Besluit van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 17 februari 2023, nr. 2023-0000070265, tot instelling van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland (Instellingsbesluit Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland)

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en Commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Minister:

de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen;

b. de Commissie:

de Commissie, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland.

  • 2. De Commissie heeft tot taak om onderzoek te doen naar

    • a. wat een aantal huishoudtypes nodig heeft om rond te komen en om mee te kunnen doen aan de maatschappij op respectievelijk Bonaire, Saba en Sint Eustatius, en

    • b. de systematiek van het sociaal minimum, inclusief mogelijke scenario’s hoe de systematiek beter kan aansluiten op wat een aantal huishoudtypes nodig heeft om rond te komen en om mee te kunnen doen aan de maatschappij.

  • 3. De Commissie heeft tevens als taak om te reflecteren op wat de implicaties van de uitkomsten zijn voor de bredere economische context.

  • 4. De Commissie rapporteert over haar bevindingen.

Artikel 3. Instellingsduur

  • 1. De Commissie wordt ingesteld met ingang van 1 maart 2023 en brengt haar eindrapport voor 1 oktober 2023 uit aan de Minister.

  • 2. Indien onvoorziene omstandigheden naar het oordeel van de Commissie in de weg staan aan het tijdig uitbrengen van het rapport, dan stelt zij de Minister daarvan onverwijld op de hoogte.

  • 3. De Minister kan de instellingsduur van de Commissie verlengen.

  • 4. Na het uitbrengen van het eindrapport wordt de Commissie opgeheven.

  • 5. Nadat de Commissie is opgeheven kan de voorzitter nog worden verzocht om namens de Commissie een toelichting te geven op het eindrapport.

Artikel 4. Samenstelling en benoeming

  • 1. De Commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste zeven andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden door de Minister benoemd.

  • 3. De benoeming geldt voor de duur van de Commissie.

  • 4. Bij tussentijds vertrek van de voorzitter of een lid kan de Minister een andere voorzitter of ander lid benoemen.

  • 5. De voorzitter en overige leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de Minister.

Artikel 5. Secretariaat

  • 1. De Commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2. Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de Commissie.

  • 3. In het secretariaat wordt voorzien door de Minister.

Artikel 6. Vergoeding

De leden van de Commissie ontvangen een vergoeding overeenkomstig de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies.

Artikel 7. Werkwijze

  • 1. De Commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De Commissie kan zich op onderdelen laten bijstaan door personen van zowel binnen als buiten de overheid, van wie de deskundige bijdrage van belang kan zijn voor het onderzoek.

  • 3. De Commissie verantwoordt haar werkwijze in het eindrapport.

Artikel 8. Kosten van de onderzoekscommissie

  • 1. De kosten van de Commissie worden, voor zover goedgekeurd, gefinancierd door de Minister.

  • 2. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en

    • c. de kosten voor oplevering van het rapport.

Artikel 9. Archivering

De archiefbescheiden van de Commissie worden na haar opheffing overgebracht naar het archief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 11. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 17 februari 2023

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

TOELICHTING

Inleiding

Het doel van dit besluit is om een onafhankelijke Commissie in te stellen die

onderzoek gaat doen naar de hoogte en de systematiek van een sociaal minimum in Caribisch Nederland.

Aanleiding voor het instellen van deze Commissie is een aangenomen motie Wuite c.s., die de regering verzoekt om de herijking van het sociaal minimum van Caribisch Nederland mee te nemen in de al lopende Commissie voor de herijking van het sociaal minimum in Europees Nederland of een nieuwe Commissie hiervoor in te stellen. In reactie hierop heeft het kabinet gekozen voor het instellen van een aparte Commissie.

Opdracht en werkwijze

De Commissie krijgt de opdracht om onderzoek te doen naar (1) wat een aantal huishoudtypes1 nodig heeft om rond te komen en sociaal te participeren op respectievelijk Bonaire, Saba en Sint Eustatius, en (2) de systematiek van het sociaal minimum, inclusief mogelijke scenario’s hoe de systematiek beter kan aansluiten op wat een aantal huishoudtypes nodig heeft om rond te komen en sociaal te participeren. Ook wordt de Commissie gevraagd te reflecteren op wat de implicaties van de uitkomsten zijn voor de bredere economische context. De Commissie levert hierover een rapport op.

In haar onderzoek heeft de Commissie aandacht voor de specifieke Caribisch Nederlandse context en de specifieke context op de drie eilanden afzonderlijk.

De Commissie kan inzichten over (de herijking van) het sociaal minimum voor het Europees deel van Nederland betrekken bij de analyse.

In het eerste deel van het onderzoek staat de hoogte van het sociaal minimum centraal. Het gaat dan om de vraag wat verschillende huishoudtypes op respectievelijk Bonaire, Saba en Sint Eustatius nodig hebben om rond te komen en sociaal te participeren. De Commissie kijkt niet alleen naar wat huishoudens theoretisch nodig hebben. Tot de opdracht behoort ook om inzichtelijk te maken welke factoren de kosten van levensonderhoud bepalen en de beïnvloedbaarheid van deze factoren. Daarnaast onderzoekt de Commissie ook of hetgeen men nodig heeft om rond te komen en sociaal te participeren in de praktijk beschikbaar en betaalbaar is. Ook wordt gevraagd om in kaart te brengen welke buffers verschillende huishoudtypen nodig hebben om schokken (zoals de huidige prijsschok) op te vangen en wat huishoudens nodig hebben om deze buffers op te bouwen en aan te houden. Verder wordt de Commissie gevraagd te beschrijven wat huishoudens in Caribisch Nederland nodig hebben voor sociale participatie en in het verlengde hiervan, wat het betekent voor het sociaal minimum als het ook sociale participatie mogelijk maakt. Eventueel kan voor dit eerste deel aanvullend extern onderzoek worden uitgezet.

In het tweede deel van het onderzoek staat de systematiek van het sociaal minimum centraal. Op basis van de inzichten uit het eerste deel worden scenario’s in kaart gebracht over hoe de systematiek beter kan aansluiten op wat verschillende huishoudtypes nodig hebben.

Ook wordt in dit deel inzichtelijk gemaakt wat de resultaten zijn van de genomen maatregelen van het Rijk en de openbare lichamen om de kosten van levensonderhoud te verlagen sinds het vaststellen van het ijkpunt sociaal minimum in 2019.

Op basis van het bovenstaande, adresseert de Commissie in haar onderzoek in ieder geval de volgende vragen:

  • Wat wordt er onder sociaal minimum verstaan? Wat zou het sociaal minimum (in termen van rondkomen en sociale participatie) mogelijk moeten maken?

  • Hoe kan in de systematiek van het sociaal minimum worden geborgd dat het minimumloon en de minimumuitkeringen toereikend zijn en blijven voor het sociaal minimum?

  • Hoe kan de systematiek van het sociaal minimum aansluiten op beleid om de noodzakelijke kosten van levensonderhoud te verlagen?

  • Wat is de verhouding tussen inkomsten uit arbeid en inkomensondersteuning vanuit het Rijk dan wel de openbare lichamen?

  • Wat zijn de afruilen en neveneffecten van het vaststellen van een sociaal minimum voor de arbeidsmarkt en de bredere economische context?

De Commissie krijgt tot 1 oktober 2023 de tijd om een rapport op te leveren. Het rapport dat de Commissie oplevert zal als fundament dienen voor een politiek gesprek over het vaststellen (van de hoogte) van een sociaal minimum voor Caribisch Nederland in 2024 en de systematiek hierachter.

Motieven voor de instelling van een nieuwe commissie

Het kabinet kiest voor het instellen van een nieuwe Commissie vanwege de heterogeniteit van de benodigde expertise, in combinatie met het eindige karakter van de opdracht. Daarnaast heeft het kabinet bewust gekozen voor een externe Commissie, omdat het kabinet het zeer belangrijk acht dat de Commissie die onderzoek gaat doen naar het sociaal minimum voor Caribisch Nederland onafhankelijk is.

Omdat de Commissie een onafhankelijke externe commissie is die feitenonderzoek doet, is de Kaderwet adviescolleges niet van toepassing.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

De Commissie wordt gevraagd om onderbouwd tot een selectie van huishoudtypen te komen, bijvoorbeeld: alleenstaanden met en zonder kinderen, paren met en zonder kinderen, extra volwassene, jongvolwassenen en ouderen die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt.

Naar boven