Beleidsregel van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 17 januari 2023, nr. ILT-2022/60402, houdende regels tot vaststelling van boetebedragen voor overtredingen van de Arbeidstijdenwet begaan door personen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, onder a, van die wet (Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) 2022)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 10:7, zesde lid, van de Arbeidstijdenwet;

BESLUITEN:

Artikel 1. Definities

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. de wet:

de Arbeidstijdenwet;

b. het besluit:

het Arbeidstijdenbesluit vervoer;

c. werknemer:

de werknemer, bedoeld in artikel 1:1 van de wet;

d. werkgever:

de werkgever, bedoeld in artikel 1:1 van de wet;

e. zelfstandige:

de persoon, bedoeld in artikel 2:7 van de wet;

f. eerste bedrijfsinspectie:

iedere bedrijfsinspectie die niet valt onder tweede en volgende bedrijfsinspectie;

g. tweede bedrijfsinspectie:

een bedrijfsinspectie die plaatsvindt binnen vijf jaar na een vorige bedrijfsinspectie, mits:

  • 1°. deze vorige bedrijfsinspectie heeft geresulteerd in de oplegging van een bestuurlijke boete, en

  • 2°. deze bestuurlijke boete onherroepelijk is op de datum waarop het besluit tot boeteoplegging wordt genomen, tenzij dat besluit meer dan 13 weken na dagtekening van het nieuwe boeterapport wordt genomen, in welk geval die datum bepalend is;

h. volgende bedrijfsinspectie:

een bedrijfsinspectie die plaatsvindt binnen vijf jaar na twee of meer bedrijfsinspecties, mits:

  • 1°. ten minste twee van deze bedrijfsinspecties hebben geresulteerd in de oplegging van een bestuurlijke boete, en

  • 2°. deze bestuurlijke boetes onherroepelijk zijn op de datum waarop het besluit tot boeteoplegging wordt genomen, tenzij dat besluit meer dan 13 weken na dagtekening van het nieuwe boeterapport wordt genomen, in welk geval die datum bepalend is.

i. eerste transportinspectie:

iedere transportinspectie die niet valt onder tweede en volgende transportinspectie;

j. tweede transportinspectie:

een transportinspectie die plaatsvindt binnen vijf jaar na een vorige transportinspectie, mits:

  • 1°. deze vorige transportinspectie heeft geresulteerd in de oplegging van een bestuurlijke boete, en

  • 2°. deze bestuurlijke boete onherroepelijk is op de datum waarop het besluit tot boeteoplegging wordt genomen, tenzij dat besluit meer dan 13 weken na dagtekening van het nieuwe boeterapport wordt genomen, in welk geval die datum bepalend is;

k. volgende transportinspectie:

een transportinspectie die plaatsvindt binnen vijf jaar na twee of meer transportinspecties, mits:

  • 1°. ten minste twee van deze transportinspecties hebben geresulteerd in de oplegging van een bestuurlijke boete, en

  • 2°. deze bestuurlijke boetes onherroepelijk zijn op de datum waarop het besluit tot boeteoplegging wordt genomen, tenzij dat besluit meer dan 13 weken na dagtekening van het nieuwe boeterapport wordt genomen, in welk geval die datum bepalend is.

Artikel 2. Toepassingsgebied

Deze beleidsregel is van toepassing op alle overtredingen die als zodanig bij of krachtens de wet zijn aangemerkt en die betrekking hebben op arbeid verricht door personen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, onder a, van de wet en arbeid in bedrijven of inrichtingen die rechtstreeks betrekking heeft op arbeid verricht in of op motorrijtuigen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, onder a, van de wet.

Artikel 3. Berekening van de bestuurlijke boete

  • 1. Bij de berekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 10:5 van de Arbeidstijdenwet, wordt voor alle overtredingen als uitgangspunt gehanteerd de normbedragen die gelden voor de onderscheiden onderwerpen in de Tarieflijst normbedragen bestuurlijke boete wegvervoer die als bijlage 1 bij deze beleidsregel is gevoegd. Deze normbedragen zijn van toepassing indien sprake is van normale verwijtbaarheid. Voor de overige maten van verwijtbaarheid geldt het volgende:

    • a. bij verminderde verwijtbaarheid wordt het normbedrag vermenigvuldigd met 0,5;

    • b. bij grove schuld wordt het normbedrag vermenigvuldigd met 1,5; en

    • c. bij opzet wordt het normbedrag vermenigvuldigd met 2.

  • 2. Bij de toepassing van het eerste lid wordt onderscheid gemaakt tussen:

    • a. overtredingen waarvoor direct bij constatering een bestuurlijke boete wordt opgelegd en die zijn genoemd in de lijst die is opgenomen als bijlage 2 bij deze beleidsregel; en

    • b. overtredingen waarvoor overeenkomstig bijlage 2 eerst een waarschuwing wordt gegeven (preventief handhavingstraject) en pas nadat eenzelfde overtreding nogmaals is geconstateerd, wordt overgegaan tot oplegging van een bestuurlijke boete.

  • 3. Standaard wordt uitgegaan van een normale verwijtbaarheid.

  • 4. Bij het bepalen van de mate van verwijtbaarheid kunnen in ieder geval de volgende omstandigheden meewegen:

    • a. eerdere interventies of overtredingen;

    • b. andere overtredingen in de controleperiode;

    • c. het behaald voordeel met de overtreding;

    • d. de impact/duur van de overtreding; en

    • e. of de overtreding op eigen initiatief is beëindigd.

Artikel 4. Cumulatie bestuurlijke boetes

Onverminderd de artikelen 5, 6, 7 en 8 bestaat de bij een boetebeschikking op te leggen bestuurlijke boete, in geval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen overeenkomstig artikel 3, eerste lid.

Artikel 5. Maximering boete werknemers

Aan werknemers wordt per boetebeschikking per boetefeit maximaal één boete opgelegd.

Artikel 6. Maximum aantal werknemers

Bij een bedrijfsinspectie bedraagt het maximaal in het boeterapport op te nemen aantal personen ter zake waarvan een of meer overtredingen is vastgesteld voor een werkgever met:

  • a. minder dan 25 werknemers: 3,

  • b. 25 of meer, maar minder dan 50 werknemers: 6,

  • c. 50 of meer, maar minder dan 100 werknemers: 9,

  • d. 100 of meer werknemers: 12.

Artikel 7. Boete bij een bedrijfsinspectie

  • 1. De boete die maximaal per boetebeschikking kan worden opgelegd bij een eerste bedrijfsinspectie bedraagt ten hoogste het in de tabel opgenomen percentage van het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

    Zelfstandige/aantal werknemers

    verminderde verwijtbaarheid

    normale verwijtbaarheid

    grove schuld

    opzet

    Zelfstandige

    6,25%

    12,5%

    18,75%

    25%

    1 t/m 24

    12,5%

    25%

    37,5%

    50%

    25 t/m 49

    25%

    50%

    75%

    100%

    50 t/m 99

    37,5%

    75%

    112,5%

    150%

    100 of meer

    50%

    100%

    150%

    200%

  • 2. Indien meerdere overtredingen zijn vastgesteld met verschillende maten van verwijtbaarheid, wordt bij toepassing van het eerste lid uitgegaan van het gemiddelde, afgerond naar beneden. Het gemiddelde wordt berekend door aan iedere overtreding punten toe te kennen, waarbij voor:

    • a. verminderde verwijtbaarheid geldt, 1 punt;

    • b. normale verwijtbaarheid geldt, 2 punten;

    • c. grove schuld geldt, 3 punten, en

    • d. opzet geldt, 4 punten.

  • 3. Indien bij een tweede bedrijfsinspectie overtredingen worden geconstateerd bestaande uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting of verbod, wordt het boetebedrag dat per overtreding overeenkomstig artikel 3, eerste lid, is vastgesteld met 100% verhoogd.

  • 4. Indien bij een volgende bedrijfsinspectie overtredingen worden geconstateerd bestaande uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting of verbod, wordt het boetebedrag dat per overtreding overeenkomstig artikel 3, eerste lid, is vastgesteld met 200% verhoogd.

Artikel 8. Boete bij een transportinspectie

  • 1. De boete die maximaal per boetebeschikking kan worden opgelegd bij een eerste transportinspectie aan de werkgever of aan de zelfstandige bedraagt ten hoogste 50% van het bedrag dat op grond van artikel 7, eerste en tweede lid, aan een bedrijf met 1 t/m 24 werknemers respectievelijk een zelfstandige kan worden opgelegd.

  • 2. De boete die maximaal per boetebeschikking kan worden opgelegd bij een tweede of volgende transportinspectie aan de werkgever of aan de zelfstandige bedraagt ten hoogste 100% van het bedrag dat op grond van artikel 7, eerste en tweede lid, aan een bedrijf met 1 t/m 24 werknemers respectievelijk een zelfstandige kan worden opgelegd.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op boetes voor overtredingen die vallen onder de in bijlage 1 opgenomen boetefeitcodes B 2.4:4 (11), B 2.4:5 (40) of B 2.4:5 (40a).

  • 4. Indien bij een tweede transportinspectie overtredingen worden geconstateerd bestaande uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting of verbod wordt het boetebedrag dat per overtreding overeenkomstig artikel 3, eerste lid, is vastgesteld met 100% verhoogd.

  • 5. Indien bij een volgende transportinspectie overtredingen worden geconstateerd bestaande uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting of verbod, wordt het boetebedrag dat per overtreding overeenkomstig artikel 3, eerste lid, is vastgesteld met 200% verhoogd.

Artikel 9. Intrekking Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) 2019

De Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) 2019 wordt ingetrokken.

Artikel 10. Overgangsrecht

De Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) 2019, zoals die luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze beleidsregel, blijft van toepassing op overtredingen die voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel begaan zijn, tenzij de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) 2022 voor de overtreder gunstiger is.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) 2022.

Deze beleidsregel wordt met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M. Harbers

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

BIJLAGE 1. TARIEFLIJST BOETENORMBEDRAGEN BESTUURLIJKE BOETE WEGVERVOER (BOETECATALOGUS) ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, EERSTE LID VAN DE BELEIDSREGEL BOETEOPLEGGING ARBEIDSTIJDENWET EN ARBEIDSTIJDENBESLUIT VERVOER (WEGVERVOER) 2022

Boetecatalogus

Voor de toepassing van deze boetecatalogus wordt verstaan onder:

Atw:

Arbeidstijdenwet;

Atbv:

Arbeidstijdenbesluit vervoer;

RGBCT:

Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten;

Bp 2000:

Besluit personenvervoer 2000;

Vo 165/2014:

Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PbEU 2014, L 60);

Vo 561/2006:

Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad;

AETR:

de op 1 juli 1970 te Genève tot stand gekomen Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR) (Trb. 1972, 97);

Handels- en Samenwerkingsovereenkomst:

Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (PbEU 2021, L 149).

Editie 2022

KI = Kleine inbreuk

€ 0,– – € 149,– (direct beboetbaar vanaf een volgende bedrijfsinspectie)

   

BI = Belangrijke inbreuk

€ 150,– – € 449,– (direct beboetbaar vanaf tweede bedrijfsinspectie)

   

HBI = Heel belangrijke inbreuk

€ 450,– – € 1.349,– (direct beboetbaar vanaf eerste bedrijfsinspectie)

   

MBI = Meest belangrijke inbreuk

≥ € 1.350,– (direct beboetbaar vanaf eerste bedrijfsinspectie)

Feitcode

Overtreden bepaling

Omschrijving overtreding

Normadressaat

Boete in €

Direct beboetbaar bij transportinspectie

1. REGISTRATIE EN BEWAARPLICHT

A 4.3 (1)

art. 4:3, eerste lid, Atw

Het niet voeren van een deugdelijke registratie door een werkgever en een persoon als bedoeld in art. 2:7, eerste lid, ter zake van de arbeids- en rusttijden welke het toezicht op de naleving van deze wet en de daarop berustende bepalingen mogelijk maakt

Werkgever / Zelfstandige

4.400,–

Nee

B 2.4:1 (1)

art. 2.4:1, eerste lid, Atbv

Het niet bewaren van een deugdelijke registratie voor ten minste 104 weken (zoals dienstrooster, data boordcomputer taxi)

Werkgever / Zelfstandige

4.400,–

Nee

B 2.4:1 (1a)

art. 2.4:1, tweede lid, Atbv jo art. 33, tweede lid, Vo 165/2014; art. 2.4:1, tweede lid, Atbv jo art. 15, eerste en tweede lid, van deel C, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Het niet bewaren van een deugdelijke registratie voor ten minste 1 jaar (zoals registratiebladen, afdrukken en overgebrachte gegevens (zoals C- en M-bestanden)

Werkgever / Zelfstandige

1.300,–

Nee

B 2.4:1 (1b)

art. 2.4:1, tweede lid, Atbv jo art. 33, tweede lid, Vo 165/2014; art. 2.4:1, tweede lid, Atbv jo art. 15, eerste en tweede lid, van deel C, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

De registratiebladen, afdrukken en overgebrachte gegevens (zoals C- en M-bestanden) zijn niet op verzoek van de met de controle belaste ambtenaren overgelegd of overhandigd

Werkgever / Zelfstandige

1.300,–

Nee

B 2.4:1 (2)

art. 2.4:1, derde lid, Atbv jo art. 6, vijfde lid, Vo 561/2006; art. 2.4:1, derde lid, Atbv jo art. 4, vijfde lid, van deel b, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst;

art. 2.5:3 Atbv, jo art. 6, vijfde lid AETR

Andere werkzaamheden en/of beschikbaarheid zijn niet geregistreerd

Werkgever / Zelfstandige

450,–

Ja

B 2.4:1 (2a)

art. 2.4:1, vierde lid, Atbv jo art. 10, vijfde lid, Vo 561/2006; art. 2.4:1, derde lid, onder b, Atbv jo art. 7, vijfde lid, van deel b, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Werkgever / zelfstandige heeft de originele gedownloade

gegevens van voertuigunit en/of bestuurderskaart geen 12 maanden bewaard

Werkgever / Zelfstandige

1.300,–

Nee

B 2.4:1 (2b)

art. 2.4:1, vijfde lid, Atbv

Werknemer heeft de registratie gegevens en bescheiden (m.b.t. art. 4:3 Atw) tijdens zijn vervoerswerkzaamheden niet bewaard tot het tijdstip van overdracht aan de werkgever

Werkgever / Zelfstandige

450,–

Nee

B 2.4:1 (4)

art. 2.4:1, zesde lid, Atbv jo art. 11, tweede lid, Regeling tachograafkaarten

Werkgever / zelfstandige heeft de gegevens op de bestuurderskaart niet elke 28 dagen overgebracht naar de vestiging

Werkgever / Zelfstandige

1.300,–

Nee

B 2.4:1 (5)

art. 2.4:1, zesde lid, Atbv jo art. 11, eerste lid, Regeling tachograafkaarten

Werkgever / zelfstandige heeft de gegevens van de voertuigunit niet elke 90 dagen overgebracht naar de vestiging

Werkgever / Zelfstandige

1.300,–

Nee

2. BOORDCOMPUTER TAXI

B 2.4:2 (15)

art. 2.4:2, eerste lid, Atbv

Geen gebruik gemaakt van boordcomputer

Werkgever / Zelfstandige

4.400,–

Ja

B 2.4:2 (16)

art. 2.4:2, tweede lid, Atbv jo art. 18, eerste lid, RGBCT

Niet voldoen aan registratieverplichtingen vervoerder en bestuurder ingeval van storing dan wel wanneer de boordcomputer buiten gebruik is

Werkgever / Zelfstandige

4.400,–

Ja

B 2.4:2 (17)

art. 79, vierde lid, Bp 2000

Niet voldoen aan registratieverplichting vervoerder/zelfstandige middels boordcomputer

Werkgever / Zelfstandige

4.400,–

Ja

B 2.4:2 (18)

art. 80, vierde lid, Bp 2000, jo art. 16, achtste lid en 19, eerste, tweede en derde lid RGBCT

Niet overbrengen gegevens door vervoerder, zelfstandige en bestuurder

Werkgever / Zelfstandige

450,–

Nee

B 2.4:2 (19)

art. 83, achtste lid, onder b, Bp 2000

Onjuist gebruik keuringskaart, i.v.m. art. 10 Regeling erkenning werkplaatsen boordcomputer taxi

Erkenning- houder

1.100,–

Ja

B 2.4:2 (20)

art. 83, achtste lid, onder b, Bp 2000

Onjuiste melding art. 15, tweede lid RGBCT

Erkenning- houder

200,–

Ja

B 2.4:2 (21)

art. 83, achtste lid, onder b, Bp 2000 jo art. 15, vierde lid, RGBCT

Niet terugsturen ingetrokken keuringskaart

Erkenning- houder

200,–

Ja

3. DIENSTROOSTER

B 2.4:3 (1)

art. 2.4:3, eerste lid, Atbv jo art. 4, eerste lid, Regeling dienstrooster i.v.m. art. 16, tweede lid, Vo 561/2006

Het niet opgesteld hebben van een dienstrooster

Werkgever / Zelfstandige

4.400,–

Ja

B 2.4:3 (2)

art. 2.4:3, derde lid, Atbv jo art. 4, eerste lid, Regeling dienstrooster i.v.m. art. 16, tweede lid, Vo 561/2006

Niet naleven voorschriften dienstrooster

(geen naam, standplaats en vastgesteld rooster)

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.4:3 (3)

art. 2.4:3, derde lid, Atbv jo art. 4, eerste lid, Regeling dienstrooster i.v.m. art. 16, derde lid, onder a, Vo 561/2006

Niet naleven voorschriften dienstrooster (Dienstrooster bevat niet de gegevens als bedoeld in art. 16, derde lid, onder a, van de Vo 561/2006 en de gegevens van de lopende dag)

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.4:3 (4)

art. 2.4:3, derde lid, Atbv jo art. 4, eerste lid, Regeling dienstrooster i.v.m. art. 16, derde lid, onder b, Vo 561/2006

Niet naleven voorschriften dienstrooster

(Dienstrooster niet getekend door hoofd onderneming of diens gevolmachtigde)

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Nee

B 2.4:3 (6)

art. 2.4:3, derde lid, Atbv jo art. 4, Regeling dienstrooster i.v.m. art. 16, tweede lid, Vo 561/2006

Niet naleven voorschriften dienstrooster

(Niet bij zich hebben dienstrooster / dienstregeling)

Werkgever / Zelfstandige

450,–

Ja

B 2.4:3 (7)

art. 2.4:3, derde lid, Atbv jo art. 4, eerste lid, Regeling dienstrooster i.v.m. art. 16, derde lid, onder c, Vo 561/2006 en gelet op art. 4:3 Atw

Het niet bewaren van het dienstrooster na afloop van de betrokken periode van één jaar en/of het niet op verzoek van de met de controle belaste ambtenaar tonen en/of overhandigen

Werkgever / Zelfstandige

4.400,–

Nee

4. MISBRUIK CONTROLEMIDDELEN

B 2.4:4 (1)

art. 2.4:4, eerste lid, onder a, Atbv

In of op controlemiddelen onjuiste gegevens of onjuiste aantekeningen te stellen, te doen stellen, of toe te laten dat zij daarin of daarop gesteld worden

Werkgever / Zelfstandige

4.400,–

Ja

Werknemer

1.500,–

B 2.4:4 (2)

art. 2.4:4, eerste lid, onder b, Atbv

In of op controlemiddelen wijziging aan te brengen, te doen aanbrengen of toe te laten dat wijziging wordt aangebracht in vroeger daarin of daarop gestelde gegevens of aantekeningen, deze onleesbaar te maken, te doen maken of toe te laten dat zij onleesbaar gemaakt worden

Werkgever / Zelfstandige

4.400,–

Ja

Werknemer

1.500,–

B 2.4:4 (3)

art. 2.4:4, eerste lid, onder c, Atbv

Controlemiddelen geheel of ten dele zoek te maken of te doen zoekmaken, ondeugdelijk te maken of te doen maken, te vernietigen of te doen vernietigen, verborgen te houden of te doen verborgen houden, dan wel toe te laten dat deze zoekgemaakt, ondeugdelijk gemaakt, vernietigd of verborgen gehouden worden

Werkgever / Zelfstandige

4.400,–

Ja

Werknemer

1.500,–

B 2.4:4 (4)

art. 2.4:4, eerste lid, onder d, Atbv

Gebruik te maken van een controlemiddel waarop of waarin onjuiste aantekeningen zijn gesteld, waarop of waarin in de aantekeningen wijzigingen zijn aangebracht dan wel waarop of waarin aantekeningen onleesbaar zijn gemaakt

Werkgever / Zelfstandige

4.400,–

Ja

Werknemer

1.500,–

B 2.4:4 (9)

art. 2.4:4, eerste lid, onder e, Atbv

Een niet op zijn naam gestelde bestuurderskaart, werkplaatskaart of bedrijfskaart te gebruiken, met uitzondering van een bedrijfskaart van een werkgever die wordt gebruikt door zijn werknemer

Werkgever / Zelfstandige

4.400,–

Ja

Werknemer

1.500,–

B 2.4:4 (10)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 27, tweede lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 11, vierde lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder b, Atbv jo art. 3, tweede lid, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

Een bestuurder mag geen andere dan uitsluitend zijn eigen gepersonaliseerde bestuurderskaart gebruiken

Werkgever/ zelfstandige

4.400,–

Ja

Werknemer

1.500,–

B 2.4:4 (10a)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 27, tweede lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 11, vierde lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 3, tweede lid, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

Bezit van meer dan één geldige op zijn naam gestelde bestuurderskaart. Gebruik defecte of ongeldige bestuurderskaart

Er worden met de gebruikte bestuurderskaart geen arbeids-, rij- en rusttijden geregistreerd

Bestuurder

1.100,–

Ja

B 2.4:4 (10b)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 27, tweede lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 11, vierde lid, Bijlage controleapparaten AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 3, tweede lid, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

Bezit van meer dan één geldige op zijn naam gestelde bestuurderskaart. Gebruik defecte of ongeldige bestuurderskaart

Er worden met de gebruikte bestuurderskaart wel arbeids-, rij- en rusttijden geregistreerd

Bestuurder

450,–

Ja

B 2.4:4 (11)

art. 2.4:4, eerste lid, onder f, Atbv

In het voertuig een voorziening aanwezig te hebben die voor misbruik als bedoeld in de onderdelen a tot en met e van art. 2.4:4, eerste lid van het Atbv kan worden aangewend

Werkgever / Zelfstandige

10.375,–

Ja

B 2.4:5 (38)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 32, derde lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, achtste lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 7, tweede lid van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

Vervalsen, verbergen, uitwissen of vernietigen van gegevens op registratiebladen/tachograaf/Bestuurderskaart, manipulatie tachograaf/registratieblad/bestuurderskaart

Werkgever / Zelfstandige

4.400,–

Ja

Werknemer

1.500,–

B 2.4:5 (40)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 32, derde lid,

Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, achtste lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a Atbv jo art. 7 tweede lid van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

In het voertuig een voorziening aanwezig hebben die gebruikt kan worden om de in de tachograaf, het registratieblad, of de op de bestuurderskaart opgeslagen gegevens en/of afdrukken kan vervalsen, uitwissen of vernietigen

Werkgever / Zelfstandige

10.375,–

Ja

B 2.4:5 (40a)

Art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo. art. 32, vierde lid, Vo 165/2014; art. 2.4:13, vijfde lid, onder b, Atbv jo art. 14, tweede lid, van deel C, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Een voertuig is uitgerust met meer dan één tachograaf

Werkgever / Zelfstandige

10.375,–

Ja

5. INSTALLATIE EN GEBRUIK TACHOGRAAF

B 2.4:5 (1)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 1, eerste lid, tweede alinea jo art. 22 vijfde lid, Vo 165/2014; art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. Aanhangsel 1 en 1B, AETR; art. 5 van deel C, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Niet zorg dragen dat het controleapparaat is voorzien van verzegelingen, dan wel na verbreking van de verzegelingen de tachograaf is onderzocht

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.4:5 (1a)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art 1, eerste lid, tweede alinea jo art. 22, vierde lid Vo 165/2014; art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. Aanhangsel 1 en 1B, AETR; art. 5, vierde lid, van deel C, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Niet zorg dragen dat het controleapparaat is voorzien van een installatieplaatje

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.4:5 (2)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 3, eerste lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10 AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder b, Atbv jo art. 3, onder a, van deel C, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Niet zorg dragen dat een tachograaf/controleapparaat is aangebracht

Werkgever / Zelfstandige

4.400,–

Ja

B 2.4:5 (2a)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo. art. 1, eerste lid, tweede alinea, van Vo 165/2014 jo. bijlagen 1 van Vo 165/2014, bijlage 1 B, van verordening (EEG) nr. 3821/85 en bijlage 1C van Vo 799/2016;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo. art. 10 AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder b, Atbv jo art. 3, eerste en tweede lid, van deel C, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst, mede gelet op de Aanhangsels 31-B-4-1, 31-B-4-2, 31-B-4-3.

Het aangebrachte controleapparaat/de tachograaf voldoet niet aan de wettelijke eisen

Werkgever / Zelfstandige

2.200,–

Ja

B 2.4:5 (3)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 1, eerst lid, tweede alinea jo. art. 23, eerste lid, Vo 165/2014; art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. Aanhangsel 1 en 1B, AETR; art. 6, eerste lid, van deel C, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Het niet zorg dragen dat het controleapparaat binnen 2 jaar is onderzocht (periodieke controle; routine-inspectie)

Werkgever / Zelfstandige

450,–

Ja

B 2.4:5 (6)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 32, eerste lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 10 Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 7, eerste lid, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Vervoersonderneming heeft er niet voor gezorgd dat tachografen, bestuurderskaarten en/of registratiebladen correct werken en correct worden gebruikt

Werkgever / Zelfstandige

1.300,–

Ja

B 2.4:5 (7a)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 1, eerste lid tweede alinea, Vo 165/2014; art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 10 en aanhangsels 1 en 1b Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder b, Atbv jo art. 3, eerste en tweede lid, van deel C, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst, mede gelet op de Aanhangsels 31-B-4-1, 31-B-4-2, 31-B-4-3.

De instellingen in de tachograaf zijn niet correct

Werkgever / Zelfstandige

450,–

Ja

B 2.4:5 (7)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 33, eerste lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 11, eerste lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder b, Atbv jo art. 15, eerste lid, van deel C, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Onvoldoende registratiebladen verstrekt

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.4:5 (8)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 33, eerste lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 11, eerste lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder b, Atbv jo art. 15, eerste lid, van deel C, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Model van het registratieblad niet goedgekeurd, of niet geschikt voor gebruik in het voertuig geïnstalleerde apparaat

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.4:5 (9)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 33, eerste lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder b, Atbv jo art. 15, eerste lid, van deel C, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Onvoldoende papier voor afdrukken

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.4:5 (11)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, tweede lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, eerste lid, Bijlage controleapparaat AETR;

art. 2.4:13, vijfde lid, onder b, Atbv jo art. 6, tweede lid, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Gebruik van vuile of beschadigde registratiebladen of bestuurderskaarten

Bestuurder

450,–

Ja

B 2.4:5 (12)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, eerste lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, tweede lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder b, Atbv jo art. 6, eerste lid, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Het niet gebruik maken van een registratieblad

Bestuurder

1.100,–

Ja

B 2.4:5 (12a)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, eerste lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, tweede lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 6, eerste lid, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Het niet gebruik maken van een bestuurderskaart

Bestuurder

1.100,–

Ja

B 2.4:5 (12b)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, eerste lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, tweede lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 6, eerste lid, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Het voortijdig uithalen registratiebladen of bestuurderskaart, voor het einde van zijn dagelijkse werktijd tenzij anderszins is toegestaan

Bestuurder

450,–

Ja

B 2.4:5 (12c)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, eerste lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, tweede lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 6, eerste lid, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Registratieblad of bestuurderskaart gebruiken voor langere periode dan waarvoor het blad of de kaart bestemd is

Bestuurder

450,–

Ja

B 2.4:5 (13)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo. art. 34, vierde lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo. Art. 10, tweede lid AETR i.v.m. art. 12, tweede lid, Bijlage controleapparaten AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 6, vierde, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Bij meervoudige bemanning wordt de bestuurderskaart of het registratieblad niet op de juiste plek in de tachograaf geplaatst

Bestuurder

200,–

Ja

B 2.4:9 (1)

art. 2.4:9 Atbv

De houder van een werkplaatskaart handelt niet overeenkomstig art. 22, tweede lid, derde lid, eerste volzin, vierde en vijfde lid, en art. 23 Vo 165/2014

Houder werkplaatskaart

1.100,–

Ja

B 2.4:10 (1)

art. 2.4:10 Atbv

Bedrijfskaart is niet conform art. 2.4:10 Atbv gebruikt

Werkgever / Zelfstandige

450,–

Ja

B 2.4:11 (1)

art. 2.4:11, derde lid, Atbv

Geen melding van verlies of diefstal van de bestuurderskaart, werkplaatskaart of bedrijfskaart

Houder

200,–

Nee

B 2.4:11 (2)

Art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 26, zevende lid onder bis Vo 165/2014

Niet voldoen aan verplichting om de bestuurderskaart te vervangen door een nieuwe wanneer dit noodzakelijk is om aan de toepasselijke technische specificaties te voldoen

Houder

1.100,–

Ja

B 2.4:5 (18)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, derde lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, tweede lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 6, derde lid, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Geen handmatige invoer wanneer dit vereist is

Bestuurder

450,–

Ja

B 2.4:5 (20)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, vijfde lid, onder a, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, derde lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 6, vijfde lid onder a, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

De tijdsaanduiding op het blad stemt niet overeen met de wettelijke tijd van het land waar het voertuig is ingeschreven

Bestuurder

200,–

Ja

B 2.4:5 (21)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, vijfde lid, onder b, i t/m iv, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, derde lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 6, vijfde lid, onder b, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Incorrect gebruik van de schakelorganen

Bestuurder

450,–

Ja

B 2.4:5 (21a)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, vijfde lid, onder b, v, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, derde lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 6, vijfde lid, onder b, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Incorrect gebruik of niet-gebruik van het teken voor ‘veerboot-/trein’

Bestuurder

200,–

Ja

B 2.4:5 (22)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, zesde lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, vijfde lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 6. zesde, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Middenveld registratieblad in geheel niet ingevuld

Bestuurder

1.100,–

Ja

B 2.4:5 (23)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, zesde lid, onder a, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, vijfde lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 6, zesde lid onder a, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Naam en/of voornaam ontbreekt op het registratieblad

Bestuurder

200,–

Ja

B 2.4:5 (24)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, zesde lid, onder b, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, vijfde lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 6, zesde lid onder b, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Datum bij het begin of einde van het gebruik van het blad ontbreekt

Bestuurder

200,–

Ja

B 2.4:5 (25)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, zesde lid, onder b, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, vijfde lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 6, zesde lid onder b, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Plaats bij het begin of einde van het gebruik van het blad ontbreekt

Bestuurder

200,–

Ja

B 2.4:5 (26)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, zesde lid, onder c, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, vijfde lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 6, zesde lid onder c, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Kenteken/registratienummer van het voertuig ontbreekt op het registratieblad

Bestuurder

200,–

Ja

B 2.4:5 (27)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, zesde lid, onder d, onder i, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, vijfde lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 6, zesde lid onder d, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Kilometerstand (vóór de eerste rit die op het blad is geregistreerd) ontbreekt op het registratieblad

Bestuurder

100,–

Ja

B 2.4:5 (28)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, zesde lid, onder d, onder ii, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, vijfde lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 6, zesde lid, onder d, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Kilometerstand (aan het einde van de laatste rit die op het registratieblad is geregistreerd) ontbreekt op het registratieblad

Bestuurder

200,–

Ja

B 2.4:5 (29)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, zesde lid, onder e, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, vijfde lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 6, zesde lid, onder e, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Het tijdstip waarop van voertuig wordt gewisseld ontbreekt op het registratieblad

Bestuurder

100,–

Ja

B 2.4:5 (30)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, zesde of zevende lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, vijfde lid en vijfde lid bis, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 6, zesde lid, onder f, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Het symbool van het land waar de werkperiode van de dag respectievelijk is begonnen en geëindigd ontbreekt op het registratieblad of in de tachograaf

Bestuurder

200,–

Ja

B 2.4:5 (31)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, zevende lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, vijfde lid en vijfde lid bis, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, 5 onder a, Atbv jo art. 6, zevende lid, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Het symbool van het land van binnenkomst ontbreekt op het registratieblad of in de tachograaf

Bestuurder

200,–

Ja

6. HET VOORLEGGEN VAN INFORMATIE

B 2.4:5 (32)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 36, eerste of tweede lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 12, zevende lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, jo art. 10, eerste of tweede lid, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Niet in staat gegevens te verstrekken. Afdrukken, handmatig opgetekende gegevens, bestuurderskaart en registratiebladen van de dag zelf en de voorafgaande 28 dagen niet kunnen overleggen ten tijde van de controle (tot en met 30 december 2024)

Niet in staat gegevens te verstrekken. Afdrukken, handmatig opgetekende gegevens, bestuurderskaart en registratiebladen van de dag zelf en de voorafgaande 56 dagen niet kunnen overleggen ten tijde van de controle (vanaf 31 december 2024)

Bestuurder

450,–

Ja

7. DEFECT

B 2.4:5 (41)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 37, eerste lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 13, eerste lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder b, Atbv jo art. 16, eerste lid, van deel C, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Defecte tachograaf is niet hersteld door een erkende installateur of werkplaats

Werkgever / Zelfstandige

1.300,–

Ja

B 2.4:5 (42)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 37, eerste lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 13, eerste lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder b, Atbv jo art. 16, tweede lid, van deel C, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

In de situatie waarin het voertuig niet binnen een week nadat het defect is opgetreden naar de vervoersonderneming kan terugkeren, de defecte tachograaf niet onderweg herstellen

Werkgever / Zelfstandige

450,–

Ja

8. HANDMATIGE INVOER OP AFDRUKKEN

B 2.4:5 (43)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 37, tweede lid, Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 13, tweede lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, Atbv jo art. 11 van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

De bestuurder handelt niet overeenkomstig art. 37, tweede lid, verordening (EU) nr. 165/2014, dan wel art. 13, tweede lid, bijlage controleapparaat AETR

Bestuurder

450,–

Ja

9. REGELING TACHOGRAAFKAARTEN

B 2.4:13 (1)

art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 35 Vo 165/2014;

art. 2.4:13, vierde lid, Atbv jo art. 10, tweede lid, AETR i.v.m. art. 13, tweede lid, Bijlage controleapparaat AETR; art. 2.4:13, vijfde lid, onder a, jo art. 9, tweede lid, van deel B, afdeling 4, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Bestuurder handelt bij beschadiging, defect, verloren of gestolen bestuurderskaart of in geval van een praktijk test als bedoeld in art. 21, tweede lid, Vo 165/2014 niet overeenkomstig art. 35 Vo 165/2014 of overeenkomstig art. 13, tweede lid, bijlage controleapparaat AETR

Bestuurder

550,–

Ja

B 2.4:13 (1a)

art. 2.4:13, eerste lid, Atbv jo art. 6 Regeling tachograafkaarten;

Niet voldaan aan inleverplicht ingetrokken, defecte, beschadigde of teruggevonden bestuurderskaart of werkplaatskaart

Houder

550,–

Ja

11. RIJ- EN RUSTTIJDEN

ONVOLDOENDE DAGELIJKSE RUSTTIJD VAN MINDER DAN 11 UUR, INDIEN EEN VERKORTING VAN DE DAGELIJKSE RUSTTIJD NIET IS TOEGESTAAN

B 2.5:1 (1)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6 van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Indien een verkorting van de dagelijkse rusttijd niet is toegestaan; dagelijkse rust minder dan 11 uur

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:1 (2)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6 van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Indien een verkorting van de dagelijkse rusttijd niet is toegestaan; dagelijkse rust minder dan 10 uur

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.5:1 (3)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6 van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Indien een verkorting van de dagelijkse rusttijd niet is toegestaan; dagelijkse rust minder dan 8 uur en 30 minuten

Werkgever / Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te kort

Ja

ONVOLDOENDE DAGELIJKSE RUSTTIJD VAN MINDER DAN 9 UUR, INDIEN VERKORTING IS TOEGESTAAN

B 2.5:1 (4)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6 van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Indien verkorting is toegestaan; dagelijkse rust minder dan 9 uur

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:1 (5)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6 van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Indien verkorting is toegestaan; dagelijkse rust minder dan 8 uur

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.5:1 (6)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6 van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Indien verkorting is toegestaan;

dagelijkse rust minder dan 7 uur

Werkgever / Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te kort

Ja

ONVOLDOENDE OPGESPLITSTE DAGELIJKSE RUSTTIJD VAN TENMINSTE 3 UUR + 9 UUR

B 2.5:1 (7)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6 van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Opgesplitste normale dagelijkse rusttijd. 1e rustperiode bedraagt tenminste 3 uur en tweede rustperiode bedraagt minder dan 9 uren

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:1 (8)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6 van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Opgesplitste normale dagelijkse rusttijd. 1e rustperiode bedraagt tenminste 3 uur en tweede rustperiode bedraagt minder dan 8 uren

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.5:1 (9)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, tweede lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6 van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Opgesplitste normale dagelijkse rusttijd. 1e rustperiode bedraagt tenminste 3 uur en tweede rustperiode bedraagt minder dan 7 uren

Werkgever / Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te kort

Ja

ONVOLDOENDE DAGELIJKSE RUSTTIJD VAN MINDER DAN 9 UUR BIJ MEERVOUDIGE BEMANNING

B 2.5:1 (10)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, vijfde lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, derde lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6 van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Dagelijkse rust meervoudige bemanning minder dan 9 uur

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:1 (11)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, vijfde lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, derde lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6 van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Dagelijkse rust meervoudige bemanning minder dan 8 uur

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.5:1 (12)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, vijfde lid, Vo 561/2006; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, derde lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6 van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Dagelijkse rust meervoudige bemanning minder dan 7 uur

Werkgever / Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te kort

Ja

ONVOLDOENDE VERKORTE WEKELIJKSE RUSTTIJD VAN MINDER DAN 24 UUR

B 2.5:1 (13)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6, zesde lid van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Verkorte wekelijkse rusttijd

minder dan 24 uur

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:1 (14)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6, zesde lid van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Verkorte wekelijkse rusttijd minder dan 22 uur

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.5:1 (15)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6, zesde lid van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Verkorte wekelijkse rusttijd minder dan 20 uur

Werkgever / Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te kort met een max. boete van 1.300,–

Ja

ONVOLDOENDE WEKELIJKSE RUSTTIJD VAN MINDER DAN 45 UUR, INDIEN VERKORTING VAN DE WEKELIJKSE RUSTTIJD NIET IS TOEGESTAAN

B 2.5:1 (16)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6, zesde lid van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Indien verkorting van de wekelijkse rusttijd niet is toegestaan; wekelijkse rust minder dan 45 uur

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:1 (17)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6, zesde lid van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Indien verkorting van de wekelijkse rusttijd niet is toegestaan; wekelijkse rust minder dan 42 uur

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.5:1 (18)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6, zesde lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Indien verkorting van de wekelijkse rusttijd niet is toegestaan; wekelijkse rust minder dan 36 uur

Werkgever / Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te kort met een max. boete van 1.300,–

Ja

B 2.5:1 (16a)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid onder b, Vo 561/2006; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6, zevende lid van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Geen compensatie genoten van verkorte wekelijkse rusttijd; benodigde compensatie tot en met 3 uur

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:1 (17a)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, onder b, Vo 561/2006; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6, zevende lid van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Geen compensatie genoten van verkorte wekelijkse rusttijd; benodigde compensatie meer dan 3 uur

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.5:1 (18a)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, onder b, Vo 561/2006; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6, zevende lid van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Geen compensatie genoten van verkorte wekelijkse rusttijd; benodigde compensatie meer dan 9 uur

Werkgever / Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te kort met een max. boete van 1.300,–

Ja

B 2.5:1 (16b)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, onder b, Vo 561/2006; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6, zevende lid van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Geen compensatie genoten van twee opeenvolgende verkorte wekelijkse rusttijden bij internationaal vervoer

Benodigde compensatie tot en met 3 uur

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:1 (17b)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, onder b, Vo 561/2006; art. 6, zevende lid van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Geen compensatie genoten van twee opeenvolgende verkorte wekelijkse rusttijden bij internationaal vervoer

Benodigde compensatie meer dan 3 uur

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.5:1 (18b)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, onder b, Vo 561/2006; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6, zevende lid van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Geen compensatie genoten van twee opeenvolgende verkorte wekelijkse rusttijden bij internationaal vervoer

Benodigde compensatie meer dan 9 uur

Werkgever / Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te kort met een max. boete van 1.300,–

Ja

B 2.5:1 (18c)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, achtste lid, onder bis, Vo 561/2006; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6, tiende lid van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Geen organisatie van terugkeermogelijkheid van de bestuurder 1 maal in de vier weken

Werkgever

1.300,–

Ja

MEER DAN 6 MAAL 24 UUR TUSSEN WEKELIJKSE RUSTTIJDEN

B 2.5:1 (19)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6, zesde lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Overschrijden van 6 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige wekelijkse rusttijd; met maximaal 3 uur

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:1 (20)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6, zesde lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Overschrijden van 6 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige wekelijkse rusttijd; met maximaal 12 uur

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.5:1 (21)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6, zesde lid, van deel b, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Overschrijden van 6 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige wekelijkse rusttijd; met 12 uur of meer

Werkgever / Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te lang met een max. boete van 1.300,–

Ja

AFWIJKING VAN DE 12-DAGENREGEL

B 2.5:1 (21a)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid bis, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, onder b, AETR

Overschrijden van 12 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige normale wekelijkse rusttijd; met maximaal 3 uur

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:1 (21b)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid bis, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, onder b, AETR

Overschrijden van 12 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige normale wekelijkse rusttijd; met maximaal 12 uur

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.5:1 (21c)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid bis, Vo 561/2006;

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, zesde lid, onder b, AETR

Overschrijding van 12 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige normale wekelijkse rusttijd; met 12 uur of meer

Werkgever / Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te lang met een max. boete van 1.300,–

Ja

NORMALE WEKELIJKSE RUSTTIJD GENIETEN IN VOERTUIG

B 2.5:1 (22)

art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, achtste lid, Vo 561/2006; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 8, achtste lid, AETR; art. 2.5:1, tweede lid, Atbv jo art. 6, negende lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Genieten van een normale wekelijkse rusttijd in het voertuig

Werkgever / Zelfstandige

1.300,–

Ja

TAXI VERVOER

ONVOLDOENDE DAGELIJKSE RUSTTIJD VAN MINDER DAN 10 UUR, INDIEN VERKORTING NIET IS TOEGESTAAN

B 2.5:1 (1a)

art. 2.5:1, vijfde lid, onder a, Atbv

Indien verkorting niet is toegestaan; dagelijkse rust minder dan 10 uur

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:1 (2a)

art. 2.5:1, vijfde lid, onder a, Atbv

Indien verkorting niet is toegestaan; dagelijkse rust minder dan 9 uur

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.5:1 (3a)

art. 2.5:1, vijfde lid, onder a, Atbv

Indien verkorting niet is toegestaan; dagelijkse rust minder dan 8 uur

Werkgever / Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te kort

Ja

TAXI VERVOER

ONVOLDOENDE DAGELIJKSE RUSTTIJD VAN MINDER DAN 8 UUR, INDIEN VERKORTING IS TOEGESTAAN

B 2.5:1 (4a)

art. 2.5:1, vijfde lid, onder a, Atbv

Indien verkorting is toegestaan; dagelijkse rust minder dan 8 uur

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:1 (6a)

art. 2.5:1, vijfde lid, onder a, Atbv

Indien verkorting is toegestaan; dagelijkse rust minder dan 7 uur

Werkgever / Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te kort

Ja

TAXI VERVOER

ONVOLDOENDE WEKELIJKSE RUSTTIJD VAN MINDER DAN 72 UUR

B 2.5:1 (16a)

art. 2.5:1, vijfde lid, onder b, Atbv

Wekelijkse rust minder dan 72 uur

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:1 (17)

art. 2.5:1, vijfde lid, onder b, Atbv

Wekelijkse rust minder dan 69 uur

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.5:1 (18)

art. 2.5:1, vijfde lid, onder b, Atbv

Wekelijkse rust minder dan 63 uur

Werkgever / Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te kort met een max. boete van 1.000,–

Ja

OVERSCHRIJDING VAN DE DAGELIJKSE RIJTIJD VAN 9 UUR, INDIEN VERLENGING TOT 10 UUR NIET IS TOEGESTAAN

B 2.5:3 (1)

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, eerste lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, eerste lid, AETR; art. 2.5:3 Atbv jo art. 4, eerste lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

Indien verlenging tot 10 uur niet is toegestaan; dagelijkse rijtijd meer dan 9 uur

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:3 (2)

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, eerste lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, eerste lid, AETR; art. 2.5:3 Atbv jo art. 4, eerste lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

Indien verlenging tot 10 uur niet is toegestaan; dagelijkse rijtijd meer dan 10 uur

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.5:3 (3)

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, eerste lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, eerste lid, AETR; art. 2.5:3 Atbv jo art. 4, eerste lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

Indien verlenging tot 10 uur niet is toegestaan; dagelijkse rijtijd meer dan 11 uur

Werkgever / Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te lang met een max. van 1.300,–

Ja

B 2.5:3 (3a)

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, eerste lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, eerste lid, AETR; art. 2.5:3 Atbv jo art. 4, eerste lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Indien verlenging tot 10 uur niet is toegestaan; dagelijkse rijtijd meer dan 13,5 uur

Werkgever / Zelfstandige

1.350,– + 100,– per uur te lang met een max. boete van 2.000,–

Ja

OVERSCHRIJDING VAN DE DAGELIJKSE RIJTIJD VAN 10 UUR INDIEN VERLENGING IS TOEGESTAAN

B 2.5:3 (4)

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, eerste lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, eerste lid, AETR; art. 2.5:3 Atbv jo art. 4, eerste lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

Indien verlenging is toegestaan; dagelijkse rijtijd meer dan 10 uur

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:3 (5)

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, eerste lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, eerste lid, AETR art. 2.5:3 Atbv jo art. 4, eerste lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

Indien verlenging is toegestaan; dagelijkse rijtijd meer dan 11 uur

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.5:3 (6)

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, eerste lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, eerste lid, AETR; art. 2.5:3 Atbv jo art. 4, eerste lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

Indien verlenging is toegestaan; dagelijkse rijtijd meer dan 12 uur

Werkgever / Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te lang met een max. boete van 1.300,–

Ja

B 2.5:3 (6b)

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, eerste lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, eerste lid, AETR; art. 2.5:3 Atbv jo art. 4, eerste lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Indien verlenging is toegestaan; dagelijkse rijtijd van meer dan 15 uur

Werkgever / zelfstandige

1.350,– + 100,– per uur te lang met een max. boete van 2.000,–

Ja

OVERSCHRIJDING VAN DE WEKELIJKSE RIJTIJD

B 2.5:3 (7)

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, tweede lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, tweede lid, AETR; art. 2.5:3 Atbv jo art. 4, tweede lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

Wekelijkse rijtijd meer dan 56 uur

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:3 (8)

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, tweede lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, tweede lid, AETR; art. 2.5:3 Atbv jo art. 4, tweede lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

Wekelijkse rijtijd meer dan 60 uur

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.5:3 (9)

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, tweede lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, tweede lid, AETR; art. 2.5:3 Atbv jo art. 4, tweede lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Wekelijkse rijtijd van meer dan 65 uur

Werkgever/ Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te lang

Ja

B 2.5:3 (9a)

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, tweede lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, tweede lid, AETR; art. 2.5:3 Atbv jo art. 4, tweede lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

Wekelijkse rijtijd meer dan 70 uur

Werkgever / Zelfstandige

1.350,– + 100,– per uur te lang met een max. boete van 2.000,–

Ja

OVERSCHRIJDING VAN DE BIJ ELKAAR OPGETELDE RIJTIJD GEDURENDE TWEE OPEENVOLGENDE WEKEN

B 2.5:3 (10)

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, derde lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, derde lid, AETR; art. 2.5:3 Atbv jo art. 4, derde lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

Bij elkaar opgetelde rijtijd gedurende twee opeenvolgende weken meer dan 90 uur

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:3 (11)

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, derde lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, derde lid, AETR; art. 2.5:3 Atbv jo art. 4, derde lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

Bij elkaar opgetelde rijtijd gedurende twee opeenvolgende weken 100 uur of meer

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.5:3 (12)

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, derde lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, derde lid, AETR; art. 2.5:3 Atbv jo art. 4, derde lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

Bij elkaar opgetelde rijtijd gedurende twee opeenvolgende weken 105 uur of meer

Werkgever / Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te lang

Ja

B 2.5:3 (12a)

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, derde lid, Vo 561/2006;

art. 2.5:3 Atbv jo art. 6, derde lid, AETR; art. 2.5:3 Atbv jo art. 4, derde lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Bij elkaar opgetelde rijtijd gedurende twee opeenvolgende weken 112 uur en 30 minuten of meer

Werkgever / Zelfstandige

1.350,– + 100,– per uur te lang met een max. boete van 2.000,–

Ja

OVERSCHRIJDING VAN DE AANEENGESLOTEN RIJTIJD

B 2.5:6 (1)

art. 2.5:6, tweede lid, Atbv jo art. 7 Vo 561/2006;

art. 2.5:6, tweede lid, Atbv jo art. 7 AETR; art. 2.5:6, tweede lid, Atbv art. 5 van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Ononderbroken rijtijd meer dan 4 uur en 30 minuten

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Ja

B 2.5:6 (2)

art. 2.5:6, tweede lid, Atbv jo art. 7 Vo 561/2006;

art. 2.5:6, tweede lid, Atbv jo art. 7 AETR; art. 2.5:6, tweede lid, Atbv art. 5 van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Ononderbroken rijtijd meer dan 5 uur

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Ja

B 2.5:6 (3)

art. 2.5:6, tweede lid, Atbv jo art. 7 Vo 561/2006;

art. 2.5:6, tweede lid, Atbv jo art. 7 AETR; art. 2.5:6, tweede lid, Atbv art. 5 van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Ononderbroken rijtijd meer dan 6 uur

Werkgever / Zelfstandige

550,– + 100,– per uur te lang met een max. boete van 1.300,–

Ja

12. PAUZE

B 2.5:6 (7)

art. 2.5:6, eerste lid, Atbv

Bestuurder handelt niet conform art. 5.4, tweede en derde lid, Atw (Pauze)

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Nee

B 2.5:6 (8)

art. 2.5:6, derde lid, onder a, Atbv

Arbeidstijd langer dan 6 uur zonder pauze

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Nee

B 2.5:6 (9)

art. 2.5:6, derde lid, onder b, Atbv

Geen ½ (of 2x ¼) pauze bij 6 tot en met 9 uur arbeid

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Nee

B 2.5:6 (10)

art. 2.5:6, derde lid, onder c, Atbv

Geen ¾ (of 3 x ¼) pauze bij meer dan 9 uur arbeid

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Nee

13. NACHTDIENST EN ARBEID TUSSEN 00.00 UUR EN 06.00 UUR

B 2.5:4 (1)

art. 2.5:4, tweede lid, onder a en b, Atbv

Het verrichten van meer dan 43 maal in 16 weken arbeid in nachtdienst of het verrichten van meer dan 20 uren arbeid in nachtdienst in elke periode van 2 weken

Werkgever / Zelfstandige

100,– per uur te lang met een max. boete van 1.100,–

Nee

B 2.5:4a (1)

art. 2.5:4a, vijfde lid, Atbv

(Indien Vo 561/2006 van toepassing is)

Het verrichten van meer dan 12 uren dagelijkse arbeidstijd in elke periode van 24 achtereenvolgende uren

Werkgever / Zelfstandige

100,– per uur te lang met een max. boete van 1.100,–

Nee

B 2.5:5 (1)

art. 2.5:5, derde lid, onder a en b, Atbv

Het verrichten van meer dan 52 maal in 16 weken en 140 maal in 52 weken arbeid in nachtdienst of het verrichten van meer dan 38 uren arbeid in nachtdienst in elke periode van 2 weken.

Werkgever / Zelfstandige

100,– per uur te lang met een max. boete van 1.100,–

Nee

14. ARBEIDSTIJDEN

B 2.5:7 (1)

art. 2.5:7, zesde lid, Atbv

(Vo 561/2006 n.v.t.)

Gemiddelde arbeidstijd van meer dan 48 uren per week

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Nee

B 2.5:8 (1)

art. 2.5:8, vijfde lid, Atbv

(Vo 561/2006 wel van toepassing); art. 3, eerste lid, van deel B, afdeling 3, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Arbeidstijd van meer dan 60 uur per week

Werkgever / Zelfstandige

550,–

Nee

15. SOORTEN BETALING EN INFORMATIEVERSTREKKING

B 2.7:1 (1)

art. 2.7:1, eerste lid, Atbv jo art. 10, eerste lid, Vo 561/2006; art. 2.7:1, eerste lid, Atbv art. 7, eerste lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Koppeling loon aan afgelegde afstand, levering snelheid en/of hoeveelheid vervoerde goederen

Indien aangetoond dat betaling van dien aard is dat verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht of inbreuken worden aangemoedigd

Werkgever / Zelfstandige

1.100,–

Nee

B 2.7:1 (2)

art. 2.7:1, tweede lid, Atbv jo art. 10, tweede en vijfde lid, Vo 561/2006; art. 2.7:1, eerste lid, Atbv jo art. 7, tweede en vijfde lid, van deel b, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

Werkgever handelt niet overeenkomstig art. 10, tweede en vijfde lid, Vo. 561/2006

Werkgever handelt niet overeenkomstig art. 7, tweede en vijfde lid, van deel B, afdeling 2, van bijlage 31 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst

Werkgever / Zelfstandige

550,–

Nee

B 2.7:1 (3)

art. 2.7:1, derde lid, Atbv jo art. 20 Vo 561/2006

Bestuurder handelt niet overeenkomstig art. 20 Vo. 561/2006

(Niet bij zich hebben van bewijzen van vorige sancties of procedure)

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Nee

B 2.7:1 (4)

art. 2.7:1, derde lid, Atbv jo art. 20, derde lid, Vo 561/ 2006

De bestuurder verstrekt geen informatie aan onderneming

Werkgever / Zelfstandige

200,–

Nee

B 2.7:4 (1)

art. 2.7:4, eerste lid, Atbv, jo art 5 tweede lid Vo 561/2006

Het verrichten van arbeid als bijrijder door jeugdige werknemer buiten Nederland

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Nee

B 2.7:4 (2)

art. 2.7:4, derde lid, Atbv

Het niet toezien op het bezit van een verklaring, afgegeven door het bevoegd gezag van de opleiding waaruit blijkt dat een jeugdige werknemer welke als bijrijder arbeid verricht aldaar is ingeschreven als leerling

Werkgever / Zelfstandige

100,–

Nee

BIJLAGE 2. LIJST OVERTREDINGEN WAARVOOR DIRECT EEN BESTUURLIJKE BOETE WORDT OPGELEGD ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, TWEEDE LID, SUB A, VAN DE BELEIDSREGEL BOETEOPLEGGING ARBEIDSTIJDENWET EN ARBEIDSTIJDENBESLUIT VERVOER (WEGVERVOER) 2022

Transportinspectie

  • Alle overtredingen ter zake van arbeids-, rij- en rusttijden.

  • De overtredingen ten aanzien van registratiemiddelen:

    • het niet aanwezig zijn van registratie- en controlemiddelen;

    • het onjuist gebruik van registratie- en controlemiddelen;

    • het misbruik van registratie- en controlemiddelen;

    • het niet aangeven van ‘belangrijke gegevens’ op een registratiemiddel, waarmee wordt bedoeld gegevens die achteraf eenvoudig kunnen worden gewijzigd.

Bedrijfsinspectie

Bij een bedrijfsinspectie worden de meest belangrijke inbreuken en de heel belangrijke inbreuken direct beboet bij een eerste bedrijfsinspectie. Voor de overige overtredingen wordt eerst een waarschuwing gegeven. Bij een tweede bedrijfsinspectie worden tevens de belangrijke inbreuken direct beboet, voor de kleine inbreuken wordt nog een waarschuwing gegeven. Vanaf een volgende bedrijfsinspectie worden alle overtredingen direct beboet.

Een bedrijfsinspectie die plaatsvindt binnen 5 jaar na de datum waarop de eerste bedrijfsinspectie is opgestart wordt als een tweede bedrijfsinspectie aangemerkt als voor de bij de eerste bedrijfsinspectie geconstateerde overtredingen een onherroepelijke bestuurlijke boete is opgelegd.

TOELICHTING

I. Algemeen

Met deze beleidsregel wordt de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) 2019 met de bijlagen vervangen door een nieuwe beleidsregel.

Aanleiding en noodzaak

Met ingang van 20 augustus 2020 is een aantal wijzigingen aangaande Verordening (EU) 2020/10541, onderdeel van het zogenoemde ‘Mobiliteitspakket I’, in werking getreden. Deze wijzigingen hebben consequenties voor de tot nog toe geldende beleidsregel (versie 2019). Deze is daarom vervangen. Verordening (EU) nr. 2020/1054 heeft namelijk Verordening (EG) nr. 561/2006 en Verordening (EU) nr. 165/2014 gewijzigd. Daarnaast is op 1 januari 2021 Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds2 (hierna: Handels- en Samenwerkingsovereenkomst) in werking getreden. In de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst is bepaald dat voor goederenvervoer tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland bijlage 31 van die overeenkomst van toepassing is. Om deze bijlage bestuursrechtelijk te kunnen handhaven is het Arbeidstijdenbesluit vervoer (hierna: Atbv) gewijzigd. Deze wijzigingen zijn eveneens verwerkt in deze beleidsregel.

Op voorhand wordt opgemerkt dat:

  • bij internationaal goederenvervoer over de weg tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds (PbEU 2021, L 149), de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst van toepassing is;

  • het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv) tevens is aangepast in verband met het internationale goederenvervoer over de weg in de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds (PbEU 2021, L 149);

  • er rekening is gehouden met aanpassing van Verordening (EU) 2016/403 van de Commissie van 18 maart 2016 ter aanvulling van Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europese Parlement en de Raad met betrekking tot de classificatie van ernstige inbreuken op de wetgeving van de Unie die tot verlies van de betrouwbaarheidsstatus van wegvervoerondernemers kunnen leiden, en tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG van het Europese Parlement en de Raad, voor wat betreft de indeling in categorieën van de overtredingen;

  • om recht te kunnen doen aan artikel 5:41 j.o. 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het boetenormbedrag afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Hierbij houdt de boeteoplegger rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel zijn definities opgenomen. Deze bepaling(en) sluiten zoveel mogelijk aan bij de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer. Indien een definitie afwijkt, is deze definitie los gedefinieerd.

Artikel 2

Het niet naleven van daartoe aangemerkte voorschriften van de Arbeidstijdenwet en de daarop gebaseerde besluiten levert een overtreding op. De naleving ervan wordt gecontroleerd door de daartoe aangewezen toezichthouders. Bij het wegvervoer kan wat betreft de controles een onderscheid worden gemaakt tussen transport- en bedrijfsinspecties. Een transportinspectie is een inspectie langs de weg naar de naleving van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer over de lopende dag en de voorafgaande 28 dagen. Deze termijn wordt per 31 december 2024 overigens opgerekt naar 56 dagen, blijkens Verordening (EU) 2020/1054 (hierna: Mobility Package I). Onder een bedrijfsinspectie wordt verstaan een inspectie naar de naleving van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer op basis van de wettelijke controlemiddelen voor de registratie van de arbeids- en rusttijden en de overige bedrijfsadministratie.

Bij beide soorten inspecties geldt als uitgangspunt dat bij de boeteoplegging wordt uitgegaan van de boetenormbedragen die zijn opgenomen in bijlage 1 van deze beleidsregel.

Artikel 3

In het eerste lid van dit artikel is, gelet op artikel 5:46, tweede lid, Awb, de mate van verwijtbaarheid opgenomen. Met dit artikel wordt recht gedaan aan de verschillende maten van verwijtbaarheid die bestaan bij overtredingen. Aansluiting wordt gezocht bij de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 juli 2022, met kenmerk ECLI:NL:RVS:2022:1973. Er worden verschillende maten van verwijtbaarheid opgenomen in het eerste lid, namelijk verminderd verwijtbaar, normale verwijtbaarheid, grove schuld en opzet. Het boetenormbedrag, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze beleidsregel, wordt vermenigvuldigd met de factor zoals opgenomen in dit eerste lid.

In het tweede lid van dit artikel is aangegeven dat in bijlage 1, die tevens betrekking heeft op de zogenoemde direct beboetbare feiten, een onderscheid wordt gemaakt tussen feiten die tijdens een transportinspectie en tijdens een bedrijfsinspectie worden geconstateerd.

Bij een transportinspectie is – gelet op de verkeersveiligheid – het uitgangspunt dat nagenoeg alle overtredingen die worden geconstateerd een direct beboetbare overtreding opleveren.

Bij een bedrijfsinspectie kunnen de meest belangrijke inbreuken en de heel belangrijke inbreuken direct worden beboet terwijl voor de overige overtredingen eerst een waarschuwing gegeven kan worden (preventief handhavingstraject). Bij een tweede bedrijfsinspectie worden tevens de belangrijke inbreuken beboet. Bij een volgende bedrijfsinspectie worden tevens de kleine inbreuken beboet.

In het derde lid is opgenomen dat standaard wordt uitgegaan van normale verwijtbaarheid. Indien het boeterapport geen omstandigheden bevat om tot grove schuld of opzet te komen, of de opgenomen omstandigheden naar het oordeel van de boeteoplegger onvoldoende zijn om tot grove schuld of opzet te komen, wordt standaard uitgegaan van normale verwijtbaarheid. Het is in beginsel aan de overtreder om aannemelijk te maken dat uitgegaan moet worden van verminderde verwijtbaarheid.

In het vierde lid zijn omstandigheden opgenomen die relevant zijn voor het bepalen van de mate van verwijtbaarheid. Deze criteria zijn niet uitputtend bedoeld. Een van de relevante factoren is of er eerdere interventies zijn geweest. Hierbij kan gedacht worden aan een eerdere bestuurlijke boete, last onder dwangsom, last onder bestuursdwang, waarschuwing of aan eerdere strafrechtelijke handhaving. Voorts kunnen andere overtredingen in de controleperiode, al dan niet opgenomen als boetefeit, een rol spelen om de mate van verwijtbaarheid vast te stellen. Daarbij kan gedacht worden aan overtredingen die blijkens de (hierna te bespreken) artikelen 5 en 6 niet meegenomen worden in het boeterapport. Ook kan gedacht worden aan overtredingen die om een andere reden niet worden opgenomen in het boeterapport als boetefeit, maar wel als overtreding kunnen worden aangemerkt. Tevens relevant kan zijn het behaalde voordeel met de overtreding. Hoewel dit vaak niet berekend kan worden, kan uit de omstandigheden wel blijken dat een voordeel is behaald doordat de overtreding is begaan. Dit kan dienen als indicatie voor een andere mate van verwijtbaarheid. Daarnaast kunnen de impact, de duur van de overtreding en de vraag of de overtreding op eigen initiatief is beëindigd redenen zijn om tot een andere mate van verwijtbaarheid te komen.

De toezichthouder geeft in het op te stellen boeterapport aan of sprake is van de omstandigheden zoals opgenomen in dit lid en geeft aan waarom hier sprake van is. De boeteoplegger bepaalt aan de hand hiervan of tot een andere mate van verwijtbaarheid gekomen dient te worden dan normale verwijtbaarheid. De boeteoplegger heeft hierbij beleidsruimte. Indien de overtreding in het geheel niet aan de overtreder kan worden verweten legt de boeteoplegger, gelet op artikel 5:41 Awb, geen boete op.

Met dit stelsel wordt recht gedaan aan zowel de ernst van de gedraging als de mate waarin de gedraging aan de overtreder kan worden verweten. In het standaard boetenormbedrag zoals opgenomen in bijlage 1, dat geldt bij normale verwijtbaarheid, is de ernst van de gedraging reeds meegenomen. Opgemerkt wordt dat, gelet op de te beschermen belangen, een voldoende afschrikwekkende en doeltreffende boete opgelegd dient te worden.

Artikel 4

Voor de berekening van het totaalbedrag worden de boetebedragen per overtreding opgeteld. Deze berekening is gebaseerd op artikel 10:5, derde lid, van de Arbeidstijdenwet.

Artikel 5

In dit artikel is bepaald dat de bestuurder zijnde werknemer per boetefeit maximaal één boete krijgt opgelegd. Dit geldt zowel bij transport- als bedrijfsinspecties.

Artikel 6

Dit artikel is gericht op bedrijfsinspecties. Het maximaal in het boeterapport op te nemen aantal werknemers is afhankelijk van het totaal aantal werknemers, bedoeld in artikel 1:1, van de Arbeidstijdenwet.

Dit artikel kan alleen worden toegepast als de overtredingen gerelateerd kunnen worden aan werknemers. Indien dit niet het geval is worden alle overtredingen in het boeterapport opgenomen.

Artikel 7

Dit artikel is gericht op een eerste bedrijfsinspectie.

Bij de eerste bedrijfsinspectie is een maximum gesteld aan de op te leggen boete per boetebeschikking. Ook bij deze maximering dient per overtreding de mate van verwijtbaarheid te worden beoordeeld. Daarbij is het maximum afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid en van de bedrijfsgrootte zoals uiteengezet in het eerste lid.

Op grond van het tweede lid wordt, indien meerdere overtredingen zijn vastgesteld met verschillende maten van verwijtbaarheid, bij toepassing van het eerste lid uitgegaan van het gemiddelde, afgerond naar beneden. Het gemiddelde wordt berekend door aan iedere overtreding punten toe te kennen conform de tabel. Het totaal aantal punten wordt gedeeld door het aantal overtredingen. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond naar beneden en bepaalt conform de tabel de mate van verwijtbaarheid.

Ter illustratie: indien bijvoorbeeld 9 overtredingen zijn vastgesteld waarbij sprake is van opzet en 5 overtredingen waarbij sprake is van verminderde verwijtbaarheid, dan is het totaal aantal punten 9 x 4 + 5 x 1 = 41. 41 punten gedeeld door 14 overtredingen is 2,93. Afgerond naar beneden is dit 2. 2 staat gelijk aan ‘normale verwijtbaarheid’. Voor de maximering van de boete, bedoeld in het eerste lid, is daarom de categorie ‘normale verwijtbaarheid’ van toepassing.

Wat betreft de leden 3 en 4 is het volgende van belang. Indien een eerdere bedrijfsinspectie wordt gevolgd door een nieuwe bedrijfsinspectie, moet worden beoordeeld of de nieuwe bedrijfsinspectie een tweede of volgende bedrijfsinspectie is in de zin van de beleidsregel. Voor het moment waarop een nieuwe bedrijfsinspectie plaatsvindt, is de eerste dag waarop het bedrijf wordt bezocht door toezichthouders bepalend.

Indien de toezichthouders het bedrijf niet fysiek bezoeken, maar de bedrijfsinspectie volledig digitaal plaatsvindt, is voor het moment waarop de bedrijfsinspectie plaatsvindt, de eerste vordering tot het overleggen van gegevens van de controleperiode bepalend. Verder is van belang of de eerdere bedrijfsinspectie heeft geleid tot een onherroepelijke boete. Deze beoordeling vindt plaats op het moment dat een besluit tot boeteoplegging (primair besluit) naar aanleiding van de nieuwe bedrijfsinspectie wordt genomen.

In aanvulling hierop is bepaald dat als het besluit tot boeteoplegging later dan 13 weken na dagtekening van het boeterapport wordt genomen, niet de situatie zoals deze is op de datum van het besluit tot boeteoplegging maar op de datum waarop 13 weken zijn verstreken na dagtekening van het boeterapport, bepalend is. Op grond van artikel 5:51, eerste lid, Awb dient een besluit tot boeteoplegging immers dertien weken na dagtekening van het boeterapport genomen te worden.

In de praktijk wordt deze termijn niet altijd gehaald en zijn er grote verschillen tussen zaken wat betreft de termijn waarbinnen een besluit tot boeteoplegging wordt genomen. Met deze aanvulling wordt dan ook rechtsongelijkheid voorkomen. In die situatie waarin een besluit tot boeteoplegging bijvoorbeeld 20 weken na dagtekening van het boeterapport wordt genomen, wordt de vraag of er een eerdere onherroepelijke boete is, bepaald door de situatie zoals deze was op de datum waarop 13 weken zijn verstreken na dagtekening van het boeterapport.

In die situatie waarin een besluit tot boeteoplegging binnen 13 weken na dagtekening van het boeterapport wordt genomen, is de situatie zoals deze is op de datum van het besluit bepalend voor de vraag of er een eerdere onherroepelijke boete is.

Artikel 8

Het eerste, tweede en derde lid, ziet op de maximering van de boete bij een transportinspectie. Bij een transportinspectie is een maximum gesteld aan de op te leggen boete per boetebeschikking. Het maximum in geval van een eerste transportinspectie is gelijk aan 50% van de boete die opgelegd kan worden op basis van artikel 7, eerste lid, van deze beleidsregel aan een zelfstandige of aan een bedrijf met 1 t/m 24 werknemers. Het maximum in geval een tweede of volgende transportinspectie is gelijk aan 100% van de voornoemde bedragen. Voor een zelfstandige geldt bij transportinspecties aldus een maximumboete van 50% van de maximumboete die bij bedrijfsinspecties aan een zelfstandige kan worden opgelegd. Voor bedrijven met werknemers, ongeacht het aantal werknemers, geldt bij transportinspecties een maximumboete van 50% van de maximumboete die bij bedrijfsinspecties aan een bedrijf met 1 t/m 24 werknemers kan worden opgelegd. Overtredingen bestaande uit de aanwezigheid van een manipulatievoorziening zijn uitgesloten van deze maximeringsbepaling.

Het vierde en vijfde lid voorzien in de mogelijkheid om een boete te verhogen indien sprake is van recidive. Bij transportinspecties wordt uitgegaan van de dag waarop de transportinspectie plaatsvindt om te bepalen of sprake is van recidive. Deze recidiveregeling geldt voor alle overtredingen die op basis van artikel 4 beboet worden bij een transportinspectie. In het bijzonder geldt dit voor het doorbrengen van de normale wekelijkse rust in het voertuig, aangezien dit vaak voorkomt en zeer onwenselijk is voor het welzijn van de chauffeur. In Mobility Package I is extra aandacht gevraagd voor de handhaving op deze overtreding. Voor de vraag of sprake is van recidive in het kader van het doorbrengen van de wekelijkse rust in het voertuig is de persoon van de chauffeur die de wekelijkse rust in het voertuig doorbrengt niet relevant. Indien twee chauffeurs van één werkgever beiden hun normale wekelijkse rust in hun voertuigen doorbrengen, is sprake van recidive als bedoeld in dit artikel. De recidivebepaling ten aanzien van wekelijkse rust geldt derhalve ten aanzien van de werkgever.

Artikel 9

De beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) 2019 wordt vanwege omvangrijke wijzigingen ingetrokken en vervangen door deze Beleidsregel.

Artikel 10

De beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) 2019 blijft van toepassing op overtredingen die zijn begaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige beleidsregel. Op grond van artikel 5:46, vierde lid, Awb in samenhang met artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is echter de onderhavige beleidsregel van toepassing als dat tot een gunstiger resultaat leidt.

TOELICHTING Bijlage 1. Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete wegvervoer (boetecatalogus) als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) 2022

I. Algemeen

In bijlage 1 staan de boetenormbedragen per overtreding. De overtredingen zijn conform Verordening (EU) 2016/403 ingedeeld in de categorieën: kleine inbreuken (€ 0 tot € 149), belangrijke inbreuken (€ 150 tot € 449,–), heel belangrijke inbreuken (€ 450,– tot € 1.349,–) en meest belangrijke inbreuken > € 1.350,–. Vanwege de toevoeging van een extra categorie inbreuk (meest belangrijke inbreuk) zijn ook de boetenormbedragen per categorie aangepast. Hierbij is gekozen voor eenzelfde verhouding en indeling conform Verordening (EU) 2016/403, waarbij strafpunten zijn toegekend aan overtredingen middels 0, 1, 3 of 9 punten (factor x3). De categorisering van de eind normbedragen per categorie loopt evenredig op met een factor x3.

Voor een controle op de naleving van de arbeids-, rij- en rusttijden is het van belang dat deze per dag en per bestuurder worden geregistreerd middels de wettelijk voorgeschreven controlemiddelen (bijv. bestuurders- of chauffeurskaart, tachograaf of boordcomputer taxi en dienstrooster). Deze controlemiddelen vormen de basis voor de naleving op de arbeids-, rij- en rusttijden. Indien een controle (geheel of gedeeltelijk) op basis van deze controlemiddelen niet mogelijk is, dan is er sprake van een overtreding van artikel 4:3, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet, artikel 2.4:1 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer, artikel 33, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 165/2014 en/of artikel 2, derde lid, onder a, van Verordening (EG) nr. 561/2006 juncto artikel 11, tweede lid, onder b, van de Bijlage Controleapparaat van de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (hierna: AETR) en de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU/ Verenigd Koninkrijk. Deze overtreding betreft een meest belangrijke inbreuk. Immers, indien controlemiddelen ontbreken kan de naleving van arbeids-, rij- en rusttijden niet worden gecontroleerd. Naleving van deze regelgeving is van groot belang in verband met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 561/2006 genoemde doelen. Deze doelen zijn: het harmoniseren van de voorwaarden voor concurrentie tussen verschillende wijzen van vervoer over land, met name met betrekking tot de wegvervoersector, het verbeteren van de werkomstandigheden en het verbeteren van de verkeersveiligheid.

Voornoemde overtreding betreft voornamelijk het ontbreken van zogenoemde C- en M-bestanden. Deze bestanden zijn nodig om naleving van de regelgeving met betrekking tot arbeids-, rij- en rusttijden te controleren. Het M-bestand is het bestand uit de voertuigunit; de tachograaf. Het bestand geeft onder meer inzicht in welke chauffeur(s) met het voertuig heeft/hebben gereden en of er zonder bestuurderskaart is gereden. Het C-bestand is het chauffeursbestand; het bestand dat wordt gedownload van de bestuurderskaart. Dit bestand geeft onder meer aan met welke voertuigen de chauffeur heeft gereden en of hij naast rijden nog andere werkzaamheden heeft verricht, zoals bijvoorbeeld laden en lossen (hetgeen ook wordt gerekend tot werktijd). Indien een chauffeur heeft gereden met een voertuig en de vervoersonderneming wel over het desbetreffende M-bestand beschikt, maar niet over het desbetreffende C-bestand, dan is voornoemde controle onmogelijk. Immers, onduidelijk is of de chauffeur bijvoorbeeld ook met een ander voertuig werkzaamheden heeft verricht. Indien een chauffeur werkzaamheden heeft verricht en de vervoersonderneming alleen beschikt over het C-bestand maar niet over het M-bestand, dan is voornoemde controle evenmin mogelijk. In dat geval is bijvoorbeeld onduidelijk of de chauffeur ook werkzaamheden heeft verricht met een voertuig zonder zijn bestuurderskaart te gebruiken. Kortom, beide bestanden zijn noodzakelijk voor voornoemde controle.

Bovenstaande geldt tevens voor taxivervoer, waarbij het bestanden van de chauffeurskaart- en boordcomputer taxi (BCT) betreft. Deze bestanden zijn nodig om naleving van de regelgeving met betrekking tot arbeids- en rusttijden te controleren. BCT-bestanden zijn bestanden uit de boordcomputer taxi. Deze bestanden geven onder meer inzicht in welke chauffeur(s) met het voertuig heeft/hebben gereden en of er zonder chauffeurskaart is gereden. Het chauffeursbestand wordt gedownload van de chauffeurskaart. Dit bestand geeft onder meer aan met welke voertuigen de chauffeur heeft gereden. Indien een chauffeur heeft gereden met een voertuig en de vervoersonderneming wel over de desbetreffende BCT-bestanden beschikt, maar niet over het desbetreffende chauffeurskaartenbestand, dan is voornoemde controle onmogelijk. Immers, onduidelijk is of de chauffeur bijvoorbeeld ook met een ander voertuig werkzaamheden heeft verricht. Indien een chauffeur werkzaamheden heeft verricht en de vervoersonderneming alleen beschikt over het chauffeurskaartbestand maar niet over de BCT-bestanden, dan is voornoemde controle evenmin mogelijk. In dat geval is bijvoorbeeld onduidelijk of de chauffeur ook werkzaamheden heeft verricht met een voertuig zonder zijn chauffeurskaart te gebruiken. Kortom, beide bestanden zijn noodzakelijk voor voornoemde controle.

Met de kolom ‘Direct beboetbaar bij transportinspectie’ wordt aangegeven of overtredingen die zijn geconstateerd tijdens een transportinspectie direct beboet kunnen worden. Indien hier staat ‘nee’ dan kunnen die overtredingen alleen beboet worden indien ze zijn geconstateerd tijdens een bedrijfsinspectie.

Aan de boetenormbedragen ligt artikel 19 van Verordening (EG) nr. 561/2006 ten grondslag. De boetenormbedragen zijn conform dit artikel doeltreffend, in verhouding tot de ernst van de overtredingen, afschrikwekkend en niet-discriminerend.

II. Feitcode gerelateerde toelichting

B 2.4:2 (16)

De boete voor het niet registeren van de arbeids- en rusttijden alsmede de ritgegevens, wanneer de BCT in storing is, wordt gelijkgesteld aan het niet gebruiken van de BCT conform € 4.400,–. Zonder registratie en bij overtreding van dit feit kan namelijk geen enkele controle plaatsvinden op de arbeids- en rusttijden van de chauffeur.

B 2.4:4 (10a)

Deze nieuwe feitcode is toegevoegd om onderscheid te maken tussen gevallen waarbij met de gebruikte bestuurderskaart wel of geen registratie van de arbeids-, rij- en rusttijden plaatsvindt. Wanneer een chauffeur bijvoorbeeld gebruik maakt van een ongeldige bestuurderskaart waarbij de registratie van de arbeids-, rij- rusttijden wel plaatsvindt en ook gecontroleerd kan worden, zal het boetenormbedrag lager zijn (2.4:4 (10b)). Wanneer er geen volledige registratie plaatsvindt van de arbeids-, rij- en rusttijden zal het boetenormbedrag hoger zijn omdat deze niet gecontroleerd kan worden (2.4:4 (10a)).

B 2.4:11 (2)

Deze nieuwe feitcode is opgenomen in verband met de nieuwe bevoegdheid tot het verplicht stellen van het vervangen van de bestuurderskaart indien dit noodzakelijk is om aan de toepasselijke technische specificaties te voldoen, voortvloeiend uit Verordening (EU) 2020/1054 tot wijziging van Verordening (EU) 165/2014.

B 2.4:5 (31)

Nieuwe feitcode vanwege de verplichting tot het invoeren van het symbool van de landcode bij grenspassages, voortvloeiend uit artikel 34, zevende lid, van Verordening (EU) 165/2014.

B 2.5:1 (16a/17a/18a)

Nieuwe feitcodes vanwege de verplichting tot het compenseren van de genoten verkorte wekelijkse rusttijden, voortvloeiend uit artikel 8, zesde lid, van Verordening (EG) 561/2006.

B 2.5:1 (16b/17b/18b)

Nieuwe feitcodes vanwege de verplichting tot het compenseren van de genoten verkorte wekelijkse rusttijden, voortvloeiend uit artikel 8, zesde lid, Verordening (EG) 561/2006.

B 2.5:1 (18c)

Deze nieuwe feitcode is opgenomen in verband met de verplichting dat de werknemer er zorg voor draagt dat chauffeurs in het wegvervoer elke periode van vier opeenvolgende weken kunnen terugkeren naar hun woonplaats of de exploitatievestiging van de werkgever, voortvloeiend uit Verordening (EU) 2020/1054 tot wijziging van Verordening (EG) 561/2006.

B 2.5:3 (3a)

Deze nieuwe feitcode is opgenomen in verband met de wijziging wat betreft nieuwe ernstige inbreuken en categorisering op de Unieregels, voortvloeiend uit uitvoeringsverordening (EU) 2022/694 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/403.

B 2.5:3 (6b)

Deze nieuwe feitcode is opgenomen in verband met de wijziging wat betreft nieuwe ernstige inbreuken en categorisering op de Unieregels, voortvloeiend uit uitvoeringsverordening (EU) 2022/694 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/403.

2.5:3 (9/9a)

Deze wijziging en nieuwe feitcode is opgenomen in verband met de wijziging wat betreft nieuwe ernstige inbreuken en categorisering op de Unieregels, voortvloeiend uit uitvoeringsverordening (EU) 2022/694 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/403.

TOELICHTING Bijlage 2. Lijst overtredingen waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt opgelegd als bedoeld in artikel 3, tweede lid, sub a, van de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) 2022

In bijlage 2 is een lijst opgenomen met direct beboetbare overtredingen bij transport- en bedrijfsinspecties.

Bij een transportinspectie worden vrijwel alle overtredingen vanwege de verkeersveiligheid direct beboet.

Bij een bedrijfsinspectie zijn de inbreuken gecategoriseerd zoals is vastgesteld in uitvoeringsverordening (EU) 2022/694 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/403. Hierdoor is er een extra categorie bijgekomen (MBI; meest belangrijke inbreuk).

De termijn om te spreken van een tweede bedrijfsinspectie wordt verlengd van 3 naar 5 jaar. Aan deze wijziging ligt ten grondslag dat in artikel 10:7 van de Arbeidstijdenwet eveneens een termijn van 5 jaar wordt gehanteerd.

De toelichting wordt ondertekend mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M. Harbers


X Noot
1

Verordening (EU) 2020/1054 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 wat betreft de minimumeisen voor maximale dagelijkse en wekelijkse rijtijden, minimumonderbrekingen en dagelijkse en wekelijkse rusttijden, en Verordening (EU) nr. 165/2014 wat betreft positionering door middel van tachografen (PbEU 2020, L2 249).

X Noot
2

Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds (PbEU 2021, L 149).

Naar boven