Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 6 maart 2023, nr. 4495438, houdende regels inzake subsidie om de werkdruk bij gecertificeerde instellingen te verlagen 2023 (Regeling subsidie verlagen werkdruk gecertificeerde instellingen 2023)

De Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, onder a, 3 en 4, eerste lid, onder a, b en d, van de Kaderwet overige JenV-subsidies en de artikelen 5, zevende lid, 7, eerste en tweede lid, 10, eerste en tweede lid, 16, eerste lid en 20, vierde lid, van het Kaderbesluit overige JenV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begrippen

In deze regeling wordt verstaan onder:

accounthoudende gemeente:

gemeente die optreedt als aanspreekpunt voor de gecertificeerde instellingen namens alle gemeenten en jeugdzorgregio’s die de betreffende gecertificeerde instelling hebben gecontracteerd;

accounthoudende wethouder:

wethouder die het aangaat van het college van burgemeester en wethouders van de accounthoudende gemeente;

gecertificeerde instelling:

rechtspersoon die in het bezit is van een certificaat of voorlopig certificaat als bedoeld in artikel 3.4 van de Jeugdwet en die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering uitvoert;

jeugdbeschermer:

medewerker van een gecertificeerde instelling die een kinderbeschermingsmaatregel uitvoert en die is geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd van Stichting Kwaliteitsregister Jeugd;

Minister:

de Minister voor Rechtsbescherming.

Artikel 2. Te subsidiëren activiteiten

De Minister kan subsidie verstrekken aan een gecertificeerde instelling voor activiteiten, waaronder begrepen investeringen, die tot doel hebben het verminderen of verlichten van de werkdruk van jeugdbeschermers.

Artikel 3. Verdeelsleutel

De Minister kan per gecertificeerde instelling één subsidie verstrekken van ten hoogste het bedrag dat met betrekking tot die gecertificeerde instelling is opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 4. Subsidiabele kosten

  • 1. De kosten voor de volgende zaken komen in ieder geval in aanmerking voor subsidie:

    • a. de inzet van extra jeugdbeschermers;

    • b. de inzet van andere deskundigen om jeugdbeschermers te ontlasten;

    • c. de inzet van werkbegeleiders of coaches ter ondersteuning van jeugdbeschermers;

    • d. de personele kosten voor de opleiding en training van jeugdbeschermers;

    • e. de inzet van jeugdbeschermers ten behoeve van het inwerken van nieuwe medewerkers.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

    • a. kosten voor huisvesting;

    • b. apparaatskosten;

    • c. kosten voor persoonlijke ICT-hulpmiddelen, indien deze kosten meer dan 3,3% van de directe personele kosten bedragen.

Artikel 5. Aanvraagtijdvak

Een gecertificeerde instelling kan subsidie aanvragen vanaf het moment van inwerkingtreding tot 26 april 2023.

Artikel 6. Subsidieplafond

Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is ten hoogste € 20.000.000,– beschikbaar.

Artikel 7. Indiening van de aanvraag

Een aanvraag wordt ingediend door middel van een daartoe door de Minister beschikbaar gesteld aanvraagformulier. Dit aanvraagformulier dient ondertekend te zijn door zowel de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling, als de accounthoudende wethouder.

Artikel 8. Verplichtingen

  • 1. De voor subsidie in aanmerking komende activiteiten, bedoeld in artikel 2, worden tussen 1 maart 2023 en 31 december 2023 uitgevoerd.

  • 2. De gecertificeerde instellingen leveren de accounthoudende gemeente de gegevens die nodig zijn voor het monitoren van afspraken die gemaakt zijn in het kader van deze subsidie.

Artikel 9. Verantwoording

  • 1. Bij afronding van de activiteiten wordt uiterlijk 1 april 2024 per brief, niet zijnde een verzoek tot vaststelling van de subsidie, beknopt verslag gedaan aan de Minister van de activiteiten die zijn uitgevoerd met de verstrekte subsidie.

  • 2. Een verzoek tot het vaststellen van de subsidie wordt uiterlijk 1 juni 2024 gedaan aan de Minister.

  • 3. Voor de verantwoording kan de controleverklaring worden gebruikt die door de accountant wordt verstrekt ten behoeve van de jaarverantwoording over 2023.

Artikel 10. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot 1 maart 2023.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 maart 2028, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling voor die datum zijn verstrekt.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling subsidie verlagen werkdruk gecertificeerde instellingen 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

BIJLAGE BEHOREND BIJ ARTIKEL 3 VAN DE REGELING SUBSIDIE VERLAGEN WERKDRUK GECERTIFICEERDE INSTELLINGEN 2023

Tabel met verdeling subsidie over de gecertificeerde instellingen voor 2023

GI

% van totaal

Maximaal aan te vragen bedrag

Jeugdbescherming Regio Amsterdam

4,5%

€ 892.044

Jeugdbescherming Brabant

8,4%

€ 1.673.492

Jeugdbescherming Gelderland

8,1%

€ 1.614.521

Bureau Jeugdzorg Limburg

5,8%

€ 1.158.186

Jeugdbescherming Noord

3,2%

€ 635.118

Jeugdbescherming Overijssel

5,4%

€ 1.088.584

Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond

6,0%

€ 1.206.229

Regiecentrum Bescherming en Veiligheid

3,3%

€ 664.758

Jeugdbescherming west

11,0%

€ 2.195.173

Samen Veilig Midden-Nederland

7,2%

€ 1.433.216

De Jeugd- en Gezinsbeschermers

4,9%

€ 980.709

William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering

24,2%

€ 4.837.210

Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering

8,1%

€ 1.620.760

Totaal

100,0%

€ 20.000.000

TOELICHTING

Algemene toelichting

De gecertificeerde instellingen (GI’s) die de kinderbeschermingsmaatregelen uitvoeren, hebben al langere tijd te maken met een hoge werkdruk, onder andere door toenemende complexiteit van de casuïstiek en door personeelstekorten. Deze hoge werkdruk zien we terug in een hoog verloop en een hoog ziekteverzuim, die op zich eveneens van invloed zijn op de hoge werkdruk. We zien ook in recente rapporten van het WODC en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en Inspectie Justitie en Veiligheid dat de kwaliteit van de uitvoering te lijden heeft onder deze werkdruk.

De werkdruk moet worden verlaagd. Dit kan door een aantal verbeteringen aan te brengen in de jeugdbeschermingsketen. Samen met gemeenten en GI’s is een pakket van maatregelen afgesproken. Het kabinet heeft in een brief aan de Tweede Kamer beschreven welke verbeteringen daartoe noodzakelijk zijn waaronder de verlaging van de caseload.1

Vanwege de urgentie stelt de rijksoverheid, aanvullend op de huidige financiële afspraken tussen gemeenten en GI’s, € 10 mln. per jaar voor de jaren 2022 t/m 2025 als bijdrage beschikbaar aan de GI’s ten behoeve van werkdrukverlaging. Voor het jaar 2023 is daarnaast vanuit het gemeentefonds € 10 mln. beschikbaar gesteld. Deze middelen worden overgeheveld naar de begroting van JenV. In totaal is voor 2023 € 20 mln. beschikbaar waarmee de GI’s meer jeugdbeschermers en ondersteunend personeel kunnen aantrekken, alsmede andere maatregelen treffen die bijdragen aan de verlaging van de werkdruk.

De rijksoverheid (mede namens de gemeenten) stelt met deze subsidieregeling de middelen voor het jaar 2023 (€ 20 mln.) beschikbaar aan de GI’s, zodat zij al op korte termijn de werkdruk voor hun medewerkers kunnen verminderen. Voor de bijdrage vanuit de rijksoverheid voor de periode 2024–2025 worden separate afspraken gemaakt. Hierover vindt eerst nadere afstemming plaats met gemeenten en GI’s.

Anders dan de Regeling subsidie verlagen werkdruk gecertificeerde instellingen 2022 worden in deze regeling voor 2023 ook financiële middelen beschikbaar gesteld vanuit de gemeenten. De gecertificeerde instellingen worden dan ook gevraagd deze subsidieaanvraag in te dienen in overeenstemming met de betrokken gemeenten via de accounthoudende regio’s. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan de rol van gemeenten als opdrachtgever en financier en kan ook afstemming plaatsvinden met de afspraken die door gemeenten en GI’s in de regio al gemaakt zijn over werkdrukverlaging en prestaties. De subsidie aanvraag wordt daartoe ondertekend door de GI en de accounthoudende wethouder. Gemeenten en GI’s maken afspraken over de monitoring van de inzet van de extra middelen. Daartoe kunnen de gemeenten en de GI’s afspreken dat de GI’s de gemeenten periodiek gegevens leveren.

De periode waarin de subsidiabele activiteiten worden uitgevoerd loopt van 1 maart 2023 tot 31 december 2023.

Het Ministerie van Justitie en Veiligheid stelt (mede namens de gemeenten) voor deze regeling voor het jaar 2023 € 20 mln. beschikbaars waarbij de keuze is gemaakt om dit bedrag zo objectief mogelijk over de GI’s te verdelen, zodat alle GI’s in vergelijkbare mate hiervan profiteren; namelijk op basis van het aantal kinderen c.q. OTS-maatregelen en voogdij-maatregelen dat door de betreffende GI wordt uitgevoerd per 1 augustus 2022 (dit is de meest recente bij de GI’s uitgevraagde peildatum2). Er is gekozen voor de OTS en voogdij omdat voor deze maatregel vanuit het traject Kwaliteitskader en Prestatiebeschrijving (KKPB) een rapport beschikbaar is waarin een onderbouwing is opgenomen dat meer uren nodig zijn voor de uitvoering van deze maatregelen (werkdrukverlaging). Met deze sleutel krijgen de GI’s die meer kinderen begeleiden in het kader van een maatregel voor OTS en voogdij, verhoudingsgewijs meer middelen. Bij deze verdeelsleutel wordt onderscheid gemaakt tussen OTS-zaken en voogdijzaken. OTS-zaken kennen namelijk een hogere werkbelasting. Deze verdeelsleutel is overeengekomen met de GI’s.

Bij de normering van deze werkbelasting wordt vooralsnog gebruik gemaakt van de urennormering voor OTS- zaken en van voogdijzaken zoals deze is opgenomen in de factsheet over de tarieven van de jeugdbescherming en jeugdreclassering die ten behoeve van de decentralisatie is ontwikkeld.3 Voor de uitvoering van een OTS-maatregel geldt een urennorm van 82,3 uur per jaar. Voor voogdij is sprake van een urennorm van 54 uur. De maximale aanspraak van de betreffende GI op het voor hen beschikbaar gestelde subsidiebedrag wordt gelet hierop als volgt bepaald:

  • Het aantal OTS- en voogdijmaatregelen per GI op peildatum 1 augustus 2022.

  • Deze aantallen worden vermenigvuldigd met de hierboven genoemde urennormering om tot het totaal aantal uren per GI te komen. Totaal aantal uren = (aantal-maatregelen-OTS) * 82,3 + (aantal-maatregelen-voogdij) * 54

  • Het totale beschikbare bedrag (€ 20 mln., zie artikel 6) wordt verdeeld over de GI’s op basis van het proportionele aandeel van het ‘Totaal aantal uren’ per GI t.o.v. het ‘Totaal aantal uren’ voor alle GI’s.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Met deze regeling kan de Minister subsidie verstrekken aan een gecertificeerde instelling voor activiteiten, waaronder begrepen investeringen, die tot doel hebben het verminderen of verlichten van de werkdruk van nieuwe en bestaande jeugdbeschermers.

De activiteiten hebben als doel om te komen tot een caseloadverlaging door inzet van meer jeugdbeschermers dan wel zorg te dragen dat de uitvoering van wettelijke maatregelen in gedwongen kader verlicht wordt door de inzet van andere deskundigen die de jeugdbeschermer kunnen ontlasten. Ook kan de subsidie ingezet worden om jeugdbeschermers deels vrij te stellen voor het inwerken of begeleiden van nieuwe medewerkers. De uitvoering kan bijvoorbeeld verlicht worden door jeugdbeschermers trainingen/scholing aan te bieden waarmee ze hun competenties kunnen verbeteren voor het werken met de gezinnen/kinderen met complexe problematiek waarmee ook medewerkers behouden blijven. Relatief veel nieuwe medewerkers vallen in de eerste jaren uit. Door het inwerken te faciliteren, kunnen meer medewerkers behouden blijven voor de jeugdbescherming.

Kosten die in ieder geval voor subsidie in aanmerking kunnen komen zijn:

  • 1. Inzet van jeugdbeschermers voor caseloadverlaging.

  • 2. Inzet van andere deskundigen om jeugdbeschermers te ontlasten (caseloadverlichting), bijvoorbeeld: ondersteunend JB-ers, gedragsdeskundigen, juridisch medewerkers, zorgbemiddelaars (die ondersteunen bij (tijdige) inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een maatregel).

  • 3. Inzet van werkbegeleiders, coaches ter ondersteuning van jeugdbeschermers.

  • 4. Inzet van jeugdbeschermers ten behoeve van het inwerken van nieuwe medewerkers.

  • 5. Andere activiteiten, waaronder begrepen investeringen, die tot doel en effect hebben om de werkdruk van jeugdbeschermers te verminderen en of te verlichten zouden ook gesubsidieerd kunnen worden.

Artikel 4

De subsidiabele kosten zullen voor een groot deel uit personele kosten bestaan. Van de kosten van de inzet van een extra medewerker komen de volgende kosten voor subsidiëring in ieder geval in aanmerking:

  • de directe personele kosten van deze medewerker,

  • het proportionele deel van de kosten van de personele overhead toe te rekenen aan deze medewerkers (niet direct of indirect cliëntgebonden), en

  • alsmede het proportionele deel van alle overige personeelskosten toe te rekenen aan deze medewerker, zoals reiskosten, arbokosten of studiekosten.

Materiële kosten zoals extra kosten van huisvesting en apparaatskosten komen niet voor subsidiëring in aanmerking. Deze mogelijke extra kosten worden voor het doel en de omvang van deze subsidieregeling beschouwd als gering. Uitgezonderd zijn de ICT-kosten (waaronder persoonlijke hulpmiddelen als een extra laptop, desktop of smartphone. Deze komen wel voor vergoeding in aanmerking met een maximum van 3,3% van de directe personele kosten van de medewerkers die worden ingezet conform deze regeling.

Artikel 7

De aanvraag dient mede ondertekend te zijn door de wethouder van de accounthoudende gemeente. Hieruit blijkt dat de GI afspraken heeft gemaakt met de gemeente over de voortgang. Aangezien de gemeenten opdrachtgever zijn van de GI’s, is het belangrijk dat GI’s en gemeenten afspraken maken over de inzet van deze subsidie en dat zij, indien gemeente en GI daar behoefte aan hebben, periodiek met elkaar in gesprek gaan over de voortgang van de inzet van deze subsidie.

Artikel 8

Tweede lid

De GI’s en de gemeenten dienen afspraken te maken bij de voorbereiding van de aanvraag van een subsidie, onder meer over de periodiek aan te leveren gegevens die nodig zijn voor het monitoren van de voortgang van de inzet van deze subsidie.

Artikel 9

De GI’s dienen een verantwoording in te dienen als zij subsidie op grond van deze regeling ontvangen. Om de regel- en administratieve druk voor de GI’s te beperken is gekozen om niet een aparte controleverklaring van een accountant te vereisen. De verantwoording kan dan als bijlage meelopen in de jaarlijkse verantwoording van een GI waarbij door een accountant een controleverklaring wordt verstrekt. Op die manier kan de subsidie eveneens worden verantwoord met een controleverklaring en dit beperkt de regeldruk voor de GI’s alsmede mogelijke extra kosten.

Dit betekent dat de verantwoording van de subsidie langer op zich laat wachten dan gebruikelijk. De subsidie kan echter niet langer doorlopen dan 31 december 2023, aangezien er voor de gehele periode 2022–2025 jaarlijks budget beschikbaar wordt gesteld. Mede daarom is in het eerste lid van dit artikel voorzien in de verplichting om een kort verslag te versturen na afloop van de activiteiten. Daardoor wordt wel eerder dan de definitieve verantwoording duidelijk waar de subsidie aan is besteed. Het formele verzoek om de subsidie vast te stellen kan echter pas worden ingediend nadat de controleverklaring beschikbaar is. De GI’s moeten dus uiterlijk 1 april 2024 een beknopt verslag toesturen, en uiterlijk 1 juni 2024 het verzoek om de subsidie definitief vast te stellen.

Een GI mag in de uitvoering afwijken van de in de aanvraag opgenomen subsidiabele activiteiten als in de uitvoering blijkt – b.v. op grond van gewijzigde omstandigheden of inzichten – dat beter invulling gegeven kan worden aan het doel van deze subsidie. Dit kan b.v. door een hogere inzet op al in de subsidieaanvraag opgenomen activiteiten (b.v. meer ondersteunende jeugdbeschermers omdat jeugdbeschermers niet in voldoende mate geworven kunnen worden) of inzet op nieuwe activiteiten. Voorwaarde is dat dit kan voor zover de activiteit of de investering waar de subsidie aan wordt besteed onder de subsidiabele kosten van deze regeling valt. In de verantwoording wordt hierop een toelichting gegeven.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
2

De uitvraag van de gegevens is gebaseerd op de definities zoals die ook gehanteerd worden bij de uitvraag door het CBS.

Naar boven