Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2023, 6260 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2023, 6260 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 5, van de Kaderwet SZW-subsidies en de artikelen 45, derde lid, en 49, vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
het college van burgemeester en wethouders;
common mental disorder, zijnde een gediagnosticeerde hoogprevalente psychische stoornis waarvoor de klant gedurende beperkte tijd in behandeling is bij of onder begeleiding staat van een GGZ-instelling, voornamelijk in diagnosespecifieke ambulante of poliklinische zorgprogramma’s;
ernstige psychiatrische aandoening, zijnde een gediagnosticeerde psychische, gedrags- of emotionele stoornis waarvoor de klant in behandeling is bij of onder begeleiding staat van een GGZ-instelling, die:
a. van voldoende duur is om te voldoen aan de diagnostische criteria, bedoeld in de vierde herziene versie van het diagnostisch handboek ‘Diagnostic and statistic manual of mental disorders (DSM), vastgesteld door de American Psychiatric Association en overgenomen door de Nederlandse vereniging voor Psychiatrie, en
b. resulteert in ernstige functionele beperkingen die leiden tot substantiële verstoring of begrenzing van belangrijke levensactiviteiten;
een rechtspersoon die geestelijke gezondheidszorg biedt, onder onafhankelijk toezicht staat en over een vergunning als bedoeld in artikel 4, eerste of tweede lid, van de Wet toetreding zorgaanbieders beschikt;
of,
een rechtspersoon die geestelijke gezondheidszorg biedt, onder onafhankelijk toezicht staat en die zorg verleent op basis van één of meerdere van de volgende wetten:
○ Jeugdwet;
○ Wet forensische zorg;
○ Wet langdurige zorg;
○ Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
○ Zorgverzekeringswet;
een re-integratietraject Individuele Plaatsing en Steun dat het totaal aan ondersteuningsactiviteiten bevat gericht op het vinden en behoud van werk die een klant doorloopt;
een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet, in samenhang met de artikelen 7, derde lid, 10f, 13 en 16, van de Participatiewet en met uitzondering van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, tweede subonderdeel, van de Participatiewet;
Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen;
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Het doel van deze regeling is om door middel van subsidie de inzet van IPS-trajecten voor de gemeentelijke doelgroep te bevorderen. De trajecten zijn erop gericht de arbeidsparticipatie van klanten met psychische aandoeningen te vergroten.
1. De Minister verstrekt subsidie overeenkomstig deze regeling aan een GGZ-instelling voor een IPS-traject. Indien het traject ten tijde van de aanvraag reeds van start is gegaan, ligt de startdatum niet voor 1 januari 2022. Geen subsidie wordt verstrekt voor een IPS-traject dat reeds voorafgaand aan de datum van de subsidieaanvraag is geëindigd.
2. De Minister neemt binnen zes weken na ontvangst van de subsidieaanvraag een besluit omtrent verlening.
3. Het besluit tot subsidieverlening bevat de datum waarop uiterlijk de subsidie wordt vastgesteld.
4. De Minister verleent voorschotten op de subsidie overeenkomstig artikel 13.
5. De subsidie wordt ambtshalve vastgesteld.
1. Het subsidieplafond bedraagt 10,750 miljoen euro voor aanvragen gedaan in 2023. De bijbehorende uitgaven zijn verdeeld over drie jaren: 4,800 miljoen euro in 2023, 3,475 miljoen euro in 2024 en 2,475 miljoen euro in 2025.
2. Het subsidiebedrag voor een volledig IPS-traject van maximaal 24 maanden vanwege CMD bedraagt 6.611,57 euro exclusief BTW en 8.000 euro inclusief BTW en voor een volledig IPS-traject van maximaal 36 maanden vanwege EPA 9.360 exclusief BTW en 11.325,60 euro inclusief BTW.
1. De Minister verleent aan de colleges:
a. mandaat tot het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht alsmede, volmacht en machtiging voor het verrichten van andere rechtshandelingen en feitelijke handelingen ter uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in §1 tot en met §3 van deze regeling, met uitzondering van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 6 en 13, eerste en derde tot en met zesde lid, en
b. mandaat tot het beschikken op bezwaarschriften alsmede volmacht en machtiging voor het voeren van gerechtelijke procedures en het behandelen van klachten voor zover deze verband houden met de uitoefening van hun bevoegdheden, bedoeld onder a.
2. De colleges kunnen ondermandaat verlenen of hun andere vertegenwoordigingsbevoegdheden doorverlenen aan een of meer onder hen ressorterende functionarissen, met dien verstande dat de persoon die betrokken is bij het besluitvormingsproces van bezwaarschriften en het in rechte optreden in beroep of hoger beroep, niet ook betrokken is geweest bij het besluitvormingsproces in eerste aanleg.
De Minister verleent aan UWV volmacht en machtiging om het subsidiebudget voor IPS-trajecten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, te administreren en feitelijk te beheren, alsmede om betaling van subsidiebedragen van toegewezen aanvragen voor IPS-trajecten aan de GGZ-instelling te doen, inclusief de betaling van voorschotten als bedoeld in artikel 13.
1. Een IPS-traject komt voor subsidie in aanmerking, indien het traject is bedoeld voor een klant met CMD of EPA, die:
a. ten tijde van de subsidieaanvraag in behandeling is bij of onder begeleiding staat van een GGZ-instelling, en
b. geen dienstbetrekking heeft en schriftelijk heeft verklaard een wens te hebben om naar betaald werk te worden begeleid dan wel een dienstbetrekking van geringe omvang heeft en schriftelijk heeft verklaard de wens te hebben om te werken in een andere sector of functie dan waarvoor de dienstbetrekking is aangegaan.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op IPS- trajecten die voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling zijn aangevangen. In dat geval is vereist dat ten tijde van de aanvang van het IPS-traject de klant in behandeling was of onder begeleiding stond en geen dienstbetrekking had dan wel een dienstbetrekking van geringe omvang.
1. De kosten voor een IPS-traject komen voor subsidie in aanmerking, indien de activiteiten behorende tot het IPS-traject onder meer behelzen:
a. jobcoaching: het ondersteunen van de klant bij het verrichten van de aan hem opgedragen taken na het aanvaarden van werk, waarbij de ondersteuning een compensatie biedt voor de beperkingen van de klant en de activiteiten en handelingen die in dit kader worden verricht erop zijn gericht om de klant zelfstandiger zijn werkzaamheden uit te laten voeren; en
b. het rapporteren over het uitgevoerde traject in overeenstemming met artikel 14, tweede lid.
2. De duur van het IPS-traject bedraagt vanaf de start van het IPS-traject ten hoogste 24 maanden voor een klant met CMD en ten hoogste 36 maanden voor een klant met EPA.
1. Een subsidieaanvraag voor een IPS-traject kan worden ingediend vanaf de dag van inwerkingtreding van deze regeling, 09:00 uur, tot en met 17 november 2023, 17:00 uur.
2. Een GGZ-instelling dient de aanvraag schriftelijk in bij het college van de gemeente waar de klant woonachtig is.
3. Een GGZ-instelling maakt voor een aanvraag van een IPS-traject gebruik van een daartoe kosteloos beschikbaar gesteld formulier. Het formulier wordt ondertekend door een persoon die bevoegd is de GGZ-instelling te vertegenwoordigen en door de klant. Indien het een niet-uitkeringsgerechtigde klant in de zin van artikel 7, eerste lid, eerste onderdeel, zevende subonderdeel, van de Participatiewet betreft, is de aanvraag eveneens voorzien van een verklaring waarin de klant toestemming geeft om de persoonsgegevens van de klant te verwerken ten behoeve van de subsidie voor een IPS-traject.
4. Als datum van binnenkomst van een aanvraag geldt de datum dat de volledige aanvraag door het college is ontvangen.
1. Het college dat voornemens is een subsidieaanvraag van een GGZ-instelling toe te wijzen, stelt UWV van dit voornemen in kennis door middel van een formulier. Dit formulier bevat de gegevens, bedoeld in artikel 17, vierde lid.
2. Om te bepalen wanneer de plafonds, bedoeld in artikel 4, eerste lid, zijn bereikt, worden de formulieren, bedoeld in het eerste lid, op volgorde van binnenkomst bij UWV behandeld.
3. Indien honorering van de subsidiebedragen vermeld in de formulieren die op dezelfde dag zijn binnengekomen, leidt tot overschrijding van het plafond en de volgorde van binnenkomst van die formulieren niet kan worden vastgesteld, stelt UWV de volgorde door loting vast.
4. UWV informeert het college binnen twee weken na ontvangst van het formulier, bedoeld in het eerste lid, per e-mail of subsidiegelden beschikbaar zijn.
Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt subsidie voor een IPS-traject geweigerd indien:
a. de aanvraag niet voldoet aan de krachtens deze regeling gestelde eisen;
b. de kosten voor het IPS-traject waarvoor subsidie wordt aangevraagd, uit andere hoofde worden gefinancierd, behoudens in het geval de rechtsgrond voor deze financiering vervalt in het geval van subsidie onder deze regeling;
c. de klant reeds een IPS-traject heeft gevolgd waarvoor op grond van deze regeling subsidie is verleend.
1. In afwijking van artikel 6.1, vijfde lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, vindt de bevoorschotting plaats als volgt:
a. EPA trajecten: het eerste jaar wordt 40% bevoorschot, het tweede en derde jaar steeds 30%.
b. CMD trajecten: het eerste jaar wordt 60% bevoorschot, het tweede jaar 40%.
2. Het college informeert UWV over een besluit tot subsidieverlening ten behoeve van een IPS-traject.
3. UWV betaalt de eerste termijn van de bevoorschotting binnen acht weken na de datum van een besluit tot subsidieverlening.
4. UWV betaalt de opvolgende termijn dan wel termijnen binnen 12 maanden na de betaling van de voorafgaande termijn, behoudens in het geval dat het college UWV uiterlijk twee weken voor de eerstvolgende termijn heeft geïnformeerd over wijziging in de subsidieverlening of de subsidievaststelling.
5. Indien het IPS-traject reeds van start is gegaan ten tijde van de subsidieaanvraag, wordt voor de vaststelling van de opvolgende termijnen van de bevoorschotting de eerste termijn vastgesteld op de datum van de aanvang van het IPS-traject. Indien op basis van de vastgestelde termijn de tweede termijn reeds is verstreken, vindt de betaling van deze termijn tegelijkertijd plaats met de betaling krachtens het derde lid, of binnen een periode van twee weken nadien.
6. UWV informeert het college over de inbehandelname van de eerste bevoorschotting.
1. De GGZ-instelling is verplicht om onverwijld een schriftelijke melding te doen aan het college zodra aannemelijk is dat:
a. het IPS-traject waarvoor subsidie is verleend, niet, niet tijdig of niet geheel zal worden verricht;
b. niet, niet tijdig of niet geheel aan de in deze regeling vermelde voorwaarden zal worden voldaan, of
c. zich andere omstandigheden voordoen of zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie van een IPS-traject.
2. De GGZ-instelling voorziet het college van een beëindigingsverslag waaruit blijkt of aan de verplichtingen onder deze regeling is voldaan. Het eindverslag dient drie maanden na de einddatum van de subsidieperiode door het college te zijn ontvangen. Eveneens voorziet de GGZ-instelling drie maanden na het einde van ieder kalenderjaar het college van een overzicht van de lopende en reeds geëindigde IPS-trajecten. Met betrekking tot het geëindigde traject wordt vermeld of er bij de start of beëindiging van het traject sprake was van een dienstbetrekking, en indien dit het geval was, het aantal uren hiervan.
De Minister is verwerkingsverantwoordelijke als bedoeld in artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming voor de verwerking van persoonsgegevens voor de taken, bedoeld in artikel 3.
1. De colleges zijn verwerker als bedoeld in artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming voor de verwerking van persoonsgegevens ter uitvoering van de gemandateerde bevoegdheden, bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid.
2. UWV is verwerker als bedoeld in artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming voor de verwerking van persoonsgegevens ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 6, die UWV onder volmacht en machtiging uitoefent.
3. De verwerker, genoemd in het eerste lid, voldoet bij de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze regeling aan de voorwaarden vermeld in de bijlage bij deze regeling.
1. Ten behoeve van het doel, bedoeld in artikel 2, kunnen de colleges namens de Minister gegevens verwerken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de aan de colleges gemandateerde bevoegdheden, bedoeld in artikel 3, eerste, tweede en vijfde lid.
2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, zijn:
a. voor- en achternaam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, burgerservicenummer;
b. of het een twee- of driejarig IPS-traject betreft;
c. indien van toepassing startdatum van het traject;
d. zakelijke contactgegevens van de aanvrager namens de instelling.
3. De colleges zijn namens de Minister bevoegd om ten behoeve van het doel, bedoeld in artikel 2, aan UWV, handelend in naam van de Minister, gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de taak, bedoeld in artikel 3, vierde lid, die UWV onder volmacht en machtiging uitvoert.
4. De gegevens, bedoeld in het derde lid, zijn:
a. voor- en achternaam, geboortedatum, burgerservicenummer;
b. of het een twee- of driejarig IPS-traject betreft;
c. indien van toepassing startdatum van het traject;
d. zakelijke contactgegevens van de aanvrager namens de instelling en aanvrager namens het college.
1. Ten behoeve van het doel, bedoeld in artikel 2, kan UWV gegevens verwerken die noodzakelijk zijn voor de taak, bedoeld in artikel 3, vierde lid, die UWV onder volmacht en machtiging uitvoert.
2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, zijn:
a. voor- en achternaam, geboortedatum, burgerservicenummer;
b. of het een twee- of driejarig IPS-traject betreft;
c. indien van toepassing, startdatum van het traject;
d. zakelijke contactgegevens van de aanvrager namens de instelling en de aanvrager namens het college.
3. UWV is namens de Minister bevoegd om ten behoeve van het doel, bedoeld in artikel 2, aan GGZ-instellingen gegevens te verstrekken.
4. De gegevens, bedoeld in het derde lid, zijn:
a. voor- en achternaam en geboortedatum;
b. of het een twee- of driejarig IPS-traject betreft;
c. zakelijke contactgegevens van de aanvrager namens de instelling.
1. In verband met een subsidieaanvraag, als bedoeld in artikel 10, verstrekt een GGZ-instelling de gegevens die daarvoor noodzakelijk zijn aan het college waar de aanvraag wordt ingediend.
2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid zijn:
a. voor- en achternaam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum;
b. of het een twee- of driejarig IPS-traject betreft;
c. indien van toepassing, startdatum van het traject.
1. Het Rijk voorziet in de middelen tot dekking van de lasten verbonden aan deze regeling. De lasten betreffen het door UWV namens de Minister te verstrekken subsidiebudget voor IPS-trajecten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, en de uitvoeringskosten van UWV voor de taken, bedoeld in artikel 6.
2. UWV administreert en beheert afzonderlijk de middelen, bedoeld in het eerste lid.
3. In verband met het middelenbeheer wordt de rijksbijdrage, bedoeld in het eerste lid, beschouwd als middelen die deel uitmaken van het Arbeidsongeschiktheidsfonds.
4. De Minister stort op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onder b, van de Regeling Wfsv, na overleg met UWV, maandelijks een voorschot op de rijksbijdrage, bedoeld in het derde lid.
1. In de jaarrekening, bedoeld in artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, worden de baten, waaronder de ontvangen voorschotten, en lasten opgenomen, met betrekking tot de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 6.
2. Na goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, rekent de Minister de baten en lasten, met betrekking tot het desbetreffende kalenderjaar af, met als valutadatum 1 juni van het hierop volgende kalenderjaar.
1. Overeenkomstig de bij of krachtens artikel 49, van de van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen gestelde regels, worden met betrekking tot de subsidiegelden bedoeld in artikel 4, eerste lid, de baten, waaronder de door UWV ontvangen voorschotten, en de lasten, bedoeld in artikel 13, eerste lid, opgenomen.
2. Na goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, rekent de Minister de baten en lasten, met betrekking tot het desbetreffende kalenderjaar af, met als valutadatum 1 juni van het hierop volgende kalenderjaar.
3. UWV werkt tot vijf jaar na de inwerkingtreding van deze regeling, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, mee aan door of namens de Minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de Minister inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor het beoordelen van de rechtmatigheid van de verstrekking van de subsidiegelden.
4. Met het oog op de verplichting bedoeld in het derde lid, geldt met betrekking tot de gegevens die in dit verband bewaard dienen te worden een bewaartermijn voor de duur vermeld in het derde lid.
1. De colleges voeren bij de uitoefening van het verleende mandaat een ordentelijke en voor de Minister transparante administratie en verschaffen de Minister desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden.
2. De administratie geeft inzage in alle voor de subsidie, bedoeld in artikel 3, en de behandeling van de aanvragen tot subsidie voor een IPS-traject van belang zijnde gegevens.
3. De colleges werken tot vijf jaar na de inwerkingtreding van deze regeling, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, mee aan door of namens de Minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de Minister inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor het beoordelen van de rechtmatigheid van de subsidie, of de ontwikkeling van het beleid van de Minister.
4. Met het oog op de verplichting bedoeld in het derde lid, geldt met betrekking tot de gegevens die in dit verband bewaard dienen te worden een bewaartermijn voor de duur vermeld in het derde lid.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2023.
2. Deze regeling vervalt vijf jaar na haar inwerkingtreding.
3. In afwijking van het tweede lid blijft deze regeling, zoals die luidde op de dag voorafgaand aan de datum waarop deze regeling vervalt, van toepassing op lopende besluitvorming, de financiële afwikkeling en ingestelde bezwaar- en beroepsprocedures op grond van deze regeling.
Deze regeling zal met toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 20 februari 2023
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
De ‘Subsidieregeling IPS-trajecten voor de gemeentelijke doelgroep’ heeft als doel de inzet van IPS-trajecten voor de gemeentelijke doelgroep te bevorderen. De trajecten zijn erop gericht de arbeidsparticipatie van klanten met psychische aandoeningen te vergroten.
In het kader van deze subsidieverstrekking worden twee typen gegevens aangeleverd. Allereerst betreft het algemene contactgegevens van de subsidieaanvrager. Deze gegevens zijn noodzakelijk voor de uitwerking van de subsidiebevoegdheid. De grondslag hiervoor is artikel 6, eerste lid onder e, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in combinatie met artikel 2 van de Kaderwet SZW-subsidies, waarin de subsidiebevoegdheid aan de Minister voor APP is toegekend.
Het tweede type gegevens zijn bijzondere persoonsgegevens, namelijk de gegevens betreffende de klant ten behoeve van wie het subsidietraject wordt aangevraagd. Het betreft bijzondere persoonsgegevens, namelijk gegevens over de gezondheid. Ook hier geldt als grondslag artikel 6, eerste lid, onder e van de AVG. Het feit dat dit traject wordt aangevraagd voor de klant geeft echter informatie over diens gezondheidstoestand en daarom moeten de persoonsgegevens van de klant worden aangemerkt, gelet op artikel 4 onder 15 van de AVG, als bijzondere persoonsgegevens. Voor bijzondere persoonsgegevens geldt een verwerkingsverbod, tenzij aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
Een IPS-traject is in de regeling omschreven als een (re-)integratietraject dat gericht is op het vinden en behouden van werk. De verwerking valt daarmee binnen de doelstelling van artikel 30, eerste lid onder b van de UAVG, dat
het verwerkingsverbod van artikel 9, eerste lid, van de AVG opheft. Volgens eerstgenoemd artikel mogen gegevens van werknemers of uitkeringsgerechtigden over de gezondheid worden verwerkt ten behoeve van de re-integratie of begeleiding naar werk.
Bij de verwerking van de gegevens en de daaruit voortvloeiende administratie dienen gemeenten zorg te dragen voor het gebruik van passende technische en organisatorische maatregelen ten aanzien van de bescherming van de persoonsgegevens. Daarbij kunnen zij gebruik maken van bijvoorbeeld de werkprotocollen en applicaties die zij hebben voor (bijzondere) persoonsgegevens die zij uit hoofde van de WMO of re-integratie vanuit de Participatiewet hebben.
Verder schrijft de regeling voor dat de persoonsgegevens uitsluitend mogen worden verwerkt voor het doel van de regeling. Subsidiedossiers dienen na het vaststellen van de subsidie te worden gearchiveerd. Na de bewaartermijn van dit archief die in de regeling is voorgeschreven dienen de gegevens te worden vernietigd.
De bewaartermijn volgt uit de bepaling dat tot vijf jaar na de inwerkingtreding van deze regeling door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, aan door of namens de Minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de Minister inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor het beoordelen van de rechtmatigheid van de subsidieverstrekking, en is eveneens opgenomen in artikel 23, vierde lid.
Voor het verstrekken van de subsidie wordt een werkproces gevolgd dat in overleg met de betrokken partijen tot stand is gekomen. Na beëindiging van het IPS-traject stelt de gemeente ambtshalve het subsidiebedrag vast.
Hieronder zijn de belangrijkste stappen in dat werkproces weergegeven.
De gemeente ontvangt van een GGZ-instelling een subsidieaanvraag middels een formulier dat de navolgende gegevens bevat:
2. Gegevens cliënt
Doel: identificatie van cliënt
2.1. Voor- en achternaam
2.2. Adres
2.3. Postcode en woonplaats
2.4. Geboortedatum
3. Gegevens GGZ-instelling
Doel: identificatie GGZ-instelling
3.1. Naam instelling
3.2. Naam contactpersoon
3.3. Email contactpersoon
3.4. Telefoonnummer contactpersoon
3.5. Indien behandeling elders naam GGZ-instelling
Daarnaast geeft de GGZ-instelling aan of de subsidie aangevraagd wordt voor een IPS-traject van maximaal twee- of drie-jaar. Dit in verband met de hoogte van de subsidie die aangevraagd wordt. De clientgegevens en trajectgegevens die de gemeente ontvangt van een GGZ-instelling zijn limitatief beschreven in artikel 17, eerste lid, van de regeling.
Wanneer de aanvraag wordt ingediend voor een IPS-traject dat is gestart voorafgaand aan de subsidieaanvraag, wordt tevens de startdatum van het traject gedeeld.
Gemeente stuurt UWV een voorgenomen besluit tot subsidieverlening teneinde te verifiëren of het subsidiebudget toereikend is. Artikel 17, tweede lid, van deze regeling, beschrijft limitatief welke gegevens de gemeente verstrekt aan UWV.
Bij een afwijzend besluit stelt de gemeente via een beveiligd mailsysteem (bijvoorbeeld zivver) de GGZ-instelling daarvan op de hoogte. Bij een toewijzend besluit stelt de gemeente via een beveiligd mailsysteem (bijvoorbeeld zivver) de GGZ-instelling daarvan op de hoogte en informeert UWV hierover.
De gemeente stuurt een formulier via een beveiligd mailsysteem (bijvoorbeeld zivver) naar ipsgemeenten@uwv.nl met een cc naar de GGZ-instelling.
Gedeeld worden:
1. Gegevens gemeente
Doel: contactgegevens gemeente indien UWV contact met gemeente moet opnemen
1.1 Naam gemeente / uitvoeringsinstantie
1.2 Naam contactpersoon
1.3 E-mailadres contactpersoon
2. Gegevens cliënt
Doel: identificatie klant, zodat er maar 1 subsidie per cliënt wordt verstrekt
2.1 Voor- en achternaam
2.2 Geboortedatum
2.3 Burgerservicenummer
3. Gegevens GGZ-instelling
Doel: contactgegevens GGZ-instelling in verband met bevoorschotting subsidie
3.1 Naam instelling
3.2 Naam contactpersoon
3.3 E-mailadres contactpersoon
Daarnaast geeft de gemeente aan of de subsidie wordt toegekend voor een IPS-traject van maximaal twee- of drie jaar. En indien van toepassing of het traject is gestart voorafgaand aan de subsidieaanvraag. UWV weet daarmee welke bedragen in welke termijnen moeten worden betaald.
Na de beslissing tot subsidieverlening en de eerste bevoorschotting zijn er gedurende de looptijd van het traject nog een aantal informatie-uitwisselingen.
Deze uitwisseling dient altijd via een beveiligd mailsysteem (bijvoorbeeld zivver) plaats te vinden.
○ Bij voortijdige beëindiging van het traject brengt de GGZ de gemeente onverwijld op de hoogte van welk traject is beëindigd (artikel 14 lid 1).
○ Wanneer de gemeente de subsidie beëindigt meldt de gemeente aan UWV via een beveiligd mailsysteem (bijvoorbeeld zivver) naar ipsgemeenten@uwv.nl met een cc naar de GGZ-instelling dat de subsidie is beëindigd.
Psychische gezondheid en werk/participatie hebben veel met elkaar te maken. Gezond zijn en je gezond voelen is belangrijk om deel te kunnen nemen aan de maatschappij en andersom werkt het ook: wie meedoet in de samenleving, voelt zich beter.
Een aanzienlijk deel van de mensen met psychische aandoeningen zou willen werken. Het kabinet wil een beweging doorzetten om mensen met een psychische aandoening zo veel mogelijk mee te laten doen in de samenleving. Indien mogelijk in de vorm van betaald werk, want werk kan een positief effect hebben op de psychische gezondheid.
De groep mensen die in verband met re-integratie en/of het ontvangen van een uitkering staat ingeschreven bij de gemeente of UWV en eveneens onder behandeling is bij of onder begeleiding staat van de GGZ is groot. Mensen met psychische aandoeningen aan werk helpen lukt veel beter als de gemeenten en UWV met de ggz-partijen samenwerken. Herstel en re-integratie gaan dan samen op (‘Werk als medicijn’).
Stimulering en ondersteuning van de samenwerking tussen het domein Werk&Inkomen en het domein ggz is daarom zinvol. De samenwerking krijgt op verschillende niveaus en op verschillende manieren vorm. Met het doel om de baankansen van mensen met psychische aandoeningen te vergroten, is landelijk sprake van het convenant Sterk door Werk en van het uitvoeringsproject Hoofdzaak Werk. Via dat project wordt momenteel in veel arbeidsmarktregio’s gewerkt aan het behalen van het beoogde resultaat: het via re-integratietrajecten aan werk helpen van mensen met psychische problemen.
Een re-integratiemethode die zich voor mensen met ernstige psychische aandoeningen (EPA)als effectief heeft bewezen is IPS, oftewel ‘Individuele Plaatsing en Steun’. IPS is een door de GGZ ontwikkelde re-integratiemethode voor mensen met een (ernstige) psychische aandoening. IPS behelst een integraal traject van zorg, re-integratie en jobcoaching, startend vanuit een GGZ-instelling.
Het moet gaan om een GGZ-instelling die geestelijke gezondheidszorg biedt, onder onafhankelijk toezicht staat en over een vergunning als bedoeld in artikel 4, eerste of tweede lid, van de Wet toetreding zorgaanbieders beschikt, ofwel in plaats van voornoemde vergunning, zorg verleent op basis van de Jeugdwet, de Wet forensische zorg, de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en/of de Zorgverzekeringswet en die daarnaast voldoet aan de kwaliteitseisen die UWV aan GGZ-instellingen heeft gesteld en stelt in het kader van de uitvoering van IPS-trajecten voor de doelgroep van UWV. Ook een aantal instellingen voor beschermd wonen voldoet aan die eisen.
Een lijst met aldus gecontracteerde GGZ-instellingen zal worden gepubliceerd op de website van Divosa.
De IPS-methode is gestandaardiseerd en kent een aantal vaste principes (zie www.werkenmetips.nl). Behaalde resultaten hangen samen met modelgeltrouwe toepassing van de methode. In Nederland coördineert en bewaakt Kenniscentrum Phrenos de uitvoering van de modeltrouwmetingen. In Nederland wordt IPS ingezet bij mensen die een uitkering ontvangen van UWV of gemeente. Inzet van IPS bij mensen met ernstige psychische aandoeningen en een UWV-uitkering is na een vijfjarige, succesvolle regeling sinds begin 2022 structureel geregeld. In 2019 heeft voor mensen met vaker voorkomende, mildere psychische aandoeningen (zgn. ‘Common mental disorders’- CMD) zowel voor de groep met een UWV-uitkering als voor de groep met een gemeentelijke uitkering (bijstand), op kleine schaal, een IPS-regeling gelopen die, met positief resultaat, gemeenten stimuleerde IPS in te zetten. Die regeling werd gefinancierd door SZW, UWV en gemeenten samen.
Onderhavige regeling, die uitsluitend betrekking heeft op de gemeentelijke doelgroep, bouwt voort op de ervaring die destijds is opgedaan. Goede operationele samenwerking tussen GGZ, gemeenten en UWV is daarbij essentieel. Over de rol- en taakverdeling in dat uitvoeringsproces hebben De Nederlandse GGZ, gemeenten en UWV vooraf afspraken gemaakt, die als richtlijn voor de uitvoering kunnen dienen. Die rolverdeling is als volgt.
Het vangt aan met een gesprek over werk tussen cliënt en GGZ-instelling en/of gemeente en een gezamenlijk besluit van de GGZ-instelling en cliënt dat een IPS-traject wenselijk is als onderdeel van de behandeling of begeleiding.
Indien de betreffende GGZ-instelling aan de gestelde kwaliteitscriteria voldoet, doet de GGZ-instelling een subsidieaanvraag voor een IPS-traject bij het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente (hierna: gemeente) waar de klant woont. Dat gebeurt via een aanvraagformulier dat opvraagbaar is op de website van Divosa (www.divosa.nl/ips).
Dat formulier bestaat uit twee delen:
• Deel 1: ‘Subsidieaanvraag IPS-traject’. Dit deel wordt door de GGZ-instelling ingevuld en ondertekend door zowel de GGZ-instelling als de klant waarvoor het IPS-traject wordt aangevraagd. Het bevat de gegevens die de gemeente nodig heeft om een besluit te kunnen nemen.
• Deel 2: ‘Aanvraag tot vergoeding trajectkosten IPS’. Dit deel wordt door de GGZ-instelling en de gemeente ingevuld en door de gemeente naar UWV gestuurd. Doel van het formulier is om te verifiëren of er nog subsidiebudget beschikbaar is.
Deze formulieren bevatten de werkwijze die UWV, Colleges van B&W en GGZ NL onderling zijn overeengekomen.
Als er nog budget beschikbaar is dan kan de gemeente het besluit tot subsidieverlening nemen. Zodra het besluit is genomen informeert de gemeente de GGZ-instelling daarover. De gemeente informeert tevens het UWV. UWV doet de eerste betaling (bevoorschotting) van de kosten van het IPS-traject aan de GGZ-instelling.
Gemeenten kunnen een aanvraag van een GGZ-instelling alleen weigeren indien niet aan de voorwaarden van deze regeling wordt voldaan, waarop de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er geen budget meer beschikbaar is, de klant of GGZ-instelling niet voldoen aan de daarvoor gestelde voorwaarden, of de klant reeds een IPS-traject heeft gevolgd waarvoor subsidie is verleend op basis van deze regeling. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar (de toelichting bij) artikel 12 van deze regeling.
De mogelijkheid tot subsidiering van een IPS-traject is beschikbaar ten behoeve van mensen met psychische aandoeningen, zowel de EPA-groep als de CMD-groep, die vallen onder de re-integratieverantwoordelijkheid van gemeenten. Hiertoe behoren naast mensen met een bijstandsuitkering eveneens mensen die vallen onder de IOAW en IOAZ, alsook niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden.
Mensen die gebruik maken van gemeentelijke dienstverlening terwijl zij van UWV een WIA-uitkering ontvangen kunnen, onder voorwaarden, via het UWV een IPS-traject krijgen en komen voor deze subsidieregeling, die voor gemeenten is bedoeld, niet in aanmerking.
Doel van het IPS-traject kan, naast toeleiding naar regulier werk, ook toeleiding naar een Beroeps Begeleidende Leerwegtraject zijn.
Het tijdvak voor het aanvragen van bedoelde subsidie door een GGZ-instelling sluit op 17 november 2023, 17:00u.
De hoogte van de voor een IPS-traject verleende subsidie varieert met de duur van het traject. Die duur, die 2- dan wel 3-jarig is, is afhankelijk van de aard en de ernst van de psychische aandoening die worden ingeschat door de GGZ. Bij de EPA-groep wordt een drie jaar durend IPS-traject ingezet; bij mensen met CMD gaat het om een tweejarig traject. Bij een 3-jarig traject bedraagt de subsidie € 11.325 inclusief BTW; bij een 2-jarig traject € 8.000 inclusief BTW.
De middelen betreffen een eenmalige intensivering. De middelen zijn beschikbaar ter financiering van IPS-trajecten die in 2022 of 2023 zijn gestart. Trajecten die in 2022 zijn gestart komen uitsluitend in aanmerking voor subsidie op grond van deze regeling indien deze nog niet zijn afgerond.
Bij de IPS-trajecten waarvoor in het kader van deze regeling subsidie wordt verleend, is in feite sprake van gezamenlijke financiering: Het beschikbare budget is voor de helft gefinancierd middels een subsidie door het rijk en voor de andere helft door gemeenten zelf, en wel collectief, via een generieke uitname uit het Gemeentefonds. Start van de regeling was oorspronkelijk voorzien in 2021, later is dat 2022 geworden. Voor de periode 2022–2025 was in totaal 21,5 mln beschikbaar. Doordat het niet is gelukt de regeling per 2022 in te laten gaan, is het bedrag dat voor dat jaar gereserveerd stond niet meer beschikbaar. Derhalve wordt met deze regeling enkel de subsidieperiode 2023 vastgesteld met een subsidieplafond van € 10,750 mln. Bezien wordt de mogelijkheid om het subsidiebudget aan te vullen tot het oorspronkelijke bedrag en zo budget beschikbaar te stellen voor het jaar 2026. Indien dat lukt zal de periode voor het aanvragen van subsidie met een jaar worden verlengd.
Ook is het mogelijk dat, los van een eventuele verhoging van het totale subsidieplafond zoals hiervoor genoemd, de subsidieplafonds per jaar worden bijgesteld. Dat is mogelijk als de monitor van de vergoede trajecten uit zou wijzen dat de daadwerkelijke verdeling van CMD-trajecten en EPA-trajecten zoals die zich gedurende de uitvoering van de regeling manifesteert significant zou afwijken van de verdeling waar bij de raming van de middelen van uit is gegaan.
Aangezien tegen de afwijzing van een subsidieaanvraag bezwaar en beroep openstaat, kan in een later stadium alsnog toewijzend worden beslist op de subsidieaanvraag. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat het budget van één of meerdere jaren wordt overschreden en/of dat een traject langer doorloopt dan 2025. In beide gevallen zal SZW de eventuele betalingsverplichtingen die hieruit voortvloeien op zich nemen.
Om zicht te houden op het beschikbare budget, heeft UWV aangegeven maandelijks een opgave aan Divosa, de Nederlandse GGZ en de Minister te verstrekken met het aantal IPS-trajecten dat landelijk en per arbeidsmarktregio op basis van deze regeling is vergoed.
De persoon voor wie subsidie voor een IPS-traject wordt aangevraagd, is ten tijde van de aanvraag van de subsidie, in behandeling bij of staat onder begeleiding van een GGZ-instelling. Naast mensen die bij de GGZ in behandeling zijn gaat het dus ook om de mensen die dankzij die behandeling in een relatief stabiele fase zijn, maar wel nog begeleiding nodig hebben, zoals bijvoorbeeld in de vorm van beschermd wonen.
De bevoegdheid tot het besluiten op een subsidieaanvraag ten behoeve van een IPS-traject is in deze regeling door de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen gemandateerd aan de gemeenten (colleges van burgemeester en wethouders). UWV beheert in volmacht namens de Minister de gelden van de regeling en bevoorschot overeenkomstig de regeling de IPS-trajecten waarvoor door gemeenten subsidie is verleend.
De subsidie voor het IPS-traject wordt in termijnen bevoorschot door het UWV. In de artikelen 21 en 22 is geregeld hoe UWV de uitvoering en de uitgaven aan subsidiebetalingen op grond van deze regeling verantwoordt.
Het doel van deze regeling is om door middel van subsidie voor IPS-trajecten de inzet van IPS-trajecten voor de gemeentelijke klant te stimuleren. IPS-trajecten zijn gericht op de bevordering van arbeidsparticipatie van klanten met een psychische aandoening door middel van een op de persoon toegesneden begeleiding. Zoals hiervoor is toegelicht, is wat betreft de bekostiging van deze regeling sprake van cofinanciering. De gemeenten financieren door middel van verrekening met het gemeentefonds de helft van de subsidie in verband met de uitvoering van een wettelijke taak (artikel 7 van de Participatiewet). Het Rijk financiert het overige deel van de subsidie op basis van artikel 3 van de Kaderwet SZW-subsidies.
Om te beoordelen of een IPS-traject voor subsidie in aanmerking komt, is het nodig om persoonsgegevens te verwerken van de gemeentelijke klant die gebruik maakt of wenst te maken van een IPS-traject. Op grond van artikel 2, onder a, van de Kaderwet SZW-subsidies, is de Minister bevoegd om subsidie te verlenen voor activiteiten die passen in het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid, waaronder het verlenen van subsidie voor IPS-trajecten valt te scharen. Deze bevoegdheid is uit oogpunt van een efficiënte uitvoering van deze regeling gemandateerd aan de colleges van burgemeester en wethouders van gemeenten. De subsidie wordt immers verleend ten behoeve van IPS-trajecten voor de gemeentelijk doelgroep. Daarnaast wordt het UWV ge(vol)machtigd om het budget voor de subsidies te beheren en om tot bevoorschotting over te gaan in het geval het college subsidie verleent voor van een IPS-traject.
Gelet op de inkleding van de regeling, waarbij de Minister het doel en de middelen van de gegevensverwerking bepaald door middel van de regeling, is de Minister verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze regeling. De colleges van B&W en het UWV zijn verwerkers.
In het kader van deze subsidieverstrekking worden twee typen gegevens aangeleverd. Het eerste type gegevens betreffen algemene contactgegevens van de subsidieaanvrager. Deze gegevens zijn noodzakelijk voor de uitwerking van de subsidiebevoegdheid. Op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Algemene verordening gegevensbescherming, is de verwerking van persoonsgegevens rechtmatig indien het noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen. In het kader van deze regeling heeft de Minister dergelijke taken van algemeen belang. Uit artikel 2 van de Kaderwet SZW-subsidies volgt dat de Minister subsidies kan verstrekken voor de in dat artikel genoemde activiteiten, waaronder voor ‘werkgelegenheidsbeleid en het arbeidsmarktbeleid’. De ondersteuning van mensen die hulp nodig hebben bij het vinden van (duurzaam) werk en/of het begeleiden van werk naar (ander) werk is één van de speerpunten van het arbeidsmarktbeleid. Deze subsidieregeling geeft een impuls aan het gebruik van een bewezen effectieve re-integratiemethode.
Voor de uitvoering van de taken is mandaat verleend aan de colleges van B&W en volmacht en machtiging aan UWV. Zij verwerken persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de regeling als verwerker, ten behoeve van de Minister als verwerkingsverantwoordelijke. Hieruit volgt dat de colleges van B&W en UWV gebonden zijn aan de wettelijke grondslagen voor de rechtmatige verwerking van persoonsgegevens die gelden voor de Minister.
De regeling is een publiekrechtelijke rechtshandeling van de Minister. De vereisten die gelden voor de verwerking door de colleges zijn opgenomen als bijlage bij de regeling. Hiermee wordt voldaan aan het vereiste van artikel 28, derde lid van de AVG. De Minister sluit een verwerkingsovereenkomst met UWV. Over de archivering van de persoonsgegevens behorende bij deze regeling zullen daarin afspraken worden gemaakt, opdat wordt voldaan aan de vereisten van de Archiefwet 1995 en onderliggende regelgeving.
Het tweede type gegevens zijn bijzondere persoonsgegevens, namelijk de gegevens betreffende de cliënt ten behoeve van wie het IPS-traject wordt aangevraagd. Ook hier geldt de grondslag van artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Algemene verordening gegevensbescherming, zoals hierboven vermeld als grondslag voor de algemene contactgegevens. Het betreft hier echter bijzondere persoonsgegevens, namelijk gegevens over de gezondheid. Het feit dat dit traject wordt aangevraagd voor de cliënt geeft immers informatie over diens gezondheidstoestand en daarom moet dit worden aangemerkt, gelet op artikel 4 onder 15 van de AVG, als een bijzonder persoonsgegeven. Artikel 9, eerste lid, van de AVG, bepaalt dat het verwerken van bijzondere persoonsgegevens is verboden. Dit verbod is echter onder voorwaarden niet van toepassing. De trajecten die worden gesubsidieerd betreffen trajecten die bijdragen aan de re-integratie van de betrokkenen. Een IPS-traject wordt in de regeling gedefinieerd als een re-integratietraject Individuele Plaats en Steun dat het totaal aan ondersteuningsactiviteiten bevat gericht is op het vinden en behouden van werk die een klant doorloopt. Niet is vereist dat de klant al eerder heeft gewerkt. De verwerking valt daarmee binnen de doelstelling van artikel 30, eerste lid onder b van de UAVG. Volgens dat artikel mogen gegevens van werknemers of uitkeringsgerechtigden over de gezondheid worden verwerkt ten behoeve van de re-integratie of begeleiding naar werk waarmee het verbod op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens in casu niet van toepassing is.
Ook niet-uitkeringsgerechtigden in de zin van artikel 7, eerste lid, eerste onderdeel, zevende subonderdeel, van de Participatiewet, komen in aanmerking voor het volgen van een IPS-traject. In die gevallen zal gebruik worden gemaakt van toestemming van de betrokkene als uitzondering op het verwerkingsverbod (artikel 9, tweede lid, onderdeel a). Deze toestemming moet voldoen aan de daarvoor geldende eisen als gesteld in artikel 7 van de AVG en dient een vrije, specifieke en geïnformeerde en ondubbelzinnige wilsuiting te betreffen, i.c. op schrift gesteld, waaruit blijkt dat de betrokkene de verwerking van zijn of haar persoonsgegevens aanvaardt.
IPS-trajecten zijn gericht op de bevordering van arbeidsparticipatie van mensen met een psychische aandoening door middel van een op de persoon toegesneden begeleiding. Om de subsidie van de in het kader van het IPS-traject gemaakte kosten mogelijk te maken, is het verwerken van persoonsgegevens noodzakelijk om te bepalen of de kosten voor het aan de desbetreffende persoon aangeboden IPS-traject voor subsidie in aanmerking komen.
De regeling bevat een limitatieve opsomming van welke gegevens verwerkt mogen worden. Ingevolge artikel 17, verwerken de colleges in naam van de Minister de navolgende gegevens:
a. voor- achternaam, adresgegevens, geboortedatum, burgerservicenummer betrokkene;
b. of een IPS-traject van maximaal twee of drie jaar wordt aangeboden;
c. indien van toepassing, de startdatum;
d. zakelijke contactgegevens van de aanvrager namens de instelling.
De gegevens (a t/m d) zijn noodzakelijk om vast te stellen of de klant en het aangeboden IPS-traject voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 7 en 8, voor subsidieverlening. IPS-trajecten kunnen al zijn aangevangen voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze regeling. Daarom wordt bij reeds aangevangen trajecten de aanvangsdatum daarvan vermeld op het aanvraagformulier voor zover deze ligt voor de inwerkingtreding van deze regeling.
De gegevens zijn eveneens noodzakelijk omdat een college moet kunnen vastleggen en verantwoorden welke IPS-trajecten voor subsidie in aanmerking zijn gekomen. Aangezien bij gebrek aan een grondslag GGZ-instellingen bij de aanvraag van een subsidietraject geen BSN-nummer kunnen verstrekken, wordt door de GGZ-instelling naast NAW-gegevens ook de geboortedatum verstrekt.
Om toe te zien op de bevoorschotting van de subsidie aan een GGZ-instelling op basis van een subsidiebeschikking voor een IPS-traject, verstrekken de colleges aan het UWV alleen de minimaal noodzakelijke gegevens over de instelling en de klant en of de klant in aanmerking komt voor een tweejarig of driejarig IPS-traject. Deze gegevens betreffen:
a. voor-en achternaam, geboortedatum, burgerservicenummer;
b. of een IPS-traject van maximaal twee of drie jaar wordt aangeboden;
c. indien van toepassing startdatum;
d. zakelijke contactgegevens van de aanvrager namens de instelling en de aanvrager namens de gemeente.
In het kader van de uitvoerbaarheid van deze regeling wordt verstrekking van de geboortedatum door de colleges aan UWV noodzakelijk geacht. UWV dient in het kader van de bevoorschotting van de subsidiegelden gegevens te wisselen met de GGZ-instellingen. Aangezien er geen grondslag is voor verstrekking van een BSN-nummer, zal UWV, naast NAW-gegevens, de geboortedatum aan de GGZ-instellingen verstrekken.
Ingevolge artikel 18 verwerkt het UWV ten behoeve van de bevoorschotting van de subsidie persoonsgegevens.
De Minister is bevoegd het BSN in het kader van de taken van de Minister – dus ook voor de uitvoering deze regeling – te verwerken op grond van artikel 10 van Wet algemene bepalingen burgerservicenummer. Op grond van artikel 12 van voornoemde wet dient de ontvanger zich ervan te vergewissen dat het burgerservicenummer betrekking heeft op de persoon wiens persoonsgegevens hij verwerkt. Daarom wordt naast het burgerservicenummer ook de voor- en achternaam van de betrokkene verwerkt.
Met betrekking tot de gegevensverstrekking door UWV aan de GGZ-instellingen wordt verwezen naar de passage hierboven die daaromtrent is opgenomen.
Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat de genoemde gegevens noodzakelijk en toereikend zijn om subsidie te kunnen verlenen. De inbreuk die de verwerking op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene maakt, staat in redelijke verhouding tot het doel.
Er is een limitatieve opsomming van de gegevens die mogen worden verwerkt opgenomen in de regeling (dataminimalisatie), het aantal partijen dat gegevens verwerkt is beperkt tot colleges, UWV en GGZ-.
Ten slotte nemen colleges en het UWV technische maatregelen voor een veilige en verantwoorde gegevensverwerking. Daarbij geldt dat een traject uitsluitend wordt aangevraagd met instemming van de betrokkene en dat de betrokkene wordt geïnformeerd over de gegevensverwerking. Indien nodig wordt betrokkene gevraagd om toestemming voor verwerking van persoonsgegevens.
Voorts wordt de subsidiariteit in de regeling op een aantal manieren gewaarborgd. De uitvoering van taken die uit deze regeling volgen, kan in redelijkheid niet op een andere, voor de betrokkene minder nadelige wijze, worden verwezenlijkt dan met toepassing van de voorgeschreven verwerking van persoonsgegevens.
Het niet verwerken van persoonsgegevens is geen realistisch alternatief omdat de subsidie van IPS-trajecten gekoppeld is aan de behoeften van de klant met betrekking tot arbeidsparticipatie. Ook is het vanuit verantwoordingsdoeleinden voor het beschikbaar gestelde subsidiebudget noodzakelijk dat wordt bijgehouden voor welke op de klant afgestemde IPS-trajecten subsidie is verleend. Naast de overwegingen ten aanzien van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit wordt nog opgemerkt dat de klant moet instemmen met de inzet van een IPS-traject. Op grond van bovenstaande overwegingen wordt de verwerking van de in de regeling genoemde gegevens voor de uitvoering van de regeling noodzakelijk, proportioneel en subsidiair geacht.
De eis om bij de verwerking van gegevens een passend beveiligingsniveau in acht te nemen en daarvoor organisatorische- en technische maatregelen te treffen, volgt rechtstreeks uit artikel 32 van de AVG en is daarom al onverkort van toepassing op de partijen en colleges. De colleges en het UWV maken momenteel gebruik van verschillende technische systemen teneinde hieraan te voldoen.
Aangezien partijen reeds gehouden zijn aan toepasselijke wet- en regelgeving, zoals de AVG, bevat deze regeling geen specifieke bepalingen over de uitvoering van de gegevensverwerking door colleges van burgmeester en wethouders alsmede het UWV en de daarmee samenhangende technische- en organisatorische aspecten. In algemene zin geldt voor de gegevensuitwisseling op grond van deze regeling dat deze geschiedt op individuele basis. De uitwisseling van gegevens tussen de colleges en het UWV wordt altijd beperkt tot gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak. Structurele- of bulkverstrekkingen zijn in het kader van deze regeling niet mogelijk.
In het kader van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, artikel 17 van het Internationaal verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten en artikel 10 van de Grondwet wordt overwogen dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer via een ministeriële regeling geschiedt. De voorschriften voor gegevensverwerking zijn zodanig specifiek dat deze voor betrokkenen voldoende kenbaar zijn. Daarbij geldt dat uitsluitend met instemming van betrokkenen subsidie wordt aangevraagd voor een IPS-traject. Daarnaast is er sprake van een legitiem doel in de zin van artikel 8, tweede lid, van EVRM. De inzet van de IPS-trajecten is bedoeld om de arbeidsdeelname van mensen met (ernstige) psychische aandoeningen te verhogen, hetgeen bevorderlijk is voor de re-integratie van de betreffende personen alsmede voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Bij het opstellen van de regeling zijn waarborgen in acht genomen om de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer waar mogelijk te beperken ten opzichte van het belang dat de regeling dient, en zijn toepasselijke wettelijke vereisten voor de verwerking van persoonsgegevens in acht genomen. Deze volgen uit de AVG.
In de voorbereiding van deze regeling is bezien of een Privacy Impact Assessment (PIA) uitgevoerd dient te worden. In de pre-scan werd duidelijk dat de persoonsgegevens van de betrokkene die worden verwerkt in verband met de aanvraag voor subsidie, gegeven het doel waar de subsidie voor wordt gevraagd, bijzondere persoonsgegeven betreffen. Daarom is bij de uitwerking van de gegevensverwerking de nodige maatregelen getroffen met betrekking tot de inrichting van het uit de subsidieregeling voorvloeiende werkproces. In overleg met de betrokken partijen is de uitvraag beperkt tot het minimaal noodzakelijke; gegevensuitwisseling via beveiligde (email-)systemen is voorgeschreven, en werkprocessen met geautoriseerde medewerkers. In de toelichting op de artikelen 17, 18 en 19 wordt expliciet ingegaan op de verwerking van persoonsgegevens die voor de uitvoering van deze regeling nodig is.
Internationaal onderzoek (randomized controlled trials of RCT’s, reviews en meta-analyses) onderbouwen de effectiviteit van IPS als arbeidsre-integratiemethodiek. In de 31 RCT’s die er wereldwijd tussen 1996 en 2021 zijn uitgevoerd vond via IPS gemiddeld 51% van het totale aantal deelnemers regulier werk, tegenover 30% in de controleconditie. In de VS, Australië en Hongkong liggen de plaatsingspercentages hoger dan in Canada en Europa. Dat heeft vermoedelijk te maken met verschillen in nationale wet- en regelgeving (arbeidsongeschiktheid en uitkeringen), andere context van de arbeidsmarkt of kenmerken van de IPS-praktijk zelf (verschillen tussen deelnemers of mate van modelgetrouw werken en ondersteuning bij de implementatie; Drake e.a., 2012). In Nederland ligt het percentage op 44% versus 25%.
Langzamerhand komen studies beschikbaar waarin is gevolgd of de positieve effecten ook op den duur behouden blijven, dus of IPS de belofte van werk behouden ook waarmaakt. In de studie van Hoffmann e.a. (2014) bijvoorbeeld zijn gedurende een periode van vijf jaar 100 mensen gevolgd verdeeld over de groepen IPS-begeleiding en andere arbeidsbegeleiding. De IPS-deelnemers deden het beter en de positieve effecten na twee jaar bleken na vijf jaar behouden. Wanneer we de studies van Hoffmann e.a. (2014), Salyers e.a. (2004) en Becker e.a. (2007) (resp. over 5, 10 jaar en 8–12 jaar) bekijken op het aantal mensen dat langere tijd aan het werk is, blijkt van de mensen die IPS-begeleiding kregen in deze studies, 49% ten minste de helft van de follow-up periode aan het werk te zijn geweest. Voor de controlecondities (gewone arbeidsbegeleiding) was dat slechts 11%.
In 2014 werd een Nederlands onderzoek op verschillende locaties naar IPS afgerond. SCION toonde aan dat mensen met ernstige psychische aandoeningen ook in Nederland vaker via IPS aan een reguliere betaalde baan komen dan via gebruikelijke arbeidsrehabilitatie: binnen 30 maanden had 44% van de deelnemers in de IPS-conditie betaald werk, tegenover 25% in de controleconditie. https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Michon+H+2014
De inhoudelijke nalevingskosten voor burgers, bedrijven en professionals en de administratieve lasten vormen gezamenlijk de kosten die samenhangen met regeldruk. Over de rol- en taakverdeling in het uitvoeringsproces hebben De Nederlandse GGZ, gemeenten en UWV vooraf afspraken gemaakt. In overleg met de GGZ-instellingen, de gemeenten en het UWV is gekozen voor een uitvoeringsmodel dat gebruikt maak van beproefde werkwijzen voor gegevensuitwisselingen. Deze sluiten aan bij het door het UWV gebruikte inkoopkader voor IPS-trajecten voor de UWV-populatie.
De informatie die de ggz-instelling aan de gemeente moet verstrekken is beperkt tot het minimaal noodzakelijke dat de gemeente nodig heeft om te komen tot een besluit tot subsidieverlening aan de desbetreffende GGZ-instelling. Het vullen en verzenden van het formulier kost naar schatting een kwartier.
De administratieve lasten voor gemeenten zijn hoger omdat zij op basis van een subsidieaanvraag een besluit moeten nemen, en daaraan voorafgaand een bij UWV een check op de beschikbaarheid van budget moeten doen. Voorts moeten gemeenten kennisnemen van de voortgangs-en beëindigingsverslagen van de GGZ-instellingen welke een IPS-traject uitvoeren en onder omstandigheden dienen gemeenten UWV hierover te informeren. Het tijdsbeslag van deze administratieve handelingen hiervan is echter beperkt (naar verwachting 1 uur in het eerste jaar en half uur in latere jaren).
Een conceptversie van deze regeling is voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De AP had bezwaar tegen een bepaling die erin voorzag dat colleges van burgemeester en wethouders gedurende een periode van drie maanden de gegevens verkregen onder deze regeling konden bewaren ten behoeve van de reguliere dienstverlening door gemeenten zelf. De AP adviseerde dit punt te schrappen of aan te passen. Het punt is geschrapt. Dit betekent dat gemeenten de voornoemde mogelijkheid niet hebben.
Daarnaast adviseerde de AP de grondslag voor de GGZ-instellingen om gegevens te verwerken nader toe te lichten. Naar aanleiding hiervan is artikel 19 toegevoegd aan de regeling en wordt dit artikel in de toelichting bij de regeling nader toegelicht.
Divosa/VNG maken verschillende uitvoeringstechnisch preciserende opmerkingen en doen enkele verzoeken. De meeste daarvan zijn in de regeling verwerkt (zoals een verduidelijking van de wijze waarop de gemeentelijke bijdrage wordt verrekend). Over de andere punten, zoals de bekostiging, heeft bestuurlijk, beleidsmatig en uitvoeringstechnisch afstemming plaatsgehad. Het verzoek om de doelgroep niet te beperken tot mensen die bij de GGZ in behandeling zijn, maar te verbreden met ook mensen die door de GGZ worden begeleid, is in de regeling gehonoreerd.
De Nederlandse GGZ uit de wens om in de betaling van de IPS-trajecten zoveel mogelijk aan te sluiten bij de wijze waarop dat gebeurt bij mensen die van het UWV een uitkering ontvangen. Hierover zijn met de uitvoerende partijen afspraken gemaakt die in de regeling zijn verwerkt. Het verzoek om de verslaglegging door de GGZ nader te specificeren, is in de regeling gehonoreerd, net als het verzoek om juridisch een grondslag te creëren voor gegevenslevering door GGZ-instelling. De door de Nederlandse GGZ gesignaleerde onduidelijkheid over de wijze van verrekening van de gemeentelijke bijdrage is door een aanpassing in de toelichting op de regeling weggenomen.
UWV wijst er in haar uitvoeringstoets op dat in de regeling wordt genoemd dat er budget is voor de jaren 2023 t/m 2025 en dat voor 2026 (nog) geen budget beschikbaar is. Initieel was er wel voldoende budget beschikbaar, maar a.g.v. vertraging van de regeling is het budget in 2022 niet meer beschikbaar. Derhalve is er geen budget voor 2026 opgenomen in de regeling. De regeling stelt echter wel dat er in 2024 subsidie aangevraagd kan worden. Een IPS-traject voor mensen met ernstige psychische aandoeningen is een 3-jarig traject. Het 3de betaalmoment ligt dan in 2026. UWV concludeert dat de regeling voor UWV niet uitvoerbaar zou zijn als er voor 2026 geen middelen zijn om de regeling uit te voeren zoals bedoeld. Om de regeling voor UWV wel uitvoerbaar te maken is de regeling als volgt aangepast: De aanvraagperiode is aangepast, en wel zo dat die loopt van de datum inwerkingtreding tot en met 17 november 2023. Mogelijk zal op een later moment alsnog budget voor 2026 beschikbaar worden gesteld. Dan kan de aanvraagperiode in de regeling met een jaar verlengd worden, tot en met 19 december 2024.
Daarnaast wijst UWV op de noodzaak om te regelen dat UWV van de Minister de bevoegdheid krijgt te archiveren. Met UWV is afgesproken dat daarover in het kader van de nog op te stellen verwerkersovereenkomst met UWV afspraken worden gemaakt. Op instigatie van UWV is aan de regeling, naast enkele kleine tekstuele wijzigingen, een bewaartermijn van 5 jaar vastgelegd met het oog op de verantwoordingsplicht van UWV.
De Nederlandse Arbeidsinspectie ziet ten aanzien van de subsidieregeling IPS-trajecten noch op grond van de Kaderwet SZW-subsidies, noch op grond van de Wet SUWI een toezichthoudende taak voor zichzelf weggelegd.
Het Adviescollege heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Het merendeel van de reacties had betrekking op de doelgroep van de regeling. In overeenstemming met de wens die uit diverse reacties voortvloeide, alsmede de wens van GGZ Nederland, is de doelgroep uitgebreid. Het betreft niet langer uitsluitend mensen die in behandeling zijn bij de GGZ, maar eveneens mensen die worden begeleid door de GGZ. Daarnaast werd verzocht om de regeling eveneens beschikbaar te maken voor mensen die van UWV een uitkering ontvangen. IPS is reeds beschikbaar voor mensen met ernstige psychische aandoeningen die van UWV een uitkering ontvangen. Voor UWV-cliënten met mildere aandoeningen is in 2021 tijdelijk geld beschikbaar gekomen. De overige vragen hadden niet zozeer betrekking op de inhoud maar op gerelateerde zaken zoals de duur van de regeling. De tijdelijkheid van de regeling wordt ingegeven door financiële beperkingen. De vraag werd gesteld waarom het kunnen volgen van een IPS-traject afhankelijk is van het soort uitkering dat iemand ontvangt. Deze regeling betreft de gemeentelijke doelgroep, waar overigens ook niet-uitkeringsgerechtigden onder vallen. Cliënten van het UWV kunnen, onder voorwaarden, ook een IPS-traject aangeboden krijgen, echter niet op basis van deze regeling. Over de bestuurlijke constellatie kwam de vraag waarom inzet van IPS niet centraal wordt geregeld in plaats van door gemeenten; dit betreft een politieke keuze. Een vragensteller wijst op de bureaucratie die het gevolg zal zijn van de regeling. De reactie hierop is dat over de opzet en uitvoering van de regeling voortdurend is afgestemd met alle uitvoerende partijen. Over het belang van goede monitoring kwam ook een vraag – waarop de reactie luidt: UWV zal monitoren hoeveel trajecten zijn vergoed. Verder kwamen over inhoudelijke aanpassing van de IPS-methodiek, of de inzet van andere methodieken vragen. De reactie daarop is dat het bij IPS gaat om een gedefinieerde methode die in zijn huidig opzet effectief is en die daarom in dit verband niet wordt aangepast.
Tot slot werd de vraag gesteld of de huidige regeling kan worden aangemerkt als een wettelijk voorschrift in de zin van artikel 10:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij in de bevoegdheid tot mandaatverlening is voorzien. Indien dit het geval is, hetgeen i.c. zo is, heeft dit tot gevolg dat artikel 10:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dat instemming met de mandaatverlening vergt, buiten toepassing blijft. Teneinde dit te verhelderen is de toelichting uitgebreid.
De methode Individuele Plaatsing en Steun (IPS) is een integraal traject van zorg, re-integratie en jobcoaching. De subsidie op grond van deze regeling heeft betrekking op de kosten voor re-integratie en jobcoaching, niet op de kosten voor het zorgdeel. De zorg binnen een IPS-traject wordt bekostigd via de Zorgverzekeringswet. De IPS-methode kan in een veelheid van situaties worden toegepast. Ook bij toeleiding naar een beroepsbegeleidende leerweg. De duur van een IPS-traject is 2 of 3 jaar. Onder re-integratie wordt eveneens verstaan het begeleiden van werk van klanten die nog niet eerder hebben gewerkt.
Deze regeling is bedoeld voor zowel personen met common mental disorders (CMD) als personen met ernstige psychische aandoeningen (EPA). Het betreft personen die onder de re-integratieverantwoordelijkheid vallen van de gemeente. Deze personen staan vermeld in artikel 7 eerste lid, onder a, van de Participatiewet. (De artikelen 7, derde lid, 10f, 13 en 16, van de Participatiewet bevatten een nadere specificering van de doelgroep genoemd in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet.) De personen vermeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, tweede subonderdeel, van de Participatiewet, komen niet in aanmerking voor een IPS-traject op basis van deze regeling. De hier omschreven personen kunnen namelijk reeds aanspraak maken op een IPS-traject via UWV. De omschrijving van CMD, zoals opgenomen in de begripsbepalingen, volgt uit het medisch handboek dat binnen het vakgebied als standaard functioneert. De behandeling of begeleiding van CMD vindt plaats in zorgprogramma’s van diagnose-specifieke ambulante of poliklinieken. Daaronder vallen onder andere de volgende zorgprogramma’s: angst, depressie, ADHD, autismespectrumstoornissen, bipolaire stoornissen, eetstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen, psychotrauma, somatiek en psyche.
De persoon die een IPS-traject wenst te volgen, is in behandeling bij een GGZ-instelling of staat onder begeleiding daarvan. De aanvraag voor subsidie van een IPS-traject wordt gedaan door een GGZ-instelling opdat integratie met zorg is gewaarborgd.
Voorwaarde voor deelname aan een IPS-traject op basis van deze regeling, is dat de persoon geen dienstbetrekking heeft, met uitzondering van een dienstbetrekking van geringe omvang (zie ook hierna, bij artikel 7). Alle gemeenten mogen aan de regeling meedoen. Zie voor meer informatie over de aanvraagprocedure de toelichting bij artikel 10.
Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, van toepassing voor zover daar in deze regeling niet van wordt afgeweken.
In dit artikel is het doel van de regeling neergelegd. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.
De grondslag voor de subsidie van de IPS-trajecten is gelegen in de artikelen 3 en 5, van de Kaderwet SZW-subsidies, op grond waarvan de Minister subsidie kan verstrekken voor activiteiten die passen binnen het werkgelegenheidsbeleid en het arbeidsmarktbeleid. Hierbij wordt voor het beschikbare budget een plafond vastgesteld.
In dit artikel is opgenomen dat subsidie wordt verleend voor een IPS-traject aan de GGZ-instelling die daarvoor een aanvraag indient overeenkomstig artikel 10 en die voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in deze regeling. Om erop toe te zien dat zoveel mogelijk IPS-trajecten op grond van deze regeling voor subsidie in aanmerking kunnen komen, wordt geen onderscheid gemaakt tussen IPS-trajecten die ten tijde van de aanvraag reeds zijn gestart en die na de aanvraag zullen aanvangen. Vereist is echter wel dat het traject niet vóór 1 januari 2022 van start is gegaan en dat het traject nog niet is geëindigd voorafgaand aan de datum van de subsidieaanvraag. Hiermee wordt afgeweken van artikel 3.2, tweede lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna voor de toelichting bij dit artikel: de kaderregeling), dat bepaalt dat een aanvraag tot verlening van een subsidie wordt ingediend voor aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Gelet op de subsidieduur kunnen IPS-trajecten tot in het jaar 2025 (CMD) en 2026 (EPA) doorlopen. In het geval dat op een initiële afwijzing van een subsidieaanvraag in een later stadium toewijzend wordt beslist, kan een traject langer doorlopen dan hiervoor aangegeven.
In afwijking van de genoemde termijn in artikel 4.1, eerste lid, van de kaderreling, wordt binnen zes weken na ontvangst van een volledige aanvraag beslist of subsidie wordt verleend voor het IPS-traject. Gemeenten zullen ernaar streven dit besluit binnen twee weken te nemen.
In het geval van subsidieverlening wordt de subsidie, afhankelijk van het soort traject, in twee of drie termijnen bevoorschot overeenkomstig artikel 13.
Een subsidiebeschikking bevat in overeenstemming met de artikelen 4:30, eerste lid, en 4:31, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de activiteiten en het bedrag waarvoor subsidie wordt verleend. Ingevolge artikel 4.2, eerste lid, van de kaderregeling, bevat de beschikking eveneens de datum waarop de activiteiten uiterlijk dienen te zijn afgerond en ingevolge de bijlage bij de Regeling vaststelling Aanwijzing voor subsidieverstrekking, zevende aanwijzing, tweede onderdeel, onder b, de datum waarop uiterlijk de subsidie wordt vastgesteld. De beschikking hoeft in afwijking van artikel 4.2, eerste lid, van de kaderregeling, niet de wijze van verantwoording en de wijze van aantonen van de te verrichten prestatie te bevatten. Omdat de subsidie de datum bevat waarop uiterlijk de subsidie wordt vastgesteld, kan de subsidie in overeenstemming met artikel 4:47 van de Awb, ambtshalve worden vastgesteld. Vanwege de ambtshalve vaststelling, kan een verzoek tot subsidievaststelling door de GGZ-instellingen achterwege blijven.
De bevoegdheid tot subsidiëring van de IPS-trajecten en de daaruit voortvloeiende taken is bij de Minister belegd. In de artikelen 5 en 6 is bepaald dat de Minister de colleges van burgemeester en wethouders en UWV mandateert dan wel machtigt om in dit verband de bevoegdheden en taken uit te oefenen. Verwezen wordt naar de toelichting bij deze artikelen.
In dit artikel wordt het maximale budget per jaar van subsidieverstrekking voor IPS-trajecten vastgesteld. Aangezien het doel van de regeling is om de inzet van IPS-trajecten voor zowel klanten met CMD als klanten met EPA (gelijkelijk) te stimuleren, is gekozen voor het vaststellen van één plafond voor beide type IPS-trajecten. Het subsidieplafond bedraagt 10,750 miljoen euro voor aanvragen gedaan in 2023. De bijbehorende kasuitgaven zijn naar verwachting als volgt verdeeld over drie jaren: 4,800 miljoen euro in 2023, 3,475 miljoen euro in 2024 en 2,475 miljoen euro in 2025. Het totale subsidiebedrag zal mogelijk gedurende 2023 naar boven worden bijgesteld. In de algemene toelichting wordt dit nader toegelicht. Afhankelijk van het aantal en het type aanvragen is het mogelijk dat de verdeling van de kasuitgaven over de drie jaren anders uitpakt. UWV wordt hier tijdig over geïnformeerd. Deze wisselingen hebben echter geen effect op de hoogte van het totale subsidiebedrag. Ook hiervoor wordt verwezen naar de algemene toelichting. Van het totale budget voor subsidie van de kosten voor IPS-trajecten wordt de helft gefinancierd door gemeenten. Het deel dat voor rekening komt van de gemeente is verrekend met het gemeentefonds. Verwezen wordt naar het algemeen deel van de toelichting.
Daarnaast wordt de hoogte bepaald van de subsidie per volledig IPS-traject. Deze bedraagt per IPS-traject voor een klant met CMD € 8.000 inclusief BTW (€ 6.611,57 exclusief BTW) en voor een klant met EPA € 11.325,60 inclusief BTW (€ 9.360 exclusief BTW).
De verdeling van het budget gebeurt op de wijze vermeld in artikel 11 van de regeling.
Zoals hiervoor is toegelicht is subsidieverstrekking voor een IPS-traject een bevoegdheid die aan de Minister toekomt. Echter, omdat de regeling betrekking heeft op subsidie ten behoeve van de gemeentelijke klant, is er uit oogpunt van efficiëntie voor gekozen om de bevoegdheid om te beslissen op subsidieaanvragen voor IPS-trajecten te mandateren aan de colleges van gemeenten waar de klant woonachtig is. Deze colleges zijn beter in staat om te beoordelen of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden die ten aanzien van de klant worden gesteld. Zie in dit verband ook de toelichting bij artikel 7. Bovendien kunnen de besluiten waarvoor het mandaat geldt worden getypeerd als gebonden beschikkingen. Hierbij is geen eigen inhoudelijk oordeel mogelijk, maar worden de besluiten genomen op basis van de toetsbare voorwaarden die zijn opgenomen in deze regeling. Zo wordt bijvoorbeeld getoetst of de klant heeft verklaard de wens te hebben om naar (ander) werk te worden begeleid en of voldoende budget beschikbaar is. Hierbij is geen ruimte voor een eigen inhoudelijke afweging tot beslissen, maar bepaalt de regeling onder welke voorwaarden een besluit wordt genomen. Gelet hierop verzet de aard van de bevoegdheid zich niet tegen mandatering aan het college. Daarnaast worden de colleges gevolmachtigd om andere rechtshandelingen te verrichten en gemachtigd om feitelijke handelingen te verrichten voor zover dat nodig is in het kader van de uitoefening van de bevoegdheid om te beslissen op aanvragen. De bevoegdheid tot mandaatverlening door de Minister aan de colleges, blijkt uit de mandaatverlening zelf in deze regeling. Het betreft immers een regeling van de Minister. Hiermee wordt voldaan aan het vereiste van artikel 10:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat het eerste lid van artikel 10:4, van de Awb, dat ziet op instemming door de gemandateerde, niet van toepassing is. Dit heeft tot gevolg dat geen instemming is vereist door de colleges met de mandaatverlening.
De GGZ-instelling en de klant kunnen bezwaar en beroep aantekenen tegen een besluit op de subsidieaanvraag voor een IPS-traject. Er wordt immers een afweging gemaakt waar consequenties aan verbonden zijn. Om de brede heroverweging in de bezwaar- en beroepsfase en de controlefunctie te waarborgen wordt aan de colleges eveneens het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het optreden in beroep of hoger beroep gemandateerd. De colleges zullen de behandeling van bezwaar- en beroepschriften tegen besluiten die zijn genomen op grond van deze regeling, het instellen en het in rechte optreden in beroep of hoger beroep, dan wel het afzien van hoger beroep uitvoeren namens de Minister. De besluiten die worden genomen op grond van deze regeling vinden hun grondslag in de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies. Ingevolge artikel 8:105, eerste lid, van de Awb, dient hoger beroep te worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De colleges kunnen ondermandaat verlenen of hun andere vertegenwoordigingsbevoegdheden doorverlenen aan een of meer onder hen ressorterende functionarissen. Hierbij wordt uitgesloten dat een functionaris betrokken kan worden bij een besluit op bezwaar in het geval die reeds betrokken is geweest bij de besluitvorming in eerste aanleg.
Zoals hiervoor is toegelicht, wordt het besluit op de subsidieaanvraag voor een IPS-traject (namens de Minister) genomen door het college van de gemeente waar de klant woonachtig is. De colleges van gemeenten zijn derhalve bevoegd om op de aanvragen te beslissen. Omdat voor het beschikbare budget echter één plafond per jaar is geregeld in deze regeling, is ervoor gekozen de uitbetaling van de subsidie op grond van deze regeling evenwel centraal te regelen. Deze taak wordt bij UWV belegd.
UWV voert de administratie, beheert de budgetten en zorgt voor de bevoorschotting van de verleende subsidie per IPS-traject. Omdat UWV in dit verband geen besluiten neemt, wordt in dit artikel geen mandaat verleend aan UWV, maar wordt geregeld dat aan UWV volmacht en machtiging wordt verleend om de betreffende taken namens de Minister uit te voeren. UWV gaat over tot bevoorschotting nadat het desbetreffende college UWV hiertoe heeft verzocht en het subsidiebudget toereikend is.
Om de onafhankelijkheid van UWV bij de uitvoering van toegekende taak te borgen en de verantwoordelijkheid af te bakenen is geregeld dat UWV overeenkomstig artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en overeenkomstig de krachtens die bepaling geldende regels verantwoording aflegt over het beheer van het budget dat UWV administreert en feitelijk beheert. Zie de toelichting bij artikel 22.
Het eerste lid bepaalt dat deze regeling is bedoeld voor zowel personen met CMD als personen met EPA die ten tijde van de subsidieaanvraag bij de GGZ in behandeling zijn dan wel onder begeleiding staan van de GGZ. De mogelijkheid bestaat immers dat reeds tijdens het IPS-traject de behandeling of begeleiding wordt beëindigd. Voor nadere uitleg wordt verwezen naar de algemene toelichting. Om als GGZ in aanmerking te komen voor subsidie voor een IPS-traject, geldt als voorwaarde dat de te behandelen persoon schriftelijk heeft verklaard in te stemmen met het IPS-traject, geen dienstbetrekking heeft, met uitzondering van een dienstbetrekking van geringe omvang (zie hierna). Met een dienstbetrekking wordt zowel een privaat- als publiekrechtelijke dienstbetrekking bedoeld; aangesloten wordt bij de definities van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Een privaatrechtelijke dienstbetrekking is een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW. Een publiekrechtelijke dienstbetrekking is de arbeidsverhouding van een overheidswerkgever met een ambtenaar.
In de praktijk komt het voor dat personen op het moment dat inzet van een IPS-traject aan de orde is, al beschikken over een dienstbetrekking van geringe omvang. Deze dienstbetrekking, vaak beperkt tot enkele (circa 4 tot 6) uren per week, is in de regel gericht op het aanbrengen van structuur in het dagelijks leven alsmede het genereren van wat extra inkomsten. De wens om deel te nemen aan een IPS-traject betreft in deze situaties de wens om structureel voor een substantieel aantal uren aan het werk te komen, waarbij deze structurele situatie een andere sector/functie betreft dan waarvoor de (geringe) dienstbetrekking is aangegaan. In deze situaties komt een IPS-traject in principe in aanmerking voor subsidie in het kader van deze regeling.
Het tweede lid bepaalt dat bij IPS-trajecten die reeds van start zijn gegaan maar nog niet zijn geëindigd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling, de eisen uit het eerste lid niet van toepassing zijn op het moment van de subsidieaanvraag. Aangezien in dit geval subsidie wordt aangevraagd terwijl het IPS-traject al gaande is, bestaat de mogelijkheid dat de klant inmiddels niet langer in behandeling is of wordt begeleid door de GGZ-instelling. Ook bestaat de mogelijkheid dat de klant inmiddels al een dienstbetrekking heeft met meer dan een gering aantal uren. Wel is vereist dat ten tijde van de aanvang van het IPS-traject aan de eisen uit het eerste lid werd voldaan.
De IPS-methode kan in een veelheid van situaties worden toepast. Deze regeling richt zich op de activiteiten in het kader van het verwerven van (nieuw) werk en het zoveel mogelijk behouden van dat werk. De IPS-trajectbegeleider ondersteunt personen met een psychische aandoening (CMD of EPA) middels (re-)integratie en jobcoachactiviteiten. De IPS-trajectbegeleider begeleidt de klant gedurende het gehele traject, of zolang als nodig is, in samenwerking met een (behandel)team. De wens van de klant is richtinggevend, waarbij deze zo snel mogelijk in contact wordt gebracht met een werkgever.
De GGZ-instelling rapporteert overeenkomst artikel 14, tweede lid van deze regeling over het traject. Dit betreft in hoofdzaak of de klant bij de start en bij het eindigen van het traject over werk beschikt en zo ja, het aantal uren dat dit betreft.
Voor klanten met EPA wordt een IPS-traject van maximaal drie jaar aangeboden en voor klanten met CMD wordt een IPS-traject van maximaal twee jaar aangeboden.
Van belang wordt geacht dat IPS-trajecten die door de overheid in verband met (re-)integratietaken worden bekostigd (door UWV via het hierna te noemen Inkoopkader, door de colleges namens de Minister met toepassing van deze regeling) zoveel mogelijk van dezelfde kwaliteit zijn. Voor de voorwaarden waar een GGZ-instelling aan dient te voldoen wordt derhalve aangesloten bij het Inkoopkader dat door UWV wordt gehanteerd bij de inkoop van IPS-trajecten door UWV op basis van artikel 30a van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet Suwi). UWV bekostigt op basis van voornoemd artikel IPS-trajecten voor personen die recht hebben op een uitkering of arbeidsondersteuning op grond van diverse wetten die door UWV worden uitgevoerd. UWV heeft, gegeven de aanbestedingsplicht die het op grond van de wet Suwi heeft, ervoor gekozen om de IPS-dienstverlening door middel van een Inkoopkader te contracteren.
De kwaliteitscriteria die in de regeling gelden zijn die van het Inkoopkader IPS van 6 september 2021. Dit kader voldoet aan de voorwaarden van het Open house-systeem en is niet te beschouwen als een overheidsopdracht in de zin van de Aanbestedingswet. Met toepassing van het Inkoopkader sluit het UWV op basis van een vooraf bekendgemaakte toelatingsprocedure overeenkomsten met iedere aanbieder van IPS-trajecten die voldoen aan de in dit Inkoopkader opgenomen (minimum)eisen. De UWV-klant bepaalt vervolgens bij welke aanbieder de dienstverlening wordt afgenomen. De kwaliteitseisen die op grond van het Inkoopkader aan aanbieders van IPS-trajecten worden gesteld zijn qua te hanteren methodiek om de IPS-dienstverlening uit te mogen voeren verbonden aan de modelgetrouwheidstoetsing die door Kenniscentrum Phrenos wordt uitgevoerd.
In dit artikel is geregeld dat uitsluitend GGZ-instellingen die door UWV op basis van het Inkoopkader zijn gecontracteerd als instellingen die IPS mogen uitvoeren, voor subsidie van een IPS-traject in aanmerking komen. Een lijst van deze instellingen wordt gepubliceerd op de website Divosa.nl/ips. Om te achterhalen of een GGZ-instelling aan de gestelde vereisten voldoet, kan het college derhalve volstaan met het raadplegen van de hiervoor genoemde gepubliceerde lijst.
Een GGZ-instelling is, zoals gedefinieerd in artikel 1, een rechtspersoon die geestelijke gezondheidszorg biedt, onder onafhankelijk toezicht staat en over een vergunning als bedoeld in artikel 4, eerste of tweede lid, van de Wet toetreding zorgaanbieders beschikt of een rechtspersoon die geestelijke gezondheidszorg biedt, onder onafhankelijk toezicht staat en die zorg verleent op basis van de Jeugdwet, Wet forensische zorg, Wet langdurige zorg, Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en/of Zorgverzekeringswet.
Op grond van dit artikel dient de aanvraag voor subsidie van een IPS-traject te worden ingediend in de periode vanaf de dag van inwerkingtreding van deze regeling, 9:00 uur, tot en met 17 november 2023, 17:00 uur. Aanvragen die na sluiting van het aanvraagtijdvak worden ingediend, worden geweigerd.
Het formulier voor het aanvragen van subsidie van een IPS-traject wordt, in afwijking van artikel 3.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, beschikbaar gesteld op de website www.Divosa/ips. Het aanvraagformulier dient te worden ondertekend door een persoon die bevoegd is de GGZ-instelling te vertegenwoordigen en door de klant en dient schriftelijk te worden ingediend bij het college van de gemeente waar de klant woonachtig is. Wanneer de klant een niet-uitkeringsgerechtigde is in de zin van artikel 7, eerste lid, onder a, zevende onderdeel, van de Participatiewet, geeft de klant via een formulier eveneens toestemming voor verwerking van de persoonsgegevens van de klant ten behoeve van de subsidie.
Het is de verantwoordelijkheid van de GGZ-instelling om een aanvraag in te dienen waar een college direct op kan beslissen. Indien de bij de aanvraag verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag dan wordt de GGZ-instelling, conform artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, alsnog in de gelegenheid gesteld om de aanvraag in overeenstemming met de vereisten te brengen. Voor het bepalen van de datum van binnenkomst van het verzoek bij het college, en daarmee de startdatum van de beslistermijn voor het nemen van een besluit, geldt in overeenstemming met artikel 2.3, eerste lid, sub a, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZS en VWS, de datum waarop een complete aanvraag is ontvangen.
Het aanvraagformulier is gebaseerd op de voorwaarden voor subsidieverlening onder deze regeling en is tot stand gekomen na overleg tussen het Ministerie van SZW, De Nederlandse GGZ, Divosa en het UWV.
In verband met het subsidieplafond (dat over 3 jaren is verdeeld) dient de volgorde van de aanvragen voor subsidie te worden vastgesteld. Dat wordt in dit artikel geregeld.
Het college dat voornemens is een subsidieaanvraag toe te wijzen stelt UWV daarvan in kennis via een formulier. Dit gebeurt met het oog op de subsidieplafonds per jaar. Tegen dit voornemen van het college bestaat krachtens artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar en beroep open. UWV informeert het college per e-mail binnen twee weken na ontvangst van het formulier of subsidiegelden beschikbaar zijn.
UWV behandelt de formulieren op volgorde van binnenkomst. Indien honorering van de subsidiebedragen vermeld in de formulieren die op dezelfde dag zijn binnengekomen tot overschrijding van één van de jaarlijkse subsidieplafonds met betrekking tot het aangevraagde IPS-traject zou leiden en de volgorde van binnenkomst van deze formulieren niet is vast te stellen, dan stelt UWV de volgorde van binnenkomst van de formulieren vast door middel van loting.
In dit artikel staan de gronden opgesomd op basis waarvan colleges een aanvraag weigeren, naast de gronden vermeld in artikel 4:25, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (overschrijding subsidieplafond) en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht.
De subsidie wordt geweigerd indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor subsidieverstrekking (artikel 3, eerste lid), de voorwaarden gesteld in paragraaf 3 van de regeling (hierin worden voorwaarden gesteld aan de klant, het IPS-traject en de GGZ-instelling).
Voorts wordt de aanvraag afgewezen indien deze onvolledig is, nadat de gelegenheid is geboden om de aanvraag aan te vullen. Om te voorkomen dat sprake is van dubbelfinanciering, is als voorwaarde opgenomen dat de kosten voor het IPS-traject niet uit anderen hoofde mag worden gefinancierd. Een uitzondering geldt voor het geval de rechtsgrond voor voornoemde financiering vervalt in het geval van subsidieverlening onder deze regeling. Gedacht moet hierbij worden aan trajecten die zijn aangevangen voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling (maar niet vóór 1 januari 2022), maar waarbij is, of alsnog wordt overeengekomen, dat als voor het IPS-traject subsidie wordt verleend de eerdere financiering vervalt. Een aanvraag wordt eveneens geweigerd indien de klant reeds een IPS-traject heeft gevolgd waarvan de kosten op grond van deze regeling zijn vergoed. Deze weigeringsgronden zouden overigens ook een rol kunnen spelen nadat een (positief) besluit is genomen op de aanvraag. Indien blijkt dat na de toekenning van de subsidie alsnog uit anderen hoofde financiering is verkregen voor het IPS-traject waar deze regeling in voorziet of indien blijkt dat voor een eerder IPS-traject ten behoeve van dezelfde klant reeds op grond van deze regeling subsidie is verstrekt, dan kan dit reden zijn het eerdere besluit in te trekken of ten nadele van de ontvanger te wijzigen.
Het eerste lid bepaalt dat er meerdere bevoorschottingsmomenten zijn. Het EPA traject (3-jarig) wordt in 3 termijnen bevoorschot, Het eerste jaar 40%, het tweede en het derde jaar beide 30%, mits de GGZ-instelling blijft voldoen aan de in de regeling gestelde eisen en het traject niet voortijdig wordt gestopt. Het CMD traject (2-jarig) wordt in 2 termijnen bevoorschot. Het eerste jaar 60% en het tweede jaar 40%. Hierbij gelden dezelfde voorwaarden als hiervoor bij het EPA-traject genoemd zijn.
Voor wat betreft de bevoorschottingsmomenten is afgeweken van artikel 6.1, vijfde lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Volgens dit artikel vindt een 100% bevoorschotting plaats bij subsidiebedragen van minder dan 25.000 euro. Aangezien terugvordering uitvoeringstechnisch bewerkelijker is dan betaling in termijnen, is gekozen voor meerdere bevoorschottingsmomenten.
Het tweede lid bepaalt dat het college UWV informeert over een besluit tot subsidieverlening ten behoeve van een IPS-traject. Dit is van belang in verband met de bevoorschotting van de subsidie.
Het derde, vierde en vijfde lid bevatten de betalingstermijnen voor de bevoorschottingsmomenten. De eerste bevoorschotting vindt binnen 8 weken plaats na besluit tot subsidieverlening. De bevoorschottingsmomenten nadien vinden plaats 12 maanden na betaling van de voorafgaande bevoorschotting, tenzij het college dat het betreft UWV uiterlijk 2 weken voorafgaand aan de opvolgende termijn informeert over wijziging in de subsidieverlening of subsidievaststelling (tweede lid). Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een traject voortijdig is beëindigd of vertraging oploopt.
In het geval het bevoorschotting betreft van een traject dat ten tijde van de subsidieaanvraag reeds van start is gegaan, vindt de eerste bevoorschotting op dezelfde wijze plaats als bij de trajecten die nog niet van start waren gegaan ten tijde van de subsidieaanvraag. Voor de tweede betalingstermijn geldt dat de eerste bevoorschottingsdatum/eerste betalingstermijn fictief wordt vastgesteld op de dag dat het IPS-traject van start is gegaan. Dit betekent dat bij de vaststelling van de datum van de tweede bevoorschotting/tweede betalingstermijn, de datum dat het IPS-traject van start is gegaan wordt aangemerkt als datum van de eerste bevoorschotting. De dag dat het IPS-traject van start is gegaan staat vermeld op de subsidiebeschikking en eveneens op het formulier waarmee het college UWV op de hoogte stelt van het voornemen tot subsidieverlening.
De mogelijkheid bestaat dat het traject ten tijde van de subsidieaanvraag reeds langer dan een jaar geleden van start is gegaan. Tot en met 17 november 2023, 17:00 kan immers een aanvraag worden ingediend voor een traject dat voorafgaand aan de subsidieaanvraag, maar niet eerder dan 1 januari 2022, van start is gegaan. Indien de datum van de tweede betaaltermijn berekend aan de hand van de eerste fictieve datum van bevoorschotting (namelijk, de dag dat het IPS-traject van start is gegaan) reeds is verstreken, geldt dat de tweede bevoorschotting tegelijkertijd met de eerste bevoorschotting plaatsvindt dan wel binnen een periode van 2 weken nadien.
Het zesde lid bepaalt tot slot dat UWV het college dat de aanvraag heeft ingewilligd, informeert over de inbehandelname van de eerste bevoorschotting van de subsidie ten behoeve van een IPS-traject. Dit met het oog op de bewaking van de volledige afwikkeling van de aanvraag van de GGZ-instelling, waartoe de bevoorschotting eveneens wordt gerekend. De tweede en eventueel derde bevoorschotting vinden plaats volgens het werkproces van UWV. Indien UWV van het college tijdig bericht heeft ontvangen van voortijdige beëindiging van een IPS-traject, dan vindt geen opvolgende bevoorschotting plaats.
Het eerste lid heeft betrekking op de meldingsplicht. Aan de verstrekte subsidie wordt, in overeenstemming met artikel 5.7 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, de verplichting verbonden voor de GGZ-instelling om onverwijld een schriftelijke melding te doen aan het college zodra aannemelijk is dat het IPS-traject niet geheel of niet tijdig zal worden verricht, als niet aan de daaraan verbonden voorwaarden zal worden voldaan en in het geval dat zich andere omstandigheden hebben voorgedaan of zullen doen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie van een IPS-traject. De meldingsplicht moet in relatie tot de aard van het traject worden bezien. Melding wordt gedaan wanneer aannemelijk is dat niet langer volgens de IPS-methodiek begeleid kan worden. Dit betekent bijvoorbeeld dat een melding achterwege kan blijven als het traject tijdelijk wordt stopgezet maar naar mening van de behandelaar het traject nadien weer kan worden voortgezet.
Een onverwijlde melding betekent dat er zo snel als mogelijk melding wordt gedaan zodra er helderheid bestaat over de vraag of het IPS-traject kan worden voortgezet.
Het tweede lid betreft de verslaglegging door GGZ-instellingen. De GGZ-instelling die de subsidie ontvangt voorziet het college dat subsidie heeft verleend van een beëindigingsverslag waaruit blijkt of aan de verplichtingen onder deze regeling is voldaan. Dit verslag wordt binnen drie maanden na het verloop van de subsidieperiode verstrekt. Daarnaast voorziet de GGZ-instelling het college drie maanden na afloop van de kalenderjaren 2023 tot en met 2026 van een overzicht van de bij de GGZ-instelling nog lopende en reeds geëindigde IPS-trajecten.
Teneinde de effectiviteit van de IPS-trajecten te meten, wordt met betrekking tot de geëindigde trajecten vermeld of er ten tijde van de beëindiging van het traject sprake was van een dienstbetrekking, en indien dit het geval was, het aantal uren hiervan. Ook wordt vermeld of er sprake was van een dienstbetrekking bij aanvang, en indien dit het geval was, het aantal uren hiervan. Op deze wijze kan de toename van het aantal uren gedurende het IPS-traject worden gemeten.
De Minister is verwerkingsverantwoordelijke aangezien de colleges in mandaat van de Minister besluiten nemen en UWV in volmacht namens de Minister handelt. De Minister bepaalt derhalve het doel en de middelen van de verwerking.
De colleges en UWV zijn verwerkers in de zin van artikel 4 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Tussen UWV en de Minister wordt een verwerkingsovereenkomst gesloten. In de bijlage bij de regeling zijn de voorwaarden opgenomen die gelden tussen de colleges en de Minister. Hiermee wordt voldaan aan het vereiste uit artikel 28, derde lid, AVG, waarin is bepaald dat de verwerking door een verwerker wordt geregeld in een overeenkomst of andere rechtshandeling krachtens het Unierecht of het lidstatelijke recht die de verwerker ten aanzien van de verwerkingsverantwoordelijke bindt.
Wat betreft de artikelen over gegevensverwerking wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting. In aanvulling daarop wordt het volgende opgemerkt.
In overleg met de GGZ-instellingen, de gemeenten en UWV is gekozen voor een uitvoeringsmodel dat gebruik maakt van beproefde werkwijzen voor gegevensuitwisselingen. Deze sluiten aan bij het door het UWV gebruikte inkoopkader voor IPS-trajecten voor de UWV-populatie.
Zowel bij de besluitvorming door het college over de aanvraag door de GGZ-instelling, als bij het bevoorschotten van de subsidie aan de GGZ-instelling door UWV, worden persoonsgegevens verwerkt. Het verwerken van persoonsgegevens is gebonden aan de regels van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringwet Algemene Verordening Gegevensbescherming (UAVG).
De verwerking van het BSN-nummer van betrokkene is noodzakelijk omdat het een geïndividualiseerde beoordeling betreft die teruggevoerd moet kunnen worden tot de persoon in kwestie. Deze identificatie kan niet op andere wijze worden bewerkstelligd.
Aangezien de GGZ-instelling die de subsidieaanvraag indient geen BSN-nummer aan het college kan verstrekken (een grondslag hiertoe ontbreekt), wordt door de GGZ-instelling aan het college de naam, adresgegevens en de geboortedatum van de betrokkene verstrekt.
In het kader van de bevoorschotting van de subsidie, dient UWV de gegevens van de betrokkene aan de GGZ-instelling te verstrekken. Ook hier ontbreekt een grondslag om het BSN-nummer van de betrokkene aan de GGZ-instelling te verstrekken. In het kader van de uitvoerbaarheid van deze regeling, verstrekt het college aan UWV derhalve eveneens de geboortedatum van de betrokkene, aangezien UWV de geboortedatum aan de GGZ-instelling dient te verstrekken.
De aanvraag voor een IPS-traject wordt gekwalificeerd als een bijzondere categorie van persoonsgegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, AVG. De enkele aanvraag betekent dat de betrokkene in behandeling is bij of onder begeleiding staat van een GGZ-instelling, hetgeen een gegeven over gezondheid betreft. Op grond van artikel 9, eerste lid, AVG is de verwerking van deze gegevens verboden tenzij één of meerdere uitzonderingen van het tweede lid van dit artikel van toepassing is. Deze uitzonderingen zijn naar nationaal recht onder meer nader uitgewerkt in artikel 30 UAVG. Op grond van artikel 30, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, UAVG geldt dit verbod niet voor bestuursorganen indien de verwerking van deze gegevens noodzakelijk is voor de goede uitvoering van wettelijke voorschriften en de re-integratie van uitkeringsgerechtigden. Het IPS-traject is in de aard een voorziening gericht op arbeidsinschakeling en valt derhalve onder genoemde uitzondering voor wat betreft uitkeringsgerechtigden. Ook niet-uitkeringsgerechtigden in de zin van artikel 7, eerste lid, eerste onderdeel, zevende subonderdeel, van de Participatiewet, kunnen gebruik maken van een IPS-traject. Deze betrokkenen dienen voor het verwerken van hun persoonsgegevens in verband met de aanvraag voor subsidie van een IPS-traject, toestemming te verlenen in de zin van artikel 9, tweede lid, eerste onderdeel van de AVG. Aangezien in deze gevallen een afhankelijkheidsrelatie tussen de betrokkene en de overheid ontbreekt, kan van voornoemde grondslag gebruik worden gemaakt. De verwerking van persoonsgegevens dient op grond van de AVG noodzakelijk te zijn in relatie tot het gestelde doel; in dit geval het stimuleren van de arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking.
GGZ-instellingen dienen in het kader van een subsidieaanvraag ten behoeve van een klant gegevens te verstrekken aan het college van de gemeente waar de klant woonachtig is. Artikel 19 verleent de GGZ-instellingen hiertoe een grondslag in de zin van artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG); het uitvoering doen geven aan een wettelijke verplichting.
De aanvraag voor een IPS-traject wordt echter gekwalificeerd als een bijzondere categorie van persoonsgegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de AVG. De enkele aanvraag betekent immers dat de betrokkene in behandeling is bij of onder begeleiding staat van een GGZ-instelling, hetgeen een gegeven over gezondheid betreft. Het verbod om bijzondere persoonsgegevens te verwerken van artikel 9, eerste lid, van de AVG, is i.c. echter niet van toepassing gezien de uitzonderingsgrond van artikel 9, tweede lid, onderdeel h, van de AVG, dat o.m. ziet op doeleinden van preventieve of arbeidsgeneeskunde en het verstrekken van gezondheidszorg. Vereist hiervoor is een grondslag in Unierecht of lidstatelijk recht, welke wordt gegeven in artikel 30, derde lid, onderdeel a, van de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming. Laatstgenoemd artikel ziet op verwerking door o.m. instellingen voor gezondheidszorg in het kader van een goede behandeling van degene wiens gegevens worden verwerkt. GGZ-instellingen voeren als aanvrager van subsidie een eigen administratie ten behoeve van het aanvragen en verantwoorden van de subsidie. Zij zijn derhalve zelf verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de AVG.
In dit artikel worden regels gesteld met betrekking tot de financiering van de regeling. Het Rijk voorziet in de middelen tot dekking van de subsidie voor IPS-trajecten en de uitvoeringskosten voor UWV. UWV administreert en beheert deze middelen afzonderlijk. Het budget beschikbaar voor de subsidie van de kosten voor IPS-trajecten wordt voor de helft gefinancierd uit middelen van het rijk. De overige helft wordt gefinancierd door gemeenten, via verrekening met het gemeentefonds. Het bedrag dat beschikbaar wordt gesteld (en door UWV wordt beheerd), betreft derhalve het door het Rijk gefinancierde evenals het door gemeenten gefinancierde deel. De uitvoeringskosten voor UWV zullen worden gefinancierd door het Ministerie van SZW. Zie ook de toelichting bij artikel 22.
In dit artikel wordt bepaald dat de baten en lasten met betrekking tot de uitvoeringskosten worden opgenomen in de jaarrekening bedoeld in artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en wanneer de baten en lasten door de Minister worden afgerekend.
In dit artikel wordt bepaald dat de baten en lasten van de subsidiegelden in de jaarrekening van UWV worden opgenomen en wanneer deze baten en lasten door de Minister worden afgerekend. Aangezien de administratie en het beheer van de subsidiegelden in volmacht wordt uitgevoerd, is artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet van toepassing. Daarom is in artikel 22 aangegeven dat het voorgaande overeenkomstig artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en overeenkomstig de krachtens die bepaling geldende regels geschiedt.
Eveneens wordt in de dit artikel bepaald op welke wijze UWV verantwoording aflegt aan de Minister over het beheer van de subsidiegelden. De verantwoordingsplicht geldt tot vijf jaar na inwerkingtreding van deze regeling. In het kader van deze verantwoording dienen gegevens te worden bewaard. Het vierde lid bepaalt dat de bewaartermijn voor deze gegevens aansluit bij de periode dat verantwoording kan worden gevraagd door of namens de Minister aan UWV. De gegevens worden bewaard met het doel van de verantwoording en mogen niet ten behoeve van andere doelen worden verwerkt.
In afwijking van artikel 5.2, eerste lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, op basis waarvan een administratieplicht geldt voor subsidiebedragen vanaf 25.000 euro (in deze regeling betreft het een lager bedrag), geldt voor deze subsidieregeling een administratieplicht.
Artikel 23 regelt aan welke administratieverplichtingen de colleges, die namens de Minister beslissen op de aanvragen tot subsidie van een IPS-traject, moeten voldoen. De verplichtingen zien op het voeren van een controleerbare administratie zodat alle voor de subsidie van belang zijnde gegevens evenals voor de afhandeling van de aanvragen tot subsidie van een IPS-traject kunnen worden nagegaan. De administratie moet voldoen aan de eisen in de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Daarnaast dienen de colleges mee te werken aan een door of namens de Minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de Minister inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor het beoordelen van de rechtmatigheid van de subsidie of de ontwikkelingen van het beleid van de Minister. De verantwoordingsplicht geldt tot vijf jaar na inwerkingtreding van deze regeling. In het kader van deze verantwoording dienen gegevens te worden bewaard. Het vierde lid bepaalt dat de bewaartermijn voor deze gegevens aansluit bij de periode dat verantwoording kan worden gevraagd door of namens de Minister aan de colleges. De gegevens worden bewaard met het doel van de verantwoording en mogen niet ten behoeve van andere doelen worden verwerkt.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2023. De colleges en UWV hebben aangegeven in staat te zijn om vanaf dat moment deze regeling te kunnen uitvoeren. Deze regeling vervalt vijf jaar na haar inwerkingtreding. Wel blijft deze regeling nadien van toepassing ten behoeve van de eventueel langer durende (financiële) afwikkeling van reeds aangevraagde, verleende en vastgestelde subsidies alsmede ten behoeve van nog lopende bezwaar- en beroepsprocedures op grond van deze regeling.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-6260.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.