Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 10 februari 2023, kenmerk 3503357-1042699-PDPP, houdende het verstrekken van een specifieke uitkering voor het versterken van de GGD’en in verband met infectieziektebestrijding (Regeling specifieke uitkering versterking GGD'en)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

academische werkplaatsen infectieziektebestrijding:

een samenwerkingsverband van professionals werkzaam in het beleidsveld, onderzoeksveld en in de praktijk van de infectieziektebestrijding;

bovenregionale samenwerking:

de regio-overstijgende samenwerking tussen de GGD’en, RAC’ers en REC’ers;

consortium academische werkplaatsen infectieziektebestrijding:

een regionaal samenwerkingsverband van academische werkplaatsen infectieziektebestrijding;

deskundige infectiepreventie:

een natuurlijke persoon met een dienstverband als kwaliteitsfunctionaris op het gebied van hygiëne en infectiepreventie bij een GGD;

GGD:

gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid;

GGD GHOR Nederland:

de branchevereniging van de GGD’en en GHOR’s;

GHOR:

de geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio als bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s;

implementatieplan:

een plan waarin is uiteengezet welke taken op het terrein van infectieziektebestrijding op regionaal, bovenregionaal of landelijk niveau moeten worden uitgevoerd;

infectieziektebestrijding:

het voorkomen, signaleren en bestrijden van besmettingen veroorzaakt door infectieziekteverwekkers, die een risico vormen voor de volksgezondheid als bepaald door het RIVM;

landelijk academiseringsplan:

een plan waarin activiteiten staan beschreven gericht op het bevorderen van onderzoeksmogelijkheden van medewerkers infectieziektebestrijding bij GGD’en, door participatie in onderzoeken en kennisvergaring vanuit onderzoeksresultaten;

medewerker infectiepreventie:

een natuurlijke persoon, werkzaam bij de GGD in de functie van medewerker infectiepreventie;

minister:

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

pijler 1:

het geheel aan activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, ten behoeve van het wegnemen van kwetsbaarheden bij de GGD’en zodat deze beter toegerust zijn om reguliere infectieziektebestrijding uit te voeren en adequaat te reageren bij een pandemie;

pijler 2:

het uitvoeren van de pilot regionale en bovenregionale samenwerking, bedoeld in artikel 3, derde lid, met als doel het versterken van regionale en bovenregionale monitoring en surveillance;

pijler 3:

het uitvoeren van de pilot consortium academische werkplaatsen infectieziektebestrijding, bedoeld in artikel 3, vierde lid, met als doel het versterken van de wetenschappelijke kennisinfrastructuur infectieziektebestrijding;

pijler 4:

het uitvoeren van het onderzoek, bedoeld in artikel 3, vijfde lid, met als doel samenwerken op bovenregionaal niveau;

pijler 5:

het geheel aan activiteiten, bedoeld in artikel 3, zesde lid, met als doel het aantal professionals gespecialiseerd in de infectieziektebestrijding te verhogen;

praktijkopleider:

een natuurlijke persoon die zorgdraagt voor de praktijkopleiding en -begeleiding van studenten in het kader van de beroepspraktijkvorming als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

professional infectieziektebestrijding:

een natuurlijke persoon die zich beroepsmatig bezighoudt met infectieziektebestrijding;

RAC’er:

regionaal arts consulent;

REC’er:

regionale epidemiologie consulent;

regionale samenwerking:

de samenwerking tussen GGD’en binnen een van de zeven regio’s voor infectieziektebestrijding, ondersteund door GGD GHOR Nederland en het RIVM tezamen met de RAC’ers de REC’ers binnen de betreffende regio;

RIVM:

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu als bedoeld in artikel 2, van de Wet op het RIVM;

SiSa:

Single information, Single audit, eenmalige informatieverstrekking, eenmalige accountantscontrole. SiSa is de manier waarop provincies, gemeenten en gemeenschappelijke regelingen zich per jaar verantwoorden over de besteding van specifieke uitkeringen en/of provinciale middelen;

uitkering:

een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet;

verpleegkundige:

hbo-afgestudeerde verpleegkundige of verpleegkundige werkzaam op vergelijkbaar niveau in de publieke gezondheidszorg;

verpleegkundige Maatschappij en Gezondheid:

verpleegkundige die de post hbo-opleiding tot Verpleegkundige Maatschappij en Gezondheid heeft afgerond;

Artikel 2. Toepasselijkheid Awb en Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Artikel 3. Activiteiten die in aanmerking komen voor een uitkering

  • 1. De minister kan voor de jaren 2023 en 2024 een uitkering verstrekken aan een GGD voor activiteiten die vallen onder de doelstellingen van pijler 1 tot en met pijler 5.

  • 2. De activiteiten binnen pijler 1 bestaan uit het aanstellen bij de GGD van:

    • a. medewerkers; en

    • b. een opleidingscoördinator ten behoeve van activiteiten die gericht zijn op het versneld opleiden van medewerkers die worden ingezet voor infectieziektebestrijding.

  • 3. De activiteit binnen pijler 2 bestaat uit het uitvoeren van een pilot regionale en bovenregionale samenwerking waarbij:

    • a. een specialisatie in de infectieziektebestrijding tot stand komt voor epidemiologen zonder achtergrond in de infectieziektebestrijding; en

    • b. landelijke bijeenkomsten voor professionals worden georganiseerd om gezamenlijke inzichten, behaalde resultaten en ervaren knelpunten te delen.

  • 4. De activiteit binnen pijler 3 bestaat uit het opstarten en uitvoeren van een pilot consortium academische werkplaatsen infectieziektebestrijding aan de hand van een vanaf 2023 uit te voeren landelijk academiseringsplan.

  • 5. De activiteit binnen pijler 4 bestaat uit het uitvoeren van een onderzoek met als resultaat een implementatieplan ten behoeve van het effectief bestrijden van infectieziekten.

  • 6. De activiteiten binnen pijler 5 bestaan uit:

    • a. het creëren van opleidingsplekken bij GGD’en voor artsen, verpleegkundigen en deskundigen infectiepreventie GGD;

    • b. het opleiden van verpleegkundigen tot Verpleegkundige Maatschappij en Gezondheid en medewerkers infectiepreventie tot deskundige infectiepreventie; en

    • c. het uitvoeren van een onderzoek naar welke deskundigheidsbevordering en gewenste carrièreperspectieven nodig zijn onder alle professionals infectieziektebestrijding om de doelen van pijler 5 te behalen.

Artikel 4. Hoogte van de uitkering

De uitkering per GGD per pijler bedraagt ten hoogste het bedrag voor de jaren 2023 en 2024 zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 5. Aanvraag tot verlening

  • 1. Een uitkering als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt op aanvraag verstrekt.

  • 2. Voor de aanvraag tot verlening van een uitkering wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 3. De aanvraag voor activiteiten die plaatsvinden in het jaar 2023 kan worden ingediend in de periode van 16 februari 2023 tot en met 31 maart 2023.

  • 4. De minister kan vrijstelling of ontheffing verlenen van de termijn, bedoeld in het derde lid.

Artikel 6. Verlening en bevoorschotting

  • 1. De minister neemt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag voor het jaar 2023 een besluit omtrent de verlening van de uitkering.

  • 2. De minister geeft uiterlijk 29 februari 2024 een beschikking tot verlening van een uitkering voor activiteiten in het jaar 2024.

  • 3. Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval voor welke activiteiten de uitkering wordt verleend, het bedrag van de uitkering, de wijze van verantwoording, de periode waarvoor de uitkering wordt verleend en de wijze waarop het verrichten van de activiteiten kan worden aangetoond.

  • 4. De minister kan bij het besluit tot verlening ambtshalve voorschotten verlenen.

  • 5. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.

Artikel 7. Verplichtingen verbonden aan de uitkering

  • 1. De GGD meldt onverwijld schriftelijk aan de minister indien aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor een uitkering is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht.

  • 2. De GGD informeert de minister op verzoek over de voortgang van de activiteiten waarvoor een uitkering is verleend.

Artikel 8. Verantwoording

  • 1. De GGD legt verantwoording af over de besteding van de uitkering op de wijze als bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. Daar waar sprake is van overdracht van middelen van een medeoverheid naar een andere medeoverheid is SiSa tussen medeoverheden van toepassing, conform artikel 17a, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 9. Vaststelling en terugvordering

  • 1. De minister besluit uiterlijk 37 weken na ontvangst van de informatie ten behoeve van de verantwoording, bedoeld in artikel 8, eerste lid, over de vaststelling van de uitkering.

  • 2. Indien de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend zijn verricht en daarnaast volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de uitkering, wordt de uitkering vastgesteld op het bedrag dat bestaat uit de gerealiseerde kosten, tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

  • 3. Indien de informatie ten behoeve van de verantwoording te laat, niet of niet volledig wordt verstrekt, kan de minister de uitkering op een lager bedrag vaststellen, aan de hand van de gegevens die tot het besluit tot vaststelling beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 10. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst. De regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

  • 2. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 16 februari 2023, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 16 februari 2023.

  • 3. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025 met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op uitkeringen die op grond van de regeling zijn verleend.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering versterking GGD’en.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

BIJLAGE. LIJST VAN MAXIMALE UITKERINGSBEDRAGEN PER GGD VOOR HET JAAR 2023 EN 2024

Onderstaand is een lijst opgenomen waarin GGD’en staan en het maximale bedrag dat zij per kalenderjaar voor de uitkering kunnen ontvangen De bedragen zijn per GGD:

  • 1. voor pijler 1 gebaseerd op het totale aantal inwoners in de betreffende regio plus een vast bedrag;

  • 2. voor pijler 2 gebaseerd op het aantal regionale samenwerkingsverbanden voor infectieziektebestrijding;

  • 3. voor pijler 3 gebaseerd op het aantal academische werkplaatsen infectieziektebestrijding in de betreffende regio;

  • 4. voor pijler 5 gebaseerd op het aantal GGD’en.

De activiteit die valt onder pijler 4 wordt uitgevoerd door de GGD Regio Utrecht.

Daarnaast neemt GGD Regio Utrecht een aantal coördinerende werkzaamheden op zich voor activiteiten ten behoeve van de pijlers 1, 2 en 5, en voert GGD Zuid-Limburg een aantal coördinerende activiteiten uit ten behoeve van pijler 3.

 

Pijler 1

Pijler 2

Pijler 3

Pijler 4

Pijler 5

Totaal per pijler voor het jaar 2023

€ 20.717.600

€ 2.408.680

€ 3.360.000

€ 416.400

€ 10.661.000

Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ

€ 553.716

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Amsterdam

€ 1.062.488

€ 344.097

€ 540.000

€ 0

€ 132.000

GGD Brabant-Zuidoost

€ 813.349

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Drenthe

€ 580.727

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Flevoland

€ 530.788

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Fryslân

€ 704.659

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Gelderland-Zuid

€ 637.197

€ 0

€ 540.000

€ 0

€ 132.000

GGD Gooi en Vechtstreek

€ 376.247

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Groningen

€ 654.025

€ 344.097

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Haaglanden

€ 1.084.488

€ 344.097

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Hart voor Brabant

€ 1.048.324

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Hollands-Midden

€ 836.924

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Hollands-Noorden

€ 717.291

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD IJsselland

€ 612.647

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Kennemerland

€ 625.300

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Limburg-Noord

€ 601.752

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Noord- en Oost-Gelderland

€ 848.300

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Regio Utrecht

€ 3.389.956

€ 344.097

€ 34.200

€ 416.400

€ 7.493.000

GGD Rotterdam-Rijnmond

€ 1.245.877

€ 0

€ 540.000

€ 0

€ 132.000

GGD Twente

€ 688.718

€ 344.097

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD West-Brabant

€ 752.564

€ 344.097

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Zaanstreek/Waterland

€ 456.266

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Zeeland

€ 492.719

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Zuid-Limburg

€ 657.099

€ 344.097

€ 1.705.800

€ 0

€ 132.000

Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden

€ 746.179

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

 

Pijler 1

Pijler 2

Pijler 3

Pijler 4

Pijler 5

Totaal per pijler voor het jaar 2024

€ 20.717.600

€ 2.346.180

€ 3.720.000

€ 0

€ 9.623.920

Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ

€ 553.716

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Amsterdam

€ 1.062.488

€ 335.169

€ 840.000

€ 0

€ 132.000

GGD Brabant-Zuidoost

€ 813.349

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Drenthe

€ 580.727

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Flevoland

€ 530.788

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Fryslân

€ 704.659

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Gelderland-Zuid

€ 637.197

€ 0

€ 840.000

€ 0

€ 132.000

GGD Gooi en Vechtstreek

€ 376.247

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Groningen

€ 654.025

€ 335.169

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Haaglanden

€ 1.084.488

€ 335.169

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Hart voor Brabant

€ 1.048.324

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Hollands-Midden

€ 836.924

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Hollands-Noorden

€ 717.291

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD IJsselland

€ 612.647

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Kennemerland

€ 625.300

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Limburg-Noord

€ 601.752

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Noord- en Oost-Gelderland

€ 848.300

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Regio Utrecht

€ 3.389.956

€ 335.169

€ 34.200

€ 0

€ 7.247.920

GGD Rotterdam-Rijnmond

€ 1.245.877

 

€ 840.000

€ 0

€ 132.000

GGD Twente

€ 688.718

€ 335.169

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD West-Brabant

€ 752.564

€ 335.169

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Zaanstreek/Waterland

€ 456.266

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Zeeland

€ 492.719

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

GGD Zuid-Limburg

€ 657.099

€ 335.169

€ 2.005.800

€ 0

€ 132.000

Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden

€ 746.179

€ 0

€ 0

€ 0

€ 132.000

TOELICHING

Algemeen

Op grond van de Regeling specifieke uitkering versterking GGD’en (hierna: de Regeling) kan een specifieke uitkering (hierna: uitkering) worden verstrekt aan GGD’en voor de versterking van GGD’en in verband met infectieziektebestrijding.

Aanleiding

In het coalitieakkoord1 is onder andere opgenomen dat de pandemische paraatheid versterkt moet worden om zo klaar te zijn voor toekomstige gezondheidscrises. Daarvoor moet onder meer de publieke gezondheidszorg versterkt worden. In de beleidsagenda pandemische paraatheid2 die op 14 april 2022 door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS) naar de Tweede Kamer is gestuurd, schetst het kabinet de eerste lijnen voor de visie op een versterkte pandemische paraatheid van de zorg en infectieziektebestrijding. Een van de manieren waarop het kabinet de publieke gezondheidszorg wil versterken is te zorgen voor een sterke GGD. Hierover staat in de Beleidsagenda onder andere het volgende3:

  • ‘Het versterken van de basis op GGD-niveau is noodzakelijk. (...) We (willen) de kwaliteit en kwantiteit van de uitvoering versterken. Dit betekent onder meer dat er voldoende capaciteit is voor infectieziektebestrijding (artsen en andere professionals), dat de informatievoorziening en ICT-infrastructuur wordt versterkt en dat er sprake is van een meer uniforme manier van werken die de samenwerking en brede inzetbaarheid op landelijk niveau vergroot. Daarbij is het van belang dat we bevorderen dat GGD-en onderling van elkaar kunnen leren.’

  • ‘Een kwantitatieve en kwalitatieve versterking voor de infectieziektebestrijding begint bij meer beschikbare artsen en verpleegkundigen infectieziektebestrijding.’

Kern van de regeling

GGD GHOR Nederland heeft gezamenlijk met de 25 GGD’en de ‘Beleidsagenda versterking infectieziektebestrijding en pandemische paraatheid GGD’en’ opgesteld dat als doel heeft om op korte termijn (namelijk 2023-2024) een aantal kwetsbaarheden in de medisch-operationele processen van infectieziektebestrijding op regionaal niveau bij de GGD’en aan te pakken. In het plan worden de verbeteringen geïdentificeerd die nodig zijn en de daarbij behorende acties.

De 25 GGD’en gaan deze activiteiten uitvoeren of dragen zorg voor de uitvoering ervan. Een deel van de activiteiten zal door alle 25 GGD’en worden uitgevoerd, zoals de activiteiten ten behoeve van het wegnemen van kwetsbaarheden voor pandemische paraatheid (pijler 1). Andere activiteiten zullen door slechts één of enkele GGD’en worden uitgevoerd dan wel wordt de uitvoering door een enkele of een aantal GGD’en gecoördineerd. Hiervoor is gekozen om redenen van efficiëntie en effectiviteit en de extra werkzaamheden voor de individuele GGD’en zo gering mogelijk te houden. Voor 2023 is in totaal € 37.563.680 beschikbaar en voor 2024 een bedrag van € 38.039.700. De bedragen per activiteit zijn gespecificeerd in de bijlage van de Regeling. De doelstellingen van de vijf pijlers in het kader van infectieziektebestrijding zullen hieronder worden toegelicht. De activiteiten die onder de verschillende pijlers vallen, worden besproken in de toelichting op artikel 3.

Pijler 1. Kwetsbaarheden wegnemen

Er zijn onvoldoende professionals infectieziektebestrijding (hierna: IZB-professionals) bij de GGD’en om de activiteiten in het kader van de infectieziektebestrijding uit te voeren. Tijdens de COVID-19 pandemie kregen medische professionals (zoals artsen, verpleegkundigen en deskundigen infectiepreventie) taken toebedeeld die niet aan hen voorbehouden zijn. De inzet van nieuwe, niet-medische medewerkers bleek te zorgen voor gedeeltelijke ontlasting van het werk van de medische professionals, maar zorgde ook voor een kwaliteitsslag door het betrekken van expertise vanuit gedragswetenschappen, risicocommunicatie en data wetenschappers. Het is van belang de opgedane kennis en ervaring te borgen binnen de GGD’en om zo de kwaliteitsslag vast te houden.

Pijler 2. Versterken boven(regionale) monitoring en surveillance

Surveillance en monitoring in de regio (wijk-, gemeente- en GGD-niveau) is essentieel om lokale uitbraken snel te signaleren, effecten van bestrijding te evalueren en preventie-activiteiten te richten op specifieke risicogroepen en gebieden binnen de regio om zo proactief beleid op maat te voeren. Met monitoring wordt gedoeld op het volgen van en toezicht houden op het verloop en de voortgang van een proces. Surveillance is de systematische gegevensverzameling over infectieziekten, risicofactoren en risicogroepen.

Om (boven)regionale monitoring en surveillance uit te voeren is de expertise van epidemiologen, data wetenschappers, beleidsmedewerkers en gedragswetenschappers essentieel, naast de kennis van artsen infectieziektebestrijding (IZB-artsen) en verpleegkundigen. Binnen deze pijler wordt er voortgeborduurd op de bestaande coördinatiestructuren.

Pijler 3. Versterken van de wetenschappelijke kennisinfrastructuur infectieziektebestrijding

Het genereren en toepassen van wetenschappelijke kennis binnen de uitvoeringspraktijk van de GGD’en is nodig voor werken en beleid maken op basis van de best beschikbare informatie over doelmatigheid en doeltreffendheid (evidence based werken en evidence based beleid). Zonder deze wetenschappelijke kennis is het niet mogelijk het werkveld van de infectieziektebestrijding te verbeteren en innoveren en om effectief infectieziekte-uitbraken te voorkomen en te bestrijden in een continu veranderende wereld. Om dit te bereiken zal onderzoek uitgevoerd worden gericht op de GGD praktijk van de infectieziektebestrijding en pandemische paraatheid. Het kan dan zowel gaan om 1-jarig onderzoek als promotieonderzoek. Waar over kennisinfrastructuur wordt gesproken wordt gedoeld op een samenwerkingsverband waarin kennisontwikkeling en kennisoverdracht centraal staat en waarbij sprake is van interactie tussen onderzoek, beleid en praktijk.

Pijler 4. Samenwerken op bovenregionaal niveau

Beleidsmatig samenwerken op bovenregionaal niveau is noodzakelijk voor kwalitatief goede en efficiënte uitvoering van infectieziektebestrijding en paraatheid voor grootschalige infectieziekte-uitbraken, waaronder een mogelijke dreiging van een pandemie. Het is niet effectief en efficiënt om alleen op GGD-niveau te opereren als er sprake is van bovenregionale uitbraken. Dit was al bekend voor de COVID-pandemie, maar is tijdens de pandemie nog eens heel nadrukkelijk onderstreept. Beleidsmatig samenwerken op regionaal en bovenregionaal niveau verhoogt de efficiëntie en effectiviteit van de infectieziektebestrijding en daarmee de paraatheid voor een pandemie.

Pijler 5. Slim én versneld opleiden

Al vele jaren is er een tekort aan IZB-artsen, verpleegkundigen, deskundigen infectiepreventie en overige betrokken professionals in de infectieziektebestrijding. Tijdens de COVID-19 pandemie werd duidelijk dat het aantal professionals werkzaam bij de GGD met specialistische kennis van de infectieziektebestrijding te laag is. In dit licht heeft het Capaciteitsorgaan vastgesteld dat er veel meer opleidingsplaatsen infectieziektebestrijding gecreëerd moeten worden voor de artsen Maatschappij en Gezondheid infectieziektebestrijding (M+G/IZB).

Echter heeft het subsidiëren van deze opleidingsplekken geen effect als er niet voldoende opleiders beschikbaar zijn. Vandaar het belang om eerst in te zetten op het aantrekken en behoud van nieuwe opleiders en vervolgens de stap te maken naar het opleiden zelf.

Om de kwaliteit en professionaliteit binnen de infectieziektebestrijding te bewaken, en in de toekomst beter het hoofd te kunnen bieden aan mogelijke pandemieën, is het noodzakelijk dat naast artsen ook overige infectieziektebestrijding professionals naast hun basisopleiding een specialistische opleidingen volgen. Aansluiten op de wensen voor deskundigheidsbevordering en carrièreperspectief is essentieel om professionals aan de GGD’en te binden.

Gevolgen voor de regeldruk

De Regeling is gericht op GGD’en die te kenschetsen zijn als medeoverheden. Daarmee is bij deze regeling geen sprake is van regeldruk. Gelet hierop heeft het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies.

Staatssteun

Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:

  • De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;

  • De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;

  • De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen;

  • De maatregel is selectief;

  • De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

In dit geval worden de activiteiten door de GGD’en uitgevoerd in het kader van een wettelijke taak. Er is alleen geen sprake van staatssteun als er sprake is van een wettelijke taak waarvoor een alleenrecht is gecreëerd. Er mag namelijk geen sprake zijn van marktwerking. Infectieziektebestrijding is een wettelijke taak die bij het college van burgemeesters en wethouders is belegd. Dit volgt uit artikel 6 Wet publieke gezondheid (Wpg). Ingevolge artikel 14 Wpg voert de GGD deze taken uit. Alle activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van de Regeling hebben direct verband met infectieziektebestrijding. Het is daarbij de inschatting dat er ten aanzien van infectieziektebestrijding geen sprake is van marktwerking. Daarbij is er geen sprake van staatssteun.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

In artikel 1 wordt een aantal definities uiteengezet. De begrippen die nadere uitleg behoeven, bijvoorbeeld omdat ze niet zijn toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting, worden hieronder toegelicht.

Academische werkplaatsen infectieziektebestrijding

Met ‘academische werkplaatsen infectieziektebestrijding’ wordt gedoeld op een informeel samenwerkingsverband waarbij professionals werkzaam zijn in het beleidsveld, onderzoeksveld en in de praktijk van de infectieziektebestrijding. Het samenwerkingsverband heeft geen specifieke rechtsvorm. Deze samenwerking tussen GGD’en, gemeenten en onderzoeksinstellingen draagt bij aan de academisering van de publieke gezondheidszorg. Met academisering wordt bedoeld het genereren en toepassen van wetenschappelijke kennis binnen de uitvoeringspraktijk van de GGD’en Vragen uit praktijk en beleid van de infectieziekten en integraal gezondheidsbeleid staan centraal. Er zijn vijf academische werkplaatsen infectieziektebestrijding, namelijk in Amsterdam, Gelderland-Zuid, Utrecht, Rotterdam-Rijnmond en Zuid-Limburg.

GGD

Met ‘GGD’ wordt de gemeentelijke gezondheidsdienst bedoeld, zoals neergelegd in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid bedoeld. De colleges van burgemeester en wethouders van gemeenten die behoren tot een veiligheidsregio dragen zorg voor de instelling en instandhouding van een regionale gezondheidsdienst in die regio. Via het treffen van een gemeenschappelijke regeling wordt er een openbaar lichaam ingesteld met de aanduiding GGD. De GGD staat onder leiding van een directeur publieke gezondheid, die wordt benoemd door het algemeen bestuur van de GGD in overeenstemming met het bestuur van de veiligheidsregio.

GGD GHOR Nederland vormt daarbij de overkoepelende branchevereniging van de 25 GGD’en en de GHOR’s. GGD GHOR Nederland, een vereniging, zet zich daarbij in als belangenbehartiger voor de publieke gezondheid en veiligheid in Nederland. Daarnaast wordt met ‘GHOR’ gedoeld op de geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio, bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s. De GHOR’s leiden en coördineren de geneeskundige hulpverlening bij rampen en crises.

Infectieziektebestrijding

Een infectieziekte wordt veroorzaakt door bacteriën, virussen, schimmels of parasieten die door mens of dier worden overgebracht. Mensen kunnen een infectieziekte oplopen door contact met besmette personen, via voedsel, besmette oppervlaktes of water, het inademen van besmette lucht of bijvoorbeeld via insecten. Artsen moeten een melding maken bij de GGD als zij mensen aantreffen met bepaalde besmettelijke ziekten. Zo kunnen mogelijke besmettingen of epidemieën zo snel mogelijk worden opgespoord. Naar aanleiding van een melding kan de GGD bron- en contactonderzoek verrichten.

Het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM regisseert de infectieziektebestrijding. Bij een dreigende epidemie kan het CIb een multidisciplinaire groep deskundigen bijeenroepen: het Outbreak Management Team (OMT). Het RIVM coördineert ook het Rijksvaccinatieprogramma, dat kinderen voorziet van vaccinaties tegen een aantal infectieziekten.

Medewerker infectiepreventie

Met een medewerker infectiepreventie gaat het om een natuurlijk persoon die werkzaam is bij de GGD in de functie van medewerker infectiepreventie. Het gaat dan om medewerkers die in dienst zijn van de GGD en die een organisatie ondersteunt op het gebied van infectiepreventie en daartoe infectiepreventiebeleid ontwikkelt, implementeert en evalueert en de uitvoering daarvan begeleidt en bewaakt.

RAC’er

De regionaal arts consulent (RAC’er) is een professional die zorgt voor een verbinding tussen het RIVM en de regio voor infectieziektebestrijding waaraan de RAC’er verbonden is, voor brede verspreiding van kennis over infectieziektebestrijding en ondersteuning van de betreffende regio bij uitbraken van infectieziekten.

REC’er

De regionaal epidemiologisch consulent (REC’er) fungeert als contactpersoon tussen de zeven regionale samenwerkingsverbanden voor infectieziektebestrijding en het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM als het gaat over infectieziekten-epidemiologie. REC’ers adviseren en ondersteunen de regionale surveillance van infectieziekten, de uitvoering van uitbraakonderzoek en het opzetten van toegepast onderzoek bij GGD’en. Samen met de Regionale Arts Consulenten (RAC’ers) zorgen zij voor het onderlinge contact tussen de GGD-teams infectieziektebestrijding, epidemiologen en academische werkplaatsen in de regio.

Regionale samenwerking

Onder regionale samenwerking wordt verstaan de samenwerking tussen de GGD’en die vallen binnen een van de zeven regio’s4 voor infectieziektebestrijding, ondersteund door GGD GHOR Nederland en het RIVM tezamen met de RAC’ers de REC’ers binnen de betreffende regio voor infectieziektebestrijding.

Artikel 2. Toepasselijkheid Awb en Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Op uitkeringen die op grond van onderhavige regeling worden verstrekt is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing. De artikelen 4:35, 4:37 tot en met 4:39, 4:46, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn van overeenkomstige toepassing op deze regeling. Deze artikelen van de Awb hebben betrekking op preventieve weigeringsgronden, de verplichtingen, de vaststelling, het intrekken en wijziging van de verlening en vaststelling van de uitkering, het opschorten van de betalingsverplichting en terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen.

Artikel 3. Activiteiten die in aanmerking komen voor een uitkering

De minister kan aan een GGD voor de jaren 2023 en 2024 een specifieke uitkering verstrekken voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3. Om een uitkering te kunnen ontvangen dient de GGD één aanvraag tot subsidieverlening in waarbij de activiteiten in zowel 2023 als 2024 centraal staan. De activiteiten, onderverdeeld in vijf pijlers, worden hieronder nader toegelicht. Alle activiteiten dragen bij aan de doelstellingen van de verschillende pijlers.

Pijler 1 Kwetsbaarheden wegnemen

Uit artikel 3, tweede lid, volgt dat de volgende activiteiten worden uitgevoerd binnen pijler 1:

  • Nieuwe professionals inzetten binnen de infectieziektebestrijding.

  • Taakdifferentiatie binnen de infectieziektebestrijding verder uitwerken en borgen naar de toekomst.

  • Landelijke basisscholing infectieziektebestrijding voor professionals (zonder reguliere infectieziektebestrijding achtergrond). Deze activiteit staat los van de specialistische opleiding voor medische professionals in de pijler ‘Slim én versneld opleiden’.

Het doel van de activiteiten onder pijler 1 is om in 2023 en 2024 te zorgen dat kwetsbaarheden in de infectieziektebestrijding worden weggenomen zodat GGD’en bij een volgende pandemie beter toegerust zijn om adequaat te reageren en zodoende de schade voor Nederland en haar inwoners te beperken.

Pijler 2 Versteviging (boven) regionale monitoring en surveillance

Binnen pijler 2 wordt een pilot regionale en bovenregionale samenwerking uitgevoerd. Dit volgt uit het derde lid van artikel 3. In een pilot wordt een versteviging van de (boven)regionale monitoring en surveillance gerealiseerd en wordt voortgeborduurd op bestaande coördinatiestructuren.

Middels deze pilot komt een specialisatie in de infectieziektebestrijding tot stand voor epidemiologen zonder achtergrond in de infectieziektebestrijding. Hiermee wordt de scholing bedoeld voor de epidemiologen waarbij zij zich verder bekwamen in het vakgebied van de infectieziekte-epidemiologie. Daarnaast worden er landelijke bijeenkomsten voor professionals georganiseerd om gezamenlijke inzichten, behaalde resultaten en knelpunten te delen.

Pijler 3 Versterken wetenschappelijke kennisinfrastructuur

De activiteit binnen pijler 3 bestaat uit het opstarten en uitvoeren van een tweejarige pilot consortium academische werkplaatsen infectieziektebestrijding. Een consortium van de vijf academische werkplaatsen infectieziektebestrijding stelt in 2022 een landelijk academiseringsplan op. Dit plan zal vanaf 2023 worden uitgevoerd. Het landelijke academiseringsplan bestaat uit activiteiten gericht op het bevorderen van onderzoeksmogelijkheden van medewerkers infectieziektebestrijding bij GGD’en. Bij onderzoeksmogelijkheden voor medewerkers infectieziektebestrijding kan aan het volgende worden gedacht: participeren in promotieonderzoek, participeren in kortlopende onderzoeken (parttime aanstelling), het volgen van scholing gericht op kennis opdoen over wetenschappelijk denken en het doen van onderzoek en publiceren onder supervisie van ervaren en gekwalificeerde onderzoekers.

Pijler 4 Samenwerken op bovenregionaal niveau

Voor samenwerking op (boven)regionaal niveau (pijler 4) moet in een onderzoekspilot onderzocht worden welke taken binnen de infectieziektebestrijding belegd moeten worden op GGD-niveau, bovenregionaal en landelijk niveau en hoe dit gerealiseerd kan worden. Dit moet leiden tot een uniforme werkwijze bij de uitvoering van de infectieziektebestrijding. Dit volgt uit het vijfde lid van artikel 3 van de Regeling. Het onderzoek geeft daarbij antwoord op onder andere de onderstaande onderzoeksvragen:

  • 1. Welke taken worden op GGD-niveau, bovenregionaal en landelijk niveau uitgevoerd?

  • 2. Wat is het meest optimale niveau voor de uitvoering van deze taken?

  • 3. Welke activiteiten en middelen zijn nodig om het optimale uitvoeringsniveau van de infectieziektebestrijding te implementeren?

Pijler 5 Versneld opleiden

In het zesde lid van artikel 3 staan de activiteiten opgesomd die worden uitgevoerd binnen pijler 5. Deze activiteiten bestaan uit:

  • 1. Het creëren van opleidingsplekken, het aantrekken en opleiden van opleiders en verstevigen van opleidingsnetwerken;

  • 2. Het opleiden van verpleegkundigen tot Verpleegkundige Maatschappij en Gezondheid en medewerkers infectiepreventie tot deskundige infectiepreventie; en

  • 3. Het uitvoeren van een onderzoek om inzicht te krijgen in gewenste carrièreperspectief en benodigde deskundigheidsbevordering daarvoor. Het aansluiten op de wensen voor deskundigheidsbevordering en carrièreperspectief is essentieel om professionals aan de GGD’en te binden. Het onderzoek is daarbij gericht op het zittend personeel bij de GGD’en en heeft betrekking op het brede spectrum van professionals infectieziektebestrijding: artsen, verpleegkundigen, deskundigen infectieziektebestrijding, epidemiologen, beleidsmedewerkers, doktersassistenten, datamanagers/datascientists en gedragsdeskundigen.

Artikel 4. Hoogte van de uitkering

De GGD’en hebben met GGD GHOR NL gezamenlijk een plan opgesteld met activiteiten gerangschikt onder de 5 pijlers. In de bijlage bij de Regeling is te vinden welk maximumbedrag per GGD per pijler beschikbaar is in 2023 en 2024.

De GGD’en hebben gezamenlijk met GGD GHOR NL een verdeelsleutel opgesteld ten behoeve van de verdeling van het beschikbare budget. Deze verdeelsleutel voor pijler 1 is gebaseerd op inwoneraantal, de verdeelsleutel voor pijler 2 op de zeven regio’s voor infectieziektenbestrijding, de verdeelsleutel voor pijler 3 op het aantal academische werkplaatsen infectieziektebestrijding, de verdeelsleutel voor pijler 5 is gebaseerd op het aantal GGD’en. Daarnaast zal GGD Regio Utrecht een aantal coördinerende werkzaamheden op zich nemen ten behoeve van alle 25 GGD’en. Het budget voor deze coördinerende werkzaamheden is verdisconteerd in de maximale bedragen die GGD Regio Utrecht kan aanvragen. De coördinerende werkzaamheden staan beschreven in de Beleidsagenda versterking infectieziektebestrijding en pandemische paraatheid GGD’en. Dit is een intern stuk van de GGD GHOR NL en de verschillende GGD’en.

Artikel 5. Aanvraag tot verlening

Een specifieke uitkering wordt op aanvraag verstrekt. Voor de aanvraag tot verlening van de uitkering voor 2023 wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt. De GGD’en ontvangen namelijk een gepersonaliseerd aanvraagformulier waarop staat aangegeven voor welke pijlers de betreffende GGD een uitkering kan aanvragen en wat het maximumbedrag is dat zij kunnen aanvragen voor de pijlers. Aan de GGD’en wordt tijdig voor de start van de aanvraagperiode gevraagd naar welk digitaal adres dit aanvraagformulier verstuurd kan worden.

De GGD’en dienen voor de activiteiten die worden uitgevoerd in 2023 een aanvraag in. Deze aanvraag tot verlening van een uitkering kan worden ingediend in de periode van 16 februari 2023 tot en met 31 maart 2023. De minister kan vrijstelling of ontheffing verlenen van deze termijn indien blijkt dat een GGD de aanvraag niet tijdig kan indienen. Er kunnen namelijk altijd onvoorziene omstandigheden voordoen waardoor het niet altijd mogelijk is om binnen de gestelde termijn een aanvraag in te dienen. Dit kan bijvoorbeeld te maken hebben met het opschalen van de reguliere werkzaamheden ten behoeve van de bestrijding van een epidemie of een pandemie waardoor er geen mankracht beschikbaar is voor het doen van een aanvraag. In dit soort situaties, of andere onvoorziene omstandigheden, kan de GGD om ontheffing van de termijnen, als bedoeld in artikel 5, derde lid, verzoeken. De GGD dient een onderbouwd verzoek tot ontheffing (uitstel) zo snel mogelijk, doch uiterlijk voor het verstrijken van de activiteitenperiode in bij de uitvoeringsorganisatie DUS-I. In het verzoek geeft de GGD de reden voor ontheffing aan. De minister beslist of ontheffing van de termijn mogelijk en noodzakelijk is. Bij een positief oordeel ontvangt de subsidieontvanger een herziene verleningsbeschikking.

Voor de activiteiten die worden uitgevoerd in 2024 hoeven de GGD’en geen aparte aanvraag in te dienen. Hiervoor wordt namelijk ambtshalve een beslissing door de minister genomen omtrent de verlening van de uitkering voor 2024. Het is niet nodig gebleken voor de GGD’en om afzonderlijk een aanvraag in te dienen voor het jaar 2024. Er is namelijk op voorhand duidelijk welke activiteiten in 2024 worden uitgevoerd en wat de hoogte van de uitkering is die hier tegenover staat.

Artikel 6. Verlening en bevoorschotting

De minister beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag voor het jaar 2023 tot verlening van een specifieke uitkering over de verlening. Wanneer een aanvraag incompleet is, krijgt de gemeente de kans de ontbrekende informatie aan te vullen. Voor de activiteiten die worden uitgevoerd in 2024 wordt ambtshalve een beslissing genomen. De GGD’en ontvangen daarvoor een ambtshalve beschikking met verlening van de uitkering. De GGD’en hoeven daarom ook geen aparte aanvraag in te dienen voor 2024. Hiervoor is gekozen omdat er voor de jaren 2023 en 2024 apart via SiSa zal worden verantwoord. Het is niet mogelijk om bedragen van 2023 over te hevelen naar 2024.

In het verleningsbesluit worden in ieder geval de volgende zaken vermeldt: het bedrag van de specifieke uitkering, de periode waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend en de wijze waarop de verantwoording plaatsvindt. De minister verleent een voorschot van 100% voor beide jaren. Het voorschot voor 2023, dan wel voor 2024, zal in één keer worden uitbetaald. In de verleningsbeschikkingen voor 2023 en 2024 zal nader worden gespecificeerd op welk moment het totale voorschot zal worden uitbetaald.

Artikel 7. Verplichtingen verbonden aan de uitkering

De GGD is verplicht te melden wanneer de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend niet of niet geheel worden verricht. De melding moet zo spoedig mogelijk en zelfs ‘onverwijld’ worden gedaan. Dit betekent dat de melding onmiddellijk moet worden gedaan. De GGD mag dus niet wachten tot hij dit nodig acht. Daarnaast kan de minister een GGD vragen om een mondelinge of schriftelijke toelichting te geven op de voortgang van de activiteiten waarvoor een uitkering is verstrekt. Deze informatie kan gebruikt worden voor de beleidsvorming door de minister.

Artikel 8. Verantwoording

De verantwoording voor de besteding van de specifieke uitkering verloopt op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet via de jaarrekening van de GGD en de systematiek van ‘single information, single audit’ (SiSa-systematiek). De informatie ten behoeve van de verantwoording is gebaseerd op de werkelijke kosten en opbrengsten van de GGD.

Artikel 9. Vaststelling en terugvordering

Artikel 9 betreft de vaststelling, die via het Besluit financiële verhouding 2001 en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten loopt, derhalve via de SiSa-systematiek. Indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt, blijkens de verantwoording, bedoeld in artikel 8, zijn verricht of hadden moeten zijn verricht, besluit de minister uiterlijk 37 weken na ontvangst van deze informatie over de vaststelling van de specifieke uitkering. Indien de informatie ten behoeve van de verantwoording te laat, niet of niet volledig wordt verstrekt, kan de minister de uitkering op een lager bedrag vaststellen, aan de hand van de gegevens die tot het besluit tot vaststelling beschikbaar zijn gesteld.

De hoogte van de specifieke uitkering wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend, mits is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen die zijn verbonden aan de specifieke uitkering en tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag. Onverschuldigd betaalde bedragen worden teruggevorderd overeenkomstig artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 10. Hardheidsclausule

Artikel 10 bevat een hardheidsclausule. Deze biedt de mogelijkheid om, in gevallen waarin toepassing van de regeling – gegeven de doelstelling en de strekking daarvan – een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, een onderdeel van de regeling buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken.

De hardheidsclausule zal met grote terughoudendheid worden toegepast. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen voordoen die noodzaken tot afwijken van deze regeling.

Artikel 11. Inwerkingtreding

In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving en de minimale termijn tussen publicatie en inwerkingtreding van de regeling (zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving), treedt deze Regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 16 februari 2023, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 16 februari 2023. Hiervoor is gekozen omdat deze subsidie wordt opengesteld per 16 februari 2023.

De Regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025 met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op een uitkering die krachtens deze Regeling is verstrekt. Dit volgt uit het tweede lid van artikel 11.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers


X Noot
1

Coalitieakkoord 2021–2025 van het kabinet Rutte IV, ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’, van 15 december 2021.

X Noot
2

Kamerstukken II 2021–2022, 25 295, nr. 1836.

X Noot
3

Kamerstukken II 2021–2022, 25 295, nr. 1836, p. 5.

X Noot
4

Het gaat hierbij om de regio’s: Zuid-Holland, Zeeland-Brabant, Utrecht, Oost-Nederland, Noord-Nederland, Noord-Holland-Flevoland en Limburg. Zie hiervoor ook: https://www.rivm.nl/regionale-infectieziektebestrijding/regionale-arts-consulenten-rac/wie-zijn-regionaal-arts-consulenten.

Naar boven