Beleidsregel stage en patronaat 2023

Inleiding

In deze beleidsregel is vastgelegd hoe de raden van de orde omgaan met de discretionaire bevoegdheid die zij hebben op grond van de Advocatenwet en de Verordening op de Advocatuur (Voda) bij de beoordeling van verzoeken die betrekking hebben op de toegang tot de balie tot en met de afronding van de stage van advocaten.

Paragraaf 1. Goedkeuring stage en patroon (artikel 3.5 Voda)

Let op: ook in geval van wijziging van een patronaat en/of van de stage is goedkeuring vereist!

Artikel 1. Verzoek goedkeuring stage en patroon (artikel 3.5 lid 2 Voda)

  • 1. Een verzoek om goedkeuring van de stage en de beoogd patroon wordt ingediend door middel van het daarvoor door de algemene raad vastgestelde formulier vóór indiening van het verzoek tot beëdiging.

  • 2. Bij het verzoek legt de stagiaire over:

    • a. een bewijs van de instemming van de beoogd patroon en het bewijs, dat de beoogd patroon een patroonscursus heeft gevolgd (artikel 3.5a lid 2 Voda).

    • b. de voor de stage relevante overeenkomst(en) met de beoogd patroon of zijn kantoor, waaronder de arbeidsovereenkomst en/of de stageovereenkomst en/of de samenwerkingsovereenkomst. In de overeenkomst(en) is bepaald dat de stagiaire en de beoogd patroon de raad van de orde informeren over wijzigingen in de (kantoor)situatie van de stagiaire;

    • c. het stagebegeleidingsplan.

  • 3. De stagiaire-ondernemer legt tevens de volgende stukken over:

    • a. een motivering van het verzoek om de stage als stagiaire-ondernemer te vervullen

    • b. een ondernemingsplan;

    • c. een bewijs van een passende kredietfaciliteit of voldoende vermogen zoals bedoeld in artikel 3.12 lid 1 Voda met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 lid 4 sub b van deze beleidsregel;

    • d. een offerte van de arbeidsongeschiktheidsverzekering inclusief verzekeringsvoorwaarden;

    • e. een concept-huurovereenkomst voor ten minste de te verwachten duur van de stage van een ruimte in het kantoor van de beoogd patroon;

    • f. de vastlegging van de afspraken over waarneming, waaronder, maar niet beperkt tot de waarneming bij ziekte en vakantie;

    • g. de overeenkomst met de stichting derdengelden, statuten van de stichting derdengelden en een uittreksel uit het handelsregister van de kamer van koophandel of het bericht als bedoeld in artikel 6.21 lid 3 Voda dat de beoogd stagiaire-ondernemer niet de beschikking zal hebben over een stichting derdengelden;

    • h. een offerte van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering inclusief verzekeringsvoorwaarden (afdeling 6.6 Voda);

    • i. bewijs dat de organisatie van het kantoor van de stagiaire-ondernemer, inclusief de dienstverlening aan de cliënt en de administratie van het kantoor, adequaat zullen zijn ingericht conform artikel 3.11 en hoofdstuk 6 Voda, een (digitaal) kantoorhandboek daaronder begrepen;

Artikel 2. Beoordeling goedkeuring van de stage en patroon (artikel 3.6 Voda)

  • 1. De raad van de orde slaat bij de beoordeling van de geschiktheid van de beoogd patroon onder meer acht op tuchtrechtelijke maatregelen die aan de beoogd patroon zijn opgelegd in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek om goedkeuring van de stage en de beoogd patroon (artikel 3.6 lid 1 sub a Voda).

  • 2. De raad van de orde onthoudt de goedkeuring van de stage en de beoogd patroon indien onregelmatigheden zijn gebleken aan de raad van de orde, die plaatsvonden in de drie jaar voorafgaand aan het goedkeuringsverzoek en die onregelmatigheden zien op:

    • a. de begeleiding van stagiaires of praktijkvoering door de beoogd patroon of door een of meer van zijn kantoorgenoten, voor zover de laatstbedoelde(n) ten tijde van het goedkeuringsverzoek nog aan het kantoor verbonden is/zijn, of

    • b. onbetamelijk gedrag van de beoogd patroon (artikel 3.6 lid 1 sub b Voda).

  • 3. Indien de beoogd patroon korter dan zeven jaar maar langer dan vijf jaar in Nederland als advocaat is ingeschreven of ingeschreven is geweest (artikel 3.6 lid 1 sub c Voda), zal de raad van de orde slechts goedkeuring van de stage en de beoogd patroon verlenen indien:

    • a. de beoogd patroon beschikt over voldoende ervaring om de stagiaire te begeleiden;

    • b. het patronaat geen buitenstagiaire of stagiaire-ondernemer betreft;

    • c. de beoogd patroon geen andere stagiaires heeft en ook geen begeleiding geeft aan een of meer juridisch medewerkers;

    • d. de beoogd patroon en stagiaire aannemelijk maken dat het vinden van een andere patroon onevenredig bezwaarlijk is; en

    • e. er geen andere overwegende bezwaren tegen goedkeuring bestaan (artikel 3.6 lid 1 Voda).

  • 4. De raad van de orde onthoudt de goedkeuring aan het verzoek tot goedkeuring van de stage en de beoogd patroon indien het een buitenstagiaire of stagiaire-ondernemer betreft en de beoogd patroon reeds begeleiding geeft aan een stagiaire. Evenzo onthoudt de raad van de orde goedkeuring indien de patroon reeds een buitenstagiaire of stagiaire-ondernemer begeleidt en de patroon een stagiaire wil aannemen (artikel 3.6 lid 1 sub d Voda).

  • 5. De raad van de orde onthoudt de goedkeuring indien de beoogd patroon al twee stagiaires begeleidt (artikel 3.6 lid 1 sub e Voda).

  • 6. De raad van de orde onthoudt de goedkeuring aan het verzoek tot goedkeuring van de stage en de beoogd patroon indien in de drie jaren voorafgaand aan het verzoek om goedkeuring van de beoogd patroon van een of meer stagiaires de stage is geëindigd zonder stageverklaring om redenen die, naar het oordeel van de raad van de orde, gehoord de beoogd patroon, zijn toe te rekenen aan de beoogd patroon of het kantoor (artikel 3.6 lid 1 sub f Voda).

  • 7. De raad van de orde onthoudt de goedkeuring indien de beoogd patroon al een stagiaire begeleidt, en de (eerste) beëdigingsdatum van die stagiaire minder dan een jaar ligt vóór de beëdigingsdatum van de nieuwe stagiaire, mede in het licht van de overige begeleiding die aan de stagiaire kan worden gegeven.

  • 8. Bij de beoordeling of te verwachten valt dat er onvoldoende begeleiding van de stagiaire in de praktijkuitoefening zal zijn, houdt de raad van de orde rekening met eventuele begeleiding die de beoogd patroon aan juridisch medewerkers geeft (artikel 3.6 lid 1 sub g Voda).

  • 9. Indien een stagiaire in een ander arrondissement de stageverklaring is geweigerd of zou worden geweigerd op grond van een ambtshalve beslissing als bedoeld in artikel 3.4 lid 1 sub d Voda wordt de goedkeuring geweigerd.

Artikel 3. Goedkeuring stukken (artikel 3.5 Voda)

  • 1. De in artikel 1 lid 2 en 3 van deze beleidsregel genoemde stukken behoeven de goedkeuring van de raad van de orde.

  • 2. Voor de goedkeuring van de stage van de stagiaire werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst moet in ieder geval aan de volgende eisen zijn voldaan:

    • a. De stage kan worden afgerond gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst, uitgaande van de bij de aanvang overeengekomen wekelijkse arbeidsduur.

    • b. Het salaris van de stagiaire is voldoende om de onafhankelijkheid van de stagiaire in zijn hoedanigheid van advocaat te waarborgen. Er geldt een minimumsalaris.

      Het salaris voor het eerste jaar van de stage bedraagt minimaal € 2.802–, voor het tweede jaar € 3.193,–, en voor het derde jaar € 3.550,–. 1

    • c. De kosten van de beroepsopleiding komen voor rekening van (het kantoor van) de patroon.2

    • d. Er geldt geen concurrentiebeding.

    • e. Een eventueel relatiebeding mag de vrije advocaatkeuze niet aantasten en heeft een duur van maximaal een jaar.

    • f. Bij een eventueel boetebeding staat de boete in redelijke verhouding tot de schade die bij overtreding van het beding waarop de boete gesteld is wordt geleden. De boete bedraagt maximaal een bruto maandsalaris.

  • 3. Indien de arbeidsovereenkomst een proeftijdbeding bevat wordt de stage niet eerder goedgekeurd dan na afloop van die proeftijd.

  • 4. De stagiaire en de patroon zijn gehouden de raad van de orde op de hoogte te brengen van geschillen tussen hen of de stagiaire en zijn kantoor.

  • 5. Bij de goedkeuring neemt de raad van de orde ten aanzien van de stukken van een stagiaire-ondernemer het volgende in acht:

    • a. In het ondernemingsplan dient te worden onderbouwd naar welke omzet gedurende de verschillende jaren van de stage wordt gestreefd en dient voorts te worden onderbouwd dat de stagiaire-ondernemer zich gedurende de stage een redelijk inkomen kan verwerven dat zich na het eerste jaar ten minste op het niveau bevindt van het salaris hiervoor in lid 2 sub b bedoeld, vermeerderd met de praktijkkosten. De in het ondernemingsplan genoemde cijfers moeten gefundeerde verwachtingen en/of aannames zijn en moeten door de stagiaire-ondernemer met door de raad van de orde te wegen concrete feiten en omstandigheden onderbouwd worden. De hiervoor omschreven praktijkkosten betreffen in het bijzonder, maar niet uitsluitend, de premies van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering en de arbeidsongeschiktheidsverzekering alsmede de kosten zoals bedoeld in sub f en g.

      Uit het ondernemingsplan moet voorts blijken dat de stagiaire-ondernemer minimaal 32 uur per week werkt als advocaat (artikel 3.3 lid 2 Voda).

    • b. De kredietfaciliteit dan wel het vermogen als bedoeld in artikel 3.12 lid 1 Voda bedraagt minimaal € 45.000,–. Het vermogen moet op een bankrekening ten name van het advocatenkantoor van de stagiaire-ondernemer worden aangehouden en direct en zonder kosten beschikbaar zijn en uitsluitend bestemd zijn voor de praktijkvoering. De kredietfaciliteit respectievelijk het vermogen wordt gedurende de looptijd van de stage in stand gehouden en het bewijs van het bestaan ervan wordt op eerste verzoek aan de raad van de orde overgelegd. Verpanding van de vorderingen die hun oorsprong vinden in de advocatuurlijke activiteiten van de stagiaire-ondernemer is niet toegestaan. De stagiaire-ondernemer wordt gewezen op de verslagverplichtingen uit artikel 3.12 lid 2 Voda, waarbij te gelden heeft dat de raad van de orde moet worden geïnformeerd zodra de kredietfaciliteit wordt gebruikt.

    • c. De offerte (en later polis) van de arbeidsongeschiktheidsverzekering dient te voorzien in dekking vanaf de 32e dag van arbeidsongeschiktheid en een uitkering ter hoogte van minimaal het salaris van een stagiaire als hiervoor in lid 2 sub b bedoeld. In beginsel moet het bewijs van het aangaan van de verzekering bij de raad van de orde aanwezig zijn op het moment van beëdiging.

    • d. De wijze van samenwerking tussen de beoogd patroon en de stagiaire-ondernemer. De stagiaire-ondernemer dient kantoor te houden bij de patroon (zie artikel 5 van deze beleidsregel) en in beginsel daarmee een samenwerking te hebben als bedoeld in afdelingen 5.1 en 5.2 Voda.

    • e. De stagiaire-ondernemer gaat geen andere praktijk voeren dan op de rechtsgebieden waar de patroon actief op is. Indien men ook op een ander rechtsgebied actief wil zijn, is dat alleen mogelijk indien een op dat gebied deskundige advocaat schriftelijk bevestigt beschikbaar te zijn voor de inhoudelijke begeleiding.

    • f. De geldelijke vergoeding voor de beoogd patroon voor de begeleiding van de stagiaire-ondernemer zal in beginsel nihil zijn. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien daarvoor naar het oordeel van de raad van de orde, door de stagiaire-ondernemer en beoogd patroon te onderbouwen gronden bestaan. De geldelijke vergoeding is in elk geval niet afhankelijk van:

      • i. door de beoogd patroon aan de (de opleiding van) stagiaire-ondernemer te besteden tijd;

      • ii. het (uur)tarief dat de beoogd patroon gewoonlijk in rekening brengt aan zijn cliënten; en/of

      • iii. de omzet van de stagiaire-ondernemer.

      Een andere vergoeding dan een geldelijke is niet toegestaan.

    • g. De geldelijke vergoeding die de stagiaire-ondernemer aan de beoogd patroon dan wel een derde is verschuldigd ter zake van het houden van kantoor zal, gedurende de stage niet meer bedragen dan een maandelijks bedrag van € 1.000,– exclusief BTW, met dien verstande dat de raad van de orde voor wat betreft het tweede en latere stagejaren op verzoek van de stagiaire-ondernemer een hoger maandelijks bedrag kan goedkeuren, mits dit bedrag naar de mening van de raad van de orde in redelijke verhouding staat tot de door de stagiaire-ondernemer gerealiseerde omzet.

    • h. De raad van de orde toetst expliciet, zulks met inachtneming van de geldelijke vergoeding genoemd onder sub g., of de huur redelijk te noemen is.

Artikel 4. Ontheffing EU-advocaat (artikel 3.6 lid 2 Voda)

Indien de beoogd patroon, bedoeld in artikel 3.6 lid 2 Voda, korter dan vier jaar maar langer dan twee jaar in Nederland als advocaat is ingeschreven of ingeschreven geweest, zal de raad van de orde het verzoek goedkeuring stage en de beoogd patroon slechts goedkeuren indien is voldaan aan alle voorwaarden die hierboven in artikel 2 lid 3 staan vermeld.

Paragraaf 2. Vrijstelling kantoor houden bij patroon ex artikel 9b lid 3 Advocatenwet

Artikel 5. Weigering vrijstelling stagiaire-ondernemers en stagiaires in dienstbetrekking

  • a. Van de verplichting kantoor te houden bij de patroon wordt aan een stagiaire-ondernemer geen vrijstelling verleend.

  • b. Van de verplichting kantoor te houden bij de patroon wordt aan een stagiaire in dienstbetrekking als bedoeld in artikel 5.9 sub e, f of g Voda geen vrijstelling verleend.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Een verzoek om vrijstelling om bij de (beoogd) patroon kantoor te houden, bedoeld in artikel 9b lid 3 Advocatenwet, wordt gelijktijdig ingediend met het verzoek goedkeuring stage en patroon althans ten minste een maand voor de datum waarop de vrijstelling van kracht moet zijn.

  • 2. De stagiaire gebruikt voor het verzoek het daarvoor bedoelde formulier van de raad van de orde en legt daarbij de in artikel 1 van deze beleidsregel genoemde bescheiden over.

Artikel 7. Beoordeling behoorlijke praktijkuitoefening

Bij de beoordeling of er sprake is van een behoorlijke praktijkuitoefening als bedoeld in artikel 9b lid 3 Advocatenwet, neemt de raad van de orde de volgende aspecten in acht:

  • a. de stagiaire houdt voor de dagelijkse begeleiding in de uitoefening van de praktijk kantoor bij een advocaat die langer dan vijf jaar als zodanig werkzaam is, in het bezit is van een verklaring dat de stage is voltooid en bij wie geen andere stagiaire werkzaam is;

  • b. de stagiaire en (beoogd) patroon zijn in de gelegenheid om op regelmatige basis, dat wil zeggen het eerste jaar dagelijks, overleg te plegen over de lopende zaken en de in- en uitgaande post;

  • c. de (beoogd) patroon bezoekt op regelmatige basis, dat wil zeggen in het eerste jaar ten minste wekelijks en vanaf het tweede jaar ten minste eens per vier weken, het kantoor van de stagiaire;

  • d. de stagiaire bezoekt op regelmatige basis, dat wil zeggen in het eerste jaar ten minste wekelijks en vanaf het tweede jaar ten minste eens per twee weken, het kantoor van de (beoogd) patroon;

  • e. de organisatie van het kantoor van de stagiaire, inclusief de dienstverlening aan de cliënt en de administratie van het kantoor, zijn adequaat ingericht conform artikel 3.11 en hoofdstuk 6 Voda.

Artikel 8. Aan vrijstelling verbonden voorwaarden

Aan de vrijstelling worden de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. de stagiaire voldoet aan de voorschriften, gesteld bij of krachtens de Advocatenwet;

  • b. de stagiaire en de (beoogd) patroon komen de overeengekomen afspraken in het kader van de begeleiding na, zoals ze bij de aanvraag, bedoeld in artikel 1 van deze beleidsregel, zijn overgelegd;

  • c. de stagiaire en de (beoogd) patroon informeren de raad van de orde, conform artikel 1 lid 2 sub b van deze beleidsregel, over wijzigingen in de kantoorsituatie van de stagiaire en/of de (beoogd) patroon die voor de vrijstelling relevant kunnen zijn, zodra die wijzigingen zich voordoen.

Artikel 9. Intrekken vrijstelling

  • 1. De raad van de orde trekt de vrijstelling in, indien:

    • a. de patroon of stagiaire zich niet aan artikel 3.8, 3.9 en 3.13 Voda houden;

    • b. de patroon of stagiaire de raad van de orde onvoldoende of niet juist informeren over de (kantoor)situatie van de patroon of stagiaire;

    • c. de raad van de orde van oordeel is dat de begeleiding van de stagiaire door de patroon onvoldoende is;

    • d. de stagiaire zich op enigerlei wijze of in enige mate aan de begeleiding door de patroon of de raad van de orde onttrekt, waarbij onder meer gekeken wordt naar de reactie op verzoeken om inlichtingen, de bereikbaarheid, het beantwoorden van verzoeken om een reactie of andere berichten;

    • e. de administratie niet conform de daartoe gestelde regels, in het bijzonder die uit hoofdstuk 6 Voda, is ingericht.

  • 2. Voordat de raad van de orde een besluit tot intrekking neemt, stelt hij de patroon en de stagiaire in de gelegenheid hun zienswijze daarover naar voren te brengen.

  • 3. Nadat de vrijstelling is ingetrokken onderzoekt de raad van de orde of de stagiaire kantoor houdt bij de patroon. Indien dat niet het geval is, mag de stagiaire de praktijk niet uitoefenen en is op grond van artikel 3.4 lid 2 Voda de stage van rechtswege opgeschort.

Paragraaf 3. Bemiddeling bij zoeken patroon

Artikel 10. Bemiddeling bij het zoeken van een patroon (artikel 3.7 Voda)

  • 1. De raad van de orde kan bij het zoeken naar een (tijdelijke) patroon bemiddelen indien de stagiaire aan de raad van de orde aantoont dat de zoekacties vruchteloos zijn.

  • 2. Een verzoek tot bemiddeling ontslaat de stagiaire niet van de verantwoordelijkheid om zelf te zoeken naar een nieuwe patroon.

Paragraaf 4. Verkorting, verlenging en voltooiing van de stage

Artikel 11. Verkorting stage (artikel 9b, lid 2 Advocatenwet)

Op een verzoek tot verkorting van de duur van de stage past de raad van de orde de beleidsregel stageverkorting van de algemene raad toe.

Artikel 12. Verlenging van de stage (artikel 9b lid 2 Advocatenwet)

  • 1. De raad van de orde kan de stage verlengen, indien het aannemelijk is dat voor het einde van de termijn de stagiaire alsnog over voldoende praktijkervaring beschikt en dat de ontbrekende verplichtingen binnen die nadere termijn zijn vervuld.

  • 2. Indien na afloop van de verlenging niet is voldaan aan de vereisten voor afgifte van de verklaring van voltooide stage onderzoekt de deken de mogelijkheid van toepassing van artikel 46f Advocatenwet (dekenbezwaar).

Artikel 13. Voltooiing van de stage (artikel 3.2, 3.9 en 3.10 Voda)

  • 1. De raad van de orde ontvangt voor de beoordeling van de vraag of de stage is voltooid van de patroon en/of stagiaire de volgende gegevens:

    • a. het bewijs van het hebben voldaan aan de vereiste praktijkervaring (artikel 3.9 Voda);

    • b. het bewijs van het hebben voldaan aan de verplichte activiteiten in het arrondissement (artikel 3.10 lid 1 Voda);

    • c. het certificaat van de Beroepsopleiding Advocaten (artikel 3.21 Voda);

    • d. een verklaring van de patroon dat de stagiaire geschikt is voor het beroep van advocaat en over voldoende praktijkervaring beschikt en zelfstandig en naar behoren de praktijk kan uitoefenen;

    • e. eventuele overige informatie die van belang kan zijn voor de beoordeling.

  • 2. Bij de beoordeling of er sprake is van voldoende praktijkervaring als bedoeld in artikel 9b lid 2 Advocatenwet, neemt de raad van de orde mede de volgende aspecten in acht:

    • a. of de stage al dan niet opgeschort is geweest ingevolge artikel 3.4 Voda;

    • b. of de stagiaire heeft voldaan aan de verplichtingen in de artikelen 3.8, 3.9 en 3.10 Voda;

    • c. indien het een buitenstagiaire of stagiaire-ondernemer betreft, of de stagiaire heeft voldaan aan artikel 3.11 en 3.12 Voda;

    • d. of er klachten, al dan niet tuchtrechtelijk, bekend zijn over de stagiaire, zijn patroon of het kantoor van de stagiaire of de patroon.

    • e. of de stagiaire zelfstandig en naar behoren de praktijk kan uitoefenen.

  • 3. Bij de beoordeling of voldaan is aan artikel 3.9 Voda met betrekking tot de zittingservaring neemt de raad van de orde het volgende in acht:

    • a. er moet tijdens de zitting in beginsel zelfstandig zijn opgetreden, dat wil zeggen zonder bijstand van een andere advocaat. Indien gezamenlijk is opgetreden ter zitting, moet de stagiaire aantoonbaar een aanzienlijk aandeel daarin hebben gehad, zowel in eerste als tweede termijn;

    • b. er moet zijn opgetreden in procedures op tegenspraak. Een optreden voor de Europese Commissie, in arbitrages, bij de NMA, CGR, in bezwaar- of beroepsprocedures bij een bestuursorgaan of vergelijkbare instanties telt mee als optreden in rechte;

    • c. de zitting ter gelegenheid waarvan de pleitnota of spreekaantekeningen is opgevoerd als processtuk in het kader van artikel 3.9 Voda kwalificeert/kwalificeren niet als optreden in rechte in de zin van artikel 3.9 Voda;

    • d. een zitting moet van voldoende juridisch en inhoudelijk gewicht zijn, zodat bijvoorbeeld de volgende zittingen niet meetellen tenzij de stagiaire naar het oordeel van de raad van de orde aantoont dat er sprake is van voldoende gewicht:

      • i. faillissementszitting;

      • ii. verificatiezitting in faillissement;

      • iii. Wet Mulder-zittingen;

      • iv. pro forma zitting, bijvoorbeeld in strafrecht of in arbeidsrechtelijke ontbindingsprocedures;

      • v. strafrechtelijk verhoor/FIOD-verhoor;

      • vi. zitting raad van discipline/hof van discipline, waarbij de stagiaire zelf beklaagde is;

      • vii. mediation-bijeenkomsten.

  • 4. Bij de beoordeling of voldaan is aan artikel 3.9 Voda met betrekking tot de processtukken neemt de raad van de orde het volgende in acht:

    • a. indien de stagiaire het processtuk niet volledig zelf heeft vervaardigd, moet hij aantoonbaar een aanzienlijk aandeel in de totstandkoming daarvan hebben gehad;

    • b. de advocaat op wiens naam het processtuk staat, verschaft in voorkomend geval een gemotiveerde verklaring dat de stagiaire het processtuk of een aanzienlijk deel daarvan heeft opgesteld;

    • c. de pleitnota of spreekaantekeningen ter gelegenheid van een zitting die is opgevoerd in het kader van artikel 3.9 Voda kwalificeert/kwalificeren niet als processtuk.

    • d. een processtuk moet van voldoende juridisch en inhoudelijk gewicht zijn, zodat bijvoorbeeld de volgende processtukken niet meetellen, tenzij de stagiaire naar het oordeel van de raad van de orde aantoont dat er sprake is van voldoende gewicht:

      • i. faillissementsrekest;

      • ii. verzoekschrift teboekstelling luchtvaartuig;

      • iii. beroepschrift curatorium beroepsopleiding (voor stagiaire zelf noch een ander);

      • iv. bezwaarschrift parkeerboete/snelheidsovertreding/Wet-Mulder-zaken;

      • v. appeldagvaarding zonder grieven;

      • vi. akte overlegging producties;

      • vii. verweer tuchtzaak raad van discipline/hof van discipline, waarbij de stagiaire zelf beklaagde is;

      • viii. klacht tegen politieoptreden;

      • ix. anticipatie-exploot;

      • x. verzoek om onderzoekshandelingen ex art.182 Sv;

      • xi. verzoek tot teruggave inbeslaggenomen goederen ex art. 94 Sv;

      • xii. concentratie-meldingen en fusie-meldingen.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 14. Hardheidsclausule

Indien de toepassing van deze beleidsregel naar het oordeel van de raad van de orde leidt tot een onevenredige uitkomst kan de raad van de orde van deze beleidsregel afwijken.

Aldus vastgesteld door de raad van de orde in het arrondissement Noord-Nederland op 19 december 2022 en vervolgens gepubliceerd op de website van de orde. De beleidsregel is geldend vanaf 1 januari 2023. Eerdere beleidsregels ten aanzien van artikel 9b van de Advocatenwet en hoofdstuk 3 van de Voda zijn hiermee vervallen.


X Noot
1

Voor de bepaling van de minimumsalarissen voor 2023 is een verhoging ten opzichte van 2022 doorgevoerd van 10% (CPI november 2022 is 9,9%). De jaarlijks verplichte indexering wordt losgelaten.

X Noot
2

In augustus 2022 is de Wet Implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in werking getreden. In de literatuur wordt overwegend aangenomen dat dit betekent dat de kosten voor de Beroepsopleiding Advocaten voor rekening van de werkgever moeten komen. Hierover is echter (nog) geen rechterlijke uitspraak gedaan. Onduidelijk is daarom of arbeidsrechtelijk nog ruimte is voor een andere verdeling van de kosten. Voor zover daar arbeidsrechtelijk ruimte voor blijft heeft de Raad van de Orde geen bezwaar tegen een eventuele terugbetalingsregeling met betrekking tot de netto kosten van de beroepsopleiding indien sprake is van een glijdende schaal, in die zin dat de door de stagiaire te vergoeden kosten afnemen met het verstrijken van de tijd, waarbij in beginsel aan het einde van de stage geen terugbetalingsverplichting meer geldt.

Naar boven