Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2023, 6257 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2023, 6257 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,
Gelet op de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
Besluit:
Het beleidskader inzake subsidiëring van de uitvoering van gespecialiseerde cliëntondersteuning wordt vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
1. Voor de subsidieverlening op grond van dit besluit is een totaalbedrag van € 81.635.000 beschikbaar.
2. De Minister voor Langdurige Zorg en Sport verleent het beschikbare bedrag na onderlinge weging van de aanvragen aan één aanvrager, overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
De gespecialiseerde cliëntondersteuning, zoals bedoeld in de bijlage bij dit besluit wordt aangewezen als een dienst van algemeen economisch belang in de zin van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 30 juni 2029 met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de subsidie die verleend is onder dit besluit en beleidskader.
Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Deze bijlage hoort bij het Besluit vaststelling beleidskader subsidiëring uitvoering gespecialiseerde cliëntondersteuning.
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1 – Definities
Hoofdstuk 2 – Gespecialiseerde Cliëntondersteuning
2.1 Achtergrond en aanleiding
2.2 Context van GCO
2.3 Doel beleidskader inzake het subsidiëren van de uitvoering van gespecialiseerde cliëntondersteuning
2.4 Beoogd resultaat
Hoofdstuk 3 – Beschikbaar budget (subsidieplafond), subsidiabele activiteiten en subsidiabele kosten
3.1 Subsidieplafond en subsidieperiode
3.2 Subsidiabele activiteiten
3.3 Subsidiabele kosten
Hoofdstuk 4 – De aanvraag en de afhandeling daarvan
4.1 Subsidiesystematiek
4.2 Subsidieaanvraag
4.3 Subsidieafhandeling
4.4 Startdatum, bevoorschotting en mid-term review
Hoofdstuk 5 – Subsidieverplichtingen en overige bepalingen
5.1 Subsidieverplichtingen
5.2 Verantwoording en vaststelling
5.3 Staatssteun
5.4 Administratieve lasten
Annex I. Criteria GCO en doelgroepen
Annex II. Kenmerken GCO
Annex III. Drempelcriteria aanvrager
Annex IV. Inhoudelijke beoordelings- en wegingscriteria
Annex V. Planning
In dit beleidskader wordt verstaan onder:
een rechtspersoon of een penvoerder van een alliantie die een aanvraag indient op grond van dit beleidskader;
een samenwerkingsverband bestaande uit een penvoerder en minstens één andere organisatie die een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten met het doel uitvoering te geven aan de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
onderhavig Beleidskader inzake subsidiëring van de uitvoering van gespecialiseerde cliëntondersteuning;
cliënten en naasten die tot en met 31 december 2023 worden ondersteund in vijf pilots gespecialiseerde cliëntondersteuning en die vanaf 1 januari 2024 door de uitvoerder zullen worden voorzien van GCO;
personen die behoren tot de doelgroepen, niet zijnde naasten, die zorg of ondersteuning ontvangen op grond van de Wlz, de Wmo 2015 of de Zvw;
cliënten en naasten die door de uitvoerder zullen worden voorzien van GCO vanaf 1 januari 2024;
ASS, LVB+, NAH, ZEVMB en naasten als bedoeld in Annex I, onder B;
Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;
gespecialiseerde cliëntondersteuning, bestaande uit onafhankelijke, deskundige en vraaggerichte ondersteuning als bedoeld in Annex II;
de persoon die GCO biedt;
Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
de Minister voor Langdurige Zorg en Sport;
verzekerde cliëntondersteuning als bedoeld in artikel 4.2.1., eerste lid, aanhef en onder c, van de Wlz of cliëntondersteuning als bedoeld in artikel 2.2.4, eerste lid, van de Wmo 2015;
de persoon die OCO biedt;
organisatie met rechtspersoonlijkheid die namens een alliantie optreedt als bevoegd gezag en de subsidie aanvraagt en verantwoordt;
de rechtspersoon of alliantie die op basis van dit beleidskader wordt geselecteerd om vanaf 1 juli 2023 de activiteiten als bedoeld in paragraaf 3.2 van dit beleidskader uit te voeren;
pilots gestart onder het programma Volwaardig Leven die zich richten op specialistische cliëntondersteuning voor vijf specifieke doelgroepen en hun naasten waar complexe problematiek speelt;
:het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Wet langdurige zorg;
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
Zorgverzekeringswet.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in 2018 een programma voor het toekomstbestendiger maken van de gehandicapten- en complexe zorg, ‘Volwaardig Leven’, gelanceerd. Als onderdeel van dit programma zijn er vijf pilots GCO gestart die zich richten op specialistische cliëntondersteuning voor specifieke doelgroepen en hun naasten waar (zeer) complexe problematiek speelt. Hiermee is gestart, omdat deskundigen, cliënten en naasten van mening waren dat de reguliere cliëntondersteuning op basis van de Wmo 2015 en de Wlz in hun huidige vorm voor deze doelgroepen niet toereikend was. Met ruim 450 deelnemers, waaronder ook jeugdigen, is in de pilots ervaring opgedaan met deze specifieke vorm van ondersteuning. Het ging daarbij om de volgende doelgroepen:
1. mensen met zeer ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen en hun naasten;
2. mensen met autisme en hun naasten;
3. mensen met grote problemen als gevolg van een niet-aangeboren hersenletsel en hun naasten;
4. mensen met een licht verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblematiek en hun naasten; en
5. naasten van mensen met beperkingen en complexe problematiek met een eigen behoefte aan gespecialiseerde cliëntondersteuning.
Van elke pilot afzonderlijk is een evaluatieonderzoek opgeleverd, tezamen met een maatschappelijke businesscase. Daarnaast is er een overkoepelende meta-analyse uitgevoerd door onderzoeksbureau DSP.1 De daarover uitgebrachte rapporten laten zien dat de geboden ondersteuning meerwaarde heeft voor de deelnemers en wijzen op een positieve businesscase. Mensen ervaren dat zij er niet alleen voor staan en hebben meer grip op en regie over het leven. Er is meer ruimte voor het gezinsleven en aandacht voor broers en zussen. Naasten kunnen (deels) weer zelf in hun bestaan voorzien, een studie oppakken of vervolgen en de ondersteuning wordt gezien als een welkome steun die ervoor zorgt dat cliënten en naasten zich ontlast voelen.
Met deze uitkomsten in de hand is verkend hoe de in de pilots ontwikkelde en toegepaste methodiek en werkwijze het beste kan worden geborgd. Op grond van de resultaten van die verkenning is in november 2021 in een rapport geconcludeerd dat een domein-overstijgende structuur de meest kansrijke manier is om GCO passend te borgen.2 In het bijzonder faciliteert deze wijze van borging het beoogde type ondersteuning zoals ontwikkeld in de pilots: domein-overstijgende ondersteuning (over zorgdomeinen heen en levensbreed), ondersteuning van naasten, en mogelijkheden voor een landelijke signalerings- en leerfunctie.
Brede aanpak ASS
In de pilot levensloopbegeleiding is gebleken dat de meeste deelnemers primair zijn aangewezen op begeleiding vanuit de Wmo 2015. Binnen het gemeentelijk domein is er geen wettelijke belemmering om de cliëntondersteuning (levensloopbegeleiding), zoals die in de pilot is ontwikkeld en geboden, adequaat te organiseren. Daarom zal de borging van de ondersteuning in het kader van levensloopbegeleiding voor mensen met een autisme spectrum stoornis afwijken van de ondersteuning van de andere doelgroepen en op de volgende manieren vormgegeven worden:
1. er wordt met name ingezet op de gemeentelijke aanpak voor de bredere groep mensen met autisme: er wordt een ondersteuningsprogramma ingericht voor gemeenten om – bij aanvang in circa 50 gemeenten – de lessen uit de pilot te vertalen in een optimaal ondersteuningsaanbod voor mensen met autisme en er wordt ingezet op brede verspreiding van de lessen die met de pilot zijn geleerd onder gemeenten. De uitvoering van dit programma vormt geen onderdeel van de taken van de uitvoerder;
2. de bestaande (circa 100) deelnemers van de pilot levensloopbegeleiding autisme zullen ondersteuning moeten blijven ontvangen. Dit zal met ingang van 1 januari 2024 op basis van dit beleidskader dienen te gebeuren. Wanneer de gemeenten waarin de deelnemers woonachtig zijn een volgens de uitvoerder passend ondersteuningsaanbod hebben, wordt gewerkt aan een overdracht aan de gemeenten;
3. een kleine, nieuwe groep van maximaal 150 mensen met autisme met complexe problematiek zal door de uitvoerder moeten worden ondersteund. De wijze waarop deze groep is afgebakend is opgenomen in Annex I;
4. in de pilot voor deze doelgroep zijn in een gering aantal gevallen naasten van cliënten behorend tot de doelgroep ASS als GCO’er ingezet. Hiervoor is in die gevallen gekozen omdat de verwachting was dat deze naasten als enigen het vertrouwen van de cliënt met ASS hebben en door hun inzet kan worden bewerkstelligd dat er vertrouwen komt in anderen dan die naasten. Een en ander had tot doel de cliënt uiteindelijk aan een andere GCO’er te (kunnen) koppelen. In dit beleidskader is het voor bestaande deelnemers behorend tot deze doelgroep mogelijk ondersteuning door hun naasten als GCO’er voort te zetten vanaf 1 januari 2024. Voor nieuwe deelnemers behorende tot deze doelgroep geldt als uitgangspunt dat cliënten worden ondersteund door een professionele GCO’er die niet naaste is van de client. In het geval dat een naaste toch tijdelijk als GCO’er moet worden ingezet voor nieuwe deelnemers, dan is dat om niet. Naasten van cliënten behorend tot de doelgroep ASS kunnen in die hoedanigheid bijvoorbeeld wel deelnemen aan intervisiegroepen en opleidingen volgen.
Structurele financiële middelen
Bij de besluitvorming over de Voorjaarsnota3 heeft de regering vanaf 2023 structureel financiële middelen beschikbaar gesteld om de borging van de pilots te realiseren. In het kader van de Toekomstagenda gehandicaptenzorg wordt ingezet op twee sporen:
1. verbeteringen aanbrengen in reguliere cliëntondersteuning en de begeleiding vanuit gemeenten voor specifieke doelgroepen;
2. ondersteuning bieden via GCO voor cliënten en naasten die zijn vastgelopen of dreigen vast te lopen.
In de brief van 7 juli 2022 over de Toekomstagenda gehandicaptenzorg4 is de Tweede Kamer geïnformeerd dat de borging van GCO via financiering door VWS plaatsvindt en de ondersteuning van de verschillende doelgroepen gebundeld wordt aangeboden.
Cliënten met een langdurige zorgvraag en hun naasten kunnen gebaat zijn bij hulp bij het vinden van de bij hen passende goede zorg en ondersteuning. Om deze mensen te helpen in hun zoektocht is informatie en advies beschikbaar, zoals wegwijzers voor verschillende doelgroepen (bijvoorbeeld het Juiste Loket en Regelhulp). Veel cliënten en naasten vinden mede daardoor zelf hun weg in het zorglandschap. Als de complexiteit van de zorgvraag toeneemt, komt onafhankelijke cliëntondersteuning in beeld. De cliëntondersteuner informeert, helpt bij het regelen van zorg en ondersteuning en bij het bepalen hoe en waar die het beste kan worden geboden. Gemeenten en zorgkantoren zijn op grond van de Wmo 2015 respectievelijk de Wlz verantwoordelijk voor het aanbieden van deze reguliere cliëntondersteuning (OCO).
Voor veel mensen is deze vorm van ondersteuning voldoende om hun weg te vinden, het hoofd te kunnen bieden aan de te regelen zaken en tegelijkertijd een gezin draaiende te houden. De meeste gebruikers zijn dan ook tevreden over de OCO en kunnen met behulp daarvan verder. Hoe sneller en adequater mensen met een levenslange beperking met OCO worden geholpen, des te kleiner de kans dat hun situatie complexer wordt en de problemen zich opstapelen.
Er zijn echter ook mensen behorend tot de doelgroepen waarvoor de OCO onvoldoende is om hen in hun complexe zorg- en ondersteuningsvraag te helpen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er sprake is van een levenslange beperking en een complexe zorgvraag met effect op verschillende levensdomeinen, (dreigende) overbelasting en een cliënt-/gezinssysteem dat is vastgelopen of dat dreigt te doen. Er is dan intensieve, domein-overstijgende ondersteuning nodig op verschillende levensgebieden met kennis van de specifieke doelgroep om voor alle betrokkenen een goed leven met zorg en ondersteuning te realiseren. Kortgezegd dient de ondersteuning domein-overstijgend, levensbreed en zo lang als doeltreffend en doelmatig is te zijn. We noemen dit gespecialiseerde cliëntondersteuning (GCO).
Uitgangspunt in onderhavig beleidskader is dat de ondersteuning van de doelgroepen uit de vijf pilots GCO wordt geborgd. Voor deze doelgroepen is komen vast te staan dat de gespecialiseerde cliëntondersteuning meerwaarde heeft en de kwaliteit van leven door de inzet van GCO wordt bevorderd. Er zijn mogelijk ook andere doelgroepen die baat zouden kunnen hebben bij GCO. Om zicht te krijgen op deze doelgroepen, wordt aan de uitvoerder van dit beleidskader gevraagd om te monitoren wie zich aanmeldt en op welke gronden (zie paragraaf 5.1 subsidieverplichtingen). Tevens is in dit kader bepaald dat de uitvoerder zich inspant om cliënten en naasten die niet voor GCO in aanmerking komen, over te dragen naar andere vormen van ondersteuning, in samenspraak met zowel de cliënt als de organisatie die de cliënt in de toekomst zal ondersteunen. Samen met de uitvoerder zal VWS bezien of bij toenemende vraag vanuit andere doelgroepen aanpassing van dit beleidskader voor de hand ligt.
De verwachting is dat er na de looptijd van dit beleidskader een kleine groep van mensen met complexe problematiek op verschillende levensgebieden zal blijven die GCO nodig heeft. Op termijn wordt verwacht dat de groep van GCO-deelnemers kleiner wordt dan bij de opstart voorzien. Enerzijds is dit het gevolg van beoogde verbeteringen in de OCO en begeleiding, waardoor crisissituaties mogelijk kunnen worden voorkomen. Anderzijds is dit het gevolg van het vertalen van de ervaringen en geleerde lessen uit de gezinspraktijk naar lessen voor het systeem en de dienstverlening vanuit de Wmo 2015 en de Wlz.
Gedurende de subsidieperiode zal worden bezien hoe GCO een vaste plek kan krijgen in het zorglandschap. Het voornemen is om gedurende de looptijd van dit beleidskader de wettelijke verankering van GCO te onderzoeken en eventueel een wetgevingsproces te starten. Uit evaluatieonderzoek moet blijken welke ontwikkelingen zich gedurende de subsidieperiode hebben voorgedaan in de GCO. Op basis van dit onderzoek zal worden bezien welke omvang de GCO in de toekomst zal hebben en hoe de relatie met de OCO het beste vorm gegeven kan worden. Op basis van deze evaluatie wordt besluitvorming voor kabinet voorbereid over de structurele beschikbare financiële middelen voor GCO.
Met dit beleidskader wordt beoogd een uitvoerder te selecteren die gedurende vijf jaar (van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2028) GCO landelijk zal aanbieden aan de doelgroepen, zoals beschreven in Annex I, onder B. Tevens wordt beoogd dat de uitvoerder hiervoor een leer- en verbetercyclus en de monitoring vormgeeft van de inzet van de GCO.
Er is voor gekozen om één organisatie, bestaande uit een enkele rechtspersoon of een alliantie, te selecteren om de beoogde concentratie van de specialistische kennis per doelgroep verder uit te bouwen. Tevens zal een landelijke signalerings- en verbetercyclus worden ingericht die slagkrachtiger is als zij door één uitvoerende partij wordt vormgegeven. Bovendien biedt één uitvoerder de mogelijkheid tot een adequate inrichting van de monitoring en het meten van de effecten van de gespecialiseerde cliëntondersteuning.
Met de te ontvangen subsidie stelt de uitvoerder alles in het werk om de volgende resultaten te behalen:
1. cliënten en naasten voelen zich gesteund en ontlast;
2. cliënten en naasten ervaren een betere kwaliteit van leven;
3. de lessen die worden geleerd over de ondersteuning van de doelgroepen en hun naasten zijn gedeeld met derden opdat een grotere groep cliënten en hun naasten daar voordeel van hebben en er verbeteringen worden aangebracht in het (uitvoerings-)systeem; en
4. de maatschappelijke effecten van GCO zijn inzichtelijk gemaakt op basis van door de uitvoerder verzamelde data.
Voor de uitvoering van de in dit beleidskader vermelde subsidiabele activiteiten die in de subsidieperiode van vijf jaar (1 juli 2023 tot en met 30 juni 2028) dienen plaats te vinden, stelt de Minister ten hoogste € 81.635.000 (inclusief BTW) beschikbaar. De bevoorschotting volgt het per jaar beschikbare subsidieplafond op jaarbasis:
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Bedragen in euro (mln. Incl.BTW) |
0,635 |
16,25 |
24,25 |
26,0 |
9,5 |
5 |
Het voor 2023 beschikbare subsidiebedrag wordt in één keer direct na de subsidieverlening bevoorschot. Het subsidiebedrag voor de overige jaren wordt in periodieke maandelijkse voorschotten betaald, overeenkomstig het bevoorschottingsschema dat in de verleningsbeschikking wordt opgenomen.
De subsidie wordt achteraf vastgesteld op basis van de werkelijke kosten, tot maximaal het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag, overeenkomstig artikel 7.8, vierde lid, van de Kaderregeling.
Er zijn zes subsidiabele hoofdactiviteiten:
1. het opstarten van de organisatie;
2. het bieden van GCO aan ten minste 3.000 (bestaande) deelnemers;
3. het vormgeven van een leer- en verbeterproces;
4. de monitoring en bijdragen aan de evaluatie van GCO;
5. de deskundigheidsbevordering van GCO’ers; en
6. de algemene coördinatie en uitvoering, communicatie en risicobeheersing.
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de uitvoerder in staat is om alle zes hoofdactiviteiten uit te voeren.
Hoofdactiviteit 1. Het opstarten van de organisatie
In de periode 1 juli 2023 tot en met 31 december 2023 vinden voorbereidende activiteiten plaats om de GCO aan te kunnen bieden met ingang van 1 januari 2024. De vijf pilots GCO lopen tot en met 31 december 2023. In het kader van hoofdactiviteit 1 zijn de volgende sub-activiteiten subsidiabel:
a. het opzetten van de organisatie, waaronder onder andere wordt verstaan het werven van personeel, het eventueel huren van kantoorruimte, het inrichten daarvan en het inrichten van de werkprocessen om met ingang van 1 januari 2024 de subsidiabele hoofdactiviteiten 2 tot en met 6 uit te kunnen voeren;
b. het opstellen van een wegingskader om de afbakening van de doelgroepen zoals omschreven in Annex I te operationaliseren en de toestroom van aanvragen te reguleren; en
c. het ontwikkelen van een GCO-website.
Ad a.
De uitvoerder treft de benodigde voorbereidingen om met ingang van 1 januari 2024 de ondersteuning van bestaande en nieuwe deelnemers ter hand te kunnen nemen.
Ad b.
De uitvoerder stelt een afwegingskader op om de afbakening van de doelgroepen zoals omschreven in Annex I te operationaliseren en de toestroom van aanvragen te reguleren.
Ad c.
De uitvoerder ontwikkelt een voor de uitvoering van de in dit beleidskader omschreven activiteiten geschikte website die uiterlijk 1 januari 2024 online is. Op deze website wordt onder meer informatie gedeeld over het doel van GCO, de aanmeldingsprocedure, het afwegingskader en wordt inzicht gegeven in de monitoringsresultaten.
Hoofdactiviteit 2. Het bieden van GCO aan ten minste 3.000 (bestaande) deelnemers
In het kader van hoofdactiviteit 2 zijn de volgende sub-activiteiten subsidiabel:
a. het daadwerkelijk vormgeven en bieden van GCO aan ten minste 3.000 deelnemers;
b. het samenwerken met OCO’ers en OCO-organisaties; en
c. het vormgeven van een vrij besteedbaar budget voor urgente situaties.
Ad a.
In Annex II is een nadere toelichting gegeven over de kenmerken van de gewenste ondersteuning zoals naar voren is gekomen uit de vijf pilots GCO. De nadruk van de GCO ligt op ondersteuning bij het vinden van goede zorg en ondersteuning voor cliënten en naasten en hen meer ruimte te geven voor kwaliteit van leven. Deze ondersteuning kan bestaan uit individuele trajecten voor leden van de doelgroepen, maar kan eveneens bestaan uit het geven van advies door GCO’ers op consultbasis aan OCO’ers of andere partijen. De uitvoerder is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de ondersteuning en voor de kwaliteit van degene die de gespecialiseerde cliëntondersteuning daadwerkelijk biedt (de GCO’er).
De subsidie is bedoeld om ten minste 3.000 unieke personen behorende tot de doelgroepen, omschreven in Annex I, met GCO te ondersteunen. Onderdeel van de groep unieke personen zijn de bestaande deelnemers van de vijf pilots GCO die met ingang van 1 januari 2024 ondersteund moeten blijven en zo veel als mogelijk dezelfde ondersteuning en ondersteuners zullen moeten behouden. Bestaande deelnemers hoeven hiervoor geen nieuwe aanvraag voor de GCO bij de uitvoerder in te dienen. De uitvoerder zorgt ervoor dat de overgang met minimale impact op de reeds geboden ondersteuning plaatsvindt. De uiteindelijke omvang van het aantal ondersteunde deelnemers zal afhangen van de duur van de ondersteuning en de mate waarin de ondersteuning wordt op- en afgeschaald. Bij de vormgeving en uitvoering van GCO richt de uitvoerder zich op de doelgroepen, zoals beschreven in Annex I.
Een groot gedeelte van de cliënten en naasten zal een langere periode (langer dan een jaar) ondersteuning krijgen. Ten behoeve van het vaststellen van een bedrag voor dit beleidskader is voor het daadwerkelijk verrichten van de GCO uitgegaan van gemiddelde kosten van € 8.000 euro per cliënt op jaarbasis. Het betreft geenszins een normbedrag en uit de monitoring moet gaan blijken dat de berekeningswijze voor het subsidiebedrag aansluit bij de praktijk. De verwachting is dat er meer dan 3.000 cliënten/naasten kunnen worden geholpen gedurende de looptijd van dit beleidskader. Trajecten van ondersteuning vanuit de pilots zullen op termijn kunnen worden afgesloten dan wel kunnen worden overgedragen aan de OCO, waarna nieuwe cliënten en naasten kunnen instromen.
Het is essentieel dat de GCO-uitvoerder maatwerk kan bieden voor cliënten en naasten. Daarom wordt de subsidie vastgesteld op basis van de werkelijk gemaakte kosten tot maximaal het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.
Ad b.
Er wordt afstemming gezocht rondom de doorverwijzing en terugwijzing tussen de cliëntondersteuning zoals geboden vanuit gemeentelijk domein of de Wlz en de gespecialiseerde cliëntondersteuning. De uitvoerder onderhoudt hiertoe een gelijkwaardige samenwerking met OCO’ers en OCO-organisaties om cliënten over en weer aan elkaar over te dragen.
Ad c.
De uitvoerder ontwikkelt een werkwijze op basis waarvan een budget per gezin beschikbaar kan worden gesteld. Dit budget maakt onderdeel uit van het subsidiebedrag begroot voor de jaren 2024 en 2025 en is bedoeld om urgente situaties in de materiële sfeer die raken aan zorg en ondersteuning het hoofd te kunnen bieden. Voor deze activiteit zijn de begrote middelen inzetbaar vanaf 1 januari 2024 tot 1 januari 2026. VWS neemt de vrij besteedbare ruimte mee in de uit te voeren evaluatie. De uitvoerder zorgt ervoor dat deze activiteit deel uitmaakt van de monitor.
Hoofdactiviteit 3. Het vormgeven van een leer- en verbeterproces
De uitvoerder stimuleert en faciliteert een leer- en verbeterproces. Het leren en verbeteren vindt op verschillende niveaus plaats:
a. GCO’ers reflecteren en leren individueel en als team;
b. de organisatie en de GCO’ers delen actief, onder meer aan de OCO wat zij leren over ondersteuning van de doelgroepen;
c. daarnaast kan vanuit een casus waarin een OCO vastloopt worden opgeschaald of geëscaleerd om tot een passende oplossing in dat geval te kunnen komen;
d. er worden verbeterpunten gesignaleerd en geadresseerd voor uitvoering en beleid die het casusniveau overstijgen.
De knelpunten die worden geconstateerd worden bijgehouden en de uitvoerder stimuleert actief dat ervaringen en inzichten worden uitgewisseld met de reguliere, onafhankelijke organisaties voor cliëntondersteuning, instanties, gemeenten, zorgaanbieders, casuïstiekteams van VWS en andere partijen waar de doelgroepen mee te maken hebben. Hierbij wordt actief afgestemd en samengewerkt met bestaande initiatieven op het terrein van signalering en verbetering, zoals de doelgroep-specifieke kenniscentra, de signaleringsfunctie van cliëntondersteuners en de Opwegwijzer.
Hoofdactiviteit 4. De monitoring en bijdragen aan evaluatie
In het kader van hoofdactiviteit 4 zijn de volgende sub-activiteiten subsidiabel:
a. de monitoring van de uitvoering van de GCO;
b. de monitoring van de inzet van het vrij besteedbare budget; en
c. het opstellen van een jaarlijkse rapportage op basis van de monitoring vermeld onder a en b.
Op basis van de monitoring worden jaarlijks rapportages opgesteld die geen persoonsgegevens bevatten en derhalve op geaggregeerd niveau zijn opgesteld.
VWS zal mede op basis van de data die door de monitor beschikbaar komen een onafhankelijke evaluatie laten uitvoeren naar de effecten en kosten en baten van GCO, waaronder het verbeteren van de eigen werkprocessen en de overdracht van kennis aan de OCO. De uitvoerder dient bereid te zijn hierover in overleg te gaan met VWS en medewerking te verlenen aan die onafhankelijke evaluatie en waar nodig de elementen van monitoring in afstemming aan te vullen of aan te passen.
Hoofdactiviteit 5. De deskundigheidsbevordering van GCO’ers
In het kader van hoofdactiviteit 5 zijn de volgende sub-activiteiten subsidiabel:
a. het ontwikkelen van opleidings- en scholingsaanbod voor GCO’ers; en
b. het bewaken van de kwaliteit van de GCO’ers.
De uitvoerder ontwikkelt een opleidings- en scholingsaanbod voor GCO’ers. Hierbij wordt zo veel als mogelijk gebruik gemaakt van, en aangesloten bij, het bestaande opleidingsaanbod voor clientondersteuners en wordt in overleg gegaan met de aanbieders van dat aanbod. De uitvoerder bewaakt de kwaliteit van het GCO-scholingsaanbod. Bovendien bewaakt de uitvoerder de kwaliteit van de GCO’ers.
Hoofdactiviteit 6. De algemene coördinatie, communicatie en risicobeheersing
In het kader van hoofdactiviteit 6 zijn de volgende sub-activiteiten subsidiabel:
a. het coördineren van de uit te voeren hoofd- en sub-activiteiten;
b. het verrichten van communicatieactiviteiten; en
c. het ontwikkelen van een adequaat risico-beheersingssysteem.
Ad a.
Deze activiteit betreft de algemene coördinatie en de inzet van materiële middelen die noodzakelijk zijn om de activiteiten omschreven in dit beleidskader uit te voeren.
Ad b.
De uitvoerder maakt voor zover relevant gebruik van de noodzakelijke vormen van communicatie ter ondersteuning van de uitvoering van de hoofdactiviteiten 1 tot en met 5. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan communicatiecampagnes om het bestaan van GCO onder de aandacht te brengen bij de relevante experts of wervingscampagnes voor personeel.
Ad c.
De uitvoerder beschikt over een adequaat risico-beheersingssysteem. Daarvan maakt de beheersing van risico op overschrijding of onderuitputting van de begrote kosten inzake dit subsidiekader, dreigend personeelstekort en inbreuken op de privacy (conform de Algemene Verordening Gegevensverwerking, hierna: AVG) en de toe te passen handelwijze in geval zich een risico manifesteert in ieder geval deel uit.
Binnen de subsidieperiode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2028 en met in achtneming van de in dit beleidskader genoemde andere periodes, zijn subsidiabele kosten:
a. kosten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de beschreven activiteiten;
b. kosten voor materiaal en afschrijvingskosten van investeringen met betrekking tot het uitvoeren van deze activiteiten; en
c. kosten voor diensten van derden op basis van facturering, waarbij een derde partij wordt gecontracteerd.
Uit hoofde van de Wet Normering Topinkomens worden de voor eigen personeel van de uitvoerder gehanteerde uurtarieven gemaximeerd op € 223,– per uur (WNT 2023). Dit uurtarief is een integraal uurtarief en bestaat uit directe loonkosten en een opslag voor indirecte – niet project-specifieke – kosten.
Niet subsidiabel zijn in ieder geval de volgende kosten:
– kosten voor het opstellen van de aanvraag en het aanvragen van de subsidie zelf. Evenmin komen andere kosten die vóór 1 juli 2023 zijn gemaakt voor subsidiëring in aanmerking;
– kosten voor activiteiten die na 30 juni 2028 worden uitgevoerd;
– omzetbelasting die door de aanvrager kan worden verrekend met de Belastingdienst;
– investeringskosten en afschrijvingen die niet zijn gelieerd aan activiteiten in het kader van dit beleidskader; en
– kosten van tenaamstelling en instandhouding van rechten van intellectueel eigendom.
Het vorenstaande dient te worden gehanteerd bij het opstellen van de bij de aanvraag in te dienen begroting.
Op verstrekking van de subsidie is zowel de Kaderregeling als dit beleidskader van toepassing. Subsidie die op grond van dit beleidskader wordt verstrekt, is een projectsubsidie als bedoeld in artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling: een subsidie die wordt verleend en achteraf wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten, tot maximaal het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag, overeenkomstig artikel 7.8, vierde lid, van de Kaderregeling.
Het aanvragen van de subsidie volgt het volgende proces:
a. ronde 1 – indienen van de conceptaanvraag (facultatief); en
b. ronde 2 – indienen van de definitieve aanvraag.
Een subsidieaanvraag moet in ronde 2 worden ingediend om daadwerkelijk voor subsidie in aanmerking te komen. Ronde 1 is enkel een informele controleronde van de conceptaanvraag. Het enkel indienen van een subsidieaanvraag in ronde 1 is dus onvoldoende om voor subsidie in aanmerking te komen.
Ronde 1
Waar: door DUS-I ingericht webpagina voor GCO-regeling
Wanneer: vóór 24 april 2023
Reactietermijn van DUS-I: uiterlijk 8 mei 2023
In ronde 1 kunnen aanvragers een conceptaanvraag indienen om na te gaan of hun aanvraag voldoet aan de voorwaarden uit hoofdstuk 3 van de Kaderregeling en de drempelcriteria, beschreven in Annex III. De eerste aanvraagronde is een facultatieve aanvraagronde. De aanvraag hoeft in dit stadium niet compleet te zijn, DUS-I zal de ingediende stukken controleren en eventueel aangeven welke punten van de aanvraag nog aangevuld kunnen of moeten worden. Aanvragers kunnen gebruik maken van deze ronde, maar zijn hiertoe niet verplicht.
Inhoud subsidieaanvraag ronde 1
In de eerste aanvraagronde heeft de aanvrager de mogelijkheid een ingevuld aanvraagformulier aan te leveren inclusief de bewijsstukken die nodig zijn om aan te tonen dat de aanvrager voldoet aan de drempelcriteria en aan de Kaderregeling. DUS-I controleert deze conceptaanvraag op volledigheid, niet op inhoud.
Ronde 2
Waar: door DUS-I ingerichte webpagina voor de GCO-regeling
Wanneer: van 9 mei 2023 tot en met 24 mei 2023, 23:59 uur
In ronde 2 worden de definitieve aanvragen ingediend. Aanvragen die later dan genoemde einddatum worden ingediend, worden niet in behandeling genomen. Incomplete aanvragen worden ook buiten behandeling gesteld.
De subsidieaanvrager is zelf verantwoordelijk dat hij een volledige aanvraag indient.
Inhoud subsidieaanvraag ronde 2
De voorwaarden waaraan de subsidieaanvraag moet voldoen, staan in hoofdstuk 3 van de Kaderregeling en op de website van DUS-I, die ingericht is voor de onderhavige regeling.
Aanvragen dienen voorzien van alle voorgeschreven bescheiden en zonder voorbehoud te worden ingediend. Ook dient de aanvraag rechtsgeldig ondertekend te zijn door de daartoe bevoegde persoon (of personen) van de rechtspersoon of door de penvoerder, met vermelding van naam en functie. Het is niet mogelijk een ‘voorlopige aanvraag’ te doen: de aanvraag dient in zijn geheel te worden ingediend. De aanvrager kan zijn aanvraag aanvullen of wijzigen tot sluiting van de aanvraagtermijn op 24 mei, 23:59 uur. Over de inhoud van de ingediende of in te dienen stukken inzake een specifieke aanvraag is geen inhoudelijke afstemming met VWS mogelijk om bevoordeling van een aanvrager te voorkomen.
Voorwaarden en inleveren aanvraag
De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan en een begroting, overeenkomstig artikel 3.3 van de Kaderregeling. Daarbij worden de volgende documenten meegezonden:
– een gedetailleerd activiteitenplan voor de eerste 18 maanden;
– een activiteitenplan op hoofdlijnen voor de rest van de looptijd; en
– een samenwerkingsovereenkomst van de alliantie en een overzicht met de taak- en rolverdeling binnen de alliantie.
Voor bovengenoemde formulieren en documenten zijn formats opgenomen op de webpagina van DUS-I die is ingericht voor de GCO-regeling.
Indiening van aanvragen per post heeft niet de voorkeur.5 Indien u daar niettemin voor kiest, of voor het indienen in persoon of koerier, is het verzoek of u ruim voor de indieningsdeadline contact opneemt met het Ministerie via het e-mailadres: VWSsubsidies@minvws.nl onder vermelding van ‘subsidieaanvraag GCO’. Indien u uw aanvraag per post verzendt, moet deze op 24 mei 2023 zijn ontvangen door DUS-I.
De aanvrager besteedt in zijn aanvraag en bij het opstellen van het activiteitenplan, rekening houdend met de wegingscriteria zoals opgenomen in Annex IV van dit beleidskader, ten minste aandacht aan de volgende onderwerpen:
a. of de aanvrager voldoet aan de drempelcriteria als beschreven in Annex III, inclusief de voor de onderbouwing van deze drempelcriteria benodigde documenten;
b. in hoeverre de door de aanvrager voorgestelde wijze van uitvoering van GCO aansluit bij de criteria en kenmerken van GCO, opgenomen in Annex I en Annex II.
c. de wijze waarop de aanvrager de activiteiten beschreven in paragraaf 3.2 beoogt uit te voeren. Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan:
– de manier waarop de aanvrager de deelnemers vanaf 1 januari 2024 van GCO voorziet. Voor bestaande deelnemers dient het uitgangspunt daarbij te zijn dat zij zo veel als mogelijk en gewenst hun vertrouwde GCO’ers kunnen blijven behouden;
– de wijze waarop de aanvrager de kwaliteit van de GCO’ers definieert en welk opleidings- en scholingsaanbod noodzakelijk is om deze kwaliteit te waarborgen en op welke wijze dit opleidings- en scholingsaanbod wordt ontwikkeld, zo veel mogelijk in aanvulling op en aansluitend bij geaccrediteerde bestaande opleidingen voor OCO zoals die door bijvoorbeeld Beroepsvereniging voor Cliënt- ondersteuners met kennis van beperkingen (BCMB) worden aangeboden;
– de wijze waarop de aanvrager voornemens is een wegingskader vorm te geven om de toegang tot de GCO te beperken tot de doelgroepen en de manier waarop besluitvorming gaat plaatsvinden ten aanzien van de aanvragen voor GCO. In de aanvraag dient aangegeven te worden hoe dit door de aanvrager zal worden gerealiseerd en welke systemen hij hiervoor zal inrichten;
– de wijze waarop de aanvrager een website (doet) inricht(en), die de vindbaarheid van de GCO bevordert en ervoor zorgdraagt dat cliënten en naasten helder hebben waarvoor zij bij GCO terecht kunnen;
– de wijze waarop de aanvrager de samenwerking met de OCO gaat vormgeven. Onderdeel hiervan is de wijze waarop deelnemers na afronding van hun GCO-traject, en bij voortdurende behoefte aan ondersteuning, worden overgedragen aan de OCO. Is de aanvrager tevens aanbieder of uitvoerder van reguliere, onafhankelijke cliëntondersteuning dan beschrijft de aanvrager tevens hoe hij de beide activiteiten gescheiden houdt en welke waarborgen hij hanteert dat cliënten van de reguliere, onafhankelijke cliëntondersteuning niet sneller dan noodzakelijk worden voorgedragen voor GCO en hoe bij overdracht van GCO naar OCO wordt voorkomen dat de eigen OCO diensten worden bevoordeeld;
– de wijze waarop de aanvrager een leer- en verbetersysteem inricht om wat geleerd wordt over de ondersteuning actief te delen als ook om verbeteringen voor beleid en uitvoering te signaleren en op te pakken met betrokken partijen. Hierbij wordt actief afgestemd en samengewerkt met bestaande initiatieven op het terrein van signalering en verbetering, zoals de doelgroep-specifieke kenniscentra, de signaleringsfunctie van cliëntondersteuners en de Opwegwijzer;
– de wijze waarop de aanvrager een monitoringsysteem voor de verschillende doelgroepen zal (doen) opzetten waarmee hij bovendien jaarlijks op geaggregeerde en geanonimiseerde basis aan VWS zal rapporteren over de stand van de uitvoering van GCO;
– welke producten er zullen worden opgeleverd in het kader van het leren en verbeteren van de uitvoeringspraktijk;
– een beschrijving van de door de aanvrager onderkende risico’s en van de manier waarop deze risico’s worden afgedekt.
De aanvrager stelt een begroting op voor het totaalbedrag van de subsidie en deelbegrotingen naar de 6 hoofdactiviteiten ten behoeve van de uitvoering per subsidiejaar als beschreven in paragraaf 3.1. De aanvrager levert een adequate, sluitende cijfermatige financiële onderbouwing aan bij alle in te dienen begrotingsposten.
De behandeling van tijdig ingediende aanvragen in ronde 2 geschiedt conform de volgende processtappen:
a. formele beoordeling als nader beschreven in Annex III;
b. inhoudelijke beoordeling als nader beschreven in Annex IV;
c. rangschikking van de aanvragen op basis van de scores; en
d. selectie van de aanvrager die de subsidie toegekend krijgt.
De verdeling van de voor dit beleidskader beschikbare middelen bedoeld in paragraaf 3.1 vindt plaats via een tender, dat wil zeggen aan de hand van een rangschikking na een onderlinge afweging van de aanvragen op basis van kwaliteit van de tijdig ontvangen subsidieaanvragen. Na sluiting van de indieningsperiode worden alle tijdig ontvangen aanvragen in behandeling genomen.
Ad a. Formele beoordeling als nader beschreven in Annex III
Alle tijdig ontvangen aanvragen worden beoordeeld op grond van de in dit beleidskader opgenomen criteria. Een aanvraag en aanvrager moeten in ieder geval voldoen aan de drempelcriteria van Annex III. Pas nadat is vastgesteld dat aan alle criteria uit Annex III is voldaan, wordt de aanvraag beoordeeld aan de hand van de inhoudelijke- en wegingscriteria opgenomen in Annex IV.
De beoordeling wordt voor elke aanvraag gedaan op basis van de informatie die vóór sluiting van de aanvraagtermijn is ontvangen.
Ad b. Inhoudelijke beoordeling als nader beschreven in Annex IV
Elke aanvraag die voldoet aan de drempelcriteria wordt op basis van de criteria uit Annex IV beoordeeld door alle beoordelaars. VWS zal deze beoordelaars selecteren uit medewerkers van VWS. Elke beoordelaar beoordeelt alle ontvangen aanvragen die voldoen aan de drempelcriteria als omschreven in Annex III.
Elke beoordelaar hecht een beoordeling (een cijfer) aan elk afzonderlijk onderdeel van de aanvraag conform de zes criteria in Annex IV. Vervolgens worden de individuele beoordelingen van alle aanvragen met alle beoordelaars gezamenlijk besproken en wordt consensus bereikt ten aanzien van de beoordelingen, de scores, op elk criterium. Indien toelichting of onderbouwing van een van de criteria van Annex IV ontbreekt in de aanvraag, worden er 0 punten aan dat criterium toegekend.
Ad. c. Rangschikking van de aanvragen op basis van de scores
De uiteindelijke score van elke aanvraag is de optelsom van de gewogen scores. Elk score wordt vermenigvuldigd met de betreffende wegingsfactor. De wegingsfactor brengt tot uitdrukking hoe zwaar een criterium weegt in verhouding tot de andere criteria. De score vermenigvuldigd met de wegingsfactor is de ‘gewogen score’. De wegingsfactoren staan in het overzicht van de criteria in Annex IV.
Ad d. Selectie van de aanvrager die de subsidie toegekend krijgt
Elke aanvrager krijgt een totaalscore voor diens aanvraag. Deze score is de optelsom van alle gewogen scores op de vermelde zes criteria. De gewogen scores per criterium worden afgerond (indien dit aan de orde is) op twee cijfers achter de komma. Bij het berekenen van de totaalscore worden de scores per criterium niet afgerond. De aanvrager met de hoogste totaalscore zal de subsidie verleend krijgen.
Bij gelijke totaalscores is de hoogste gewogen score van de individuele aanvraag voor het deelcriterium Ondersteuning van deelnemers doorslaggevend.
Bij een gelijke gewogen score voor het deelcriterium 1: Ondersteuning van deelnemers zal de subsidie worden verleend aan de aanvrager met de hoogste gewogen score op het deelcriterium 2: Faciliteren leren en verbeteren, bedoeld in Annex IV.
Met andere woorden, bij gelijke gewogen scores is de gewogen score op de deelcriteria doorslaggevend, op basis van de volgende volgordelijkheid:
1. deelcriterium 1. Ondersteuning van de deelnemers; dan
2. deelcriterium 2. Faciliteren leren en verbeteren; dan
3. deelcriterium 4. Deskundigheidsbevordering en beschikbaarheid GCO’ers; dan
4. deelcriterium 3. Monitoring; dan
5. deelcriterium 6. Financiën; en ten slotte
6. deelcriterium 5. Risicobeheersing.
Zijn alle gewogen scores na toepassing van deze systematiek nog steeds gelijk, dan vindt loting tussen de onderlinge aanvragen plaats onder toezicht van een notaris.
U komt in aanmerking voor subsidieverlening als:
– u een geldige aanvraag heeft gedaan (u heeft de aanvraag op tijd ingediend en u voldoet aan de drempelcriteria als vermeld in Annex III);
– u minimaal 60% (voldoende) van het maximaal haalbare aantal punten voor het totaal van alle onderdelen van de aanvraag als bedoeld in Annex IV scoort; en
– u de hoogste totaalscore heeft van alle aanvragers.
Na de selectie zal er tussen de Staat en de geselecteerde uitvoerder een DAEB uitvoeringsovereenkomst gesloten worden. Zie voor meer informatie hierover de onderstaande staatssteunparagraaf.
In Annex V is een uitgebreide planning opgenomen van het beoordelingsproces. Op uiterlijk 30 juni 2023 beslist de Minister op de aanvragen.
De uitvoering van (een deel van) de gesubsidieerde activiteiten start niet eerder dan 1 juli 2023. De uitvoering eindigt op 30 juni 2028.
Het voor 2023 beschikbare subsidiebedrag als vermeld in paragraaf 3.1 van dit beleidskader wordt in één keer direct na de subsidieverlening bevoorschot. Het subsidiebedrag voor de overige jaren wordt in periodieke maandelijkse voorschotten betaald, overeenkomstig het bevoorschottingsschema dat in de verleningsbeschikking wordt opgenomen. Hierbij wordt rekening gehouden met de in paragraaf 3.1 van dit beleidskader vermelde bedragen op de begroting van VWS voor de jaren 2024 tot en met 30 juni 2028.
In het voorjaar van 2025 zal VWS in overleg met de uitvoerder een mid-term review organiseren om te bepalen of bijsturing nodig is voor succesvolle uitvoering van dit beleidskader. Daarin zal in ieder geval worden meegenomen of de uitvoerder erin slaagt om voldoende, gekwalificeerde GCO’ers aan te trekken en of het aantal aanvragen naar verwachting is.
De uitvoerder verplicht zich bij het verkrijgen van de subsidie tot de volgende subsidieverplichtingen:
1. de uitvoering van de hoofd- en nevenactiviteiten geschiedt in nauw overleg met VWS. Concreet betekent dit dat minimaal eens per kwartaal een overleg wordt belegd tussen vertegenwoordigers van de uitvoerder en medewerkers van VWS over de uitvoering van de activiteiten;
2. de uitvoerder stelt ingevolge het bepaalde in artikel 5.5 van de Kaderregeling jaarlijks een rapportage beschikbaar aan VWS over de uitvoering van de subsidie-activiteiten. Hierin worden de geanonimiseerde en geaggregeerde monitoringsuitkomsten opgenomen;
3. de uitvoerder verleent medewerking aan een onafhankelijke evaluatie die in opdracht van VWS plaatsvindt en past naar aanleiding van die evaluatie en waar nodig de elementen van monitoring in afstemming met VWS aan;
4. er wordt door de uitvoerder een separate projectadministratie bijgehouden voor de uitvoering van dit beleidskader;
5. de organisaties die een alliantie vormen welke uitvoerder is van dit beleidskader committeren en conformeren zich middels een samenwerkingsovereenkomst ook ieder afzonderlijk aan hetgeen in dit beleidskader is neergelegd;
6. de uitvoerder houdt in de monitor in ieder geval de volgende aspecten bij:
a. het aantal personen in de doelgroepen dat in ondersteuning is (actief) en dat is uitgestroomd (passief);
b. de duur van de individuele ondersteuning en de reden voor afsluiting of overdracht naar andere vormen van ondersteuning;
c. de kostprijs van GCO (per doelgroep);
d. de aard en het karakter van de (complexe) problematiek van de cliënten of naasten (geanonimiseerd);
e. de redenen waarom deze individuele cliënten of naasten niet konden worden ondersteund door de OCO (gemeenten en/of zorgkantoren);
f. het aantal personen dat niet in ondersteuning werd genomen en de redenen daarvoor;
g. de aansluiting tussen de GCO en OCO en de ontwikkelingen daarin, waarbij onder meer wordt bijgehouden hoe regelmatig er wordt op- en afgeschaald en hoe vaak er over en weer personen uit de doelgroep zijn overgenomen;
h. het aantal klachten dat is ingediend en hoe die zijn opgevolgd c.q. afgehandeld;
i. de signalen over knelpunten die naar voren komen en de manier waarop die zijn opgepakt;
j. de inzet van het vrij besteedbaar budget; en
k. aanbevelingen over de inzet van het vrij besteedbaar budget;
7. op de subsidie zijn de subsidieverplichtingen uit hoofdstuk 5 van de Kaderregeling van toepassing, waaronder de meldingsplicht van artikel 5.7. Ingevolge de meldingsplicht dient de subsidieontvanger onverwijld schriftelijk aan de Minister te melden indien (1) aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, (2) aannemelijk is geworden dat niet, niet tijdig of niet geheel zal worden voldaan aan de subsidieverplichtingen en (3) wanneer zich andere omstandigheden (zullen) voordoen die van belang kunnen zijn voor de subsidieverstrekking. Als een van de drie hierboven beschreven situaties zich voordoet, is het van belang dat de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk en zelfs ‘onverwijld’ schriftelijk melding doet. Ook dient de subsidieontvanger melding te maken als er sprake is van een verwachte onderbesteding – dat wil zeggen wanneer er minder subsidie wordt uitgegeven dan in eerste instantie geraamd. Ook indien een samenwerkingsverband haar samenstelling gedurende de subsidieperiode wenst te wijzigen, is dat een voor de subsidiëring relevante omstandigheid waarvan melding moet worden gemaakt bij de Minister, naar aanleiding waarvan het besluit tot subsidieverlening zo nodig kan worden herzien. Dit betekent dat die melding onmiddellijk moet worden gedaan, of in ieder geval tijdens de subsidieperiode. De subsidieontvanger mag dus niet wachten tot hij dit nodig acht. Als niet wordt voldaan aan de meldingsplicht bestaat de mogelijkheid dat de subsidieontvanger wordt gekort op de subsidie. Concreet betekent dit dat er bij de subsidievaststelling een bepaald percentage in mindering wordt gebracht op het vast te stellen bedrag van de verleende subsidie. Deze percentages en de voorwaarden waaronder deze mindering op het subsidiebedrag kan worden toegepast zijn te vinden in artikel 3a van de Beleidsregels handhaving subsidiebepalingen VWS. Een melding kan schriftelijk worden ingediend, onder vermelding van het subsidienummer bij VWSsubsidies@minvws.nl;
8. in geval de aanvraag van een alliantie wordt gehonoreerd, is de penvoerder de subsidieontvanger en als zodanig geheel verantwoordelijk jegens de Minister voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend en voor de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.
Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt, overeenkomstig artikel 7.2, eerste lid, onder a, van de Kaderregeling ingediend binnen 22 weken na afloop van de subsidieperiode vermeld in paragraaf 3.1 van dit beleidskader.
De uitvoerder legt rekening en verantwoording af aan de hand van een activiteitenverslag en een financieel verslag, overeenkomstig artikel 7.8, eerste lid, van de Kaderregeling. Het financieel verslag dient aan te sluiten bij de begroting, is per post van een toelichting voorzien, overeenkomstig artikel 7.8, derde lid, van de Kaderregeling, en gaat vergezeld van door de accountant opgestelde controleverklaring en een rapport van feitelijke bevindingen (artikel 7.8 lid 2 Kaderregeling).
Artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) merkt steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, aan als onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Met andere woorden, overheden mogen ondernemingen niet financieel begunstigen als daardoor de concurrentie kan worden vervalst en de handel tussen EU-lidstaten kan worden beïnvloed. Aan deze voorwaarden wordt door de verstrekking van subsidie aan de uiteindelijk op basis van dit Beleidskader geselecteerde partij voldaan. Daarmee is er in beginsel sprake van staatssteun die gemeld dient te worden bij de Europese Commissie. Dit is slechts anders indien er sprake is van een vrijstellingsregime.
In dit geval is het vrijstellingsregime uit het Vrijstellingsbesluit DAEB 2012 van toepassing.6De gespecialiseerde cliëntondersteuning komt immers niet tot stand op de markt op de wijze zoals voorzien in dit Beleidskader, waarmee er sprake is van marktfalen bij een verlening van een dienst die door de Staat wordt beschouwd als zijnde in het algemeen belang. Ook aan de overige voorwaarden genoemd in het Vrijstellingsbesluit DAEB 2012, zoals maximale looptijd en maatregelen ter voorkoming van overcompensatie, wordt voldaan of zal worden voldaan. Voor het vestigen van de DAEB zal nog nodig zijn dat er door de uiteindelijk geselecteerde uitvoerder een DAEB uitvoeringsovereenkomst wordt gesloten met de Staat. Pas daarna zal aan alle voorwaarden van het Vrijstellingsbesluit 2012 zijn voldaan waardoor er geen sprake zal zijn van ongeoorloofde staatssteun.
De administratieve lasten bestaan uit de onderdelen opstellen subsidieaanvraag, tussentijdse rapportage en eindverantwoording. De verwachting is dat er maximaal tussen de 5 en 10 subsidieaanvragen ingediend worden waaruit er één geselecteerd zal worden. Voor de bepaling van de administratieve belasting is uitgegaan van 7 subsidieaanvragen, waarvoor 400 uur benodigd is. Er wordt uitgegaan van 40 uur belasting voor een tussentijdse rapportage op 3 momenten en van 80 uur belasting voor een eindverantwoording. Er wordt hierbij gerekend met een gemiddeld maximaal tarief van € 80 exclusief btw. Dit leidt tot de volgende administratieve lasten:
Onderdeel |
Aantal |
Uren |
Kosten |
---|---|---|---|
Subsidieaanvraag |
7 |
400 |
€ 224.000 |
Tussentijdse rapportage |
5 |
40 |
€ 16.000 |
Eindverantwoording |
1 |
80 |
€ 6.400 |
Totaal |
€ 246.400 |
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat er geen omvangrijke gevolgen zijn voor de regeldruk.
Cliënten en naasten komen alleen in aanmerking voor GCO als is voldaan aan alle criteria vermeld onder A en de cliënt of naaste behoort tot een van de doelgroepen vermeld onder B.
– er is sprake van ernstige beperkingen en complexe problematiek die leidt tot een bovengemiddelde behoefte aan ondersteuning;
– de beperking of aandoening beïnvloedt veel facetten van het dagelijks leven van de cliënt of de naaste en de problemen die hieruit voortvloeien doen zich langdurig en op meerdere levensdomeinen voor;
– de cliënt of naaste is overbelast, of er zijn aanwijsbare signalen dat overbelasting dreigt te gaan plaatsvinden; en
– de reguliere cliëntondersteuning is niet toereikend om de problematiek op te lossen dan wel beheersbaar te maken.
Cliënten en hun naasten die behoren tot een van de volgende doelgroepen kunnen in aanmerking komen voor GCO:
– ZEVMB: er is sprake van de zorgdiagnose ZEVMB, blijkend uit afgifte van een ZEVMB-paspoort7;
– NAH: er is sprake van gediagnostiseerd niet-aangeboren hersenletsel;
– LVB+: er is sprake van een gediagnosticeerde verstandelijke beperking en er is sprake van gedragsproblematiek. Er werd langdurig gezocht naar een passende woonplek;
– Naasten: mensen die zorgen voor of in gezinsverband te maken hebben met minimaal één persoon met een beperking met een Wlz-indicatie of binnenkort in aanmerking komend voor een Wlz-indicatie. Voor mensen die zorgen voor of in gezinsverband te maken hebben met een persoon met ernstige meervoudige beperkingen (EMB) is het ophanden zijn of het hebben van een Wlz-indicatie geen vereiste; of
– ASS: de deelnemer heeft een formele diagnose autisme. Deelnemers hebben een Wlz-indicatie. Buiten de groep mensen met een Wlz-indicatie kan er in uitzonderingsgevallen inzet vanuit de GCO zijn ten behoeve van niet Wlz-geïndiceerden. De uitvoerder van de regeling beoordeelt dit. Het kan gaan om een situatie waarin een gemeente, bijvoorbeeld vanwege lopende inkoopafspraken, niet in staat is op korte termijn passend aanbod aan te bieden. Doel is dan dat de GCO tijdelijk kan worden benut, waarbij afspraken worden gemaakt over hoe en wanneer de gemeente de ondersteuning overneemt.
GCO wordt door een aantal elementen gekenmerkt. Dit zijn:
a. Onafhankelijkheid: de GCO’er staat naast de cliënt, kent geen instellings-/financiersbelang, heeft handelingsruimte om ‘het goede te doen’ en organiseert waar nodig de dialoog tussen betrokken partijen en/of professionals.
b. Langdurig: zo lang als nodig is om cliënten en naasten te ondersteunen het leven weer zelf te organiseren (meerjarig is mogelijk indien doelmatig en doeltreffend). Ondersteuning kan en dient waar mogelijk naar waakvlam-ondersteuning te worden afgeschaald of worden overgedragen aan andere, reguliere ondersteuning.
c. Geboden door een vaste, vertrouwde ondersteuner: de GCO’er werkt vanuit een gespecialiseerd team (met o.a. intervisie en kennisuitwisseling) en is vooraf gematcht met de cliënt.
d. Deskundigheid: ondersteuners beschikken over kennis en expertise van de specifieke doelgroepen, relevante wet- en regelgeving en zij beschikken over kennis rondom bredere levensgebieden, bijvoorbeeld onderwijs en wonen. Deze kennis en expertise wordt actueel gehouden door onder meer trainingen en intervisie.
e. Vraaggericht: ondersteuners hebben de vrijheid om te doen wat nodig is, dat betekent: ondersteuning op maat, intensiteit en frequentie naar behoefte, preventief en levensbreed:
a. Ondersteuning op maat: in aansluiting op de behoefte, de ondersteuner weet de vraag achter de vraag te achterhalen;
b. Aan cliënt en/of naaste;
c. Intensiteit en frequentie naar behoefte: het aantal uren en de doorlooptijd is afhankelijk van behoefte van de cliënt en/of naaste, ondersteuning is buiten kantoortijd bereikbaar indien nodig;
d. Preventief: de ondersteuner signaleert vroegtijdig behoeften en knelpunten en handelt proactief, bijvoorbeeld door instanties of organisaties vroegtijdig te betrekken;
e. Levensbreed: waar nodig, onder andere op de leefgebieden werk/onderwijs, financiën, huis(houd)elijke relaties, dagbesteding, lichamelijke en geestelijke gezondheid, wonen, huishouden en organisatie van het dagelijkse leven, sociale contacten, vrije tijd en eigen regie;
f. Na overlijden: ook na het overlijden van een cliënt kan ondersteuning van diens naasten tijdelijk doorlopen.
f. Gericht op het verbeteren van de kwaliteit van leven: de ondersteuning is gericht op het versterken van het welbevinden, de autonomie (het gevoel van onafhankelijkheid) en de participatie in de samenleving van het gezin.
Voordat een aanvraag inhoudelijk wordt beoordeeld, dient de subsidieaanvraag te voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen uit hoofdstuk 3 van de Kaderregeling én onderstaande drempelcriteria. De aanvrager dient dit te onderbouwen middels de benodigde documenten die bij de aanvraag dienen te worden gevoegd (zie paragraaf 4.2). Voldoet de organisatie van de aanvrager niet aan de onderstaande criteria of kan deze dit niet aantonen op basis van documentatie, dan zal de aanvraag worden afgewezen zonder nadere inhoudelijke beoordeling van de aanvraag.8
1. De aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zonder winstoogmerk.
2. De aanvrager heeft, of andere organisaties in de alliantie van de aanvrager hebben, aantoonbare ervaring bijvoorbeeld blijkend uit een CV van ten minste 24 maanden met het aansturen van ondersteuners die cliënten met een beperking en complexe problematiek en/of naasten ondersteunen.
3. Een organisatie kan slechts éénmaal fungeren als penvoerder in een alliantie bij de indiening van een subsidieaanvraag op grond van dit beleidskader. De aanvrager kan daarnaast als samenwerkingspartner in een andere alliantie participeren. Indien een organisatie een tweede aanvraag indient als penvoerder, zal de laatst ontvangen aanvraag worden afgewezen indien er voor 24 mei 2023 om 23:59 uur geen informatie is ontvangen welke van de twee aanvragen als de juiste dient te worden beschouwd.
4. De aanvrager is geen overheid, intergouvernementele organisatie of organisatie waarvan een overheid de enige aandeelhouder is.
5. De aanvrager kan aantonen dat hij, en eventuele andere organisaties in een alliantie, een integriteitsbeleid hebben vastgesteld en procedures hebben ingevoerd om aan dat beleid toepassing te kunnen geven. Dit integriteitsbeleid en deze procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag bij de uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft zo veel mogelijk te voorkomen. Dit heeft tevens als doel grensoverschrijdend gedrag door de individuele aanvrager, penvoerder, de organisaties van de alliantie en de door hen ingeschakelde partijen in voorkomend geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een tijdige melding van grensoverschrijdend gedrag aan de Minister is gewaarborgd. Het vorenstaande is vastgelegd in een integriteitsplan.
Bij de beoordeling van de aanvragen wordt voor het toekennen van punten het onderstaande schema gehanteerd:
Cijfer |
Beoordeling |
---|---|
10 |
Uitstekend. Naar het oordeel van de beoordelaar heeft de aanvrager een uitstekend antwoord (zeer inhoudelijke relevant en relevante bijzonderheden) gegeven op de gestelde vraag bij dit criterium en overtreft daarbij het minimaal gevraagde met bijvoorbeeld creatieve, innovatieve aanvullingen of verbeteringen. De uitwerking van het gevraagde sluit uitstekend aan bij de gevraagde dienstverlening, doelstelling en vraagstelling. De uitwerking van het gevraagde geeft inhoudelijke specifieke en relevante bijzonderheden die volledig aansluiten bij de wens van de gesubsidieerde activiteiten. De uitwerking biedt uitstekend vertrouwen. |
8 |
Goed. Naar het oordeel van de beoordelaar heeft de aanvrager een goed antwoord (volledig en goed inhoudelijke relevant) gegeven op de gestelde vraag bij dit criterium. De uitwerking van het gevraagde sluit goed aan bij de gevraagde dienstverlening, doelstelling en vraagstelling en/of sluit goed aan bij de wens van de gesubsidieerde activiteiten. De uitwerking biedt goed vertrouwen. |
6 |
Voldoende. Naar het oordeel van de beoordelaar heeft de aanvrager een voldoende antwoord (voldoende inhoudelijk relevant) gegeven op de gestelde vraag bij dit criterium. De uitwerking van het gevraagde sluit voldoende aan bij de gevraagde dienstverlening, doelstelling en vraagstelling en/of sluit voldoende aan bij de wens van de gesubsidieerde activiteiten. De uitwerking biedt voldoende vertrouwen. |
4 |
Matig. Naar het oordeel van de beoordelaar heeft de aanvrager een matig antwoord (slechts ten dele of beperkt inhoudelijk relevant) gegeven op de gestelde vraag bij dit criterium. De uitwerking van het gevraagde sluit onvoldoende aan bij de gevraagde dienstverlening, doelstelling en vraagstelling en/of sluit ten dele of maar beperkt aan bij de wens van de gesubsidieerde activiteiten. De uitwerking biedt matig vertrouwen. |
2 |
Slecht. Naar het oordeel van de beoordelaar heeft de aanvrager een slecht antwoord (slechts heel summier of zeer beperkt inhoudelijk relevant) gegeven op de gestelde vraag bij dit criterium. De uitwerking van het gevraagde sluit zeer beperkt aan bij de gevraagde dienstverlening, doelstelling en vraagstelling en/of sluit zeer beperkt aan bij de wens van gesubsidieerde activiteiten. De uitwerking is niet haalbaar of biedt geen vertrouwen. |
0 |
Naar het oordeel van de beoordelaar sluit het antwoord op geen enkele manier aan bij het criterium. |
Elke beoordelaar geeft de hieronder genoemde deelcriteria en de onderscheidende onderdelen daarvan een cijfer. Vervolgens worden de beoordelingen van alle beoordelaars met elkaar vergeleken en besproken. Een en ander leidt tot een gewogen eindoordeel op elke aanvraag. Vervolgens wordt dat eindoordeel gewogen volgens de navolgende te behalen punten.
Deelcriterium |
Maximaal te behalen punten |
Wegingsfactor |
---|---|---|
1. Opstarten van de organisatie |
65 punten |
6,5% |
2. Ondersteuning van deelnemers |
250 punten |
25% |
3. Faciliteren leer- en verbeterproces |
200 punten |
20% |
4. Monitoring |
150 punten |
15% |
5. Deskundigheidsbevordering en beschikbaarheid GCO’ers |
200 punten |
20% |
6. Risicobeheersing |
35 punten |
3,5% |
7. Financiering |
100 punten |
10% |
Totaal kwaliteit |
1000 punten |
100% |
Deelcriterium |
Onderdelen; wat moet in aanvraag zijn opgenomen? |
Scoring |
---|---|---|
1. Opstarten van de organisatie |
I. Het activiteitenplan bevat een omschrijving van het proces om een wegingskader – dat per 1 januari 2024 de afbakening van de doelgroepen (zoals omschreven in annex I) operationeel is en de toestroom van aanvragen reguleert – op te stellen. In het wegingskader wordt onder andere beschreven: – hoe wordt besloten wie er GCO ontvangt en hoe wordt er besloten wie er GCO ontvangt indien er beperkte beschikbare middelen zijn (qua budget of personeel). – hoe de uitvoerder zich inspant om een afgewezen aanvraag voor GCO van een passend zorgaanbod voorziet, bijvoorbeeld door middel van verwijzing naar of inzet van andere ondersteuners. |
[max. 50 punten] Dit onderdeel wordt beoordeeld op de mate waarin, u het proces van het opstellen van het wegingskader voorspelbaar en begrijpelijk is omschreven en helder toegelicht tot welke afwegingen is gekomen. U scoort hoger wanneer u concreet, relevant en volledig bent in uw uitwerking. |
II. Website De aanvrager geeft aan: – op welke wijze er een website wordt ingericht die de vindbaarheid van de GCO bevordert en er voor zorg draagt dat cliënten en naasten helder hebben waarvoor zij bij de uitvoerder van GCO terecht kunnen. – op welke wijze een digitaal aanvraagproces wordt vormgegeven. |
[max. 15 punten] Dit onderdeel wordt beoordeeld op de mate waarin u op een heldere manier omschrijft waarover gecommuniceerd zal gaan worden, de frequentie daarvan, en op de eenvoud van het ontwerp ten behoeve van de doelgroepen. U scoort hoger wanneer u concreet, relevant en volledig bent in uw uitwerking. |
|
2. Ondersteuning van deelnemers |
I. Het activiteitenplan bevat een beschrijving hoe de ondersteuning van cliënten en naasten plaatsvindt. In uw toelichting werkt u ten minste uit hoe de ondersteuning wordt vormgegeven, inclusief het daarbij behorende personeelsbestand, met een focus op de volgende onderdelen: – de elementen die GCO kenmerken zoals beschreven onder Annex II. – hoe de samenwerking met de OCO vorm krijgt ten aanzien van overdracht over en weer en het voorzien van informatie en advies aan OCO’ers. |
[max. 150 punten] Dit onderdeel wordt beoordeeld op de mate waarin u duidelijk maakt dat de ondersteuning van cliënten en naasten aansluit op de kenmerken die in de pilots gespecialiseerde clientondersteuning naar voren zijn gekomen, zoals beschreven in annex I en II. U scoort hoger wanneer u concreet, relevant en volledig bent in uw uitwerking. |
II. De uitvoerder dient er zorg voor te dragen dat de bestaande deelnemers met ingang van 1 januari 2024 ondersteund blijven en dat zij zo veel als mogelijk dezelfde ondersteuning en ondersteuners behouden. Uit het activiteitenplan blijkt op welke manier de ondersteuning van bestaande deelnemers wordt vormgegeven en hoe wordt gewaarborgd dat er voldoende mensen werkzaam zijn per 1 januari 2024 om deze ondersteuning te kunnen bieden. |
[max. 50 punten] Dit onderdeel wordt beoordeeld op de mate waarin u een duidelijke, realistische en onderbouwde omschrijving geeft van de aanpak die gevolgd zal worden om te realiseren dat de aanvrager op 1 januari 2024 voldoende GCO’ers beschikbaar heeft om de bestaande vraag naar GCO van bestaande deelnemers over te nemen. U scoort hoger wanneer u concreet, relevant en volledig bent in uw uitwerking. |
|
III. In het activiteitenplan wordt omschreven welke kennis ten aanzien van de doelgroepen, zoals omschreven in Annex I, en het zorglandschap of -systeem voor de vijf doelgroepen aanwezig is. |
[max. 50 punten] Dit onderdeel wordt beoordeeld op de mate waarin u in het activiteitenplan duidelijk maakt dat u beschikt over de benodigde kennis ten aanzien van de doelgroepen zelf en het zorglandschap voor die doelgroepen. U scoort hoger wanneer u concreet, relevant en volledig bent in uw uitwerking. |
|
3. Vormgeven van een leer- en verbeterproces |
Het activiteitenplan beschrijft hoe de aanvrager een leer- en verbeterproces vormgeeft bestaande uit de 4 elementen genoemd onder paragraaf 3.2 ‘hoofdactiviteit 3. Vormgeven van een leer en verbeterproces.’ De aanvrager werkt ten minste het volgende uit: – de aanpak, middelen en werkvormen die ten behoeve van het leren en verbeteren worden ingezet; – met welke partijen wordt samengewerkt; – of de aanpak doelgroepspecifiek is of doelgroepoverstijgend is; – hoe de aanvrager de wijze van samenwerking met bestaande initiatieven op het terrein van signalering en verbetering, zoals het Kenniscentrum ZEVMB, de signaleringsfunctie van cliëntondersteuners en de Opwegwijzer vormgeeft. |
[max. 200 punten] Dit onderdeel wordt beoordeeld op de mate waarin u in het activiteitenplan duidelijk maakt hoe u het leer- en verbeterproces en de samenwerking op dit onderdeel met derden gaat inrichten conform het gestelde onder Hoofdactiviteit 3 in paragraaf 3.2. U scoort hoger wanneer u creatief en helder bent in uw methodiekbeschrijving. |
4. Monitoring |
Het activiteitenplan beschrijft op welke wijze de aanvrager de monitoring van de GCO inricht. In de aanvraag wordt in ieder geval ingegaan op: – welke vorm de monitoring krijgt; – hoe de administratieve lasten voor GCO’ers en deelnemers zo laag mogelijk wordt gehouden; – welke producten zullen worden opgeleverd in het kader van het leren en verbeteren van de uitvoeringspraktijk. |
[max. 150 punten] Dit onderdeel wordt beoordeeld op de mate waarin u de monitor zo efficiënt, transparant en met oog voor administratieve lasten voor de GCO’ers, inricht. U scoort hoger wanneer u concreet, relevant en volledig bent in uw uitwerking. |
5. Deskundigheids-bevordering en beschikbaarheid GCO’er |
I. De aanvrager geeft aan: – op welke wijze de benodigde kennis voor het bieden van GCO op organisatieniveau en bij de GCO’ers wordt bevorderd en onderhouden; – op welke wijze de uitvoerder komt tot een opleidings- en scholingsaanbod voor GCO’ers. |
[max. 100 punten] Dit onderdeel wordt beoordeeld op de mate waarin u helder omschrijft hoe gewerkt wordt aan kennisbevordering van de GCO’ers en de gehele organisatie en hoe zal worden samengewerkt met het bestaande geaccrediteerde opleidingsaanbod voor GCO’ers en de ontwikkelaars. U scoort hoger wanneer u concreet, relevante en volledig bent in uw uitwerking. |
II. De aanvrager beschrijft het personeelsbeleid, het wervings- en selectieproces van personeel. De aanvrager omschrijft in ieder geval welke stappen genomen zullen worden om te voorkomen dat er een tekort aan voldoende gekwalificeerd personeel zal zijn om de verwachte behoefte aan GCO aan te bieden. |
[max. 100 punten] Dit onderdeel wordt beoordeeld op de mate waarin u op een heldere, creatieve en reële manier inzichtelijk maakt hoe ingezet wordt op voldoende kwalitatief personeel. U scoort hoger wanneer u concreet, relevant en volledig bent in uw uitwerking. |
|
6. Risicobeheersing |
De aanvrager geeft een beschrijving van de door hem onderkende risico’s voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten en van de manier waarop deze risico’s worden afgedekt. Van die beschrijving maakt in ieder geval deel uit de beheersing van het risico op: – inbreuk op de privacy, – onderuitputting of overschrijding budget; – dreigende onderbezetting van GCO’ers); – verstrengeling van belangen als zowel GCO als OCO wordt uitgevoerd door de aanvrager. |
[max. 35 punten] Dit onderdeel wordt beoordeeld op de mate waarin u op een heldere manier omschrijft welke potentiële risico’s in de bedrijfsvoering zich kunnen voordoen en hoe u daarop anticipeert en reageert. U scoort hoger wanneer u concreet, relevant en volledig bent in uw uitwerking. |
7. Financiering |
Er is een realistische begroting van de subsidiabele kosten per hoofdactiviteit die op basis van prijs x product (p * q) is opgesteld. Deze begroting omvat in ieder geval het aantal deelnemers dat naar verwachting per doelgroep ondersteund kan worden gedurende de looptijd van dit beleidskader. Dit wordt uitgesplitst naar ondersteuningstrajecten en het geven van advies (op consultbasis) aan reguliere OCO’s of andere partijen. U spant zich in de kosten voor de organisatie of het management zo laag mogelijk te houden. |
[max. 100 punten] Dit onderdeel wordt beoordeeld op de mate waarin u een gespecificeerde reële begroting aanlevert passend bij uw activiteitenplan en u inzicht geeft in de efficiency van de kosten die u denkt te gaan maken. U scoort hoger wanneer u concreet, realistisch en volledig bent in uw uitwerking. |
Fase |
Activiteit |
Uiterste datum en tijdstip |
---|---|---|
Informatieverstrekking |
Voorlichtingsbijeenkomst |
22 maart 2023, 11.00 – 13.00 uur |
Stellen eerste ronde vragen over de regeling |
Tot uiterlijk 31 maart 2023 |
|
Q&A’s op webpagina DUS-I met antwoorden eerste ronde vragen |
7 april 2023 |
|
Stellen tweede ronde vragen |
tot uiterlijk 14 april 2023 |
|
Q&A’s op webpagina DUS-I met antwoorden tweede ronde vragen |
21 april 2023 |
|
Aanvraag 1 (facultatief) |
Indienen conceptaanvraag |
24 april 2023, 23:59 uur |
Beoordeling |
Beoordeling van conceptaanvraag |
25 april 2023 – 8 mei 2023 |
Verzending incompleetbrief (indien van toepassing) |
8 mei 2023 |
|
Aanvraag 2 |
Indienen definitieve aanvraag |
9 mei – 24 mei 2023, 23:59 uur |
Beoordeling |
Beoordeling definitieve aanvraag |
25 mei – 29 juni 2023 |
Verlening |
Verleningsbrief aan geselecteerde aanvrager |
30 juni 2023 |
Afwijzing |
Afwijzingsbrief aan niet geselecteerde aanvragers |
30 juni 2023 |
Voor aanvragen ingediend per post geldt dat indien de aanvraag niet aangetekend wordt verzonden, het risico dat de aanvraag niet of te laat wordt ontvangen door het Ministerie geheel bij de aanvrager berust. Indien de aanvraag per post wordt ingediend (anders dan met de aanduiding ‘port betaald’) wordt de aanvraag nog als tijdig ingediend beschouwd, als de aanvraag voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. De datumstempel van de post kan doorslaggevend zijn, en mag in ieder geval niet later zijn dan na afloop van de termijn. Bij gebruikmaking van een envelop met de aanduiding ‘port betaald’ is ook de datum van ontvangst bepalend bij het vaststellen of de aanvraag tijdig, d.w.z. uiterlijk 1 mei 2023 is ontvangen door VWS.
Besluit 2012/21 van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.
Het hebben van het paspoort geeft aan dat is vastgesteld dat een kind ZEVMB heeft. De procedure is beschreven op de website van het Kenniscentrum ZEVMB.
Zie voor nadere toelichting op de aanvraagprocedure paragraaf 3.2 en 3.3 van dit beleidskader.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-6257.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.