Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Defensie | Staatscourant 2023, 7047 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Defensie | Staatscourant 2023, 7047 | beleidsregel |
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
schietvereniging waarvan het bestuur en leden militaire ambtenaren als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1, van de Wet ambtenaren defensie zijn;
studenten schiet- of weerbaarheidsvereniging welke door de Minister van Defensie is erkend ingevolge artikel 9 van het Uitvoeringsbesluit Wet op de weerkorpsen;
schietvereniging welke is aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Schutters Associatie (KNSA), niet zijnde een defensieschietvereniging of studentenweerbaarheidsvereniging;
de Bestuursstaf, het Commando Zeestrijdkrachten, het Commando Landstrijdkrachten, het Commando Luchtstrijdkrachten, de Koninklijke Marechaussee, het Defensie Ondersteuningscommando onderscheidenlijk de Defensie Materieel Organisatie;
de plaatsvervangend Secretaris-Generaal, de Commandant Zeestrijdkrachten, de Commandant Luchtstrijdkrachten, de Commandant Landstrijdkrachten, de Commandant Koninklijke Marechaussee, de Commandant Defensie Ondersteuningscommando, onderscheidenlijk de Directeur van de Defensie Materieel Organisatie;
een door een hoofd defensieonderdeel aangewezen team van militaire sportschutters die zich hebben bekwaamd op een of meer wapens en in dit kader deelnemen aan schietsportwedstrijden.
1. Door het Ministerie van Defensie kan medewerking worden verleend aan een defensieschietvereniging om bij het Ministerie van Defensie in gebruik zijnde schietbanen dan wel schietterreinen te gebruiken. Medewerking kan slechts plaatsvinden indien er restcapaciteit beschikbaar is en nadat daartoe conform de procedure, bedoeld in artikel 6, toestemming is verleend. Het hoofd defensieonderdeel of een door deze aangewezen onderschikte kan schriftelijk toestemmen dat wapens, toebehoren, aanvullende uitrusting of ander materiaal voor de duur van het schieten in gebruik worden gegeven. Aan de toestemming, bedoeld in de vorige volzin kunnen voorwaarden worden verbonden.
2. De medewerking wordt alleen verleend voor zover militaire belangen of andere overheidsbelangen daardoor niet worden geschaad en geschiedt volgens de volgende prioriteitsvolgorde:
a. het Ministerie van Defensie;
b. overheidsinstanties zoals politie en douane;
c. defensieschietverenigingen en studentenweerbaarheidsverenigingen;
d. KNSA-schietverenigingen.
3. In gebruik gegeven wapens, toebehoren, aanvullende uitrusting of ander materiaal worden niet meegenomen buiten defensieterreinen.
1. Door het Ministerie van Defensie kan medewerking worden verleend aan een studentenweerbaarheidsvereniging om bij het Ministerie van Defensie in gebruik zijnde schietbanen dan wel schietterreinen te gebruiken. Medewerking kan slechts plaatsvinden indien er restcapaciteit beschikbaar is en nadat daartoe conform de procedure, bedoeld in artikel 6, toestemming is verleend. De Commandant Landstrijdkrachten of een door deze aangewezen onderschikte kan schriftelijk toestemmen dat wapens, toebehoren, aanvullende uitrusting of ander materiaal voor de duur van het schieten dan wel de ceremoniële activiteit in gebruik worden gegeven. Aan de toestemming, bedoeld in de vorige volzin kunnen voorwaarden worden verbonden.
2. De medewerking wordt alleen verleend voor zover militaire belangen of andere overheidsbelangen daardoor niet worden geschaad en geschiedt volgens de volgende prioriteitsvolgorde:
a. het Ministerie van Defensie;
b. overheidsinstanties zoals politie en douane;
c. defensieschietverenigingen en studentenweerbaarheidsverenigingen;
d. KNSA-schietverenigingen.
3. Studentenweerbaarheidsverenigingen kunnen éénmaal per jaar, uitsluitend op bij het Ministerie van Defensie in gebruik zijnde terreinen, deelnemen aan oefeningen tezamen met militaire eenheden. De verstrekking van faciliteiten in de vorm van voeding en huisvesting in verband met deze deelname geschiedt kosteloos. De Commandant Landstrijdkrachten of een door deze aangewezen ondergeschikte kan schriftelijk toestemmen dat wapens, toebehoren, aanvullende uitrusting of ander materiaal voor de duur van de oefening in gebruik worden gegeven, met dien verstande dat uitsluitend oefenmunitie ter beschikking kan worden gesteld. Aan de toestemming, bedoeld in de vorige volzin kunnen voorwaarden worden verbonden.
4. In gebruik gegeven wapens, toebehoren, aanvullende uitrusting of ander materiaal worden niet meegenomen buiten defensieterreinen. Dit lid is niet van toepassing op onklaar gemaakte wapens, toebehoren, aanvullende uitrusting of ander materiaal ten behoeve van ceremonieel gebruik. Indien de in de tweede volzin bedoelde wapens, toebehoren, aanvullende uitrusting of ander materiaal in gebruik worden gegeven voor ceremonieel gebruik buiten defensieterreinen draagt het Commando Landstrijdkrachten er voor zorg dat de voorwaarde wordt gesteld dat genoemd materieel op eerste aanwijzing door of namens de Commandant Landstrijdkrachten, onverwijld wordt ingeleverd bij de functionaris van wie dit materieel is ontvangen.
1. Door het Ministerie van Defensie kan medewerking worden verleend aan een KNSA-schietvereniging om bij het Ministerie van Defensie in gebruik zijnde schietbanen dan wel schietterreinen te gebruiken. Medewerking kan slechts plaatsvinden indien er restcapaciteit beschikbaar is en nadat daartoe conform de procedure, bedoeld in artikel 6, toestemming is verleend. Door het Ministerie van Defensie worden géén wapens, toebehoren, aanvullende uitrusting of ander materiaal in gebruik gegeven of anderszins ter beschikking gesteld.
2. De medewerking wordt alleen verleend voor zover militaire belangen of andere overheidsbelangen daardoor niet worden geschaad en geschiedt volgens de volgende prioriteitsvolgorde:
a. het Ministerie van Defensie;
b. overheidsinstanties zoals politie en douane;
c. defensieschietverenigingen en studentenweerbaarheidsverenigingen;
d. KNSA-schietverenigingen.
1. Door het Ministerie van Defensie kan in het kader van de militaire schietsport medewerking worden verleend aan een defensieschietteam om bij het Ministerie van Defensie in gebruik zijnde schietbanen dan wel schietterreinen te gebruiken. Door het Ministerie van Defensie kunnen wapens, toebehoren, aanvullende uitrusting of ander materiaal in gebruik worden gegeven.
2. Medewerking kan slechts plaatsvinden voor zover militaire belangen of andere overheidsbelangen daardoor niet worden geschaad en indien daarmee is ingestemd door het hoofd defensieonderdeel of een door deze aangewezen ondergeschikte.
3. In gebruik gegeven wapens, toebehoren, aanvullende uitrusting of ander materiaal worden niet meegenomen of opgeslagen buiten defensieterreinen, tenzij in uitzonderlijke gevallen door het in het vorige lid bedoelde hoofd defensieonderdeel zelf daarvoor schriftelijk toestemming is verleend.
4. Indien door het hoofd defensieonderdeel ingevolge het derde lid van dit artikel toestemming wordt verleend voor opslag buiten het defensieterrein, dan zijn de opslageisen als omschreven in artikel 43c, eerste tot en met vierde lid, van de Regeling wapens en munitie van overeenkomstige toepassing en ziet het hoofd defensieonderdeel er op toe dat aan die eisen wordt voldaan onder meer door middel van een minimaal jaarlijkse onaangekondigde thuiscontrole. De eisen als omschreven in artikel 44, tweede lid, onderdeel b tot en met d van de Regeling wapens en munitie zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoer van de betreffende wapens. Het vervoer is slechts toegestaan voor zo ver het betreft vervoer van en naar een schietbaan of defensieterrein in het kader van schietwedstrijden- of trainingen.
5. De toestemming, bedoeld in het derde lid, kan op ieder moment worden ingetrokken. Van een verleende toestemming tot opslag buiten defensieterreinen wordt mededeling gedaan aan de Koninklijke marechaussee en de Nationale politie.
1. Een verzoek tot het in artikel 2, 3 en 4 genoemde medegebruik van een bij het Ministerie van Defensie in gebruik zijnde schietbaan of schietterrein wordt ingediend bij de onder de Commandant der Strijdkrachten ressorterende Directeur Aansturing Operationele Gereedheid. Laatstgenoemde functionaris treedt in overleg met het defensieonderdeel waaronder de schietbaan of het schietterrein valt en kan in voorkomend geval het betrokken defensieonderdeel verzoeken de behandeling over te nemen.
2. Ten aanzien van het verzoek wordt advies ingewonnen bij Defensie Vastgoed Management van het Defensie Ondersteuningscommando. Na een positief besluit van de Directeur Aansturing Operationele Gereedheid wordt het verzoek door tussenkomst van Defensie Vastgoed Management doorgeleid naar het Rijksvastgoedbedrijf voor het bepalen van de medegebruiksvergoeding en het afsluiten van de medegebruiksovereenkomst.
3. Het schieten door een vereniging op een bij het Ministerie van Defensie in gebruik zijnde schietbaan, of schietterrein geschiedt onder leiding van een door de beheerder van de schietbaan of het schietterrein waar een schietvereniging medewerking vraagt, aangewezen militair of verenigingsfunctionaris die is belast met de leiding van de schietoefeningen, en met in achtneming van alle regels en voorschriften.
De verantwoordelijkheid voor de naleving van deze beleidsregel berust bij het hoofd defensieonderdeel.
De Koninklijke marechaussee is belast met de controle op de naleving van deze regeling.
Het Weerbaarheidsvoorschrift 1980, met nummer CWW.80/032 van 17 december 1980, wordt ingetrokken.
Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 17 februari 2023
De Staatssecretaris van Defensie, C.A. van der Maat
De onderhavige beleidsregels strekken ter vervanging van het Weerbaarheidsvoorschrift 1980, vastgesteld bij besluit van de Minister van Defensie van 17 december 1980, nr. CWW.80/033. Dit uit 1980 stammende voorschrift is sterk verouderd en vervanging ervan is noodzakelijk geworden.
In navolging van het Weerbaarheidsvoorschrift 1980 worden in de onderhavige beleidsregels kaders gesteld met betrekking tot de medewerking door defensie aan (defensie-) schietverenigingen, studentenweerbaarheidsverenigingen en defensieschietteams.
Met de onderhavige beleidsregels wordt stringenter beleid geformaliseerd. Zo wordt vastgelegd dat, behoudens de in artikel 3, vierde lid, tweede volzin en de in artikel 5, derde lid, opgenomen uitzondering, door de onder de beleidsregels vallende organisaties geen wapens buiten de defensieterreinen mogen worden gebracht. Voorts wordt vastgelegd dat aan KNSA-schietverenigingen geen vuurwapens in gebruik worden gegeven of anderszins ter beschikking worden gesteld.
Uitgangspunt voor medewerking, waarvoor geen verplichting bestaat, is dat militaire belangen niet worden geschaad. Militaire eenheden hebben te allen tijde voorrang bij het gebruik van faciliteiten. De medewerking moet daarom beperkt blijven tot een acceptabel niveau.
In deze beleidsregels wordt een onderscheid gemaakt tussen defensieschietverenigingen, studentenweerbaarheidsverenigingen en (civiele) schietverenigingen, voor zover aangesloten bij de KNSA. Voorts bevat de regeling een voorziening met betrekking tot de defensieschietteams.
Ingevolge artikel 2 van deze beleidsregels kunnen aan defensieschietverenigingen schietbanen ter beschikking worden gesteld. In verband met de directere relatie met de leden van de defensieschietverenigingen, het betreft immers militaire ambtenaren als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1, van de Wet ambtenaren defensie, kunnen door Defensie, anders dan in geval van de KNSA-schietverenigingen, voorts wapens en munitie in gebruik worden gegeven. Dit overigens alleen voor gebruik op Defensieschietbanen.
Artikel 3 ziet toe op de studentenweerbaarheidsverenigingen. Deze verenigingen leveren een bijdrage aan ceremoniële activiteiten, zoals Prinsjesdag en staatsbegrafenissen. Als tegenprestatie mogen zij, onder begeleiding en toezicht van het Commando Landstrijdkrachten, beperkt van defensieschietbanen gebruik maken. Daarbij kunnen wapens en munitie voor de duur van het schieten dan wel de ceremoniële activiteit in gebruik worden gegeven door het Commando Landstrijdkrachten, dat de contacten met de studentenweerbaarheidsverenigingen onderhoudt. In de beleidsregels is bepaald dat, behoudens de in artikel 3, vierde lid, tweede volzin opgenomen uitzondering (onklaar gemaakte wapens voor ceremonieel gebruik), door de studentenweerbaarheidsverenigingen geen wapens buiten de defensieterreinen mogen worden gebracht.
Artikel 4 stelt uitputtend de kaders met betrekking tot de medewerking van Defensie aan civiele schietverenigingen. Vastgelegd is dat het moet gaan om bij de KNSA aangesloten schietverenigingen. In het artikel is het stringentere beleid geformaliseerd dat geen wapens aan deze schietverenigingen in gebruik worden gegeven of anderszins ter beschikking gesteld. Indien een schietvereniging de schietsport wenst te beoefenen dan dient die vereniging zelf in de daartoe benodigde vuurwapens of munitie te voorzien. Ten aanzien van het ter beschikking stellen van schietbanen kan worden opgemerkt dat schietverenigingen daar niet altijd zelf in kunnen voorzien. Bij schietbanen van Defensie kan er soms sprake zijn van restcapaciteit. Tegen het (beperkt) ter beschikking stellen van restcapaciteit behoeft van de zijde van Defensie geen bezwaar te bestaan mits de beschikbaarheid voor militair of anderszins overheidsgebruik op geen enkele wijze wordt geschaad en dit is begrepen in de voor de schietinrichting verleende milieuvergunning.
Bij het ter beschikking stellen van vuurwapens heeft Defensie geen belang meer. Indien een schietvereniging de schietsport wenst te beoefenen dan dient die vereniging zelf in de daartoe benodigde vuurwapens en/of munitie te voorzien. In het verleden werd het onderhouden en verhogen van schietvaardigheid aangemoedigd omdat dit de weerbaarheid verhoogde. Dit belang voor Defensie om civiele schietverenigingen te ondersteunen is met het opschorten van de dienstplicht niet langer aanwezig. Voor ‘eigen’ defensieschietverenigingen ligt dit anders. Defensie heeft er een zeker belang bij dat militairen in hun vrije tijd het schieten beoefenen. De uitzondering dient daarom alleen van toepassing te zijn op defensieschietverenigingen, waarvan uitsluitend defensiepersoneel deel uitmaakt. Aan deze verenigingen kunnen, zoals thans ook het geval is, wapens en munitie beschikbaar worden gesteld, echter alleen voor gebruik op defensieschietbanen. Defensie draagt zelf zorg voor het eventuele vervoer van wapens en munitie naar en van de defensieschietbanen conform de geldende regels en voorschriften.
Naast de hiervoor genoemde situaties kan het voorkomen dat wapens of een schietbaan ter beschikking worden gesteld aan een zgn. defensieschietteam in het kader van de militaire schietsport. Artikel 5 bevat terzake daarvan een voorziening. De onderhavige beleidsregel stelt derhalve geen regels met betrekking tot de ter beschikkingstelling van een defensiewapen aan een militair in verband met de reguliere taakuitoefening, bijvoorbeeld in verband met de deelname aan een reguliere schietsessie. Een defensieschietteam is een door het hoofd defensieonderdeel aangewezen team van militaire sportschutters die zich hebben bekwaamd op een of meer wapens en in dit kader deelnemen aan schietsportwedstrijden. Niet alle defensieonderdelen hebben zo’n team, maar indien zo’n team aanwezig is dan geldt het volgende regime. Medewerking kan plaatsvinden voor zover militaire belangen of andere overheidsbelangen daardoor niet worden geschaad en indien daarmee is ingestemd door het hoofd defensieonderdeel of een door deze aangewezen ondergeschikte. Op grond van artikel 5, derde lid, van deze beleidsregel worden wapens, toebehoren, aanvullende uitrusting of ander materiaal, voor zover deze in gebruik zijn gegeven in het kader van de militaire schietsport, niet meegenomen of opgeslagen buiten defensieterreinen. Hierop is in het derde lid de volgende uitzondering geformuleerd. In verband met de kweek en selectie van militaire topschutters wordt er binnen de krijgsmacht aan gehecht dat afwijking van deze hoofdregel in uitzonderlijke gevallen is toegestaan. Er kan van de hoofdregel in uitzonderlijke gevallen worden afgeweken indien dit door het hoofd defensieonderdeel noodzakelijk wordt geacht en deze hiervoor zelf schriftelijk toestemming heeft gegeven. Van deze bevoegdheid hiervoor toestemming te verlenen, kan geen mandaat worden verleend. Er dient dan aan vergelijkbare eisen met betrekking tot de opslag en het vervoer te worden voldaan als welke voor civiele sportschutters gelden.
Artikel 6 beschrijft hoe de procedure intern Defensie loopt in geval van een verzoek tot het in artikel 2, 3 en 4 bedoelde medegebruik van een bij het Ministerie van Defensie in gebruik zijnde schietbaan. Een dergelijk verzoek dient te worden ingediend bij de onder de Commandant der Strijdkrachten ressorterende Directeur Aansturing Operationele Gereedheid. Laatstgenoemde functionaris treedt in overleg met het defensieonderdeel waaronder de schietbaan of het schietterrein valt en kan in voorkomend geval het betrokken dienstonderdeel verzoeken de behandeling over te nemen. Ten aanzien van het verzoek wordt advies ingewonnen bij Vastgoed Management Defensie. Na een positief besluit van de Directeur Aansturing Operationele Gereedheid wordt het verzoek door tussenkomst van Vastgoed Management Defensie doorgeleid naar het Rijksvastgoedbedrijf. Het Rijksvastgoedbedrijf bepaalt de met het medegebruik samenhangende kostenvergoeding en sluit de medegebruikersovereenkomst af.
Bij het doorgeleiden van het verzoek zal Defensie het Rijksvastgoedbedrijf verzoeken bij het opstellen van de medegebruikersovereenkomst aandacht te besteden aan het regelen van de aansprakelijkheid van de vereniging (en het zorgdragen door de vereniging voor een verzekering) voor uit het medegebruik voortvloeiende schade, de wijze van toezicht en de plicht tot medewerking door de (leden van de) vereniging hieraan, alsmede het regelen van de plicht voor de (leden van de) vereniging zich te allen tijde te legitimeren en alle gevraagde inlichtingen te verschaffen en inzage te geven in op de medewerking betrekking hebbende bescheiden. Voorts zal moeten worden geregeld dat de beheerder van de schietbaan kan bepalen dat een vereniging tijdelijk geen gebruik kan maken van de schietbaan/schietterrein in geval van militaire oefeningen of onvoorziene omstandigheden. Daarnaast moet worden gedacht aan zaken als het bekend stellen door de vereniging van relevante voorschriften bij de leden, het vastleggen van een ledenlijst (met vermelding wie mag optreden als leider der schietoefening), de specificatie van het te gebruiken soort, type en aantal wapens en munitie, het aantal schoten per tijdseenheid, de duur van het gebruik van de schietbaan en het tijdstip waarop.
Het schieten dient te geschieden onder leiding van een door de beheerder van de schietbaan aangewezen militair en/of verenigingsfunctionaris, die is belast met de leiding van de schietoefeningen, en met in achtneming van alle geldende regels en voorschriften.
In artikel 7 is de verantwoordelijkheid van het hoofd defensieonderdeel voor de naleving van deze beleidsregel vastgelegd.
’s-Gravenhage, 17 februari 2023
De Staatssecretaris van Defensie, C.A. van der Maat
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-7047.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.