerde doelstellingen;
b. Vaststelling van de benodigde publiekrechtelijke besluiten (nader omschreven in artikel 3 Planuitwerkingsfase);
c. Een Projectbeslissing die voldoet aan de voorwaarden uit het geldende MIRT-spelregelkader en/of aangevuld met afspraken waarom afgeweken kan worden van deze voorwaarden;
d. Een beschikking door de landelijke programmadirectie HWBP namens de Minister voor een financiële bijdrage aan de Realisatiefase van de voor het hoogwaterbeschermingsprogramma relevante onderdelen van de scope;
e. Een door Partijen gedragen wijze van marktbenadering voor de Realisatiefase;
f. Een uitvraag die gereed is voor aanbesteding ten behoeve van de realisatiefase (aanbestedingsleidra(a)d(en), realisatieovereenkomst(en)).
3. Doel van deze overeenkomst is:
a. Maken van afspraken over de uit te voeren Planuitwerkingfase, de resultaten, de taken en verantwoordelijkheden van Partijen, de aansturing van het Project en de risicoverdeling in de Planuitwerkingsfase;
b. Maken van afspraken over de randvoorwaarden voor de Realisatiefase van het Project, een doorkijk naar de daadwerkelijke financiële haalbaarheid en bekostiging van Realisatiefase en de daarbij behorende risicoverdeling.
1. Partijen geven gelijktijdig, gezamenlijk en integraal invulling aan de opgaven om in één integraal project tot maatschappelijke meerwaarde te komen vanuit het principe: Alle overheden samen, één integraal ontwerp, in één keer goed. Uitgaande van de technische uitgangspunten voor de dijkversterking op grond van de Waterwet en het door het Algemeen Bestuur van het Waterschap vastgesteld beleid en overeenkomstig de toekomstverwachting m.b.t. (met de kennis van nu) te verwachten klimaatveranderingen.
2. Het Project is gebaseerd op en wordt gerealiseerd aan de hand van de Leidende Principes.
3. De bijdrage van De Minister aan het Project betreft het treffen van alle met de verbetering van de systeemwerking samenhangende maatregelen.
i. Deze maatregelen omvatten kort weergegeven:
○ Behoud van 85 ha rivierbed (inspanningsverplichting), zodat in totaal sprake is van 135 ha rivierbed, en realisatie van circa 17 cm waterstanddaling (inspanningsverplichting) ter hoogte van tussen rivier km 131 en 132 (Well dorp), concreet ingevuld door onder meer de verder onder i. vermelde maatregelen;
○ Het verleggen van primaire keringen ten behoeve van een betere systeemwerking;
○ De maatregelen benodigd voor de totstandkoming van een compact eiland Elsteren, waaronder grondaankoop, afwaardering en sloop panden (gedeelde verantwoordelijkheid met de gemeente);
○ De realisatie van een verlengde brug in de N270 en alle bijbehorende aanpassingen aan de infra en het ‘nat profiel’ onder de brug, waaronder instroom, bodem- en oeververdedigingen etc., m.u.v. de onderdelen die gepaard gaan met groot onderhoud (asfaltlaag);
○ Aanpassing van de gemeentelijke infrastructuur ten behoeve van een betere doorstroming van het rivierwater m.u.v. de onderdelen die gepaard gaan met het groot onderhoud (reconstructie);
○ Realisatie van maaiveldverlagingen;
○ Realisatie van maatwerkbescherming rond het Kasteel Well;
○ Herinrichting van natuurgebied de Band, rekening houdend met de ten tijde van ondertekening van deze Overeenkomst bestaande natuurwaarden;
○ Het amoveren van keringen die hun functie verliezen als gevolg van de Systeemwerkingsmaatregel.
ii. Daarvoor stelt De Minister het volgende ter beschikking:
○ De in artikel 5 (Financiële afspraken) vermelde bedragen;
○ De bij haar in eigendom zijnde gronden ten behoeve van de realisatie van het werk. Ten tijde van het sluiten van deze Overeenkomst gaat dit om de gronden van natuurgebied de Band;
○ De bodembestanddelen uit natuurgebied de Band.
4. De bijdrage van het Waterschap aan het Project betreft de maatregelen die verband houden met de realisatie en/of versterking van de primaire keringen en maatregelen voor realisatie van de nieuwe beekloop.
i. Deze maatregelen omvatten kort weergegeven:
○ De realisatie van alle keringen die niet vanwege de systeemwerking worden verlegd te weten: aan de Maaszijde van Oud Well, de Maaszijde van Elsteren en bij ’t Leuken, inclusief de daarbij behorende raakvlakken;
○ De realisatie van maatwerkbescherming rond de Kamp inclusief een eventuele evacuatieroute wanneer blijkt dat een evacuatieroute over de kering noodzakelijk is;
○ Het amoveren van keringen die hun functie verliezen als gevolg van de dijkversterkingsmaatregelen;
○ Realisatie nieuwe beekloop en monding in het toekomstige Maaspark Well;
○ Grondverwerving en schadeafwikkeling t.b.v. dijkversterking en de realisatie van de nieuwe beekloop.
ii. Daarvoor stelt het Waterschap het volgende ter beschikking:
○ De in artikel 5 (Financiële afspraken) vermelde bedragen;
○ De gronden in eigendom van het Waterschap die voor de realisatie van het project noodzakelijk zijn, in het bijzonder de dijktracés die als gevolg van de realisatie van de Systeemwerkingsmaatregelen hun functie verliezen;
○ De bodembestanddelen die vrijkomen bij de beekaanleg.
5. De bijdrage van de Provincie betreft het verbeteren van de integrale ruimtelijke kwaliteit met het oog op het groene karakter, landschappelijke identiteit, het visueel-ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch erfgoed, het reliëf en/of ruimte voor water en waterberging.
i. Deze verantwoordelijkheden hebben betrekking op verbeteringen en (delen van) ingrepen waar de bijdragen van de Minister en het Waterschap niet in voorzien, waaronder verrijkingen van of met betrekking tot:
○ Het dijkontwerp zoals de natuurbuffer van de steilrandkering;
○ De inpassing van het kasteel Well in de Groene Rivier;
○ Het kwelgebied in relatie tot waterberging en droogtebestrijding;
○ Kwalitatief inrichten van de Band, voor zover ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd die aanvullend is op de sober en doelmatig gerealiseerde waterveiligheidsopgave;
○ Het beekdalontwerp met het oog op integrale ruimtelijke kwaliteit;
○ De landschappelijke identiteit en herkenbaarheid;
○ De maaiveldverlaging ten behoeve van meer gradiënten met het oog op hogere natuurwaarden;
○ Borging van het visueel-ruimtelijk karakter cultuurhistorische waarden van de dorpskern Oud-Well1;
○ De toeristisch recreatieve ontsluiting met het oog op het beter kunnen beleven van het gebied;
○ Het realiseren van de doelstellingen op het gebied van natuurinclusieve landbouw en klimaatadaptatie.
ii. Daarvoor stelt de Provincie het volgende ter beschikking:
○ De in artikel 5 (Financiële afspraken) vermelde bedragen;
○ Bijdragen aan de brug voor een grotere doorstroombaarheid in de provinciale weg N270 voor zover deze gepaard gaan met het voorziene groot onderhoud;
○ Het doen van nader onderzoek naar ruimere bijdrage t.b.v. het opwaarderen van meekoppelkansen en het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit.
6. De gemeente initieert de realisatie van een toekomstig natuurinclusief landbouwgebied en aanvullende verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit waarin andere projectpartners vanuit hun verantwoordelijkheid redelijkerwijs niet kunnen voorzien.
a. Dit heeft onder meer betrekking op:
○ De maatregelen benodigd voor de totstandkoming van een compact eiland Elsteren, waaronder grondaankoop, afwaardering en sloop van de panden en opstallen die hun functie verliezen (gedeelde verantwoordelijkheid met de Minister);
○ Verantwoordelijkheid voor de bewaking van het projectbelang bij raakvlakken met gemeentelijke projecten waaronder Maaspark Well en aanpassing infrastructuur en woningbouwontwikkeling rond Blueberry Garden.
b. Daarom stelt de gemeente het volgende ter beschikking:
○ De in artikel 5 vermelde bijdrage ter hoogte van € 2.250.000 wordt ingezet ten behoeve van de aankoop voor de kleinere dijkring Elsteren en sloop van de panden;
○ Het deel van de voormelde middelen die niet ten behoeve van de aankoop Elsteren en sloop van de panden hoeft te worden ingezet in verband met daadwerkelijke verwervingskosten en co-financiering van de Minister blijft beschikbaar voor het Project;
○ De gronden die in eigendom zijn van de gemeente;
○ Verwerving en bekostiging van de benodigde gronden van Blueberry Garden;
○ De realisatie van landschapselementen, heggen en hagen;
○ De bekostiging van de aanpassing van de infrastructuur die noodzakelijk is vanuit de herstructureringsopgave / groot onderhoud van deze wegen;
○ Beschikbaar stellen van bodembestanddelen die vrijkomen op alle huidige of nog te verwerven gemeentelijke percelen;
○ Inzet van een medewerker van de gemeente op het Project.
7. Tenzij uitdrukkelijk anders wordt overeengekomen, vindt ten aanzien van hetgeen door Partijen op grond van het voorgaande lid ter beschikking wordt gesteld, geen andere financiële verrekening plaats dan de in artikel 5 opgenomen bedragen.
8. De voorgaande verplichtingen worden in de Planuitwerkingsfase verder geconcretiseerd en ingevuld. Partijen leggen deze nadere concretisering in de Realisatieovereenkomst vast.
1. De ondertekening van deze Overeenkomst markeert de start van de Planuitwerkingsfase.
2. In deze Planuitwerkingsfase werken Partijen het Voorkeursalternatief voor het Project nader uit. De fase eindigt als de voor de realisatie van het Project benodigde publiekrechtelijke besluiten zijn vastgesteld en de wijze waarop de Realisatiefase van het Project vorm krijgt is vastgelegd in een Realisatieovereenkomst.
3. Iedere Partij draagt binnen zijn eigen (wettelijke) taken, (wettelijke) verantwoordelijkheden en (wettelijke) bevoegdheden en mogelijkheden bij aan de werkzaamheden gedurende en ten behoeve van de Planuitwerkingsfase en zet daarvoor de benodigde eigen capaciteit en/of middelen in. Ten aanzien van de in dit artikellid bedoelde inzet vindt geen onderlinge verrekening plaats. Deze is dus ook geen onderdeel van de in artikel 2 en 5 genoemde bijdragen van Partijen.
4. Partijen spannen zich in om publiekrechtelijke en privaatrechtelijke medewerking voortvarend te verkrijgen en/of te verlenen, onverminderd de publieke (wettelijke) taken en verantwoordelijkheden van Partijen, met inachtneming van wettelijke procedures en beginselen van behoorlijk bestuur.
5. Partijen dragen zorg voor noodzakelijke volmacht en/of mandatering om de in lid 8 beschreven verantwoordelijkheden, in het bijzonder de trekkende rol van het Waterschap, mogelijk te maken.
6. De medewerking, zoals benoemd in het vierde lid, heeft betrekking op in ieder geval:
a. (Herziening of wijzigingen van) bestemmingsplan op grond van Wet ruimtelijke ordening;
b. (Vaststellen of verlenen van) projectplan, vergunningen en legger in het kader van de Waterwet, inclusief aanvulling NRD, aanvulling MER fase 1 en het opstellen van een MER fase 2;
c. (Doorlopen van) de m.e.r-procedure met aanvulling NRD, aanvulling MER fase 1 en MER fase 2;
d. (Verlenen van) ontgrondingenvergunning;
e. (Verlenen van) vergunning en ontheffing Wet natuurbescherming; (+ inpassing natuurcompensatie verplichtingen);
f. (Verlenen van) overige publiekrechtelijke vergunningen, ontheffingen en/of toestemmingen voor zover benodigd om tot een uitvoerbaar Project te komen;
g. (Vaststellen of verlenen van) de equivalenten van besluiten als bedoeld in onderdeel a tot en met f na inwerkingtreding van de Omgevingswet (zoals Projectbesluit, omgevingsplan en/of omgevingsvergunning);
h. (Wijzigen van) Omgevingsverordening;
i. (Inzet van) het grondverwervingsinstrumentarium;
j. Aanpassing van de Beleidsregels Grote Rivieren (BGR) na realisatie;
k. Aanpassing van de geometrische begrenzing van de (nu nog binnendijks gelegen) oppervlaktewaterlichamen worden aangepast in de (toekomstige) Omgevingsregeling.
7. Partijen informeren elkaar structureel over initiatieven en (voortgang van) werkzaamheden die zij met betrekking tot maatregelen uit de MIRT-Voorkeursbeslissing ontplooien. Ook informeren Partijen elkaar over initiatieven en werkzaamheden die geen onderdeel zijn van de MIRT-Voorkeursbeslissing, maar wel bijdragen aan of een raakvlak hebben met de projectdoelstellingen.
8. In de Planuitwerkingsfase zullen Partijen gezamenlijk het integrale Voorkeursalternatief, dat is vastgesteld in de MIRT-Voorkeursbeslissing uitwerken. In onderstaande onderdelen a t/m d zijn per Partij de taken en verantwoordelijkheden beschreven:
a. De Minister is verantwoordelijk voor:
i. De besluitvorming in het kader van de Projectbeslissing en daarmee samenhangende (publiekrechtelijke) besluiten, waarvoor de Minister het bevoegd gezag is, in overeenstemming met deze Overeenkomst, in ieder geval het Projectbesluit en MER;
ii. Het in personele zin bijdragen aan een gemeenschappelijke projectorganisatie dan wel aan procesafstemming, waarbij de Minister de volgende punten verzorgt:
1. De afstemming tussen door de Minister aangestuurde ontwikkelingen en het Project waaronder het programma Integraal Rivier Management (IRM);
2. Een inspanningsverplichting voor het leveren van relevante kennis, waaronder die op het gebied van rivierkunde, vergunningverlening in het kader van de Waterwet, beheer en onderhoud en de grondverwerving;
iii. Het bijdragen aan het tot uitvoering brengen van de grondverwerving, door medewerking te verlenen aan en zo nodig actief te participeren in het team grondverwerving;
iv. Nemen van de onteigeningsbeschikking zowel voor de rivierverruimende maatregelen als voor de dijken wanneer dat nodig blijkt. De onteigeningsprocedure wordt voorbereid door het Projectteam in samenwerking met de Minister;
v. Beschikbaar stellen van gronden die in het kader van de Planuitwerking noodzakelijk zijn, dan wel mogelijk maken van betreding van deze gronden;
vi. Het tijdig beschikbaar stellen van de overeengekomen financiële middelen zoals nader uitgewerkt in artikel 5 van deze Overeenkomst.
b. Het Waterschap is verantwoordelijk voor:
i. Optreden als trekker van de planuitwerking van het project namens de Partijen en is vanuit die rol verantwoordelijk voor:
1. Het verzorgen van de administratieve organisatie;
2. Het formeren en faciliteren van een gemeenschappelijke projectorganisatie conform het IPM-model inclusief gebiedsregie en grondverwerving;
3. Het coördineren en verkrijgen van de Projectbeslissing en benodigde publiekrechtelijke besluiten en vergunningen zoals hiervoor op hoofdlijnen in lid 6 beschreven;
4. Het verzorgen van een subsidieaanvraag bij het Landelijke Hoogwaterbeschermingsprogramma en inspannen om subsidie te verkrijgen;
5. Het organiseren van afstemming tussen het MIRT- en HWBP-traject;
6. Het optreden als aanbestedende dienst voor het verstrekken van opdrachten voor de Planuitwerking.
ii. Beschikbaar stellen van gronden die in het kader van de Planuitwerking noodzakelijk zijn, dan wel mogelijk maken van betreding van deze gronden.
iii. Het tijdig beschikbaar stellen van de overeengekomen financiële middelen zoals nader uitgewerkt in artikel 5 van deze Overeenkomst.
iv. De toepassing van de wetgeving en (beleids)kaders van dijkversterkingsprojecten en waterveiligheid met oog voor veiligheid, beheerbaarheid en onderhoudbaarheid.
c. De Provincie is verantwoordelijk voor:
i. De afstemming tussen door de Provincie aangestuurde ontwikkelingen en het Project, in ieder geval betreffende de sectorale beleidskaders zoals: het Natuur Netwerk Limburg, Landschapskader Noord en Midden-Limburg, het provinciaal recreatiebeleid en het cultuurhistorisch beleid;
ii. De afstemming met het actuele ruimtelijke beleid op het gebied van stikstof, wonen en natuur;
iii. Het bijdragen aan het tot uitvoering brengen van de grondverwerving, door
1. Medewerking te verlenen aan en zo nodig actief te participeren in het team grondverwerving;
2. Het beschikbaar stellen van de bij de Provincie in eigendom zijnde gronden binnen het Voorkeursalternatief die benodigd zijn voor de uitvoering van het te maken werk en het meenemen van meekoppelkansen om geïntegreerde milieu (stikstof) en natuurdoelen te kunnen realiseren;
iv. Het tijdig beschikbaar stellen van de financiële middelen zoals nader uitgewerkt in artikel 5 van deze Overeenkomst.
d. De gemeente is verantwoordelijk voor:
i. Het in personele zin bijdragen aan de gemeenschappelijke projectorganisatie en aan procesafstemming, waarbij de gemeente de volgende punten verzorgt:
1. De afstemming tussen door de gemeente aangestuurde ontwikkelingen en het Project, in ieder geval waar het gaat over de aanpassing van de gemeentelijke infrastructuur binnen het project, invulling geven aan de specifieke afspraken over grondverwerving,
2. Het toezien op naleving van afspraken met Kampergeul BV betreffende Maaspark Well,
ii. Het ervoor zorgdragen dat het Project mogelijk is en/of wordt gemaakt binnen het gemeentelijk planologisch beleid (het bestemmingsplan of omgevingsplan);
iii. Coördineren van gemeentelijke raakvlakken met het project Groene Rivier Well, zoals bijvoorbeeld beoogde woningbouw;
iv. Mede verkrijgen van de benodigde publiekrechtelijke besluiten en vergunningen bij de betreffende bevoegde instanties;
v. Bijdrage leveren aan integraal compensatieplan (mitigeren gekapte bomen maar ook de compensatie voor Goud Groen, Brons Groen en Zilver Groen Provincie);
vi. Leveren van inbreng en kennis bij het voorbereiden van de aanbesteding(en) voor de ondersteuning van de Planuitwerking en voor de Realisatie;
vii. Bijdragen aan het tot uitvoering brengen van de grondverwerving, door medewerking te verlenen aan en actief te participeren in het team grondverwerving;
viii. Beschikbaar stellen van gronden die in het kader van de Planuitwerking noodzakelijk zijn, dan wel mogelijk maken van betreding van deze gronden;
ix. Het tijdig beschikbaar stellen van de middelen zoals beschreven in artikel 5 (Financiële Afspraken) lid 5 van deze Overeenkomst;
x. Gemeente heeft inspanningsverplichting om de stikstofcompensatie uit de grondverwerving in te zetten voor de aanlegfase van het project. De gemeente zet daartoe beschikbare stikstof compensatieruimte in voor de realisatie van het project;
xi. Coördineren van het onderwerp natuurinclusieve landbouw.
1. Partijen streven ernaar dat uiterlijk Q4 2022 besloten is wat de definitieve scope van Maatwerk Kasteel, begraafplaatsmuur en Maatwerk de Kamp incl. bijbehorende kostenraming, zodat deze kan worden opgenomen en uitgewerkt in de verdere planuitwerking.
2. Voor de Planuitwerking streven partijen om de volgende mijlpalen te halen:
a. Inrichtingsplan;
b. Ontwerp Projectbesluit gereed als basis voor vergunningaanvragen;
c. Ontwerp Projectbesluit en ontwerpvergunningen gereed voor vaststelling door bevoegd gezag;
d. Vastgesteld Projectbesluit en vergunningen met nota van antwoord;
e. Realisatieovereenkomst.
3. Partijen streven ernaar dat uiterlijk in 2025 de publiekrechtelijke besluiten worden genomen op grond waarvan de realisatie van het Project kan plaatsvinden.
4. Partijen streven ernaar dat de waterkeringen in het Project in 2028 waterveilig zijn.
5. De Stuurgroep kan besluiten om van genoemde mijlpalen in dit artikel af te wijken.
1. De totale verwachte kosten voor de verkenning, planuitwerking en realisatie van het Project komen volgens de laatste raming op € 111.700.000. Dit betreft het Projectbudget voor het gehele project. De bekostiging daarvan is als volgt voorzien:
|
1a. HWBP/WL subsidie |
35.730.000 |
|
1b HWBP/WL 10% eigen bijdrage WL |
3.970.000 |
|
2. HWBP/WL verkenning (reeds betaald en geen onderdeel van deze Overeenkomst) |
2.300.000 |
|
3. HWBP Bijdrage niet gerealiseerde keringen |
7.200.000 |
|
4. HWBP Bijdrage vermeden kosten |
1.600.000 |
|
5. Minister MIRT financiering (incl. Elsteren) |
58.650.000 |
|
6. Optimalisatie grondwerk |
–8.000.000 |
|
7. Minister MIRT verkenning (reeds betaald en geen onderdeel van deze Overeenkomst) |
3.000.000 |
|
8. Gemeente Bergen |
2.250.000 |
|
9. Provincie Limburg |
4.000.000 |
|
10. Waterschap (beekherstel) |
1.000.000 |
|
Subtotaal |
111.700.000 |
* Ten aanzien van de onder 6 vermelde optimalisatie geldt dat deze in mindering wordt gebracht op de bijdrage van de Minister. Wanneer de optimalisatie onverhoopt niet of niet volledig kan worden gerealiseerd, zal de Minister het verschil aanvullen tot het maximum 58,65 miljoen euro.
2. De geraamde kosten voor de Planuitwerkingsfase bedragen € 16.000.000. Dit betreft het Projectbudget voor de Planuitwerkingsfase.
3. Met het ondertekenen van deze Overeenkomst zeggen partijen toe de volgende bedragen te reserveren ten behoeve van de Planuitwerkingsfase van het Project:
a. Ten behoeve van de Planuitwerkingsfase:
|
Partij |
Bijdrage |
|---|---|
|
Minister (MIRT) |
€ 7.775.774,00 |
|
Minister vanuit Subsidie HWBP in verband met niet gerealiseerde keringen en vermeden kosten |
€ 1.350.974 |
|
Waterschap (HWBP en Beekherstel) |
€ 6.248.253,00 |
|
Provincie |
€ 400.000 |
|
Gemeente |
€ 225.000,00 |
|
Totaal |
€ 16.000.000 |
4. De bijdrage van de Partijen zullen worden ingezet ten behoeve van de in artikel 2 vermelde doelen, waarbij het volgende geldt:
a. De bijdrage van de Minister (MIRT) en de subsidie vanuit het HWBP voor de vermeden kosten dijkversterking/niet aangelegde keringen zal worden ingezet voor de in artikel 2 lid 3 vermelde bijdrage;
b. De bijdrage van het Waterschap zal worden ingezet voor de in artikel 2 lid 4 vermelde bijdrage;
c. De bijdrage van de Provincie zal worden ingezet voor de in artikel 2 lid 5 vermelde bijdrage;
d. De bijdrage van de gemeente zal worden ingezet voor de in artikel 2 lid 6 vermelde bijdrage.
5. De Minister en het Waterschap spreken als alliantiepartners in het landelijke Hoogwaterbeschermingsprogramma het volgende af:
a. Uitgangspunt van de afspraken is dat de dijkversterking die onderdeel is van de Voorkeursbeslissing Groene Rivier Well blijft opgenomen in de landelijke programmering van het Hoogwaterbeschermingsprogramma;
b. De financiële bijdrage van het landelijke Hoogwaterbeschermingsprogramma is bestemd voor de subsidiabele kosten in het kader van hoogwaterbescherming;
c. De omvang van de financiële bijdrage van het landelijke Hoogwaterbeschermingsprogramma voor de dijkversterking wordt vastgesteld overeenkomstig de geldende HWBP-subsidieregels;
d. Het Waterschap spant zich in om de betreffende bijdrage te verkrijgen.
6. Het Waterschap en de Minister zien erop toe dat de bijdrage van het landelijke HWBP aan de vermeden kosten dijkversterking en niet gerealiseerde keringen op het dijktraject Well en als gevolg van de waterstandsdaling die door het Project wordt gerealiseerd vanuit het budget van de Alliantie naar de Minister worden overgeheveld en door de Minister vervolgens aan het Waterschap wordt betaald.
7. De kosten voor de planuitwerking en de realisatie van het Project komen ten laste van het Projectbudget. Deze kosten omvatten onder andere de kosten voor onderzoeken, deskundige bijstand, producten, diensten, de Projectorganisatie, de benodigde grondverwerving en de uiteindelijke realisatie van het werk of werken.
8. Partijen constateren dat de in lid 1 genoemde ramingen voor het Project als gevolg van de huidige economische omstandigheden niet langer aansluiten op het Projectbudget en er dus spanning wordt ervaren tussen de geraamde kosten en de toegezegde budgetten. Partijen spannen zich in om het Project in de Planuitwerkingsfase zodanig te ontwerpen, dat dit desondanks binnen het Projectbudget gerealiseerd kan worden.
9. Ten aanzien van de betaling van de financiële bijdrage als genoemd in lid 3 maken partijen de volgende afspraken:
a. De financiële bijdragen zullen door Partijen beschikbaar worden gesteld op zodanige wijze dat de voortgang van het Project geen hinder ondervindt en het Project steeds over voldoende middelen beschikt;
b. Partijen maken ten aanzien van het beschikbaar stellen van de financiële bijdragen nadere afspraken over het tijdstip en de wijze van beschikbaar stellen van de gelden. Deze wordt opgenomen in het Plan van Aanpak Planuitwerking dat op grond van artikel 7 wordt opgesteld en door de Stuurgroep vastgesteld;
c. Voor de bijdrage van de Provincie geldt dat direct na de ondertekening van de Overeenkomst wordt betaald aan het Waterschap;
d. Voor de bijdrage van de gemeente geldt dat deze wordt ingezet overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 6 onder b.
10. Partijen spreken het volgende af over indexering van financiële bijdragen aan het Projectbudget:
a. Het prijspeil van de in de Bestuursovereenkomst genoemde bedragen is 1 februari 2022;
b. Het nog openstaande deel van de financiële bijdragen zoals genoemd in lid 3, worden jaarlijks door de Minister geïndexeerd met de prijscompensatie op basis van de Index Bruto Overheidsinvesteringen, zoals gehanteerd door de Minister van Financiën, voor de eerste maal per 1 januari 2023;
c. Het nog openstaande deel van de financiële bijdragen van het Waterschap, wordt geïndexeerd overeenkomstig de subsidieregeling van het Landelijke Hoogwaterbeschermingsprogramma;
d. De vermelde bijdrage van de Provincie is inclusief indexering van het nog openstaande deel van de financiële bijdrage. Voor deze indexering wordt, in het licht van de geplande doorlooptijd van 3 jaar voor de planuitwerkingsfase, een bedrag gereserveerd gebaseerd op de Index Bruto Overheidsinvesteringen 2022 (5,2%) maal drie.
11. De kosten voor de overige (wettelijke) taken en verantwoordelijkheden komen voor rekening van de Partij die bevoegd is voor de uitoefening van de betreffende taak.
12. Indien blijkt dat het Projectbudget overschreden dreigt te worden of niet toereikend is, maakt de Projectorganisatie dit zo spoedig mogelijk en onderbouwd kenbaar aan de Stuurgroep. Dit geldt zowel voor het in lid 1 vermelde totale Projectbudget als het in lid 2 vermelde budget voor de Planuitwerkingsfase.
Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:
a. Partijen zoeken eerst naar een oplossing die naar verwachting wel binnen het Projectbudget kan worden gerealiseerd. Dit kan betekenen dat Partijen zoeken naar functionele heroverwegingen, waaronder versoberingen in scope of het vinden van kostenbesparingen;
b. Op het moment dat het niet mogelijk blijkt om binnen het Projectbudget een voor Partijen acceptabele oplossing te vinden, zullen Partijen zich inspannen om aanvullende financiële bijdragen te verkrijgen, zodat het Project kan worden gerealiseerd, rekening houdend met de oorzaak van de overschrijding en de in lid 1 vermelde bekostiging.
13. Tijdens de Planuitwerkingsfase wordt regelmatig gemonitord in hoeverre het project nog binnen budget kan worden gerealiseerd.
14 Indien na de Planuitwerkingsfase budget resteert, dan maakt de Projectorganisatie dit onderbouwd kenbaar aan de Stuurgroep. Tenzij Partijen anders in de Stuurgroep besluiten, blijft dit bedrag beschikbaar als risicoreservering voor de realisatiefase, waarbij de in lid 4 vermelde doelbinding, voor zover mogelijk, gehandhaafd blijft.
15. Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld zijn dit artikel genoemde bedragen zijn inclusief BTW.
1. De Projectorganisatie is verantwoordelijk voor een goede risicobeheersing. Dit betekent het benoemen, kwantificeren en onderbouwen van de voorziene/bekende risico’s middels een risicoanalyse en het opnemen hiervan in de raming (voorzien/onvoorzien) en de voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 7 lid 10.
2. De aanpak van de Projectorganisatie zal zich expliciet richten op het beheersen van de risico’s van alle Partijen. Deze aanpak kenmerkt zich onder andere door het gefaseerd uitvoeren van het project met (tussentijdse) besluiten door bevoegde personen, de wijze waarop de markt zal worden ingezet en de wijze waarop de kosten worden gemonitord en gerapporteerd. Daarnaast dragen de Partijen binnen hun invloedssfeer bij aan het beheersen van risico’s.
3. Het risicodossier en de te nemen beheersmaatregelen worden in de APG en zo nodig de Stuurgroep besproken. Doel hiervan is het optreden van risico’s te voorkomen. Op het moment dat desondanks risico’s optreden, bespreken Partijen de gevolgen daarvan. Op eventuele financiële gevolgen van het optreden van risico’s is artikel 5 (Financiële afspraken), lid 11 van toepassing.
4. In het geval van een calamiteit die om acuut handelen vraagt, wordt opgetreden via de lijn Projectorganisatie, Ambtelijke Projectgroep en Stuurgroep. Indien één van de Partijen in zo'n geval onbereikbaar blijkt, en handelen niet uit kan blijven, bijvoorbeeld ter beperking van schade, nemen de wel bereikbare Partijen een besluit.
5. Vóór de start van de Realisatiefase zullen Partijen in een of meerdere Realisatieovereenkomsten afspraken maken over de verdeling van de (financiële) risico’s. Uitgangspunt is dat deze nadere afspraken moeten borgen dat de verplichtingen en risico’s liggen bij de Partij(en) die voor realisatie van betreffende onderdelen of werkzaamheden verantwoordelijk zijn.
1. Partijen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de Planuitwerkingsfase. Partijen dragen zorg voor het instellen van een adequate Projectorganisatie en richten daartoe een gemeenschappelijke Projectorganisatie op. Deze Projectorganisatie betreft uitdrukkelijk een samenwerkingsverband, geen zelfstandige organisatie of rechtspersoon.
Dit artikel beschrijft de uitgangspunten voor deze Projectorganisatie.
2. De invulling van de organisatie wordt nader bepaald en vastgelegd in een Plan van Aanpak Planuitwerking, dat door de Stuurgroep wordt vastgesteld. De projectorganisatie zal worden ingericht overeenkomstig het IPM-rollenmodel. Hierbij spreken Partijen af dat de Projectmanager door de Partijen gezamenlijk zal worden aangesteld. De Projectmanager coördineert de totstandkoming van de Projectorganisatie en het Plan van Aanpak. Het Waterschap treedt als gastheer op voor de Projectorganisatie.
3. Partijen stellen een Stuurgroep (SG) in.
a. De Stuurgroep bestaat uit bestuurlijke vertegenwoordigers van Partijen.
b. De Stuurgroep komt drie tot vier keer per jaar bijeen of zoveel vaker of minder vaak als nodig is.
c. Partijen spannen zich in om de deelnemers aan de Stuurgroep binnen de publieke regelgeving en wettelijke mogelijkheden te mandateren respectievelijk te machtigen voor het binden van Partijen aan beslissingen die onder het toepassingsbereik van de Bestuursovereenkomst vallen.
d. Besluitvorming binnen de Stuurgroep vindt plaats op basis van consensus.
e. De Stuurgroep bespreekt de knelpunten in de samenwerking van Partijen, neemt beslissingen binnen de randvoorwaarden van de Bestuursovereenkomst (en indien nodig over zaken waarin de Overeenkomst niet voorziet) op basis van overeenstemming en bewaakt de periodieke voortgang. Dit overleg wordt in een APG-bijeenkomst gezamenlijk voorbereid door de Partijen onder aansturing van de Projectmanager.
f. De voorzitter van de Stuurgroep wordt geleverd door het Waterschap.
4. Partijen stellen een Ambtelijke Projectgroep (APG) overleg in.
a. De APG bestaat uit vertegenwoordigers van Partijen.
b. De APG bespreekt voortgang op basis van het plan van aanpak en kwaliteit, waarin onder andere afspraken worden gemaakt over de benodigde inzet van mensen en middelen en doet waar nodig advisering voor (bij)sturing aan de SG.
c. De APG is samen met de Projectorganisatie verantwoordelijk voor een goede voorbereiding van de bijeenkomsten van de Stuurgroep.
5. De Ambtelijke Projectgroep komt ten minste 8 keer per jaar bijeen, en zoveel vaker als Partijen dan wel de Projectorganisatie dit noodzakelijk achten.
6. De Projectorganisatie voert de werkzaamheden uit onder ambtelijke begeleiding van de Ambtelijke Projectgroep en aansturing van de Stuurgroep. De Projectorganisatie wordt tenminste door de Projectmanager vertegenwoordigd in de SG en APG.
7. Partijen dragen er zorg voor dat de deelnemers van SG en APG voldoende mandaat hebben om in de betreffende overleggen op te kunnen treden en de besluiten te nemen die op grond van de Overeenkomst en het Plan van Aanpak Planuitwerking worden gevraagd.
8. De kosten voor de Projectorganisatie maken deel uit van het Projectbudget.
9. De Projectorganisatie voert, onder verantwoordelijkheid van de Stuurgroep, de financiële administratie uit van het Project. Partijen stemmen de financiële administratie inhoudelijk met elkaar af. Daarbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met financiële herleidbaarheid van kosten en belastingcomponenten (zoals BTW), zodanig dat deze op een juiste wijze kunnen worden verwerkt in de administraties van de Partijen.
10. Rapportages
a. De Projectorganisatie stelt een voortgangsrapportage op in een frequentie die aansluit op de algemene voortgangsrapportage die het Hoogwaterbeschermingsprogramma van het Waterschap aan het Landelijke Hoogwaterbeschermingsprogramma dient te verstrekken en de MIRT-agenda (periodes april/mei en oktober/november).
b. Deze voortgangsrapportage gaat in ieder geval in op:
i. een opgave van de stand van zaken, eventueel reeds bereikte resultaten;
ii. planning en behaalde mijlpalen;
iii. raming en uitgaven, uitputting en financiële prognose;
iv. eventuele scope-aanpassingen;
v. stand van zaken risico’s en risicobeheersing;
vi. eventuele issues, afwijkingenknelpunten;
vii. een opgave van de consequenties hiervan voor de planning van het verdere verloop van de opdracht alsmede ook overige relevante zaken.
c. De Projectorganisatie stelt na afronding van de Planuitwerkingsfase een eindrapportage op, waarin de resultaten van het Project zijn beschreven en een financiële eindrapportage wordt gegeven, waarin mutatis mutandis dezelfde informatie is opgenomen als beschreven onder a. De eindrapportage sluit aan op en is een logisch vervolg van de voortgangsrapportages.
d. De voortgangsrapportage als bedoeld onder a. en de eindrapportage als bedoeld onder b. worden ter beschikking gesteld aan de Stuurgroep.
e. Naast de verstrekking van de rapportages stellen de Projectorganisatie en Partijen elkaar onverwijld tussentijds schriftelijk op de hoogte van ontwikkelingen met betrekking tot een onderwerp waarop de voortgangsrapportage betrekking heeft, die van wezenlijk belang zouden kunnen zijn voor de nakoming van de Overeenkomst of voor het Project.
1. Tijdens de Planuitwerkingsfase start de voorbereiding van de marktbenadering. Dit heeft als doel om de kennis en kunde van de markt op het juiste moment te betrekken en om het juiste detailniveau in de publiekrechtelijke besluitvorming op te nemen, alsmede de noodzakelijke flexibiliteit concreet te benoemen.
2. Vóórdat een verplichting wordt aangegaan met een (consortium van) marktpartij(en) voor de realisatie van het werk of werken wordt een Uitvoeringsbesluit voorgelegd aan de Stuurgroep en moet(en) de Realisatieovereenkomst(en) ondertekend zijn door Partijen.
1. Bij de faseovergang van planuitwerking naar realisatie zullen Partijen één of meer Realisatieovereenkomsten opstellen. De Realisatieovereenkomst(en) wordt/en door de Projectorganisatie voorbereid.
2. De Realisatieovereenkomst behelst tenminste afspraken over de volgende onderwerpen:
a. Het Projectbudget;
b. Projectplanning;
c. (Financiële) risicoverdeling;
d. Gebruik van gronden van Partijen tijdens de realisatie:
hierbij geldt als uitgangspunt dat voor de realisatie van het Project tijdelijk benodigde gronden die in bezit zijn bij Partijen, om niet tijdelijk ter beschikking gesteld worden aan de uitvoerende partij;
e. Projectorganisatie en mandaat van de Projectorganisatie;
f. Beheer en onderhoud tijdens de realisatie;
g. Eigendom, beheer en onderhoud na realisatie.
1. Tijdens de Planuitwerkingsfase maken Partijen nadere afspraken over de invulling van het eigendom, beheer en onderhoud na realisatie van het Project, inclusief de daarbij behorende financiële implicaties. Deze afspraken worden nader vastgelegd in de Realisatieovereenkomst.
2. Bij het maken van de in het eerste lid bedoelde afspraken gelden de volgende uitgangspunten:
a. De Minister heeft het eigendom en beheer van het buitendijks gelegen water, kwelnatuur, alsmede het sedimentbeheer;
b. De Provincie heeft het beheer van de provinciale wegenstructuur;
c. Het Waterschap heeft het eigendom en beheer van de waterkeringen;
d. De gemeente draagt zorg voor de borging van de eenheid van beheer, zodat de projectdoelstellingen ook in de toekomst geborgd blijven. Tevens wordt de gemeente beheerder van een eventuele evacuatieroute als bedoeld in artikel 2 lid 4 onder i.
e. Over eigendom, beheer en onderhoud van de Groene Rivierbrug, in samenhang met de aanpalende Koninginnenbrug, zullen voor de start van de Planuitwerking eenduidige en toekomstbestendige afspraken worden gemaakt.
1. Partijen treden afzonderlijk en gezamenlijk in het kader van het Project op als één geheel. In de externe communicatie wordt geen onderscheid gemaakt tussen Partijen tenzij dit procedureel of op andere wijze wenselijk of wettelijk noodzakelijk is zoals bij de terinzagelegging en vaststelling van publiekrechtelijke besluiten.
2. Voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma van het Waterschap is al een communicatieplan opgesteld, dat door Partijen wordt gebruikt. Met deze Overeenkomst wordt geen wijziging beoogd in de huidige communicatiewijze.
1. De Partij die een verzoek tot wijziging van de Overeenkomst doet, is gehouden een voorstel tot wijziging van de Overeenkomst te formuleren. Partijen zullen bezien voor wiens rekening de wijziging behoort te komen en zullen zo nodig deze Overeenkomst daaraan aanpassen.
2. Een Partij of Partijen kunnen een wijziging ten aanzien van de Projectscope aandragen. Een dergelijke wijziging wordt in de Projectorganisatie besproken en door de Projectorganisatie aan de APG voorgelegd. Vervolgens wordt het voorstel voorgelegd aan de Stuurgroep. Indien de Stuurgroep van oordeel is dat de wijziging daadwerkelijk een bijdrage aan de doelstellingen van het Project levert, kan zij besluiten om deze aan het Project toe te voegen.
3. Als bij een wijziging sprake is van een verhoging van de kosten als vermeld in artikel 5 (Financiële afspraken Planuitwerkingsfase) dan maken Partijen, alvorens over te gaan tot planuitwerking dan wel realisatie van deze aanvullende scope, afspraken over de bekostiging van deze kostenverhoging overeenkomstig de in dat artikel genoemde uitgangspunten.
4. De Overeenkomst kan slechts schriftelijk worden gewijzigd of aangevuld.
1. De Overeenkomst treedt in werking op de dag na (laatste) ondertekening en eindigt op het moment dat:
a. de Planuitwerkingsfase is afgerond en er een nieuwe bestuursovereenkomst voor de volgende fase is getekend, of;
b. of op het moment dat de Partijen besluiten dat het project (vooralsnog) geen doorgang vindt.
2. Rechtsgevolgen die voortvloeien uit deze Overeenkomst en die naar hun aard geacht worden door te werken of eventueel ontstaan na beëindiging van deze Overeenkomst, worden afgehandeld conform het bepaalde in deze Overeenkomst.
3. Beëindiging van de Overeenkomst kan plaatsvinden door ontbinding of opzegging of ontbinding onder voorwaarden beschreven in artikel 17 (Ontbinding) en artikel 18 (Opzegging).
1. Teneinde de doelstellingen van deze Overeenkomst mogelijk te maken, bestaat voor Partijen de mogelijkheid om gedurende de looptijd van de Overeenkomst een andere rechtspersoon toe te laten treden. Een toetredende partij dient de verplichtingen die voor haar uit de Overeenkomst voortvloeien, te aanvaarden.
2. Een toetredende partij maakt haar verzoek tot toetreding schriftelijk bekend aan een van de Partijen. Dit verzoek wordt voorgelegd aan de Stuurgroep. Als de Stuurgroep met het verzoek tot toetreding in stemt, treden Partijen en de toetredende partij met elkaar in overleg over de consequenties van toetreding en eventueel noodzakelijke aanpassingen van de Overeenkomst. Uitgangspunt is dat voor de toetredende partij mutatis mutandis dezelfde rechten en verplichtingen gelden dan voor Partijen. Indien de Partijen en de toetredende partij overeenstemming over toetreding hebben bereikt en ondertekening van de aangepaste Overeenkomst heeft plaatsgevonden, wordt laatstgenoemde Partij bij de Overeenkomst.
3. Het verzoek tot toetreding en de verklaring tot instemming wordt door Partijen ondertekend en als addendum aan de Overeenkomst gehecht.
1. Eventuele geschillen in verband met de uitvoering van de Overeenkomst worden in eerste instantie in onderling overleg tot een oplossing gebracht, waarbij Partijen niet tussentijds over het geschil met derden zullen communiceren. Een geschil is aanwezig indien één der Partijen dat stelt en dit schriftelijk aan de andere Partijen heeft medegedeeld.
2. Indien binnen 2 maanden na melding van een geschil over de uitvoering van deze Overeenkomst zoals bedoeld in lid 1, tussen Partijen geen overeenstemming is bereikt, het is voorgelegd aan de Stuurgroep en in de Stuurgroep geen oplossing is gevonden, staat het ieder van de Partijen vrij het geschil voor te leggen aan de rechtbank Limburg.
Als een bepaling van de Overeenkomst in enige mate als nietig, vernietigbaar, ongeldig, onwettig of anderszins als niet-bindend moet worden beschouwd, wordt die bepaling, voor zover nodig, uit de Overeenkomst verwijderd en vervangen door een bepaling die wél bindend en rechtsgeldig is en die de inhoud van de niet-geldige bepaling zoveel als mogelijk benadert. Het overige deel van de Overeenkomst blijft in een dergelijke situatie ongewijzigd, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is.
Onverminderd wat in de Overeenkomst is vastgelegd, kan elk van de Partijen de Overeenkomst door middel van een aangetekend schrijven buiten rechte geheel of gedeeltelijk ontbinden indien een andere Partij in verzuim is, dan wel nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is en ontbinding redelijkerwijs in verhouding staat tot de niet-nakoming. De overige Partijen kunnen alsdan besluiten dat de overeenkomst voor hen mutatis mutandis in tact blijft.
1. Elke Partij kan de Overeenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maanden schriftelijk opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat deze Overeenkomst billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. Onder een zodanige verandering van omstandigheden wordt in ieder geval begrepen door het kabinet vastgestelde bezuinigingen. De opzegging moet de verandering in omstandigheden vermelden.
2. Wanneer een Partij de Overeenkomst opzegt, treden de resterende Partijen in overleg. Hierbij hebben Partijen de intentie om de Overeenkomst zodanig voort te zetten dat, ondanks het wegvallen van de opzeggende Partij, de projectdoelstellingen zoveel mogelijk worden bereikt.
3. Ingeval van beëindiging van de Overeenkomst krachtens opzegging dient de opzeggende partij, naast de betaling voor de werkzaamheden die in het kader van de Planuitwerkingsfase reeds zijn verricht ten behoeve van het deel van de scope van het Project dat aan deze Partij is toe te rekenen de extra kosten te vergoeden die moeten worden gemaakt om het Project aan te passen vanwege het wegvallen van de bijdrage van de opzeggende Partij.
1. De Partij, aan wiens zijde een onvoorziene omstandigheid opkomt, is gehouden de Partijen daarvan onmiddellijk schriftelijk in kennis te stellen en in overleg te treden om de ontstane situatie en de consequenties daarvan te beperken en zo mogelijk in onderling overleg op te lossen in de geest van deze Overeenkomst.
2. Als een onvoorziene omstandigheid ertoe leidt dat de uitvoering van de Overeenkomst niet of althans niet op de door Partijen bij het aangaan van de Overeenkomst voorgestane wijze kan worden uitgevoerd, bezien Partijen of deze Overeenkomst wijziging ofwel (gedeeltelijke) beëindiging behoeft.
3. Indien het overleg als bedoeld in lid 2 niet tot een bevredigende oplossing leidt en de onvoorziene omstandigheid zodanig is dat ongewijzigde uitvoering van (enige bepaling van) deze Overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet (meer) kan worden geëist, is de Partij die de betreffende omstandigheid treft, gerechtigd de Overeenkomst schriftelijk op te zeggen.
4. Op deze opzegging is artikel 18 lid 3 van overeenkomstige toepassing.
Deze Overeenkomst treedt in werking op de dag nadat alle Partijen deze hebben ondertekend.
1. Binnen tien dagen na ondertekening van de Overeenkomst wordt de tekst met bijlagen gepubliceerd in de Staatscourant.
2. Bij wijzigingen in de Overeenkomst vindt het eerste lid overeenkomstige toepassing.
3. Van toetreden, opzeggen of ontbinden wordt melding gemaakt in de Staatscourant.
Aan deze overeenkomst zijn twee bijlagen gehecht (Bijlage 1, Definities en Bijlage 2, Projectkaart). Deze bijlagen maken een integraal onderdeel uit van deze overeenkomst. Bij eventuele tegenstrijdigheid tussen de hoofdtekst van de Overeenkomst of de bijlagen gaat de hoofdtekst van de Overeenkomst voor.
Deze Overeenkomst is digitaal ondertekend door:
Het Waterschap, voor deze: J.H.G.M. Teeuwen
De Provincie, voor deze: C.W.J.M. Roefs
De gemeente voor deze: A. Splinter
En aansluitend door de Minister te Den Haag, op 8 maart 2023
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat M.G.J. Harbers
In deze Overeenkomst wordt verstaan onder:
De overeenkomst die voor de realisatiewerkzaamheden van het Project dat na een door het Waterschap gehouden aanbesteding overeengekomen door het Waterschap met aannemer.
De mogelijkheden tot maatregelen die bijdragen aan de gebiedsdoelstellingen, die bij de ondertekening nog niet behoren tot de scope van het Project, maar waarvan Partijen kunnen besluiten deze gaandeweg toe te voegen (inclusief bijbehorende financiering) vanwege de logische samenhang met het Project.
Een andere invulling van de scope dan vermeld in artikel 2 (Het Project) en/of Bijlage 3 om de in deze overeenkomst vermelde doelstellingen te bereiken, zonder dat daarbij daadwerkelijk sprake is van een wijziging als bedoeld in artikel 11 (Aanvullen en/of wijzigen van de Overeenkomst). Een Afwijking wordt tijdig voorgelegd aan de Ambtelijke Projectgroep en in de voorgangsrapportage vastgelegd.
Het overleg als beschreven in artikel 7 lid 4 (Projectorganisatie en Sturing).
De leidende principes als vermeld in het document Ruimtelijke kwaliteit Noordelijke Maasvallei, visie en leidende principes d.d. april 2019, vastgesteld door de Stuurgroep Noordelijke Maasvallei.
Spelregels voor totstandkomingsproces van projecten, zoals opgenomen in het Mirt Spelregelkader uit 20162.
Met de Beekherstelopgave wordt gedoeld op de herinrichting en herstel van de Wellse Molenbeek.
De dijkversterkingsmaatregelen betreffen de maatregelen die in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma worden uitgewerkt ten behoeve van de realisatie van de wettelijke bescherming tegen hoog water door middel van goed ingepaste waterkeringen.
Het landelijke dijkversterkingsprogramma dat wordt gerealiseerd vanuit alliantie tussen de Nederlandse Waterschappen en Rijkswaterstaat.
De Voorkeursbeslissing als bedoeld in het MIRT-Spelregelkader. Bij die voorkeursbeslissing maken betrokken bestuurlijke partijen een keuze voor een Voorkeursalternatief, waarmee zij de scope van het project bepalen. Een Verkenning mondt mogelijk uit in een Voorkeursbeslissing, waarbij de financiering inclusief de mogelijke cofinanciering duidelijk is. Essentie van de Voorkeursbeslissing is dat er sprake is van (financiële) rijksbetrokkenheid en er overeenstemming is tussen betrokken partijen over de uit te voeren voorkeursoplossing of het samenhangende programma van maatregelen (inclusief de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen). Bij de Voorkeursbeslissing moet sprake zijn van dekking van de voor de voorkeursoplossing benodigde financiële middelen. Onderdeel van de Voorkeursbeslissing is de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen voor de realisatie van het Voorkeursalternatief of de onderdelen van het pakket of programma dat doorgaat naar de Planuitwerking. In dat geval markeert de Voorkeursbeslissing de start van de Planuitwerking.
De aannemer met wie de Aannemingsovereenkomst wordt gesloten ten behoeve van de realisatiewerkzaamheden voor het Project.
Deze bestuursovereenkomst.
Het gebied waar de Planuitwerkingsfase van het Project betrekking op heeft, een en ander zoals weergegeven op de in Bijlage 2 opgenomen kaart.
De fase zoals nader beschreven in artikel 3 (Planuitwerkingsfase).
De scope zoals beschreven in Artikel 2 (Het Project).
De beslissing als bedoeld in het MIRT Spelregelkader, waarin de planuitwerkingsfase wordt afgerond en die als juridisch kader geldt om over te gaan naar de Realisatiefase van het Project.
Het taakstellende budget dat Partijen voor iedere fase van het project ter beschikking stellen aan de Projectorganisatie.
De projectmanager van de Projectorganisatie die overeenkomst artikel 7 lid 2 is aangewezen.
De organisatie zoals omschreven in artikel 7 (Projectorganisatie en Sturing). Uitgangspunt is dat de Projectorganisatie wordt ingericht overeenkomst het Integraal Project Management (IPM) – rollenmodel.
De fase waarin de aanbesteding van het Project of de Projecten wordt voorbereid en plaatsvindt en waarin met de op basis daarvan gecontracteerde marktpartij het Project wordt gerealiseerd.
De overeenkomst waarin Partijen, in aansluiting op deze Bestuursovereenkomst, afspraken maken over de Realisatiefase en het uiteindelijke beheer- en onderhoud na realisatie van het Project of de Projecten.
Onder ruimtelijke kwaliteit verstaan Partijen de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het plangebied. De ruimtelijke kwaliteit van het gebied vormt de basis bij de uitwerking en realisatie van het plan.
In het plan en de belangafweging gelden als uitgangspunt de Leidende Principes, de Landschapsvisie Maasdal gemeente en de “Groenblauwe mantel” in de Provinciale Omgevingsvisie 2022.
Dat betekent onder meer het volgende:
○ De ontstaansgeschiedenis en het cultuurlandschap staan centraal;
○ De landschappelijke, ecologische en geomorfologische waarden van het gebied staan centraal;
○ Er wordt niet om het kasteel heen ontworpen, maar het kasteel en omgeving met cultuur- en landschapshistorische kwaliteiten worden gebruikt als leidraad;
○ Waar de waarden in de knel dreigen te komen zetten Partijen in op maatwerk;
○ Waar het niet anders kan en daardoor waarden verloren gaan, vindt compensatie plaats.
Op basis van bovenstaande gaan Partijen ervan uit dat:
○ Aan de zijde van de Papenbeek een steilranddijk wordt toegepast met dijkdoorgangen;
○ Kleinschalige landschappen worden hersteld;
○ De aansluiting met Maaspark Well zowel geomorfologisch als landschappelijk vloeiend in elkaar overloopt, als zijnde één plan.
Het overleg als beschreven in artikel 7 lid 3 (Projectorganisatie en Sturing).
Dijkverleggingen en retentiemaatregelen die een belangrijke bijdrage leveren aan het behouden van de afvoer- en bergingscapaciteit van de Maas.
Het besluit als bedoeld in artikel 8 lid 2, op basis waarvan de aannemingsovereenkomst met één of meerdere marktpartijen wordt gesloten om het Project daadwerkelijk te realiseren.
De in de MIRT-voorkeursbeslissing opgenomen voorkeursoplossing voor het Project.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-8526.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.