De Minister voor Klimaat en Energie,
Overwegende,
Dat TenneT TSO B.V., hierna aan te duiden als: TenneT, het voornemen heeft om ondergrondse
hoogspanningskabels van het windenergiegebied IJmuiden Ver op zee naar het bestaande
380 kV hoogspanningsstation Borssele en een nieuw converterstation in de gemeente
Borsele te realiseren, welk voornemen hierna wordt aangeduid als het project 'net
op zee IJmuiden Ver Alpha’;
Dat net op zee IJmuiden Ver Alpha wordt aangemerkt als aanleg of uitbreiding van het
net op zee als bedoeld in artikel 20ca in samenhang met artikel 20a van de Elektriciteitswet
1998, zodat op de aanleg van dit project artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder
c, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) van toepassing is;
Dat dit onder meer betekent dat de voorbereiding en bekendmaking van diverse voor
het project benodigde besluiten worden gecoördineerd, overeenkomstig artikel 3.35,
eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro, waarbij de Minister voor Klimaat en Energie
met deze coördinatie is belast;
Dat TenneT voornemens is een vergunning voor de activiteit ‘een uitweg te maken, te
hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen’ als bedoeld in artikel
2.2, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo)
aan te vragen, omdat deze benodigd is voor de realisatie van het project;
Dat TenneT tevens voornemens is een goedkeuring aan te vragen als bedoeld in voorschrift
3, zesde lid van de Watervergunning van 20 mei 2022 voor het installeren, gebruiken
en verwijderen van net op zee IJmuiden Ver Alpha aan te vragen, omdat deze benodigd
is voor de realisatie van het project;
Dat, op grond van 20c, eerste lid, in samenhang met artikel 20ca van de Elektriciteitswet
1998, in artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit rijkscoördinatieregeling energie-infrastructuurprojecten
(hierna: het Uitvoeringsbesluit) de besluiten zijn aangewezen die voor projecten als
deze in
ieder geval besluiten zijn als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder
b van de Wro en zodoende worden meegenomen in de hiervoor bedoelde gecoördineerde
voorbereiding;
Dat op grond van artikel 20c, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998, de Minister
voor Klimaat en Energie kan bepalen dat de desbetreffende, hiervoor bedoelde, besluiten,
in afwijking van het voorgaande niet als besluiten als bedoeld in artikel 3.35, eerste
lid, aanhef en onder b, van de Wro worden aangemerkt, en daarmee niet in de gecoördineerde
voorbereiding worden betrokken, wanneer die besluiten de gecoördineerde voorbereiding
van de benodigde besluiten zouden belemmeren of ernstig zouden bemoeilijken;
Dat het meecoördineren van de bovengenoemde besluiten de hiervoor bedoelde procedure
zou belemmeren of ernstig bemoeilijken gezien de beperkte wijzigingen. Het effect
van de uitweg is tijdelijk en de aanpassing van de begraafdiepte is van beperkte omvang.
Dat het, gelet op het voorgaande, wenselijk is de hiervoor bedoelde besluiten apart
voor te bereiden van de overige benodigde besluiten;
Gelet op:
artikel 20c, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998
Besluit: