Regeling van de Minister van Financiën van 16 februari 2023 (2023-23399) houdende wijziging van het Organisatiebesluit Ministerie van Financiën 2020 en het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020 in verband met de inwerkingtreding van de Wet open overheid en organisatorische wijzigingen binnen het directoraat‑generaal Rijksbegroting

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie, bedrijfsvoering en informatiesystemen rijksdienst;

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Organisatiebesluit Ministerie van Financiën 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 16, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

  • d. adviseren over, het ondersteunen van de voorbereiding van besluiten dan wel het besluiten op verzoeken om informatie op grond van de Wet open overheid en het begeleiden dan wel voeren van bestuursrechtelijke procedures inzake Woo-verzoeken als bedoeld in de artikelen 19a en 19b van het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020;

B

Artikel 16, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De directie Juridische Zaken bestaat uit een afdeling Publiekrecht, een afdeling Openbaarheid van bestuur en een afdeling Privaatrecht.

C

In artikel 18, onderdeel b, wordt ‘Wob-verzoeken van de media of Wob-verzoeken met een maatschappelijk en/of politiek belang’ vervangen door ‘vragen over verzoeken om informatie op grond van de Wet open overheid’.

D

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

Onder verlettering van de onderdelen a en b tot b en c wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • a. het Bureau Directeur-Generaal;

E

Na artikel 32 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 32a. Bureau Directeur-Generaal

  • 1. Het Bureau Directeur-Generaal (BDG) staat onder leiding van de DG-secretaris.

  • 2. Het Bureau Directeur-Generaal heeft de volgende hoofdtaken:

    • a. Bestuursadvisering;

    • b. Procescoördinatie;

    • c. Bestuursondersteuning.

F

Artikel 34, tweede lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel i., vervalt ‘en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen’.

2. Onder vernummering van de onderdelen ii. tot en met ix. tot iii. tot en met x. wordt na onderdeel i. een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

  • ii. Sectie Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

ARTIKEL II

Het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘de directoraten-generaal Belastingdienst, Toeslagen en Douane’ vervangen door ‘de directoraten-generaal Belastingdienst (DGBD), Toeslagen (DGTSL) en Douane (DGD)’.

2. Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het einde van onderdeel l, worden de volgende onderdelen toegevoegd:

  • m. de organisatieonderdelen van het DGBD, het DGTSL en het DGD: de organisatieonderdelen genoemd in artikel 3, eerste, tweede en derde lid, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003;

  • n. de (algemeen) directeuren: de (algemeen) directeuren van de organisatieonderdelen van het DGBD, het DGTSL en het DGD genoemd in artikel 3, eerste, tweede en derde lid, en bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003;

  • o. Woo-verzoek: een verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid;

  • p. inspecteur: functionaris die als zodanig is aangewezen in artikel 5 van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 en artikel 1:4 van de Algemene douaneregeling;

  • q. ontvanger: functionaris die als zodanig is aangewezen in artikel 5 van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 en artikel 1:4 van de Algemene douaneregeling.

B

Na hoofdstuk 4 van het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 4A. WOO-VERZOEKEN

Artikel 19a. Woo-verzoeken kernministerie
  • 1. Aan de directeuren-generaal van het kernministerie wordt mandaat verleend om te besluiten op Woo-verzoeken die betrekking hebben op informatie die berust bij het kernministerie. Zij kunnen aan onder hen ressorterende ambtenaren ter zake ondermandaat verlenen.

  • 2. Aan de secretaris-generaal en het hoofd Openbaarheid van bestuur van de directie Juridische Zaken en, bij diens afwezigheid, de directeur of plaatsvervangend directeur van die directie, wordt mandaat verleend om de tegen de in het eerste lid bedoelde besluiten gerichte bezwaren te behandelen en daarop te beslissen. Beiden kunnen aan onder hen ressorterende ambtenaren ter zake ondermandaat verlenen.

  • 3. Aan de directeur van de directie Juridische Zaken wordt machtiging verleend tot de behandeling van procedures bij de rechtbanken en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en tot het instellen van hoger beroep ter zake van de Woo-verzoeken bedoeld in het eerste lid. Hij kan aan onder hem ressorterende ambtenaren ter zake ondermachtiging verlenen.

Artikel 19b. Zwaarwegende of politiek-bestuurlijk gevoelige Woo-verzoeken DGBD, DGTSL en DGD
  • 1. Ten aanzien van informatie die berust binnen het eigen directoraat-generaal, wordt aan de directeuren-generaal van DGBD, DGTSL en DGD mandaat verleend om te besluiten op zwaarwegende of politiek-bestuurlijk gevoelige Woo-verzoeken, tot welke categorie in ieder geval behoren de Woo-verzoeken van vertegenwoordigers van de media, van politieke en maatschappelijke organisaties en van belangengroeperingen. Op zwaarwegende of politiek-bestuurlijk gevoelige Woo-verzoeken wordt beslist namens de Staatssecretaris. De directeur-generaal kan aan onder hem ressorterende ambtenaren ter zake ondermandaat verlenen.

  • 2. Op zwaarwegende of politiek-bestuurlijk gevoelige Woo-verzoeken die zijn ingediend bij de inspecteur of de ontvanger wordt overeenkomstig het eerste lid beslist namens de Staatssecretaris.

  • 3. Aan de secretaris-generaal en het hoofd Openbaarheid van bestuur van de directie Juridische Zaken en, bij diens afwezigheid, de directeur of plaatsvervangend directeur van die directie, wordt mandaat verleend om de tegen de in het eerste lid bedoelde besluiten gerichte bezwaren te behandelen en daarop te beslissen. Beiden kunnen aan onder hen ressorterende ambtenaren ter zake ondermandaat verlenen.

  • 4. Aan de directeur van de directie Juridische Zaken wordt machtiging verleend tot de behandeling van procedures bij de rechtbanken en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en tot het instellen van hoger beroep ter zake van de Woo-verzoeken bedoeld in het eerste lid. Hij kan aan onder hem ressorterende ambtenaren ter zake ondermachtiging verlenen.

Artikel 19c. Overige Woo-verzoeken DGBD, DGTSL en DGD
  • 1. Aan de (algemeen) directeuren van de organisatieonderdelen van het DGBD, het DGTSL en het DGD wordt mandaat verleend om te beslissen op andere Woo-verzoeken betreffende informatie die berust bij het betreffende organisatieonderdeel dan bedoeld in artikel 19b, eerste lid. De (algemeen) directeuren kunnen aan onder hen ressorterende ambtenaren ter zake ondermandaat verlenen.

  • 2. Aan de directeuren-generaal van respectievelijk DGBD, DGTSL en DGD wordt mandaat verleend om de tegen de in het eerste lid bedoelde besluiten gerichte bezwaren te behandelen en daarop te beslissen. De directeuren-generaal kunnen aan onder hen ressorterende ambtenaren ter zake ondermandaat verlenen.

  • 3. Aan de directeuren-generaal van respectievelijk DGBD, DGTSL en DGD wordt machtiging verleend tot de behandeling van procedures bij de rechtbanken en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en tot het instellen van hoger beroep ter zake van de Woo-verzoeken bedoeld in het eerste lid. Zij kunnen aan onder hen ressorterende ambtenaren ter zake ondermachtiging verlenen.

  • 4. Rechterlijke uitspraken in procedures van de organisatieonderdelen van het DGBD, het DGTSL en het DGD, worden zo spoedig mogelijk na ontvangst door het betreffende directoraat-generaal in afschrift toegezonden aan de directie Juridische Zaken.

Artikel 19d. Woo-verzoeken ten aanzien van meerdere organisatieonderdelen
  • 1. Indien een Woo-verzoek betrekking heeft op informatie die berust bij meerdere directoraten-generaal of dienstonderdelen van het DGBD, het DGTSL en het DGD, dan is diegene bij wiens directoraat-generaal of organisatieonderdeel van het DGBD, het DGTSL of het DGD het zwaartepunt van het verzoek ligt, bevoegd overeenkomstig de artikelen 19a tot en met 19c. De bevoegdheden worden uitgeoefend in overeenstemming met de directoraten-generaal of dienstonderdelen van het DGBD, het DGTSL en het DGD waar tevens informatie berust waarop het Woo-verzoek betrekking heeft.

  • 2. Bij welk organisatieonderdeel het zwaartepunt van het verzoek ligt, wordt in onderling overleg tussen de betrokken directoraten-generaal of organisatieonderdelen van het DGBD, het DGTSL en het DGD bepaald.

ARTIKEL III

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel I, onderdeel B, terug tot en met 1 december 2022 en ten aanzien van artikel I, onderdeel D, E en F terug tot en met 1 juni 2022.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treden artikel I, onderdelen A en C en artikel II in werking met ingang van 1 april 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

TOELICHTING

ARTIKEL I, onderdeel A, B en C en ARTIKEL II

Algemeen

Met de inwerkingtreding van de Wet open overheid (Woo) per 1 mei 2022 is de Uitvoeringsregeling Wob Financiën vervallen. Dat betekent dat vanaf dan de taken en bevoegdheden ten aanzien van de behandeling van verzoeken om informatie op grond van de Woo niet meer zijn vastgelegd. Om die reden wordt voorgesteld om die taken en bevoegdheden per 1 april 2023 vast te leggen in het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020.

1. Woo-verzoeken kernministerie

Aan de directeuren-generaal (DG) van het kernministerie wordt mandaat verleend om te besluiten op verzoeken om informatie op grond van de Woo die berust bij het betreffende directoraat-generaal. Bij de voorbereiding van die besluiten wordt de DG ondersteund door de afdeling Openbaarheid van bestuur van de directie Juridische Zaken.

Het zijn vervolgens de secretaris-generaal en het hoofd Openbaarheid van bestuur van de directie Juridische Zaken aan wie het mandaat verleend wordt om tegen de besluiten op Woo-verzoeken gerichte bezwaren te behandelen en daarop te beslissen. Bij afwezigheid van het hoofd Openbaarheid van bestuur van de directie Juridische Zaken komt dit mandaat toe aan de directeur of plaatsvervangend directeur van de directie Juridische Zaken. Op grond van deze regeling wordt het (primaire) besluit op het Woo-verzoek genomen óf door de DG óf in (onder)mandaat door een onder hem ressorterende ambtenaar. In het eerste geval is het de secretaris-generaal die beslist op het tegen het besluit op het Woo-verzoek gerichte bezwaar; in het tweede geval is het het hoofd Openbaarheid van bestuur (of zijn vervanger bij afwezigheid) die beslist op het tegen het besluit op het Woo-verzoek gerichte bezwaar. Verder wordt de directeur Juridische Zaken gemachtigd tot de behandeling van procedures bij rechtbanken en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State daarover. Die machtiging houdt tevens het instellen van hoger beroep in.

Steeds bestaat de mogelijkheid voor de gemandateerde of gemachtigde functionaris, om ter zake ondermandaat of ondermachtiging te verlenen aan onder hem ressorterende ambtenaren.

2. Woo-verzoeken DGBD, DGTSL en DGD

Ten aanzien van de organisatieonderdelen van het DGBD, het DGTSL en het DGD die worden genoemd in de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003, zijn het de DG’s van respectievelijk het DGBD, het DGTSL en het DGD aan wie mandaat wordt verleend om te besluiten op zwaarwegende of politiek-bestuurlijk gevoelige verzoeken om informatie die berust bij het betreffende directoraat-generaal. Daaronder worden in ieder geval verstaan de Woo-verzoeken van vertegenwoordigers van de media, van politieke en maatschappelijke organisaties en van belangengroeperingen. Bij de voorbereiding van die besluiten wordt de DG ondersteund door de afdeling Openbaarheid van bestuur van de directie Juridische Zaken.

Het is vervolgens aan de secretaris-generaal of het hoofd Openbaarheid van bestuur van de directie Juridische Zaken om de tegen die besluiten gerichte bezwaren te behandelen en daarop te beslissen. Bij afwezigheid van het hoofd Openbaarheid van bestuur van de directie Juridische Zaken komt dit mandaat toe aan de directeur of plaatsvervangend directeur van de directie Juridische Zaken. Op grond van deze regeling wordt het (primaire) besluit op het Woo-verzoek genomen óf door de DG óf in (onder)mandaat door een onder hem ressorterende ambtenaar. In het eerste geval is het de secretaris-generaal die beslist op het tegen het besluit op het Woo-verzoek gerichte bezwaar; in het tweede geval is het het hoofd Openbaarheid van bestuur (of zijn vervanger bij afwezigheid) die beslist op het tegen het besluit op het Woo-verzoek gerichte bezwaar. Verder wordt de directeur Juridische Zaken gemachtigd om de procedures bij de rechtbanken en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State daarover te behandelen. Die machtiging houdt tevens het instellen van hoger beroep in.

Ten aanzien van overige verzoeken om informatie die berust bij de organisatieonderdelen van het DGBD, het DGTSL en het DGD wordt aan de (algemeen) directeuren van die organisatieonderdelen mandaat verleend om op die verzoeken te beslissen.

Bij de Belastingdienst1 zijn verschillende bestuursorganen betrokken: Staatssecretaris, inspecteur en ontvanger. De Belastingdienst valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën; het is de Staatssecretaris van Financiën die in het bijzonder is belast met aangelegenheden betreffende de Belastingdienst.2 Voor wat betreft de uitvoering van de Woo is voor informatie die onder de reikwijdte van een Woo-verzoek valt en die zich bij een organisatieonderdeel van de Belastingdienst bevindt, niet zonder meer duidelijk namens welk bestuursorgaan van de Belastingdienst moet worden beslist. Voor een soepel lopende uitvoeringspraktijk wordt voor wat betreft verzoeken om informatie die zijn ingediend bij de organisatieonderdelen van de Belastingdienst uitgegaan van het volgende: (1) op zwaarwegende of politiek‑bestuurlijke verzoeken om informatie wordt beslist namens het bestuursorgaan Staatssecretaris en (2) overige verzoeken om informatie worden behandeld door het bestuursorgaan aan wie het verzoek is gericht. Deze verdeling is gebaseerd op de werkwijze onder de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en waarvoor met de invoering van de Woo geen wijziging is beoogd. Voor (de rechtsbescherming van) een belanghebbende maakt het niet uit van welk bestuursorgaan de gevraagde informatie (niet) wordt ontvangen dan wel welk bestuursorgaan belanghebbende in een eventuele procedure tegenover zich treft. Door bovenstaande verdeling en de daarmee gepaard gaande duidelijke bevoegdheidsafbakening gaat de informatieverstrekking beduidend sneller. Aan respectievelijk de DG’s van DGBD, DGTSL en DGD wordt mandaat verleend om de tegen die besluiten gerichte bezwaren te behandelen en daarop te beslissen en zij worden gemachtigd tot het behandelen van procedures bij de rechtbanken en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State daarover. Die machtiging houdt tevens het instellen van hoger beroep in.

Ook hier bestaat steeds de mogelijkheid voor de gemandateerde of gemachtigde functionaris om ter zake ondermandaat of ondermachtiging te verlenen aan onder hem ressorterende ambtenaren. Ook hier is het wenselijk dat die ondermandaten worden verleend, zodat de daadwerkelijke uitvoering van het hele proces op een lager niveau ligt.

3. Woo-verzoeken ten aanzien van meerdere organisatieonderdelen

Het komt in de praktijk regelmatig voor dat een Woo-verzoek betrekking heeft op informatie die berust bij meerdere directoraten-generaal of meerdere organisatieonderdelen van een directoraat-generaal. Om te voorkomen dat besluiten door meerdere personen moeten worden ondertekend, wordt in een samenloopbepaling voorzien. Daarin wordt kort gezegd geregeld dat de DG van het directoraat-generaal dan wel de (algemeen) directeur van het organisatieonderdeel waarop het zwaartepunt van het Woo-verzoek betrekking heeft, bevoegd is om op dat Woo-verzoek te besluiten. Bij welke DG of welk organisatieonderdeel het zwaartepunt ligt, moet in onderling overleg tussen de betreffende directoraten-generaal dan wel organisatieonderdelen worden bepaald.

Artikelsgewijs

ARTIKEL I, onderdeel A, B en C

In dit artikel worden in verband met het anders beleggen van de taken in het Woo-proces, en de betrokkenheid van de directies Juridische Zaken en Communicatie, wijzigingen aangebracht om dit vorm te geven. Onder andere wordt expliciet in artikel 16 van het Organisatiebesluit Ministerie van Financiën 2020 opgenomen dat de directie Juridische Zaken de gerechtelijke procedures voert inzake Woo-verzoeken van het kernministerie en de zwaarwegende of politiek-bestuurlijk gevoelige Woo-verzoeken van het DGBD, het DGTSL en het DGD. Daarbij wordt verwezen naar de met artikel II in te voegen nieuwe artikelen in het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020. Verder wordt in artikel 16, tweede lid, de afdeling Openbaarheid van bestuur van de directie Juridische Zaken opgenomen.

Daarnaast wordt in artikel 18, onderdeel b, verduidelijkt dat de directie Communicatie gaat over het beantwoorden van vragen over Woo-verzoeken en niet over de beantwoording van Woo-verzoeken. Dat laatste lijkt immers te impliceren dat de directie Communicatie verantwoordelijk is voor het behandelen van Woo-verzoeken, wat niet het geval is.

ARTIKEL I, onderdeel D, E en F

Na het aantreden van een nieuw kabinet kan het – afhankelijk van de inhoud van het regeerakkoord en de portefeuilleverdeling van het nieuwe kabinet – aangewezen zijn de Inspectie der Rijksfinanciën (IRF) te hergroeperen. Met het aantreden van het nieuwe kabinet per 10 januari 2022 vond een herschikking van de portefeuilleverdeling plaats. Daardoor landde een aantal zware en omvangrijke dossiers alsmede veel bewindslieden binnen één sectie: de Sectie Economische Zaken en Klimaat en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Daarop is besloten deze sectie te splitsen en zodoende het aantal secties van de directie IRF uit te breiden van negen naar tien.

Daarnaast is de afgelopen jaren – naar aanleiding van politieke en maatschappelijke ontwikkelingen en naar aanleiding van de wens tot verbetering van sturing en beheersing op bedrijfsvoeringsvlak – een tendens zichtbaar om de directoraten-generaal (DG’s) te faciliteren met stafondersteuning binnen het DG. Deze ontwikkeling was voor DGRB aanleiding voor de vorming van een Bureau Directeur-Generaal (BDG) dat rechtstreeks onder de DG wordt gepositioneerd onder leiding van de DG-secretaris. Het BDG heeft als hoofdtaken bestuursadvisering, procescoördinatie en bestuursondersteuning.

Met deze regeling wordt het Organisatiebesluit Ministerie van Financiën 2020 in overeenstemming gebracht met de praktijk door een wijziging van de artikelen 31 en 34 en het invoegen van een nieuw artikel 32a.

ARTIKEL II

De bevoegdheden met betrekking tot het Woo-proces waren opgenomen in de Uitvoeringsregeling Wob Financiën. Met dit artikel worden deze bepalingen samengevoegd en overgeheveld naar het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020. Daartoe wordt een nieuw hoofdstuk aan het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020 toegevoegd, dat ziet op de Woo-verzoeken met betrekking tot informatie die berust bij het kernministerie en de informatie die berust bij de organisatieonderdelen van het DGBD, het DGTSL en het DGD. Tevens zijn de met dit artikel in te voegen nieuwe bepalingen geactualiseerd en zijn zij een weerslag van hoe de taken en bevoegdheden belegd zijn.

Samengevat komt het erop neer dat, voor zover het informatie betreft die bij het kernministerie berust, de DG’s verantwoordelijk zijn voor het nemen van de besluiten op verzoeken om informatie op grond van de Woo en dat de secretaris-generaal of het hoofd Openbaarheid van bestuur van de directie Juridische Zaken verantwoordelijk is voor het behandelen van de tegen die besluiten gerichte bezwaren en het beslissen daarop. De directeur Juridische Zaken is vervolgens gemachtigd om de tegen de beslissing op bezwaar gerichte beroepen en hoger beroepen te behandelen en hoger beroep in te stellen. Zij kunnen onder hen ressorterende ambtenaren ter zake ondermandaat dan wel ondermachtiging verlenen.

Voor DGBD, DGTSL en DGD geldt voorgaande enkel voor wat betreft de verzoeken om informatie op grond van de Woo die zwaarwegend of politiek-bestuurlijk gevoelig zijn of worden ingediend door vertegenwoordigers van de media, van politieke en maatschappelijke organisaties en van belangengroeperingen. Op dergelijke zwaarwegende of politiek-bestuurlijke verzoeken om informatie wordt namens de Staatssecretaris beslist. Voor de overige Woo-verzoeken die betrekking hebben op informatie die berust bij die drie DG’s hebben de (algemeen) directeuren het mandaat te beslissen op die verzoeken, hebben de DG’s het mandaat om de tegen die besluiten gerichte bezwaren te behandelen en daarop te beslissen en hebben de (algemeen) directeuren de machtiging om de daartegen gerichte beroepen en hoger beroepen te behandelen en hoger beroep in te stellen. Ook zij kunnen onder hen ressorterende ambtenaren ter zake ondermandaat dan wel ondermachtiging verlenen.

ARTIKEL III

De wijzigingen van artikel I, onderdeel B, treden met terugwerkende kracht in werking tot en met 1 december 2022; artikel I, onderdeel A en C en artikel II treden in werking vanaf 1 april 2023. In de tussenliggende periode vanaf de inwerkingtreding van de Woo per 1 mei 2022 tot de datum van inwerkingtreding van deze regeling is in de behandeling van Woo-verzoeken voorzien met tijdelijke mandaten.

De wijzigingen van artikel I, onderdeel D, E en F treden met terugwerkende kracht in werking per 1 juni 2022. Met deze datum is aangesloten bij de update van de beschrijving van de Organisatie en Formatie van het directoraat‑generaal Rijksbegroting van 30 mei 2022, die met de medezeggenschap en vakbonden is afgestemd.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag


X Noot
1

De Belastingdienst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003.

X Noot
2

Op grond van het Besluit van de Minister van Financiën van 25 januari 2022, (nr. 2022-8443), houdende bekendmaking van de taken waarmee de Staatssecretarissen van Financiën in het bijzonder zullen zijn belast.

Naar boven