Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 13 februari 2023, nummer WBV 2023/4, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A1/3 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

3. Handelingen na aantreffen aan de Nederlandse buitengrens bij inreis van een al dan niet gesignaleerde vreemdeling

De ambtenaar belast met de grensbewaking verleent toegang aan een vreemdeling als die in het bezit is van een geldige Nederlandse verblijfsvergunning of mvv en er geen twijfel bestaat over de rechtmatigheid van deze verblijfsvergunning of mvv.

De ambtenaar belast met de grensbewaking verleent toegang aan een vreemdeling als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 6 SGC. Een van de voorwaarden is dat de vreemdeling niet mag worden beschouwd als een gevaar voor de openbare orde, nationale veiligheid of de internationale betrekkingen van één van de Schengenlidstaten.

Onder gevaar voor de openbare orde vallen de volgende situaties:

  • gevaar voor de openbare rust;

  • gevaar voor de goede zeden;

  • gevaar voor de volksgezondheid (zie A1/4.10 Vc).

Als een vreemdeling gesignaleerd staat in het SIS of E&S is dat een indicatie dat hij een gevaar vormt voor de openbare orde, de nationale veiligheid of de internationale betrekkingen van één van de Schengenlidstaten.

Gevaar voor de openbare orde bestaat in ieder geval in de volgende situaties:

  • de vreemdeling staat in het E&S gesignaleerd als ‘ongewenst vreemdeling’ of als ‘ongewenstverklaarde vreemdeling’;

  • de vreemdeling staat met het oog op weigering van toegang en verblijf of inzake terugkeer in combinatie met een inreisverbod in het SIS geregistreerd.

De ambtenaar belast met de grensbewaking die gegronde redenen heeft te veronderstellen dat de vreemdeling (politieke) activiteiten ontplooit die een gevaar opleveren voor de openbare orde, de nationale veiligheid of de internationale betrekkingen stemt met de IND af of toegang aan de vreemdeling kan worden verleend.

Een vreemdeling die een gevaar oplevert voor de openbare orde of de nationale veiligheid mag niet tijdens de vrije termijn in het Schengengebied verblijven.

De vreemdeling moet voldoen aan de voorwaarden voor toegang tenzij deze in het bezit is van een reisdocument voor vluchtelingen dat is afgegeven op grond van tenminste één van de volgende regelingen:

  • de Europese Overeenkomst inzake de afschaffing van visa voor vluchtelingen (Trb. 1959, nr. 153);

  • de Europese Overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen.

De ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen of de DT&V mag deze vreemdeling niet naar zijn land van herkomst verwijderen.

Het onderstaande geldt met in achtneming van het bovenstaande, dat wil zeggen er moet worden voldaan aan artikel 6, eerste lid, SGC.

Geen verblijfsvergunning of visum voor verblijf van langere duur en gesignaleerd

De ambtenaar belast met de grensbewaking verricht na het aantreffen aan de buitengrens van een vreemdeling zonder geldige verblijfsvergunning of visum voor verblijf van langere duur voor Nederland of een van de andere Schengenlidstaten, die gesignaleerd is in:

  • SIS inzake terugkeer, al dan niet in combinatie met een inreisverbod;

  • SIS met het oog op weigering van toegang en verblijf; of

  • E&S vanwege een ongewenstverklaring of anderszins ter fine van weigering van toegang tot Nederland,

de volgende handelingen:

  • de toegang tot Nederland verlenen als er enkel een terugkeerbesluit is gegeven;

  • de toegang tot Nederland weigeren als er ook een inreisverbod is opgelegd, tenzij de duur van het inreisverbod aantoonbaar is verstreken;

  • de toegang tot Nederland weigeren bij een signalering in SIS met het oog op weigering van toegang en verblijf of bij een signalering in E&S ter fine van weigering van toegang tot Nederland;

  • de treffer in het SIS bij het Bureau SIRENE melden (zie paragraaf A2/12.5.2 Vc);

  • de IND informeren, zodat de IND de Nederlandse signalering inzake terugkeer wist of omklapt naar een signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf als er sprake is van een inreisverbod;

  • de IND informeren bij een door Nederland opgelegd inreisverbod dat is opgelegd vóór 7 maart 2023.

De ambtenaar belast met de grensbewaking mag diplomatieke ambtenaren en andere geprivilegieerde personen niet in het E&S controleren.

Geldige verblijfsvergunning of visum voor verblijf van langere duur in andere Schengenlidstaat en gesignaleerd in E&S

De ambtenaar belast met de grensbewaking verricht na het aantreffen aan de buitengrens van een vreemdeling die in het bezit is van een voor een andere lidstaat geldige verblijfsvergunning of visum voor verblijf van langere duur en die gesignaleerd is in E&S, de volgende handeling:

  • de toegang tot Nederland weigeren.

Geldige verblijfsvergunning of visum voor verblijf van langere duur in andere Schengenlidstaat en gesignaleerd door een andere Schengenlidstaat in SIS

De ambtenaar belast met de grensbewaking verricht, na het aantreffen aan de buitengrens van een vreemdeling die in het bezit is van een voor een Schengenlidstaat geldige verblijfsvergunning of visum voor verblijf van langere duur en die door een andere Schengenlidstaat gesignaleerd is in SIS inzake terugkeer, al dan niet in combinatie met een inreisverbod, of met het oog op weigering van toegang en verblijf de volgende handelingen:

  • verleent toegang tot Nederland in het geval de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt op doorreis te zijn naar de Schengenlidstaat die de verblijfsvergunning heeft verleend. Hiervoor is niet vereist dat de vreemdeling aan alle toegangsvoorwaarden van artikel 6, eerste lid, SGC voldoet;

  • meldt de treffer bij Bureau SIRENE, zodat de raadplegingsprocedure volgens paragraaf A2/12.10.4 Vc wordt gevolgd en, als er sprake is van een signalering inzake terugkeer, de informatie-uitwisseling volgens paragraaf A2/12.5.2 Vc.

Geldige verblijfsvergunning of visum voor verblijf van langere duur in andere Schengenlidstaat en gesignaleerd door Nederland in SIS

De ambtenaar belast met de grensbewaking verricht, na het aantreffen aan de buitengrens van een vreemdeling die in het bezit is van een voor een andere Schengenlidstaat geldige verblijfsvergunning en die door Nederland gesignaleerd is in SIS inzake terugkeer in combinatie met een inreisverbod, de volgende handelingen:

  • verleent toegang tot Nederland in het geval de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt op doorreis te zijn naar de Schengenlidstaat die de verblijfsvergunning heeft verleend. Hiervoor is niet vereist dat de vreemdeling aan alle toegangsvoorwaarden van artikel 6, eerste lid, SGC voldoet;

  • informeert de IND zodat de IND de raadplegingsprocedure start volgens paragraaf A2/12.10.2.3, onder A, Vc.

Het Bureau SIRENE verricht vervolgens, bij alle bovenstaande situaties de volgende handelingen:

  • registreert de in SIS gemelde treffers;

  • informeert de IND over de treffer in SIS als Nederland de signalerende lidstaat is;

  • informeert de signalerende lidstaat, als sprake is van een signalering door een andere lidstaat.

B

Paragraaf A2/12 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

12. Signaleringen

12.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt met lidstaten bedoeld: de landen van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland.

In dit hoofdstuk wordt onder meer beschreven hoe te handelen in de volgende situaties:

  • Nederland geeft de vreemdeling een terugkeerbesluit en signaleert de vreemdeling in het SIS (Schengeninformatiesysteem) inzake terugkeer;

  • Nederland geeft de vreemdeling een terugkeerbesluit, legt een inreisverbod op en signaleert de vreemdeling in het SIS inzake terugkeer, omdat de vreemdeling het grondgebied van de lidstaten nog niet daadwerkelijk heeft verlaten;

  • Nederland heeft de vreemdeling een terugkeerbesluit gegeven en een inreisverbod opgelegd en zet de signalering inzake terugkeer om in een signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf, zodra de vreemdeling het grondgebied van de lidstaten daadwerkelijk heeft verlaten;

  • Nederland neemt een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 en signaleert de vreemdeling in het E&S of het SIS met oog op weigering van toegang en verblijf.

Ook worden in dit hoofdstuk de verschillende raadplegingsprocedures nader omschreven. De raadplegingsprocedure moet voorkomen dat een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning in een van de lidstaten, in het SIS gesignaleerd staat inzake terugkeer of met het oog op weigering toegang en verblijf.

In dit hoofdstuk wordt hierna met 'verblijfsvergunning' een verblijfsvergunning regulier of een visum voor verblijf van langere duur bedoeld. Als 'verblijfsvergunning' ook ziet op de verblijfsvergunning asiel, wordt dit aangegeven met 'verblijfsvergunning inclusief asiel'. In Nederland heet een visum voor verblijf van langere duur een mvv.

12.2 Algemeen

Het Schengeninformatiesysteem (SIS)

Het SIS is een computersysteem waarmee binnen de lidstaten specifieke informatie wordt uitgewisseld.

Het SIS geeft bevoegde autoriteiten onder andere informatie over personen die geen recht hebben om in het Schengengebied te verblijven, of gezocht worden voor (betrokkenheid bij) criminele activiteiten.

In dit hoofdstuk gaat het om:

  • de signalering inzake terugkeer, genoemd in Verordening (EU) 2018/1860 van het Europees parlement en de Raad van 28 november 2018 betreffende het gebruik van het Schengeninformatiesysteem voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen (hierna: Vo (EU) 2018/1860); en

  • de signalering met het oog op weigering toegang en verblijf, genoemd in Verordening (EU) 2018/1861 van het Europees parlement en de Raad van 28 november 2018 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles, tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en tot wijziging en intrekking van Verordening (EG) nr. 1987/2006 (hierna: Vo (EU) 2018/1861).

De IND is verantwoordelijk voor de invoering van deze door Nederland opgelegde signaleringen in het SIS. De IND voert signaleringen niet rechtstreeks in het SIS in, maar via NSIS (Nationaal Schengeninformatiesysteem). In dit hoofdstuk wordt enkel nog gesproken over SIS, ook als het om NSIS gaat. Uitwisseling van informatie met andere lidstaten vindt plaats door tussenkomst van Bureau SIRENE.

Het informatiesysteem Executie en signalering (E&S)

  • Het E&S is een informatiesysteem van de Nederlandse politie. In het E&S staan o.a. vreemdelingenrechtelijke signaleringen. Welke signaleringen dit zijn staat in A2/12.6 Vc.

In het E&S worden signaleringen opgenomen volgens het Nederlandse vreemdelingenrecht die niet in het SIS mogen worden opgenomen. Ook worden signaleringen in het E&S opgenomen, die nog niet in het SIS kunnen worden opgenomen. De vreemdeling wordt dan gesignaleerd ter fine van weigering van toegang tot Nederland.

De IND is verantwoordelijk voor de invoering van bovengenoemde signaleringen in E&S.

De signalering in SIS en E&S vanwege een inreisverbod, ongewenstverklaring of besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 wordt beëindigd als de duur van de betreffende maatregel is verstreken of als de maatregel wordt opgeheven.

12.3 Onderdanen van de lidstaten en diens familieleden

Algemeen

Onderdanen van een lidstaat en diens familie- of gezinsleden in de zin van richtlijn 2004/38/EG (het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie van burgers van de Unie en hun familieleden), worden niet gesignaleerd in SIS inzake terugkeer of met het oog op weigering van toegang en verblijf.

Signalering en verkrijging staatsburgerschap

De signalerende lidstaat wist op grond van artikel 14 Vo (EU) 2018/1860 een signalering inzake terugkeer van een persoon die het staatsburgerschap heeft verkregen van een van de lidstaten, zodra de signalerende lidstaat er kennis van krijgt dat de betrokken persoon het staatsburgerschap heeft verkregen.

Signalering door andere lidstaat

Als een aanvraag om een verblijfsdocument of een verzoek om inschrijving EU bij de IND op grond van artikel 8, aanhef en onder e, Vw wordt ingediend, worden onder andere de systemen SIS en E&S geraadpleegd. Als de vreemdeling is gesignaleerd inzake terugkeer of met het oog op weigering toegang en verblijf en de aanvraag wordt ingewilligd of het verzoek wordt toegekend, dan overlegt de IND met de signalerende lidstaat en verzoekt de IND de signalering te wissen.

Als er een hit is van een familie- of gezinslid in de zin van richtlijn 2004/38/EG, neemt de IND op grond van artikel 26, tweede lid, Vo (EU) 2018/1861 contact op met de signalerende lidstaat om te bepalen welke actie moet worden ondernomen.

Signalering door Nederland

Bij een hit van een familielid van een onderdaan van een lidstaat die de IND in het SIS heeft gesignaleerd met het oog op weigering toegang en verblijf, overlegt de lidstaat, die de hit vaststelt, met de IND op grond van artikel 26 Vo (EU) 2018/1861. Als de IND de signalering wist, overweegt de IND of er redenen zijn om het familielid in E&S te signaleren.

12.4 Handelingen na aantreffen gesignaleerde vreemdeling
12.4.1 Handelingen na aantreffen gesignaleerde vreemdeling aan Nederlandse buitengrens bij inreis

Zie A1/3 Vc voor de te verrichten handelingen als een gesignaleerde vreemdeling aan de Nederlandse buitengrens wordt aangetroffen bij inreis.

12.4.2 Handelingen na aantreffen vreemdeling aan Nederlandse buitengrens bij uitreis of in het binnenlands toezicht en die door een andere lidstaat is gesignaleerd

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen verricht bij een vreemdeling zonder geldige verblijfsvergunning (ook geen verblijfsvergunning asiel) voor Nederland of een van de andere lidstaten:

  • die in het kader van binnenlands toezicht of bij controle aan de buitengrens bij uitreis wordt aangetroffen, en

  • die door een andere lidstaat gesignaleerd is:

    • inzake terugkeer al dan niet in combinatie met een inreisverbod, of

    • met het oog op weigering van toegang en verblijf;

in ieder geval de volgende handeling:

  • informeert via het Bureau SIRENE de signalerende lidstaat dat de vreemdeling in Nederland is aangetroffen, zodat informatie-uitwisseling op grond van artikel 7, tweede lid, Vo (EU) 2018/1860 plaatsvindt;

  • informeert via het Bureau SIRENE de signalerende lidstaat wanneer de vreemdeling het grondgebied van de lidstaten al eerder heeft verlaten; of

  • informeert via het Bureau SIRENE de signalerende lidstaat van zijn uitreis via een Nederlandse lucht- of zeehaven of treinstation (Eurostar) (hierna: Nederlandse buitengrens) volgens paragraaf A2/12.5.1 Vc.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen verricht bij een vreemdeling die in het kader van binnenlands toezicht of bij controle aan de buitengrens bij uitreis wordt aangetroffen,

  • die in het bezit is van een voor een andere lidstaat geldige verblijfsvergunning inclusief asiel, en

  • die door een andere lidstaat gesignaleerd is in SIS inzake terugkeer al dan niet in combinatie met een inreisverbod,

de volgende handelingen:

  • meldt de treffer bij Bureau SIRENE volgens paragraaf A2/12.10.4 Vc; en

  • informeert de signalerende lidstaat volgens paragraaf A2/12.5.1 Vc als de vreemdeling via een Nederlandse buitengrens uitreist.

Het Bureau SIRENE verricht vervolgens de volgende handelingen:

  • registreert de in SIS gemelde treffers; en

  • informeert de signalerende lidstaat, als sprake is van een signalering door een andere lidstaat.

12.4.3 Handelingen als een door Nederland gesignaleerde vreemdeling wordt aangetroffen aan de grens op uitreis of in het kader van binnenlands toezicht

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen verricht in de volgende situaties de genoemde handelingen, als hij een door Nederland gesignaleerde vreemdeling in het kader van binnenlands toezicht of bij controle op uitreis aantreft.

  • De vreemdeling is gesignaleerd inzake terugkeer, al dan niet in combinatie met een inreisverbod, en verlaat het grondgebied van de lidstaten: de betreffende ambtenaar informeert de IND, zodat de IND de Nederlandse signalering inzake terugkeer wist of omzet naar een signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf als er sprake is van een inreisverbod of een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861.

  • De vreemdeling is gesignaleerd inzake terugkeer, al dan niet in combinatie met een inreisverbod, en wordt aangetroffen in het kader van binnenlands toezicht: als blijkt dat de vreemdeling al heeft voldaan aan zijn terugkeerverplichting, informeert de betreffende ambtenaar de IND. De IND wist de signalering inzake terugkeer. Als er sprake is van een inreisverbod of een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 zet de IND de signalering om naar een signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf. De betreffende ambtenaar beziet of de vreemdeling in aanmerking komt voor een nieuw terugkeerbesluit. De signalering met het oog op weigering toegang en verblijf blijft in stand vanwege het inwerking getreden inreisverbod.

  • De vreemdeling is gesignaleerd vanwege een ongewenstverklaring. De betreffende ambtenaar:

    • controleert of de vreemdeling sinds de datum van bekendmaking van de beschikking tot ongewenstverklaring op grond van artikel 67 Vw uit Nederland is vertrokken of uitgezet;

    • geeft zo nodig een terugkeerbesluit als de vreemdeling Nederland daadwerkelijk heeft verlaten sinds de datum van de bekendmaking van de beschikking tot ongewenstverklaring op grond van artikel 67 Vw of als hij nog niet eerder een terugkeerbesluit heeft gekregen; en

    • beziet of een inreisverbod kan worden opgelegd, waarbij de ongewenstverklaring wordt opgeheven (zie paragraaf A4/3.9 Vc), hoort daartoe zo nodig de vreemdeling en dient daartoe een voorstel in bij de IND (model M63).

  • De vreemdeling is gesignaleerd om een andere reden dan vanwege een ongewenstverklaring, terugkeerbesluit of inreisverbod. De betreffende ambtenaar:

    • geeft zo nodig een terugkeerbesluit al dan niet in combinatie met een (alleen bij uitreis: voornemen tot het opleggen van een) inreisverbod anders dan op grond van artikel 66a, zevende lid, Vw (via model M107-B); of

    • geeft zo nodig een terugkeerbesluit al dan niet in combinatie met een voorstel aan de IND tot het opleggen van een inreisverbod op grond van artikel 66a, zevende lid, Vw (M63), conform de beleidsregels in de paragrafen A4/2.1, A4/3.2 en A4/3.3 Vc.

De IND zorgt voor (aanpassing van) de signalering in SIS.

12.5 De terugkeerbevestiging bij uitreis en informatie-uitwisseling bij inreis

De terugkeerbevestiging is de uitwisseling van informatie, naar aanleiding van een signalering inzake terugkeer, dat een vreemdeling het grondgebied van de lidstaten daadwerkelijk via een buitengrens heeft verlaten.

12.5.1 Hit aan de buitengrens bij uitreis

Bureau SIRENE informeert naar aanleiding van een melding door een ambtenaar belast met de grensbewaking, de lidstaat die een vreemdeling in SIS gesignaleerd heeft inzake terugkeer, als de gesignaleerde vreemdeling het grondgebied van de lidstaten via een Nederlandse buitengrens verlaat.

Een andere lidstaat informeert Nederland als signalerende lidstaat, als de vreemdeling via de buitengrens van die lidstaat het grondgebied van de lidstaten verlaat. De IND wist de signalering inzake terugkeer op grond van artikel 6 Vo (EU) 2018/1860 direct na ontvangst van de terugkeerbevestiging. Als sprake is van een inreisverbod of een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 wordt een signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf ingevoerd in SIS.

12.5.2 Hit aan de buitengrens bij inreis

Bureau SIRENE informeert, naar aanleiding van een melding door een ambtenaar belast met de grensbewaking, de lidstaat die een vreemdeling in SIS gesignaleerd heeft inzake terugkeer, als de gesignaleerde vreemdeling het grondgebied van de lidstaten via een Nederlandse buitengrens wil inreizen.

Een andere lidstaat informeert Nederland als signalerende lidstaat, als de vreemdeling via de buitengrens van die lidstaat het grondgebied van de lidstaten wil inreizen.

De IND wist de signalering inzake terugkeer op grond van artikel 8 Vo (EU) 2018/1860 direct na de informatie-uitwisseling bij inreis. Als er sprake is van een inreisverbod wordt direct een signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf ingevoerd in SIS.

Ook paragraaf A2/12.10.4 Vc is van toepassing als de vreemdeling is gesignaleerd door een andere lidstaat dan Nederland en een verblijfsvergunning inclusief asiel heeft in een andere (derde) lidstaat.

12.6 Invoeren van signaleringen in het SIS of E&S

SIS

De IND voert een signalering inzake terugkeer in SIS in van de vreemdeling, die

  • een terugkeerbesluit krijgt of heeft gekregen van de daartoe bevoegde ambtenaar als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, VV. Bij dit terugkeerbesluit kan ook een inreisverbod of een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 zijn opgelegd;

  • gesignaleerd is vanwege een inreisverbod opgelegd vóór 7 maart 2023, dat nog niet in werking is getreden en er een procedurele gebeurtenis plaatsvindt die leidt tot signalering. De IND wist dan de signalering vanwege het inreisverbod; of

  • een terugkeerbesluit zonder inreisverbod heeft gekregen vóór 7 maart 2023 en voor zover bekend bij de IND, nog niet voldaan heeft aan de vertrekplicht en er een procedurele gebeurtenis plaatsvindt die leidt tot signalering.

De IND voert een signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf in SIS in van:

  • een vreemdeling, die niet beschikt over een verblijfsvergunning inclusief asiel in een andere lidstaat of dit niet heeft aangetoond, en

    • ongewenst is verklaard op grond van artikel 67 Vw;

    • een besluit heeft gekregen in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861; of

    • daadwerkelijk het grondgebied van de lidstaten heeft verlaten, en aan wie:

      • een zwaar inreisverbod op grond van 66a, zevende lid, Vw is opgelegd; of

      • een licht inreisverbod op grond van artikel 66a, zesde lid, Vw is opgelegd;

  • een vreemdeling aan wie de toegang tot Nederland is geweigerd in verband met het gebruik van een vals document voor grensoverschrijding of identiteitspapieren. De signaleringsduur is 5 jaar;

  • een vreemdeling aan wie de toegang tot Nederland is geweigerd in verband met een aan drugssmokkel gerelateerd misdrijf. De signaleringsduur is 5 jaar;

  • een vreemdeling bij wie concrete aanwijzingen zijn dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de nationale veiligheid. De signaleringsduur is 10 jaar; of

  • een vreemdeling bij wie concrete aanwijzingen zijn dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde. De signaleringsduur is 2 jaar.

De IND voert de signalering inzake terugkeer of met het oog op weigering van toegang en verblijf ook in als de vreemdeling al in SIS is gesignaleerd door een andere lidstaat, zolang de signaleringen niet onverenigbaar zijn met elkaar.

Na de ontvangst van een terugkeerbevestiging van een door Nederland in SIS gesignaleerde vreemdeling, moet de IND:

  • de signalering inzake terugkeer wissen; en

  • de signalering met het oog op weigering toegang en verblijf invoeren, als aan de vreemdeling ook een inreisverbod of een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 is opgelegd.

De gegevens die een lidstaat bij een signalering in ieder geval in SIS moet invoeren staan vermeld in artikel 4 van Vo (EU) 2018/1860.

Daarnaast voert de IND in ieder geval de gegevens van een verblijfsdocument in SIS in, als:

  • de vreemdeling:

    • zich uitgeschreven heeft uit de BRP op grond van emigratie; of

    • met onbekende bestemming is vertrokken; en

  • de geldigheidsduur van het verblijfsdocument nog niet is verlopen en het verblijfsdocument niet is ingeleverd bij de IND. De einddatum van de signalering is gelijk aan de einddatum van het verblijfsdocument.

E&S

In het E&S staan o.a. vreemdelingenrechtelijke signaleringen, zoals:

  • een op grond van artikel 67 Vw ongewenst verklaarde onderdaan van een van de lidstaten of diens familie- of gezinsleden;

  • een op grond van artikel 67 ongewenst verklaarde vreemdeling die geen verblijfsvergunning (ook geen verblijfsvergunning asiel) (meer) heeft in Nederland en zich niet in Nederland bevindt;

  • een op grond van artikel 67 Vw ongewenst verklaarde vreemdeling die zich niet in Nederland bevindt en een verblijfsvergunning inclusief asiel heeft in één van de lidstaten;

  • een vreemdeling die een besluit krijgt in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861;

  • een op grond van artikel 67 ongewenst verklaarde vreemdeling, die

    • niet heeft aangetoond over een verblijfsvergunning in een andere lidstaat te beschikken; en

    • ongewenst is verklaard vanwege een andere grond dan openbare orde of niet voldoet aan artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861;

  • een vreemdeling met een verblijfsvergunning inclusief asiel in een van de lidstaten die zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden van artikel 12 Vw; de termijn van signalering is maximaal zes maanden; en

  • een mvv-plichtige vreemdeling die niet (langer) voldoet aan de voorwaarden waaronder de mvv is afgegeven. De duur van deze signalering wordt gelijk gesteld met de (resterende) duur van de afgegeven mvv.

12.7 Aanvullende informatie voor het invoeren van signaleringen

De ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen geeft aan de IND ten minste één van de volgende onderbouwingen voor de signalering aan:

  • gevaar voor de nationale veiligheid;

  • toegangsweigering: proces-verbaal drugssmokkel gerelateerd misdrijf, (nog) geen veroordeling;

  • toegangsweigering: proces-verbaal gebruik valse/vervalste reis-/identiteitspapieren; of

  • opleggen bevel zich onmiddellijk te begeven naar lidstaat aan een vreemdeling met een verblijfsvergunning inclusief asiel in een van de lidstaten die zich niet gehouden heeft aan de voorwaarden van artikel 12 Vw.

Daarnaast stuurt de ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen voor de signalering de volgende documenten mee:

  • wanneer aanwezig: kopieën van identiteitsdocumenten van de vreemdeling;

  • het opgemaakte proces-verbaal van het misdrijf dat aanleiding is voor het voorstel tot signalering;

  • het nummer van het proces-verbaal; en

  • als er geen sprake is van een proces-verbaal moeten andere bewijsmiddelen die het voorstel tot signalering ondersteunen, worden meegezonden.

De politie doet op basis van de vingerafdrukken van de vreemdeling een onderzoek naar de identiteit van de vreemdeling als deze niet bekend is. De vreemdeling met verschillende personalia wordt onder de naam zoals deze in de BVV bekend is, gesignaleerd. De andere personalia worden als aliasnaam opgenomen.

De ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen moet ervoor zorgen dat in het kader van de signalering vingerafdrukken en een foto van de vreemdeling in de BVV beschikbaar zijn. Als dit niet mogelijk is, moet de reden hiervan worden vermeld.

12.8 Informatievoorziening aan de vreemdeling bij signalering

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen informeert de vreemdeling die gesignaleerd wordt in ieder geval over:

  • het feit dat de vreemdeling gesignaleerd wordt;

  • de duur van de signalering;

  • het gebied waarvoor de signalering geldt; en

  • de wijze waarop de vreemdeling:

    • kan kennisnemen van de signalering;

    • om opheffing kan verzoeken.

12.9 Aanvang van signalering

De signalering van een vreemdeling in E&S of het SIS vangt aan op:

  • a. de datum waarop aan de vreemdeling een terugkeerbesluit wordt bekendgemaakt;

  • b. de datum waarop de vreemdeling het grondgebied van de lidstaten daadwerkelijk heeft verlaten als het een signalering vanwege een inreisverbod betreft. Als de situatie in paragraaf A4/2.4.3 Vc zich voordoet, waarbij het vertrek vanuit het grondgebied eerder plaatsvindt dan de bekendmaking van de beschikking waarin het inreisverbod wordt opgelegd, vindt de signalering plaats op de datum van de bekendmaking van de beschikking;

  • c. Als het een onderdaan van een lidstaat of diens familie- of gezinsleden betreft: de datum waarop de vreemdeling een verwijderingsbesluit met ongewenstverklaring heeft ontvangen en de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken of als er een bezwaarschrift is ingediend, na de beslissing op dat bezwaarschrift tenzij een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening hangende beroep is ingediend. In dat laatste geval volgt signalering pas nadat het verzoek is afgewezen of nadat de getroffen voorziening is uitgewerkt;

  • d. de datum van de bekendmaking van het besluit tot ongewenstverklaring op grond van artikel 67 Vw in andere gevallen dan hierboven onder c genoemd;

  • e. de datum waarop aan de vreemdeling een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 wordt bekendgemaakt;

  • f. de datum waarop de vreemdeling de toegang tot Nederland is geweigerd;

  • g. de datum waarop de rechtsgevolgen genoemd in het besluit tot intrekking van de mvv in werking treden; of

  • h. de datum waarop aan de vreemdeling een bevel wordt gegeven zich onmiddellijk te begeven naar de verblijfgevende lidstaat.

12.10 Signaleringen en verblijfsvergunningen/verblijfsaanvragen

Een vreemdeling die door Nederland of door een andere lidstaat in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning wordt niet in SIS gesignaleerd inzake terugkeer of met het oog op weigering toegang en verblijf.

Om te voorkomen dat een vreemdeling zowel in het bezit is van een verblijfsvergunning als gesignaleerd is in het SIS inzake terugkeer of met het oog op weigering toegang en verblijf, moet een lidstaat door tussenkomst van het bureau SIRENE van die lidstaat in contact treden met het bureau SIRENE van de andere lidstaat als zich situaties voordoen als beschreven in deze paragraaf. Het in contact treden met een andere lidstaat heet de raadplegingsprocedure.

In de subparagrafen hierna worden o.a. de volgende raadplegingsprocedures beschreven:

  • De raadpleging voorafgaand aan het verlenen of verlengen van een verblijfsvergunning, terwijl er al sprake is van een signalering;

  • De raadpleging voorafgaand aan de invoering van een signalering, terwijl al bekend is dat verblijf is verleend;

  • De raadpleging na invoering van een signalering, terwijl er verblijf is verleend;

  • De raadpleging bij een hit als Nederland niet betrokken is bij de signalering of verblijfsverlening.

Bij iedere beoordeling van een aanvraag tot het verlenen of verlengen van een verblijfsvergunning regulier of asiel in Nederland of een aanvraag om een mvv gaat de IND na of de vreemdeling is gesignaleerd in het E&S of SIS.

Het Bureau SIRENE legt de verrichte raadpleging door een lidstaat vast, als de IND overweegt een verblijfsvergunning te verlenen aan een vreemdeling die in SIS gesignaleerd is:

  • inzake terugkeer als ook een inreisverbod is opgelegd, of

  • met het oog op weigering van toegang en verblijf.

De IND brengt de vreemdeling, die gesignaleerd is in SIS of E&S op de hoogte middels een mededeling in de Staatscourant, als naar aanleiding van de raadplegingsprocedure deze signalering:

  • in SIS wordt omgezet naar een signalering in E&S; of

  • in E&S wordt omgezet naar een signalering in SIS,

tenzij de vreemdeling op andere wijze van deze wijziging op de hoogte is gesteld.

12.10.1 Aanvraag verblijfsvergunning bij IND en signalering door Nederland

De IND verricht bij een vreemdeling:

  • die door Nederland in het E&S of SIS gesignaleerd staat, en

  • aan wie een verblijfsvergunning inclusief asiel wordt verleend,

de volgende handeling(en):

  • wist de signalering uit het SIS of uit E&S; en

  • heft een eventueel opgelegd inreisverbod of opgelegde ongewenstverklaring of besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 op.

Bij een afwijzing van een verblijfsvergunning blijft de signalering in E&S of SIS gehandhaafd.

12.10.2 Raadpleging door Nederland
12.10.2.1 Aanvraag verblijfsvergunning bij IND en signalering door een andere lidstaat

In deze paragraaf wordt de raadpleging door de IND voorafgaand aan het verlenen of verlengen van een verblijfsvergunning besproken, terwijl er sprake is van een signalering door een andere lidstaat.

De IND raadpleegt de signalerende lidstaat op grond van artikel 9, eerste lid, van Vo (EU) 2018/1860 of artikel 27 Vo (EU) 2018/1861 over de motivering van het besluit van de signalering, als de vreemdeling:

  • in het SIS gesignaleerd is door een andere lidstaat inzake terugkeer in combinatie met een inreisverbod of met het oog op weigering van toegang en verblijf; en

  • een aanvraag om een verblijfsvergunning inclusief asiel heeft ingediend welke de IND overweegt te verlenen.

Als de signalerende lidstaat het raadplegingsverzoek niet binnen tien dagen beantwoordt, dan neemt de IND aan op grond van artikel 9, eerste lid, onder c, Vo (EU) 2018/1860 of artikel 27, aanhef en onder c, Vo (EU) 2018/1861 dat de signalerende lidstaat geen bezwaar heeft tegen de verlening of verlenging van de verblijfsvergunning.

Als aan de vreemdeling, na eerdergenoemde raadplegingsprocedure, een verblijfsvergunning wordt verleend, stelt de IND de signalerende lidstaat hiervan in kennis. De signalerende lidstaat wist vervolgens de signalering inzake terugkeer of met het oog op weigering van toegang en verblijf.

De IND signaleert de vreemdeling in SIS inzake terugkeer als:

  • de aanvraag om een verblijfsvergunning is afgewezen, en

  • een terugkeerbesluit is gegeven.

De vreemdeling moet het grondgebied van de lidstaten na de afwijzende beschikking verlaten, als tegen de afwijzende beschikking geen rechtsmiddelen meer open staan of die niet in Nederland mogen worden afgewacht.

De IND verricht bij een vreemdeling:

  • die in het SIS gesignaleerd is door een andere lidstaat inzake terugkeer zonder inreisverbod; en

  • die een aanvraag om een verblijfsvergunning inclusief asiel heeft ingediend welke de IND overweegt te verlenen;

de volgende handeling:

  • stelt op grond van artikel 9, tweede lid, Vo (EU) 2018/1860 de signalerende lidstaat er onverwijld van in kennis dat hij voornemens is een verblijfsvergunning te verlenen of dat hij deze heeft verleend.

De signalerende lidstaat wist onverwijld de signalering inzake terugkeer.

12.10.2.2 Invoering signalering door IND als sprake is van een verblijfsvergunning in een andere lidstaat

In deze paragraaf wordt de raadpleging door de IND voorafgaand aan het invoeren van een signalering besproken, terwijl de vreemdeling in het bezit is van een verblijfsvergunning in een andere lidstaat.

Voor het geven van een bevel zich onmiddellijk te begeven naar de betrokken lidstaat, zie paragraaf A3/2 Vc.

De ambtenaar belast met grensbewaking of toezicht informeert de IND over de vreemdeling:

  • die in een andere lidstaat een geldige verblijfsvergunning bezit;

  • aan wie de hier bedoelde ambtenaar een terugkeerbesluit geeft; en

  • ten aanzien van wie wordt overwogen een signalering in te voeren in SIS inzake terugkeer.

Onderstaande raadplegingsprocedure is dan van toepassing.

De onderstaande raadplegingsprocedure is ook van toepassing als de IND overweegt een signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf in te voeren vanwege:

  • een zwaar inreisverbod, al dan niet op voorstel van de ambtenaar belast met de grensbewaking of toezicht, of

  • een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861.

De IND signaleert de vreemdeling in E&S na het opleggen van een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861.

De IND start de raadplegingsprocedure op grond van artikel 10 van Vo (EU) 2018/1860 of artikel 28 van Vo (EU) 2018/1861 bij de verblijfgevende lidstaat. Dit houdt het volgende in:

  • De verblijfgevende lidstaat stelt de IND binnen 14 kalenderdagen na ontvangst van het verzoek om raadpleging in kennis van zijn besluit om de verblijfsvergunning al dan niet in te trekken, of als het voor die lidstaat onmogelijk is om binnen die termijn een besluit te nemen, van zijn met redenen omkleed verzoek om de termijn van zijn antwoord met maximaal 12 bijkomende kalenderdagen te verlengen;

  • Conform artikel 31, eerste lid, onder g, of 35, eerste lid, onder g, van het SIRENE-handboek moet de verblijfgevende lidstaat de raadplegende lidstaat altijd informeren ook al is de termijn van 26 dagen verstreken;

  • Als de verblijfgevende lidstaat niet reageert en de reactietermijn is verstreken of aangeeft de verblijfsvergunning niet in te trekken, verricht de IND de volgende handelingen:

    • De IND voert geen signalering in SIS in; en

    • Als aan de vreemdeling een inreisverbod is opgelegd beoordeelt de IND aan de hand van paragraaf A4/2.5.5 Vc ambtshalve of het inreisverbod wordt opgeheven.

  • Als de andere lidstaat de verblijfsvergunning intrekt:

    • wist de IND de signalering in E&S vanwege een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861; en

    • signaleert de IND de vreemdeling in SIS vanwege het terugkeerbesluit, het besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 of vanwege het inreisverbod als de vreemdeling het grondgebied van de lidstaten inmiddels heeft verlaten.

12.10.2.3 Na invoering signalering door IND: constatering verblijfsvergunning in een andere lidstaat

In deze paragraaf en subparagrafen wordt de raadpleging door de IND besproken als na het invoeren van een signalering blijkt dat de vreemdeling al in het bezit is van een verblijfsvergunning inclusief asiel in een andere lidstaat.

De IND wordt op de volgende wijzen geïnformeerd over de geldige verblijfsvergunning inclusief asiel in een andere lidstaat:

  • het Bureau SIRENE informeert de IND bij een signaal van de verblijfgevende lidstaat dat de vreemdeling daar een verblijfsvergunning heeft;

  • de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen constateert dat de vreemdeling is gesignaleerd door Nederland en een verblijfsvergunning heeft in een andere lidstaat en meldt de treffer bij Bureau SIRENE en licht de IND in;

  • de vreemdeling toont zelf aan een verblijfsvergunning te hebben in de andere lidstaat; of

  • een derde lidstaat stelt vast dat Nederland een vreemdeling heeft gesignaleerd en dat een andere lidstaat een verblijfsvergunning aan die vreemdeling heeft verleend; de derde lidstaat stelt het Bureau SIRENE hiervan in kennis op grond van artikel 12 Vo (EU) 2018/1860 of artikel 30 Vo (EU) 2018/1861.

A. Vreemdeling is gesignaleerd inzake terugkeer al dan niet in combinatie met een inreisverbod

Een vreemdeling is door Nederland gesignaleerd in het SIS inzake terugkeer al dan niet in combinatie met een inreisverbod. Na deze signalering blijkt dat de vreemdeling in een andere lidstaat een geldige verblijfsvergunning inclusief asiel heeft. De IND start de procedure op grond van artikel 11 van Vo (EU) 2018/1860 bij de verblijfgevende lidstaat. Dit houdt het volgende in:

  • Als de IND besluit het terugkeerbesluit in te trekken of als de ambtenaar belast met grensbewaking of toezicht op vreemdelingen besluit het door hem gegeven terugkeerbesluit in te trekken vanwege het verblijfsrecht in een andere lidstaat, wordt de signalering inzake terugkeer onverwijld gewist. Als het een verblijfsvergunning asiel betreft, wordt het terugkeerbesluit altijd ingetrokken.

  • Als het terugkeerbesluit wordt gehandhaafd, raadpleegt de IND de verblijfgevende lidstaat zoals hierna omschreven.

  • De verblijfgevende lidstaat stelt Nederland binnen 14 kalenderdagen na ontvangst van het verzoek om raadpleging in kennis van zijn besluit om de verblijfsvergunning al dan niet in trekken, of als het voor die lidstaat onmogelijk was om binnen die termijn een besluit te nemen, van zijn met redenen omkleed verzoek om de termijn van zijn antwoord met maximaal 12 bijkomende kalenderdagen te verlengen.

  • Conform artikel 32, eerste lid, onder f, van het SIRENE-handboek moet de verblijfgevende lidstaat de raadplegende lidstaat altijd informeren ook al is de termijn verstreken.

  • Als de verblijfgevende lidstaat niet reageert en de reactietermijn is verstreken of als uit de raadpleging blijkt dat de verblijfgevende lidstaat de verblijfsvergunning handhaaft, verricht de IND de volgende handelingen:

    • De IND wist de signalering inzake terugkeer al dan niet in combinatie met een inreisverbod uit SIS;

    • Als aan de vreemdeling een inreisverbod is opgelegd beoordeelt de IND aan de hand van paragraaf A4/2.5.5 Vc ambtshalve of het inreisverbod wordt opgeheven;

    • Als er sprake is van een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 wordt de vreemdeling in E&S gesignaleerd.

  • Als uit de raadpleging blijkt dat de verblijfgevende lidstaat de verblijfsvergunning intrekt, wordt:

    • de signalering in SIS niet gewist, of

    • als de vreemdeling in het E&S is gesignaleerd, de signalering in E&S gewist en in SIS opgenomen.

B. Vreemdeling is gesignaleerd met het oog op weigering toegang en verblijf

Een vreemdeling is door Nederland gesignaleerd in SIS met het oog op weigering van toegang en verblijf. De vreemdeling heeft het grondgebied van de lidstaten verlaten. Na deze signalering blijkt dat de vreemdeling in een andere lidstaat een geldige verblijfsvergunning bezit.

De IND start de procedure op grond van artikel 29 Vo (EU) 2018/1861 bij de verblijfgevende lidstaat. Dit houdt het volgende in:

  • De verblijfgevende lidstaat stelt Nederland binnen 14 kalenderdagen na ontvangst van het verzoek om raadpleging in kennis van zijn besluit om de verblijfsvergunning al dan niet in trekken, of als het voor die lidstaat onmogelijk is om binnen die termijn een besluit te nemen, van zijn met redenen omkleed verzoek om de termijn van zijn antwoord met maximaal 12 bijkomende kalenderdagen te verlengen;

  • Conform artikel 36, eerste lid, onder f, van het SIRENE-handboek moet de verblijfgevende lidstaat de raadplegende lidstaat altijd informeren ook al is de termijn verstreken;

  • Als uit de raadpleging blijkt dat de verblijfgevende lidstaat de verblijfsvergunning handhaaft of als de verblijfgevende lidstaat niet reageert en de reactietermijn is verstreken, verricht de IND de volgende handelingen:

    • De IND wist de signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf uit SIS;

    • De IND beoordeelt aan de hand van paragraaf A4/2.5.5 Vc ambtshalve of het inreisverbod wordt opgeheven; en

    • Als er sprake is van een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 wordt de vreemdeling in E&S gesignaleerd.

  • Als uit de raadpleging blijkt dat de verblijfgevende lidstaat de verblijfsvergunning intrekt, wordt:

    • de signalering in SIS niet gewist, of;

    • als de vreemdeling in het E&S is gesignaleerd, de signalering in E&S gewist en in SIS opgenomen.

Als de in SIS gesignaleerde vreemdeling het grondgebied echter nog niet heeft verlaten en het inreisverbod, dat is opgelegd voor 7 maart 2023, dus nog niet in werking is getreden, start de IND alsnog de procedure op grond van artikel 29 Vo (EU) 2018/1861 bij de verblijfgevende lidstaat als een procedurele gebeurtenis daartoe aanleiding geeft. De procedure zoals hierboven omschreven is dan van toepassing. De IND wist de signalering vanwege het niet in werking getreden inreisverbod en voert een signalering inzake terugkeer in, als de verblijfgevende lidstaat de verblijfsvergunning intrekt.

12.10.3 Raadpleging door andere lidstaat bij Nederland
12.10.3.1 Aanvraag verblijfsvergunning bij andere lidstaat en signalering door Nederland

In deze paragraaf wordt de raadpleging door een andere lidstaat voorafgaand aan het verlenen of verlengen van een verblijfsvergunning inclusief asiel besproken, terwijl er al sprake is van een signalering door Nederland. Het Bureau SIRENE informeert de IND over het raadplegingsverzoek.

De IND verricht bij een vreemdeling die door Nederland:

  • in het SIS gesignaleerd is inzake terugkeer zonder inreisverbod, de volgende handeling:

    • wist op grond van artikel 9, tweede lid, Vo (EU) 2018/1860 onverwijld de signalering inzake terugkeer, nadat de andere lidstaat Nederland er onverwijld van in kennis stelt dat de andere lidstaat voornemens is een verblijfsvergunning te verlenen of dat hij deze heeft verleend;

  • in het SIS is gesignaleerd inzake terugkeer in combinatie met een inreisverbod of in combinatie met een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 of is gesignaleerd met het oog op weigering van toegang en verblijf, de volgende handeling(en):

    • beantwoordt op grond van artikel 9, eerste lid, onder b, Vo (EU) 2018/1860 of artikel 27, aanhef en onder b, Vo (EU) 2018/1861 de andere lidstaat binnen tien kalenderdagen;

    • als de IND het raadplegingsverzoek niet binnen tien kalenderdagen beantwoordt, wordt de IND op grond van artikel 9, eerste lid, onder c, Vo (EU) 2018/60 of artikel 27, aanhef en onder c, Vo (EU) 2018/61 geacht geen bezwaar te hebben tegen de verlening of verlenging van de verblijfsvergunning; en

    • als de andere lidstaat de IND ervan in kennis stelt dat hij voornemens is of besloten heeft de verblijfsvergunning te verlenen of te verlengen, wist de IND de signalering inzake terugkeer of met het oog op weigering van toegang en verblijf. De IND beoordeelt aan de hand van A4/2.5.5 Vc ambtshalve of het inreisverbod wordt opgeheven. Als er sprake is van een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 wordt de vreemdeling in E&S gesignaleerd.

12.10.3.2 Invoering signalering door andere lidstaat als sprake is van een verblijfsvergunning in Nederland

In deze paragraaf wordt de raadpleging door een andere lidstaat voorafgaand aan het invoeren van een signalering besproken, terwijl er al sprake is van een verblijfsvergunning inclusief asiel in Nederland. Het Bureau SIRENE informeert de IND over het raadplegingsverzoek.

De andere lidstaat overweegt de vreemdeling te signaleren in SIS en raadpleegt de IND:

  • op grond van artikel 10 Vo (EU) 2018/1860 vanwege een signalering inzake terugkeer; of

  • op grond van artikel 28 Vo (EU) 2018/1861 vanwege een signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf.

Conform de hierboven genoemde raadplegingsprocedures geldt het volgende.

  • De IND beoordeelt binnen veertien kalenderdagen na ontvangst van het verzoek om raadpleging op basis van de verstrekte informatie van de andere lidstaat of er redenen zijn om de verblijfsvergunning in te trekken.

  • De IND kan de andere lidstaat via het Bureau SIRENE bij uitzondering verzoeken om verlenging van de termijn met maximaal twaalf kalenderdagen.

  • Conform artikel 31, eerste lid, onder g, of artikel 35, eerste lid, onder g, van het SIRENE-handboek moet Nederland de raadplegende lidstaat altijd informeren ook al is de termijn verstreken.

  • De IND informeert de signalerende lidstaat of de verleende verblijfsvergunning wel of niet wordt ingetrokken.

  • Als de IND de verblijfsvergunning handhaaft, wordt de signalering niet ingevoerd.

  • Als de IND de verblijfsvergunning intrekt, signaleert de raadplegende lidstaat de vreemdeling in SIS.

12.10.3.3 Na invoering signalering door andere lidstaat: constatering verblijfsvergunning in Nederland

In deze paragraaf wordt de raadpleging door de andere lidstaat besproken, als na het invoeren van een signalering door deze andere lidstaat blijkt dat de vreemdeling al in het bezit is van een verblijfsvergunning inclusief asiel in Nederland. Het Bureau SIRENE informeert de IND over het raadplegingsverzoek.

De vreemdeling is gesignaleerd in:

  • SIS inzake terugkeer al dan niet in combinatie met een inreisverbod. Als de signalerende lidstaat besluit het terugkeerbesluit niet in te trekken, raadpleegt de signalerende lidstaat Nederland op grond van artikel 11 van Vo (EU) 2018/1860; of

  • SIS met het oog op weigering van toegang en verblijf. De signalerende lidstaat raadpleegt Nederland op grond van artikel 29 Vo (EU) 2018/1861.

Conform genoemde raadplegingsprocedures geldt het volgende.

  • De IND beoordeelt binnen veertien kalenderdagen na ontvangst van het verzoek om raadpleging op basis van de verstrekte informatie van de signalerende lidstaat of er redenen zijn om de verblijfsvergunning in te trekken.

  • De IND kan de signalerende lidstaat via het Bureau SIRENE bij uitzondering verzoeken om verlenging van de termijn met maximaal twaalf kalenderdagen.

  • Conform artikel 32, eerste lid, onder f, of artikel 36, eerste lid, onder f, van het SIRENE-handboek moet Nederland de raadplegende lidstaat altijd informeren ook al is de termijn verstreken.

  • De IND informeert de signalerende lidstaat of de verleende verblijfsvergunning wel of niet wordt ingetrokken.

De procedure zoals hierboven beschreven wordt op grond van artikel 12 Vo (EU) 2018/1860 of artikel 30 Vo 2018/1861 geïnitieerd door een derde lidstaat als die lidstaat vaststelt dat de vreemdeling in het bezit is van een door Nederland afgegeven verblijfsvergunning en de vreemdeling door een andere lidstaat is gesignaleerd.

12.10.4 Raadpleging zonder actieve betrokkenheid van Nederland

Deze paragraaf gaat over de raadpleging bij een hit als Nederland niet betrokken is bij de signalering of verblijfsverlening, maar de vreemdeling wel door Nederland wordt aangetroffen.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of het toezicht op vreemdelingen verricht bij een vreemdeling die:

  • beschikt over een verblijfsvergunning inclusief asiel van een lidstaat; en

  • door een andere lidstaat is gesignaleerd inzake terugkeer of met het oog op weigering toegang en verblijf,

de volgende handeling:

  • meldt de treffer bij Bureau SIRENE zodat de raadplegingsprocedure op grond van artikel 12 van Vo (EU) 2018/1860 of artikel 30 van Vo (EU) 2018/1861 kan worden gevolgd.

12.11 Aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

Als een vreemdeling te kennen geeft een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te willen indienen en in het SIS of E&S gesignaleerd staat, verricht de ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen alle volgende handelingen:

  • de SIS-treffer melden bij het Bureau SIRENE; en

  • de IND op de hoogte stellen van het bestaan van de SIS- of E&S-signalering; zie verder de procedure beschreven in paragraaf A2/12.10.2.1 als het een SIS-signalering is.

Als sprake is van een claim op basis van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) neemt het verantwoordelijke land de behandeling van de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd over en blijft de SIS-signalering voorlopig gehandhaafd. De lidstaat die de vreemdeling heeft gesignaleerd neemt de beslissing over het handhaven of laten vervallen van de signalering.

12.12 Het wissen van signaleringen

De IND wist een door Nederland in het SIS ingevoerde signalering inzake terugkeer als de vreemdeling is uitgereisd uit het grondgebied van de lidstaten en zijn vertrek bij de IND bekend is. Een door Nederland in het SIS ingevoerde signalering met het oog op weigering toegang en verblijf wordt gewist als de duur van het opgelegde inreisverbod is verstreken en zijn vertrek bij de IND bekend is; zie ook paragraaf A4/2.5.6 Vc.

De IND kan een signalering wissen als sprake is van gewijzigde omstandigheden, die aanzetten tot het wissen van de signalering. Daarvan is in ieder geval sprake in de volgende gevallen:

  • de grondslag voor de signalering is komen te vervallen;

  • de vreemdeling toont aan dat de signalering berust op onterechte gronden;

  • aan de vreemdeling wordt verblijf in Nederland toegestaan;

  • aan de vreemdeling wordt verblijf in een andere lidstaat toegestaan; zie paragraaf A2/12.10 Vc. De IND gaat na of de vreemdeling in het E&S wordt gesignaleerd.

12.12.1. Verzoek tot het wissen van een signalering in het SIS

Een vreemdeling die gesignaleerd staat in het SIS mag bij elke lidstaat een verzoek indienen om het wissen van de signalering.

In Nederland moet de vreemdeling een verzoek tot het wissen van een signalering van een andere lidstaat richten aan de DLIO (Dienst Landelijke Informatie Organisatie).

Als het verzoek tot het wissen van de signalering met het oog op weigering toegang en verblijf feitelijk een verzoek tot het opheffen van het door Nederland opgelegde inreisverbod of ongewenstverklaring betreft, moet het verzoek door de vreemdeling naar de IND worden gestuurd en is respectievelijk paragraaf A4/2.5 of paragraaf A4/3.5 Vc van toepassing.

Een verzoek tot het wissen van een door Nederland opgenomen signalering inzake terugkeer of met het oog weigering van toegang en verblijf moet door de vreemdeling naar de IND worden gestuurd.

Binnen acht weken nadat het verzoek van de vreemdeling is ontvangen, wordt door de IND schriftelijk beslist op het verzoek tot het wissen van de signalering.

12.12.2. Verzoek tot het wissen van een signalering in het E&S

Een vreemdeling die is geregistreerd in het E&S kan een verzoek indienen om de signalering te wissen in het E&S. Hiertoe moet de vreemdeling een schriftelijk en gemotiveerd verzoek richten aan de DLIO. De DLIO stuurt het verzoek door aan de IND. De IND beslist schriftelijk binnen acht weken nadat het verzoek door de IND is ontvangen.

Een signalering wordt door de IND in het E&S gewist als de termijn van de maatregel die ten grondslag ligt aan de signalering is verstreken.

De IND kan een signalering in het E&S ook wissen als de onderliggende maatregel wordt opgeheven.

De IND wist een signalering in het E&S als de mvv-sticker van de mvv-plichtige vreemdeling die niet (langer) aan de voorwaarden waaronder de mvv is afgegeven voldoet, doorgehaald wordt.

12.13 Toegang verlenen ondanks signalering

De ambtenaar belast met de grensbewaking stelt het Bureau SIRENE op de hoogte als een vreemdeling die gesignaleerd staat de toegang tot Nederland voor een kort verblijf wordt verleend. Het Bureau SIRENE informeert de andere lidstaten over deze toegangsverlening.

13. Gedragslijn bij ongewenste politieke activiteiten

De politie, ZHP of KMar moeten contact opnemen met de IND om te vernemen hoe gehandeld moet worden om het rechtmatig verblijf van een vreemdeling te ontzeggen, als politieke activiteiten van de vreemdeling gevaar opleveren voor tenminste één van de volgende situaties:

  • de openbare orde;

  • goede internationale betrekkingen;

  • de nationale veiligheid.

De vreemdeling kan de bijzondere aanwijzing worden gegeven dat hij zich moet onthouden van activiteiten of uitlatingen die een gevaar opleveren voor een van de drie genoemde situaties.

C

Paragraaf A3/2 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

2. Zelfstandig vertrek

De IND, politie, KMar en ZHP starten een terugkeerprocedure op die gericht is op de terugkeer naar het land van herkomst van de vreemdeling, nadat zij de vreemdeling een terugkeerbesluit al dan niet in combinatie met een inreisverbod hebben uitgereikt. De politie, KMar en ZHP kunnen hierbij gebruik maken van model M107-A.

De ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen mag de vreemdeling op grond van artikel 4.38 Vb vorderen om te verschijnen om gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de voorbereiding van het vertrek uit Nederland. Hieronder vallen in ieder geval de biometrische gegevens van de vreemdeling.

De ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen moet de vreemdeling uitleggen welke gegevens de vreemdeling moet verstrekken om het vertrek van de vreemdeling uit Nederland mogelijk te maken. De ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen registreert de vordering tot het verstrekken van gegevens in de vreemdelingenadministratie.

De DT&V kan een vreemdeling bij de feitelijke terugkeer begeleiden. De DT&V kan dit bijvoorbeeld doen bij:

  • een alleenstaande minderjarige vreemdeling; of

  • een vreemdeling waarbij sprake is van een medische overdracht.

Naast deze begeleiding door de DT&V kunnen andere vormen van begeleiding plaatsvinden, zoals begeleiding:

  • door de KMar in het kader van veiligheid van de vlucht; of

  • door derden, zoals psychiatrisch geschoolde verpleegkundigen, ter vervulling van de reisvoorwaarden opgenomen in het BMA-advies.

Bevel zich onmiddellijk te begeven naar de verblijfgevende lidstaat en terugkeerbesluit bij vreemdelingen met regulier verblijfsrecht in een andere lidstaat van de Europese Unie (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland

In het geval de vreemdeling in één van de lidstaten van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland een geldige reguliere verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf heeft, wordt in de regel geen terugkeerbesluit uitgevaardigd. Ingevolge artikel 62a, derde lid, Vw wordt aan de vreemdeling in beginsel eerst het bevel gegeven zich onmiddellijk naar het grondgebied van de betrokken lidstaat te begeven (model M106-B). Als dit bevel niet wordt nageleefd of als om redenen van openbare orde of nationale veiligheid het onmiddellijke vertrek van de vreemdeling is vereist, wordt tegen de vreemdeling wel een terugkeerbesluit uitgevaardigd door de IND, KMAR, politie of ZHP.

Geen terugkeerbesluit bij vreemdeling met internationale bescherming: wel bevel zich onmiddellijk te begeven naar de verblijfgevende lidstaat

In het geval de vreemdeling in één van de lidstaten van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland internationale bescherming geniet, wordt geen terugkeerbesluit uitgevaardigd. Om die reden kan ook geen inreisverbod worden opgelegd (zie ook A4/2.2 Vc). Ingevolge artikel 62a, derde lid, Vw wordt aan de vreemdeling het bevel gegeven zich onmiddellijk naar het grondgebied van de betrokken lidstaat te begeven (model M106-B).

De IND kan deze vreemdeling enkel ongewenst verklaren als hij zich buiten Nederland bevindt. Zie voor signalering en raadplegingsprocedure: paragraaf A2/12.10 Vc.

Begeleiding terugkeer door DT&V naar lidstaat met regulier verblijfsrecht of internationale bescherming

Een vreemdeling die voldoet aan alle volgende kenmerken wordt door de DT&V begeleid in de terugkeer naar de lidstaat die hem een verblijfsvergunning heeft verleend:

  • de vreemdeling is afkomstig uit een derde land;

  • de vreemdeling heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland;

  • de vreemdeling is in het bezit van een door een andere lidstaat van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland afgegeven geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf; en

  • aan de vreemdeling is geen terugkeerbesluit gegeven.

Als de vreemdeling wel een terugkeerbesluit heeft gekregen, begeleidt de DT&V niet in het vertrek naar de andere lidstaat van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland die aan de vreemdeling een verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf heeft verleend. In dat geval zet de DT&V in op vertrek naar het land zoals genoemd in het terugkeerbesluit.

D

Paragraaf A4/2.2 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

2.2. Geen inreisverbod

De IND of de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen vaardigt geen inreisverbod uit als:

  • a. de IND een ander land dat partij is bij Verordening (EU) nr. 604/2013 heeft verzocht de vreemdeling op grond van deze verordening terug te nemen of over te nemen;

  • b. de vreemdeling in het bezit is van een verblijfsvergunning, verleend door een andere lidstaat van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland, tenzij de vreemdeling in aanmerking komt voor een zwaar inreisverbod;

  • c. het uitvaardigen van een inreisverbod aan de vreemdeling een schending van artikel 8 EVRM betekent.

Ad b.

In paragraaf A2/12.10 Vc wordt de raadplegingsprocedure met het oog op signalering beschreven in het geval de vreemdeling verblijfsrecht heeft in een andere lidstaat van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland. Een vreemdeling met internationale bescherming in een andere lidstaat van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland kan geen terugkeerbesluit uitgevaardigd krijgen en daarom kan hem ook geen inreisverbod worden opgelegd. Voor het geven van een bevel zich onmiddellijk te begeven naar de verblijfgevende lidstaat, zie paragraaf A3/2 Vc.

Ad c.

Bij het besluit tot het uitvaardigen van een inreisverbod weegt de IND of de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen artikel 8 EVRM-aspecten mee. Verwezen wordt naar paragraaf B7/3.8 Vc.

E

Paragraaf A4/2.4.3 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

2.4.3. Opleggen inreisverbod met voornemenprocedure aan de grensdoorlaatpost

Het beleid dat geldt voor het opleggen van een inreisverbod is van overeenkomstige toepassing bij het opleggen van een inreisverbod aan de grensdoorlaatpost. Zie hiervoor Vc A4/2.

Procedurele aspecten

Algemeen

Als het niet meer mogelijk is om voor het vertrek van de vreemdeling een inreisverbod uit te vaardigen, dan geldt in afwijking van A4/2.4.1 het volgende:

Wanneer de ambtenaar belast met de grensbewaking van oordeel is dat er gronden zijn voor het uitvaardigen van een inreisverbod, dan moet deze ambtenaar een voornemenprocedure starten.

Voorafgaand aan het opleggen van het terugkeerbesluit geeft deze ambtenaar uitvoering aan de hoorplicht, zoals bedoeld in artikel 4:8 Awb. De vreemdeling wordt erop gewezen dat een inreisverbod kan worden opgelegd, ook als de vreemdeling aan de vertrekverplichting gaat voldoen.

De ambtenaar belast met de grensbewaking biedt de vreemdeling in het kader van het voornemen de gelegenheid zijn adresgegevens in het buitenland kenbaar te maken.

De ambtenaar belast met de grensbewaking maakt in het voornemen kenbaar:

  • de grondslag voor het opleggen van een inreisverbod;

  • de duur van het inreisverbod; en

  • de mogelijkheid dat de vreemdeling een schriftelijke zienswijze in de Nederlandse taal naar voren kan brengen tegen het opleggen van een inreisverbod en de voorgenomen duur binnen vier weken na uitreiking van het voornemen.

Uitreiken van het voornemen

De ambtenaar belast met de grensbewaking handelt bij de uitreiking van het voornemen als volgt:

  • hij reikt het voornemen aan de vreemdeling in persoon uit;

  • hij verstrekt een brochure in een voor de vreemdeling begrijpelijke taal met betrekking tot het uitvaardigen van een inreisverbod; en

  • hij verstrekt informatie op welke wijze de vreemdeling zijn zienswijze naar voren kan brengen.

De zienswijze, de beschikking en de wijze van bekendmaken

De hulpofficier van justitie of de ambtenaar met ter zake voldoende kennis en kunde van de Koninklijke Marechaussee die daartoe is aangewezen door de Commandant der Koninklijke Marechaussee betrekt alle feiten en omstandigheden die de vreemdeling in de zienswijze naar voren brengt.

De hulpofficier van justitie of de ambtenaar met ter zake voldoende kennis en kunde van de Koninklijke Marechaussee die daartoe is aangewezen door de Commandant der Koninklijke Marechaussee besluit tot het uitvaardigen van een inreisverbod binnen acht weken nadat de termijn van vier weken voor het naar voren brengen van een zienswijze is verstreken. De beschikking wordt naar het door de vreemdeling opgegeven (e-mail)adres in het buitenland gezonden en van de inhoud wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Als geen geldig (e-mail)adres van de vreemdeling in het buitenland bekend is, wordt volstaan met de bekendmaking van de beschikking door mededeling ervan in de Staatscourant. Als een gemachtigde bekend is, wordt tevens een kopie van het besluit naar de gemachtigde gezonden op dezelfde dag als die waarop het besluit naar het door de vreemdeling opgegeven (e-mail)adres is gezonden.

Signaleringen

Het beleid dat geldt voor opneming van signaleringen is van overeenkomstige toepassing. Zie hiervoor paragraaf A2/12 Vc.

F

Paragraaf A4/2.5.5 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

2.5.5. Ambtshalve opheffing van het inreisverbod

Naar aanleiding van de raadplegingsprocedure genoemd in paragraaf A2/12.10 Vc heft de IND ambtshalve het lichte inreisverbod op, als:

  • Nederland een vreemdeling heeft gesignaleerd of voornemens is te signaleren in SIS ter fine van de weigering van de toegang of inzake terugkeer in combinatie met een inreisverbod;

  • de betreffende vreemdeling verblijf heeft of krijgt in een andere lidstaat van de Europese Unie (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland; en

  • na de raadplegingsprocedure genoemd in paragraaf A2/12.10 Vc de signalering in SIS moet worden gewist of niet in SIS wordt ingevoerd.

Als in bovenstaande situatie sprake is van een zwaar inreisverbod en de verblijfgevende lidstaat heeft aangegeven het (voorgenomen) verblijfsrecht te handhaven of het verblijfsrecht niet in te trekken, heft de IND ambtshalve het inreisverbod op.

Als de verblijfgevende lidstaat niet binnen de reactietermijn van het raadplegingsverzoek heeft aangegeven (voornemens te zijn) het verblijfsrecht in te trekken, dan wordt het zware inreisverbod opgeheven als:

  • de verblijfgevende lidstaat na het verstrijken van de reactietermijn reageert en aangeeft het verblijfsrecht niet in te trekken; of

  • een redelijke termijn is verstreken na de reactietermijn en de verblijfgevende lidstaat niet alsnog heeft aangegeven het verblijfsrecht in te trekken.

De IND beoordeelt bij de opheffing van een inreisverbod of een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 wordt opgelegd.

Hoe de IND omgaat met signaleringen in SIS of E&S naar aanleiding van een verzoek om opheffing van de signalering, staat opgenomen in paragraaf A2/12.10 Vc.

G

Paragraaf A4/2.6 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

2.6. Rechtsgevolgen van het inreisverbod

Rechtmatig verblijf en inreisverbod

Artikel 66a, zesde en zevende lid, Vw blijven buiten toepassing als de vreemdeling het grondgebied van de lidstaten van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland ná het opleggen van het inreisverbod nog niet heeft verlaten. Het inreisverbod heeft in die situatie geen invloed op de mogelijkheid tot het verkrijgen van rechtmatig verblijf, zoals bedoeld in artikel 8 Vw.

De hiervoor genoemde rechtsgevolgen van het inreisverbod treden pas in als de vreemdeling het grondgebied van de lidstaten van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland daadwerkelijk heeft verlaten. In dat geval staat het inreisverbod wel in de weg aan het verkrijgen van rechtmatig verblijf, behoudens (opvolgende) aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel en de uitzonderingen die voortvloeien uit artikel 66a, zesde en zevende lid, Vw.

Strafbaarheid bij verblijf in Nederland met een inreisverbod

De vreemdeling tegen wie een inreisverbod is uitgevaardigd anders dan op grond van artikel 66a, zevende lid, Vw en in Nederland verblijft, is strafbaar op grond van artikel 108 Vw. De vreemdeling tegen wie een inreisverbod is uitgevaardigd op grond van artikel 66a, zevende lid, Vw en in Nederland verblijft, is strafbaar op grond van artikel 197 WvSr.

H

Paragraaf A4/3.1 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

3.1. Gronden voor ongewenstverklaring

Bij het besluit tot ongewenstverklaring van een vreemdeling, weegt de IND de belangen van de vreemdeling af tegen het algemeen belang van de Nederlandse staat.

a. Ongewenstverklaring op grond van artikel 67, eerste lid, aanhef en onder a, Vw

Als de vreemdeling tweemaal een bij de Vw strafbaar gesteld feit heeft begaan, dient de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen een voorstel tot ongewenstverklaring van deze vreemdeling bij de IND in.

De IND besluit uitsluitend tot ongewenstverklaring van de vreemdeling als ten aanzien van de bij de Vw strafbaar gestelde feiten die de vreemdeling heeft begaan, sprake is van:

  • een proces-verbaal;

  • een transactie; of

  • een uitgevaardigde strafbeschikking.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen geeft bij het opmaken van een eerste proces-verbaal tegelijkertijd aan de vreemdeling de waarschuwing dat, als hij nogmaals een bij de Vw strafbaar gesteld feit begaat, de ambtenaar een voorstel tot ongewenstverklaring indient. Van deze waarschuwing maakt de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen een aantekening in de BVV.

b. Ongewenstverklaring op grond van artikel 67, eerste lid, aanhef en onder b, Vw

De IND beoordeelt zo snel mogelijk na het onherroepelijk worden van een rechterlijk vonnis waarin de maatregel als bedoeld in artikel 37a WvSr ten aanzien van een vreemdeling is verlengd, of wordt besloten tot ongewenstverklaring.

c. Ongewenstverklaring op grond van artikel 67, eerste lid, aanhef en onder c, Vw

De IND besluit tot ongewenstverklaring van een vreemdeling als de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde. De IND beschouwt de vreemdeling als een gevaar voor de openbare orde als sprake is van tenminste één van de onderstaande gevallen:

  • De vreemdeling vormt een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving. Het beleid als neergelegd in paragraaf A3/3 Vc onder het kopje ‘daadwerkelijk en actueel gevaar voor de openbare orde’ is van overeenkomstige toepassing.

  • De vreemdeling is wegens een misdrijf:

    • veroordeeld tot een gevangenisstraf (waaronder jeugddetentie) of heeft een taakstraf of vrijheidsontnemende maatregel opgelegd gekregen waarbij het (totale) onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf of maatregel ten minste één dag bedraagt; of

    • bij herhaling veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf (waaronder jeugddetentie) of heeft bij herhaling een taakstraf, onvoorwaardelijke geldboete of vrijheidsontnemende maatregel opgelegd gekregen, een transactieaanbod aanvaard of een strafbeschikking opgelegd gekregen.

  • De vreemdeling overeenkomstig paragraaf A2/12.6 Vc voor signalering in SIS in aanmerking komt wegens een gevaar voor de openbare orde.

De IND besluit tot ongewenstverklaring van een vreemdeling als deze een gevaar vormt voor de nationale veiligheid. De IND beschouwt een vreemdeling als een gevaar voor de nationale veiligheid als bedoeld in artikel 67, eerste lid, aanhef en onder c, Vw als daarvoor concrete aanwijzingen zijn.

Voor de toepassing van het begrip 'gevaar voor de nationale veiligheid', zie paragraaf B1/4.4 Vc.

d. Artikel 67, eerste lid, aanhef en onder d, Vw

De IND kan een vreemdeling die in één van de lidstaten van de Benelux of Schengen ongewenst is verklaard, op een met redenen omkleed verzoek van één van lidstaten, ook voor de andere lidstaten ongewenst verklaren.

e. Artikel 67, eerste lid, aanhef en onder e, Vw

De IND kan tot ongewenstverklaring op grond van artikel 67, eerste lid, aanhef en onder e, Vw besluiten als de vreemdeling buiten de rechtsmacht van Nederland een ernstig misdrijf heeft begaan. Een vreemdeling die buiten de rechtsmacht van Nederland een ernstig misdrijf heeft begaan, is in ieder geval een vreemdeling van wie de aanvraag voor een verblijfsvergunning is afgewezen of de verblijfsvergunning is ingetrokken op grond van artikel 1F Vluchtelingenverdrag.

Artikel 8 EVRM

De IND besluit niet tot ongewenstverklaring als de ongewenstverklaring een schending van artikel 8 EVRM betekent. Bij het besluit tot ongewenstverklaring weegt de IND artikel 8 EVRM-aspecten mee. Verwezen wordt naar paragraaf B7/3.8 Vc.

I

Onder hernummering van de paragrafen (en bijbehorende subparagrafen) A4/3.5 t/m A3/7 in A4/3.6 t/m A4/3.8 Vreemdelingencirculaire 2000 en onder hernummering van paragraaf A4/3.8 (oud) in paragraaf A4/3.10 Vreemdelingencirculaire 2000 s een nieuwe paragraaf A4/3.5 Vreemdelingencirculaire 2000 ingevoegd en komt te luiden:

3.5 Rechtsgevolgen ongewenstverklaring

De vreemdeling die ongewenst is verklaard, mag niet langer in Nederland verblijven. De vreemdeling moet Nederland direct verlaten en mag ook niet meer terug naar Nederland reizen. Het verblijf in Nederland van een vreemdeling die ongewenst is verklaard, is strafbaar op grond van artikel 197 WvSr. Voor wat betreft de signalering wordt verwezen naar paragraaf A2/12.6 Vc.

J

Paragraaf A4/3.9 Vreemdelingencirculaire 2000 is ingevoegd en komt te luiden:

3.9 Opheffen ongewenstverklaring bij het aantreffen aan de grens bij uitreis of binnen Nederland

De ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen verricht bij een vreemdeling die onderdaan is van een derde land, gesignaleerd staat en die in het kader van binnenlands toezicht of bij controle op uitreis wordt aangetroffen in ieder geval de handelingen zoals beschreven in paragraaf A2/12.4.3 Vc. Voor het opleggen van een inreisverbod is paragraaf A4/2 Vc van overeenkomstige toepassing.

Als de IND de ongewenstverklaring opheft, legt de IND een zwaar inreisverbod op als wordt voldaan aan de voorwaarden.

Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor een zwaar inreisverbod, legt de IND een licht inreisverbod op in de volgende situaties:

  • als de vreemdeling niet al twee jaar buiten de EU/EER/Zwitserland heeft verbleven, legt de IND een inreisverbod met een duur van twee jaar op; of

  • als de vreemdeling minstens twee jaar buiten de EU/EER/Zwitserland heeft verbleven, heft de IND de ongewenstverklaring op en legt de IND geen licht inreisverbod op, behalve als er gronden zijn voor het opleggen van een nieuw inreisverbod.

K

Paragraaf A4/3.10 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

3.10 EU-/EER-onderdanen, Zwitserse onderdanen en familieleden

Er gelden aanvullende beleidsregels voor de ongewenstverklaring van:

  • Onderdanen van de EU;

  • Onderdanen van Zwitserland;

  • Onderdanen van de EER;

  • Familieleden van onderdanen van de EU/EER en Zwitserland; of

  • Turkse werknemers en hun gezinsleden die een verblijfsrecht ontlenen aan Besluit 1/80.

In aanvulling op artikel 67 Vw, artikel 8.18, onder b, Vb en artikel 8.22 Vb gaat de IND over tot ongewenstverklaring van de vreemdeling als bedoeld in deze paragraaf van wie het verblijf is ontzegd of beëindigd op grond van de openbare orde en openbare veiligheid als bedoeld in paragraaf B10/2.3 Vc.

In aanvulling op artikel 8.22 Vb geldt bij de beoordeling door de IND van de aanvraag tot opheffing van de ongewenstverklaring als deugdelijk bewijsmiddel:

  • een overzicht van de plaatsen waar de vreemdeling sinds zijn ongewenstverklaring heeft verbleven, voorzien van bewijsstukken;

  • een kopie van de documenten voor grensoverschrijding die de vreemdeling sinds zijn ongewenstverklaring heeft gehad;

  • gegevens en bescheiden die bewijzen dat er een wijziging in materiële zin is opgetreden in de omstandigheden die het besluit rechtvaardigden om tegen de vreemdeling een verwijderingsmaatregel uit te vaardigen en;

  • een schriftelijke verklaring van de vreemdeling en van de bevoegde autoriteiten van het land of de landen waar de vreemdeling sinds zijn ongewenstverklaring heeft verbleven waaruit blijkt dat hij zich in die periode niet schuldig heeft gemaakt aan misdrijven en dat hij niet aan strafvervolging onderworpen is.

L

Paragraaf B10/2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

2.3. Ontzegging of beëindiging rechtmatig verblijf

Rechtsmisbruik en fraude

Op grond van artikel 8.25 Vb ontzegt of beëindigt de IND het rechtmatig verblijf van de vreemdeling als:

  • de burger van de Unie of diens familielid onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens zouden leiden of hebben geleid tot weigering van toegang of verblijf; of

  • het familielid met een Nederlander in een andere lidstaat verblijft of heeft verbleven en dit verblijf in de andere lidstaat niet daadwerkelijk is geweest; of

  • sprake is van rechtsmisbruik.

Op grond van artikel 8.25 Vb ontzegt of beëindigt de IND het rechtmatig verblijf van de vreemdeling tevens als sprake is van kunstmatig gedrag dat als enig doel heeft het door het EU-recht gewaarborgde recht van vrij verkeer en verblijf te krijgen en dat, hoewel het formeel voldoet aan de voorwaarden die het EU-recht stelt, in strijd is met het doel van het EU-recht.

De IND beschouwt in ieder geval het verkrijgen van verblijfsrecht op grond van richtlijn 2004/38/EG met het enkele doel om inbreuk te maken op de nationale wet- en regelgeving als strijdig met het EU-recht.

Openbare orde en openbare veiligheid

Op grond van artikel 8.22, eerste lid, Vb ontzegt of beëindigt de IND het rechtmatig verblijf als het persoonlijke gedrag van een burger van de Unie of diens familielid een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt, tenzij analoge toepassing van artikel 3.77 of 3.86 Vb niet tot verblijfsbeëindiging zou leiden.

De IND ontzegt of beëindigt het rechtmatig verblijf ook op grond van veelvuldig gepleegde lichte strafbare feiten, waarbij elk strafbaar feit op zich niet tot ontzegging of beëindiging zou kunnen leiden. Bij het ontzeggen of beëindigen van het rechtmatig verblijf op grond van veelvuldig gepleegde lichte strafbare feiten wordt rekening gehouden met de aard van de strafbare feiten, het aantal strafbare feiten en de veroorzaakte schade voor de samenleving. Als ondergrens hanteert de IND de glijdende schaal voor veelplegers als genoemd in artikel 3.86, vierde en vijfde lid, Vb.

De IND legt een ongewenstverklaring op overeenkomstig paragraaf A4/3.1 Vc. Voor de signalering van de burger van de Unie of het familielid van een burger van de Unie: zie paragraaf A2/12.6 Vc.

Volksgezondheid

Op grond van artikel 8.23, eerste lid, Vb ontzegt of beëindigt de IND het rechtmatig verblijf van de vreemdeling als de in artikel 8.23, eerste lid, Vb genoemde gevallen zich voordoen.

Beroep op de algemene middelen

Tenzij persoonlijke omstandigheden zich hiertegen verzetten, beëindigt de IND in aanvulling op artikel 8.16 Vb het rechtmatig verblijf van een economisch niet-actieve burger van de Unie bij een beroep op de algemene middelen als de burger van de Unie of diens familielid:

  • in de eerste twee jaar van dat verblijf een – al dan niet aanvullend – beroep doet op een uitkering in het kader van de Pw;

  • in het derde jaar van dat verblijf twee maanden of langer een eerste, meer dan aanvullend beroep doet op de Pw of gedurende drie maanden of meer een aanvullend beroep doet op de Pw;

  • in het vierde jaar van dat verblijf vier maanden of langer een eerste, meer dan aanvullend beroep doet op de Pw of gedurende zes maanden of meer een aanvullend beroep doet op de Pw;

  • in het vijfde jaar van dat verblijf zes maanden of langer een eerste, meer dan aanvullend beroep doet op de Pw of gedurende negen maanden of meer een aanvullend beroep doet op de Pw;

  • in achtereenvolgende jaren van verblijf of binnen een jaar meermalen een beroep doet op een uitkering in het kader van de Pw; of

  • binnen drie jaren van verblijf vijftien maanden of meer een aanvullend beroep doet op een uitkering in het kader van de Pw.

De IND betrekt in ieder geval de volgende persoonlijke omstandigheden bij de belangenafweging:

  • de reden waarom de burger van de Unie niet in staat is in zijn levensonderhoud en dat van zijn familieleden te voorzien en of deze reden van tijdelijke dan wel permanente aard is;

  • de banden die de burger van de Unie nog heeft met zijn land van herkomst;

  • de gezinssituatie;

  • de medische situatie (gezondheidstoestand);

  • leeftijd;

  • overige beroepen op (sociale) voorzieningen;

  • de mate van sociale zekerheidspremies die eerder zijn betaald;

  • de mate van integratie in Nederland van de burger van de Unie en zijn familieleden;

  • nabije toekomstverwachting of burger van de Unie nog bijstand nodig zal hebben.

Het is aan de betrokken burger van de Unie om relevante gegevens en bescheiden ter zake te verstrekken.

Een (aanvullend) beroep op een uitkering in het kader van de Pw heeft in ieder geval géén gevolgen voor het verblijfsrecht als de burger van de Unie of diens familielid:

  • slachtoffer is van huiselijk geweld en dit op dezelfde wijze heeft aangetoond als bij de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier onder een beperking verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden na huiselijk geweld op grond van artikel 3.51, derde lid, Vb jo artikel 3.24aa, tweede lid, aanhef en onder e, VV; of

  • slachtoffer is van mensenhandel en voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld aan verblijf als slachtoffer-aangever of getuige-aangever mensenhandel (zie paragraaf B8/3).

De IND beëindigt het verblijfsrecht van een burger van de Unie niet wegens een (aanvullend) beroep op een uitkering in het kader van de Pw als:

  • de burger van de Unie de verzorgende ouder is van een minderjarig kind dat is toegelaten tot het algemene onderwijs, het leerlingstelsel of de beroepsopleiding en gebruik maakt van het recht op onderwijs; en

  • de burger van de Unie hier te lande als werknemer arbeid verricht of heeft verricht.

Het verblijfsrecht van de burger van de Unie die de verzorgende ouder is van een minderjarig kind, eindigt bij de meerderjarigheid van het kind, tenzij de aanwezigheid van de verzorgende ouder nodig is om de opleiding te kunnen voortzetten en voltooien.

De IND verstaat onder een aanvullend beroep op een uitkering in het kader van de Pw een beroep van maximaal 50% van de toepasselijke bijstandsnorm. Als de burger van de Unie of diens familielid een uitkering Pw krijgt van meer dan 50% van de toepasselijke bijstandsnorm, dan beschouwt de IND dit als een meer dan aanvullend beroep.

Niet langer voldoen aan de voorwaarden en beëindiging EU-recht

In aanvulling op artikel 8.16 Vb geldt dat de IND:

  • in specifieke gevallen van redelijke twijfel onderzoekt of de burger van de Unie of diens familielid nog altijd aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf als genoemd in de artikelen 8.12 tot en met 8.15 Vb voldoet; en

  • het verblijfsrecht van de burger van de Unie of diens familielid per beschikking beëindigt als de IND vaststelt dat de burger van de Unie of diens familielid niet langer aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf voldoet.

Rechtsgevolgen

Na een beslissing van de IND tot ontzegging of beëindiging van het rechtmatig verblijf, of een beslissing gericht op de vaststelling dat er geen rechtmatig verblijf is, geldt het volgende:

  • de burger van de Unie of diens familielid heeft van rechtswege niet langer rechtmatig verblijf;

  • de burger van de Unie of diens familielid moet Nederland binnen vier weken uit eigen beweging verlaten, bij gebreke waarvan hij kan worden uitgezet;

  • het instellen van bezwaar heeft opschortende werking tenzij artikel 8.24, derde lid, Vb van toepassing is; en

  • het instellen van beroep heeft geen opschortende werking.

De vertrektermijn wordt alleen bekort tot minder dan vier weken in dringende gevallen in de zin van artikel 8.24, derde lid, Vb. Hiervan is in ieder geval sprake als:

  • het persoonlijk gedrag van de burger van de Unie of diens familielid een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt als bedoeld in artikel 8.22 Vb; of

  • sprake is van rechtsmisbruik of fraude, als bedoeld in artikel 8.25 Vb.

M

Het Model M17 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.

N

Het Model M18-A Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 2.

O

Het Model M55 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 3.

P

Het Model M56 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 4.

Q

Het Model M106a Vreemdelingencirculaire 2000 wordt hernummerd tot Model M106-A en is gewijzigd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 5.

R

Het Model M106b Vreemdelingencirculaire 2000 wordt hernummerd tot Model M106-B en is gewijzigd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 6.

S

Het Model M107-A Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 7.

T

Het Model M107-B Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 8.

U

Het Model M107-C Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 9.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 7 maart 2023.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 februari 2023

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A.W.H. Bertram directeur-generaal Migratie

BIJLAGE 1

Model M17 Standaardformulier voor weigering van toegang aan de grens aan onderdanen van derde landen

BIJLAGE 2

Model M18A Beschikking uitstellen van de toegangsweigering van asielzoekers

BIJLAGE 3

Model M55 Kennisgeving bedenktijd/aangifte/verlenen medewerking aan strafproces mensenhandel en beroep op regeling B8/3 Vreemdelingencirculaire 2000

BIJLAGE 4

Model M56 Voorblad aanvraag verblijfsvergunning door een in bewaring gestelde vreemdeling

BIJLAGE 5

Model M106-A Bevel ingevolge artikel 62a, 3e lid, Vw; Bevel zich onmiddellijk te begeven naar.

BIJLAGE 6

Model M106-B Proces-verbaal van gehoor zich onmiddellijk te begeven naar lidstaat van verblijf (artikel 62a Vw)

BIJLAGE 7

Model M107-A Kennisgeving als bedoeld in artikel 62a Vw, al of niet gepaard met een inreisverbod als bedoeld in artikel 66a, eerste of tweede lid, Vw.

BIJLAGE 8

Model M107-B Inreisverbod als bedoeld in artikel 66a, eerste en tweede lid, Vw

BIJLAGE 9

M107-C Intrekking Terugkeerbesluit en/of opheffing Inreisverbod

TOELICHTING

Algemeen

Op 28 november 2018 hebben de Europese Raad en het Europese parlement in het kader van het Schengeninformatiesysteem (SIS) aangenomen:

  • Verordening (EU) 2018/1860 van 28 november 2018 betreffende het gebruik van het Schengeninformatiesysteem voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen,

  • Verordening (EU) 2018/1861 van 28 november 2018 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles, tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en tot wijziging en intrekking van Verordening (EG) nr. 1987/2006, en

  • Verordening (EU) 2018/1862 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, tot wijziging en intrekking van Besluit 2007/533/JBZ van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1986/2006 van het Europees parlement en de Raad en Besluit 2010/261/EU van de Commissie. Deze laatste verordening valt buiten de scope van de wijziging van de Vreemdelingencirculaire.

In deze toelichting wordt met lidstaten bedoeld: de landen van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland. Als de Schengenlidstaten worden bedoeld, wordt dit expliciet aangegeven.

Vanwege de leesbaarheid is er voor gekozen om in paragraaf A2/12 Vc enkel te spreken over SIS. Het SIS is eigenlijk alleen het centrale SIS. Naast het centrale SIS heeft iedere lidstaat ook een Nationaal Schengeninformatiesysteem (NSIS). Nederland voert signaleringen niet rechtstreeks in het SIS in, maar via NSIS. Dat gaat als volgt. Nederland voert een conceptsignalering in NSIS in. Deze conceptsignalering gaat naar SIS. Als SIS de conceptsignalering accepteert, stuurt SIS een bericht naar alle lidstaten inclusief Nederland. Nederland werkt vervolgens NSIS bij zodat het weer overeenkomt met SIS.

Verordening 2018/1860 heeft betrekking op de signalering van de vreemdeling met een terugkeerbesluit in SIS. Daarbij wordt onder andere onderscheid gemaakt tussen vreemdelingen met en vreemdelingen zonder een verblijfsvergunning voor Nederland of een andere lidstaat. De signalering vanwege een terugkeerbesluit heet ook wel: signalering inzake terugkeer. In het SIS luidt de tekst van deze signalering: Terugkeerbesluit. Als er tevens een inreisverbod is opgelegd is dit zichtbaar in het SIS.

Verordening 2018/1861 heeft betrekking op de signalering van een vreemdeling met een inreisverbod in SIS of een signalering op grond van artikel 24, eerste lid, onder a, van Verordening (EU) 2018/1861. Ook daarbij wordt onder meer onderscheid gemaakt tussen vreemdelingen met en vreemdelingen zonder een verblijfsvergunning voor Nederland of een andere lidstaat. De signalering vanwege het inreisverbod of een signalering vanwege artikel 24, eerste lid, onder a, Verordening (EU) 2018/1861 heet ook wel: signalering met het oog op weigering toegang en verblijf. Dit is het begrip in de Nederlandse vertaling van de Verordeningen. In het SIS luidt de tekst van deze signalering: Niet tot Schengenbied toe te laten vreemdeling.

Voorheen luidde de signalering vanwege het inreisverbod: signalering ter fine van weigering van toegang. Die term is vervangen door signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf. Maar de betekenis is hetzelfde gebleven.

In beide verordeningen wordt verder onder andere aangegeven hoe te handelen als sprake is van een hitmelding na bevraging van SIS en de vreemdeling in het bezit blijkt te zijn van een verblijfsvergunning van een andere lidstaat van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland.

Deze verordeningen bevatten een aantal nieuwe elementen, waaronder:

  • 1. Een vreemdeling wordt nu ook gesignaleerd in het SIS vanwege een opgelegd terugkeerbesluit (eventueel in combinatie met een inreisverbod);

  • 2. De raadplegingsprocedure, voorheen consultatieprocedure, was alleen beschreven in artikel 25 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (SUO), en in de nieuwe verordeningen in meerdere artikelen. Daarbij worden in de nieuwe verordeningen meerdere situaties, waarbij geraadpleegd moet worden, beschreven en zijn ook de voorwaarden van de raadpleging en het proces beschreven. De situaties die worden beschreven zijn:

    • a. De raadpleging voorafgaand aan het verlenen of verlengen van een verblijfsvergunning of mvv;

    • b. De raadpleging voorafgaand aan de invoering van een signalering als de derdelander in het bezit is van een verblijfsvergunning of geldig visum voor langere duur in een andere lidstaat;

    • c. De raadpleging na invoering van een signalering als blijkt dat de derdelander in het bezit is van een verblijfsvergunning of geldig visum voor langere duur in een andere lidstaat; en

    • d. De raadpleging in geval van een hit als Nederland het SIS checkt en niet betrokken is bij de signalering of verblijfsverlening.

    Waar onder a t/m d ‘signalering’ wordt genoemd, wordt zowel de signalering inzake terugkeer als een signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf bedoeld.

  • 3. Het uitwisselen van aanvullende informatie aan de signalerende lidstaat als een vreemdeling die gesignaleerd is in SIS inzake terugkeer wordt aangetroffen door een lidstaat aan de buitengrenzen van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland, terwijl hij uitreist of probeert in te reizen. De uitwisseling van aanvullende informatie bij uitreis aan de buitengrens wordt terugkeerbevestiging genoemd.

De vreemdelingencirculaire is vanwege de implementatie van de betreffende verordeningen ingrijpend gewijzigd in paragraaf A2/12 Vc. Om die reden zijn de paragrafen vanaf A2/12.1 Vc tot en met A2/12.5 Vc doorgehaald en zijn die paragrafen opnieuw geformuleerd.

In andere paragrafen (en modellen) zijn met name verwijzingen opgenomen naar de gewijzigde paragraaf A2/12 Vc en is de terminologie aangepast aan de terminologie in de nieuwe verordeningen.

Artikelsgewijs

A

In paragraaf A1/3 Vc zijn de wijzigingen uit de verordeningen opgenomen, die te maken hebben met de handelingen die de ambtenaar belast met de grensbewaking moet uitvoeren na het aantreffen van een al dan niet gesignaleerde vreemdeling aan de Nederlandse buitengrens bij inreis. Hoewel deze paragraaf ook integraal in paragraaf A2/12.4.1 Vc opgenomen had kunnen worden, is er ten behoeve van de vindbaarheid voor gekozen om deze paragraaf in het hoofdstuk over de toegang (A1) te plaatsen. Doordat de te verrichten handelingen door de ambtenaar belast met de grensbewaking met betrekking tot de toegang en de signalering bij elkaar staan in één paragraaf in plaats van in twee verschillende hoofdstukken. In paragraaf A2/12.4.1 Vc is vervolgens een verwijzing gemaakt naar paragraaf A1/3 Vc.

De bestaande tekst in paragraaf A1/3 Vc is op een aantal punten aangepast. Zo is de opbouw aangepast ten behoeve van de leesbaarheid en om onduidelijkheden weg te nemen. Ook is verduidelijkt dat eerst wordt nagegaan of een vreemdeling aan de voorwaarden genoemd in artikel 6 van de Schengengrenscode (hierna: SGC) voldoet. Zo niet, dan kan in bepaalde situaties alsnog toegang worden verleend. Deze situaties zijn verder uitgewerkt in het tweede deel van paragraaf A1/3 Vc. Voor dit tweede deel is expliciet opgenomen dat voor alle benoemde situaties eerst beoordeeld moet worden of wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 6, eerste lid, SGC. Per situatie wordt aangegeven of de vreemdeling ondanks de signalering in SIS of E&S, waardoor hij niet voldoet aan de voorwaarden in artikel 6, eerste lid, SGC, toch toegang wordt verleend. In die gevallen dat toegang wordt verleend, is dat op grond van artikel 6, vijfde lid, onder a, SGC. Ook staat per situatie beschreven welke handelingen de ambtenaar met de grensbewaking moet verrichten vanwege de tegenstrijdige situatie dat de vreemdeling zowel een verblijfsvergunning heeft als gesignaleerd is in SIS of E&S.

Zie de toelichting onderdeel B, paragraaf A2/12.4 Vc voor een toelichting op hoe het wissen van de signalering inzake terugkeer geschiedt.

B

Met de wijziging van paragraaf A2/12 Vc worden de nieuwe elementen opgenomen en worden de verschillende situaties beschreven waarin een andere lidstaat van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland moet worden geïnformeerd of moet worden geraadpleegd en waarin Nederland wordt geïnformeerd of geraadpleegd.

De verschillende nieuwe situaties en de uitgebreidere voorwaarden van de raadplegingsprocedure konden niet worden ondergebracht in de bestaande paragrafen van dit hoofdstuk. De structuur van het hoofdstuk is om die reden grotendeels aangepast en er zijn meerdere paragrafen toegevoegd. Naast de inhoudelijke toevoegingen is een groot deel van de bestaande tekst herschreven ter verduidelijking van het beleid en om de leesbaarheid te vergroten.

In dit hoofdstuk worden verschillende situaties beschreven waarbij signaleringen worden ingevoerd of gewist in SIS. In sommige van deze situaties wordt de signalering in de praktijk automatisch ingevoerd of gewist in SIS. Voor de leesbaarheid is er voor gekozen om ook in deze situaties de IND als actor te benoemen. Dat is bijvoorbeeld het geval als aan een vreemdeling een terugkeerbesluit wordt opgelegd en (automatisch) wordt gesignaleerd. Maar ook als een vreemdeling in SIS gesignaleerd is inzake terugkeer in combinatie met een inreisverbod en uitreist bij een buitengrens, klapt de signalering in SIS automatisch om van een signalering inzake terugkeer naar een signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf.

Met betrekking tot de SIS-signalering worden de lidstaten niet meer gedefinieerd als de Schengenlidstaten, maar als het grondgebied van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland. Dit wordt in de hele paragraaf A2/12 Vc op deze manier aangeduid.

Hieronder vindt vervolgens een toelichting plaats per (sub)paragraaf van paragraaf A2/12 Vc.

Paragraaf A2/12.1 Vc

Omdat het hoofdstuk aanzienlijk langer is geworden, is voor de overzichtelijkheid in de inleiding een opsomming toegevoegd van de belangrijkste situaties die beschreven worden in dit hoofdstuk. Ook worden de begrippen lidstaten en verblijfsvergunning gedefinieerd voor dit hoofdstuk. De tekst die in de inleiding stond, is verplaatst naar paragraaf A2/12.4 Vc.

Paragraaf A2/12.2 Vc

Alleen de algemene informatie over zowel het SIS als het E&S is blijven staan in deze paragraaf. Deze informatie is aangevuld met een korte uitleg over het SIS en E&S, omdat dit nog ontbrak in de Vc. Een belangrijk verschil tussen SIS en E&S is dat de informatie in SIS toegankelijk is voor alle lidstaten en de informatie in E&S alleen voor Nederland. Een ander belangrijk verschil is dat een vreemdeling vanwege een terugkeerbesluit niet gesignaleerd kan staan in E&S, maar wel in het SIS.

De overige informatie uit deze paragraaf is verplaatst naar de paragrafen A2/12.6, A2/12.7 en A2/12.8 Vc. De informatie is opgesplitst in drie paragrafen voor de overzichtelijkheid.

Paragraaf A2/12.3 Vc

Deze paragraaf is toegevoegd omdat voor onderdanen van lidstaten en diens familie- of gezinsleden in de zin van richtlijn 2004/38/EG, andere regels gelden dan voor andere vreemdelingen wat betreft de signalering en de te volgen (raadplegings)procedures. Dit was nog niet duidelijk beschreven in de Vc.

Paragraaf A2/12.4 Vc

De tekst is verplaatst van paragraaf A2/12.1 Vc naar deze paragraaf. De bestaande tekst is aangevuld en opgesplitst in drie subparagrafen. Waar voorheen alleen de situatie van een vreemdeling zonder geldige verblijfsvergunning die gesignaleerd is in E&S of SIS en Nederland wil inreizen werd beschreven, worden nu verschillende situaties beschreven. Dit omdat de te verrichten handelingen voor de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen verschillend zijn voor de beschreven situaties. Die situaties zijn: een vreemdeling die is gesignaleerd door een andere lidstaat en die Nederland wil inreizen; een vreemdeling die is gesignaleerd door een andere lidstaat en Nederland wil uitreizen of in het binnenlands toezicht wordt aangetroffen; en een vreemdeling die door Nederland is gesignaleerd en Nederland wil uitreizen of in het binnenlands toezicht wordt aangetroffen. Binnen deze situaties wordt verder onderscheid gemaakt tussen vreemdelingen die wel en vreemdelingen die geen geldige verblijfsvergunning hebben voor Nederland of een andere lidstaat.

Om dubbelingen te voorkomen en de vindbaarheid te vergroten, is besloten om de informatie met betrekking tot de te verrichten handelingen na het aantreffen van een gesignaleerde vreemdeling aan een Nederlandse buitengrens bij inreis op te nemen in paragraaf A1/3 Vc. A1 Vc ziet namelijk op toegang, en A1/3 Vc op de voorwaarden voor toegang. Ook de informatie met betrekking tot de te verrichten handelingen wat betreft de signalering zijn voor deze situatie opgenomen in A1/3 Vc. Zodat alle te verrichten handelingen bij elkaar staan. Voor de volledigheid is de tussenkop van subparagraaf A2/12.4.1, met een verwijzing naar paragraaf A1/3 Vc wel opgenomen in A2/12.4 Vc.

Het onderscheid in waar een vreemdeling wordt aangetroffen is onder meer belangrijk vanwege de terugkeerbevestiging bij uitreis en de informatie-uitwisseling bij inreis zoals omschreven in paragraaf A2/12.5 Vc.

Het wissen van de signalering inzake terugkeer, in de (sub)paragrafen A1/3 Vc en A2/12.4.3 Vc, geschiedt als volgt. De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen zendt een bericht naar de IND en de IND verwerkt de gegevens al dan niet automatisch in SIS.

Daarnaast kan een vreemdeling slechts één Nederlandse signalering hebben in SIS, of inzake terugkeer of met het oog op weigering van toegang en verblijf. Als een vreemdeling een in werking getreden inreisverbod heeft, om die reden is gesignaleerd door Nederland en wordt aangetroffen aan de buitengrens op uitreis of binnen Nederland, en aan de vreemdeling een nieuw terugkeerbesluit wordt opgelegd, blijft de vreemdeling gesignaleerd in SIS met het oog op weigering van toegang en verblijf. De vreemdeling wordt dan niet weer gesignaleerd inzake terugkeer als het in werking getreden inreisverbod nog steeds geldig is.

Als de vreemdeling al door een andere lidstaat is gesignaleerd met het oog op weigering toegang en verblijf of inzake terugkeer en in Nederland wordt aangetroffen en een terugkeerbesluit krijgt, wordt de vreemdeling door Nederland gesignaleerd vanwege het terugkeerbesluit.

Paragraaf A2/12.5 Vc

In deze paragraaf wordt toegelicht hoe er gehandeld moet worden als een vreemdeling gesignaleerd staat in SIS vanwege een terugkeerbesluit al dan niet in combinatie met een inreisverbod, en het grondgebied van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland verlaat of al verlaten blijkt te hebben. Registratie van deze uitreis is belangrijk, omdat dit er voor zorgt dat als het terugkeerbesluit vergezeld is van een inreisverbod, het inreisverbod in werking treedt en de vreemdeling vanwege het inreisverbod gesignaleerd wordt in SIS. Ongeacht vanuit welk land de vreemdeling het grondgebied van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland verlaat.

Verder moet een lidstaat voortaan de signalerende lidstaat informeren als zij aan de buitengrens een vreemdeling aantreft, die in SIS gesignaleerd is inzake terugkeer al dan niet in combinatie met een inreisverbod, en probeert in te reizen.

Paragraaf A2/12.6 Vc

De tekst is verplaatst van paragraaf A2/12.2 Vc naar deze paragraaf. De signalering van een vreemdeling in SIS vanwege een terugkeerbesluit was nog niet beschreven in de Vc. Dat is aan deze paragraaf toegevoegd. Omdat in de verordening geen overgangsrecht is beschreven en er niet direct een correctie dan wel aanpassing plaatsvindt in SIS, worden de volgende situaties apart beschreven: een vreemdeling die een terugkeerbesluit krijgt, een vreemdeling die voor 7 maart 2023 een terugkeerbesluit zonder inreisverbod heeft gekregen, en de vreemdeling die voor 7 maart 2023 een inreisverbod opgelegd heeft gekregen.

De signalering van een vreemdeling in SIS vanwege een inreisverbod van vóór 7 maart 2023 dat nog niet in werking is getreden wordt echter niet direct gecorrigeerd of aangepast in een signalering inzake terugkeer, maar pas als er een procedurele gebeurtenis plaatsvindt die hier aanleiding toe geeft. Bijvoorbeeld als er een verblijfsvergunning wordt aangevraagd, een vervolgprocedure wordt gestart of als de signalering in SIS verlengd wordt. Als niet zeker is dat de vreemdeling is vertrokken, wordt er vanuit gegaan dat hij nog in Nederland of op het grondgebied van de lidstaten is.

Een vreemdeling die vóór 7 maart 2023 een terugkeerbesluit zonder inreisverbod heeft gekregen, staat nog niet gesignaleerd in SIS. Dit wordt niet direct gecorrigeerd door de vreemdeling alsnog te signaleren in SIS. Ook voor deze situatie geldt dat de vreemdeling pas in SIS gesignaleerd wordt inzake terugkeer als er een procedurele gebeurtenis plaatsvindt die hier aanleiding toe geeft. En ook hier wordt, als niet zeker is dat de vreemdeling is vertrokken, er vanuit gegaan dat hij nog op het grondgebied van de lidstaten is.

Omdat een vreemdeling vanaf 7 maart 2023 pas in SIS wordt gesignaleerd vanwege een inreisverbod als hij het grondgebied van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland heeft verlaten, is ook toegevoegd dat een signalering vanwege een inreisverbod wordt ingevoerd als deze uitreis is vastgesteld.

Verder is toegevoegd dat het mogelijk is dat een vreemdeling zowel door Nederland als door een andere lidstaat gesignaleerd wordt in SIS zolang de signaleringen niet onverenigbaar zijn met elkaar (artikel 23 Vo (EU) 2018/1861). De beoordeling hiervan ligt bij Bureau SIRENE.

Uit jurisprudentie is gebleken (Afdelingsuitspraak van 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3581) dat het niet langer mogelijk is een vreemdeling met verblijfsrecht in een andere lidstaat te signaleren in E&S vanwege een inreisverbod op grond van artikel 66a Vw. Dit inreisverbod is namelijk een implementatie van artikel 11 van de Terugkeerrichtlijn en dus een Europees werkend inreisverbod. Een Europees werkend inreisverbod mag niet gesignaleerd worden in E&S. Deze categorie vreemdelingen is daarom verwijderd uit de opsomming onder E&S.

Een vreemdeling die een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 heeft gekregen, kan zowel in E&S als in SIS gesignaleerd worden. Deze categorie is daarom toegevoegd aan de opsommingen bij E&S en SIS.

Paragraaf A2/12.7 Vc

De tekst is verplaatst van paragraaf A2/12.2 Vc naar deze paragraaf en voor de overzichtelijkheid voorzien van een kopje. Alle informatie die de ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen moet verstrekken bij een verzoek tot het invoeren van een signalering staat nu bij elkaar.

Paragraaf A2/12.8 Vc

De tekst is verplaatst van paragraaf A2/12.2 Vc naar deze paragraaf en voor de overzichtelijkheid voorzien van een kopje.

Paragraaf A2/12.9 Vc

De tekst is verplaatst van paragraaf A2/12.3 Vc naar deze paragraaf. Nu een vreemdeling niet alleen vanwege een inreisverbod of ongewenstverklaring, maar ook vanwege een terugkeerbesluit gesignaleerd wordt in SIS, is toegevoegd dat de vreemdeling vanwege een terugkeerbesluit in het SIS gesignaleerd wordt vanaf het moment dat een terugkeerbesluit bekend wordt gemaakt aan de vreemdeling.

Voor een aantal situaties werd in de Vc nog niet expliciet beschreven wanneer de signalering in SIS of E&S aanvangt. Het gaat om de signalering van een onderdaan van een lidstaat of diens familie- of gezinsleden, en de signalering van een vreemdeling aan wie een bevel is gegeven zich onmiddellijk te begeven naar de verblijfgevende lidstaat.

Daarnaast is toegevoegd dat de signalering vanwege een ongewenstverklaring op grond van artikel 67 Vw aanvangt op de datum van de bekendmaking en niet op de datum van het besluit. Bekendmaking van de ongewenstverklaring – bijvoorbeeld door uitreiking – vindt vaak later plaats dan de datum van het besluit.

Ook de signalering vanwege een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 werd nog niet beschreven in deze paragraaf en is daarom toegevoegd. Ook deze signalering vangt aan op de datum van de bekendmaking van het besluit.

Daarnaast is uit jurisprudentie gebleken (Afdelingsuitspraak van 6 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ2342) dat de aanvang van de duur van het inreisverbod start op het moment dat de vreemdeling het grondgebied van de lidstaten daadwerkelijk heeft verlaten, ook als de beschikking van het inreisverbod na uitreis wordt uitgereikt (Afdelingsuitspraak van 19 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:89). Als sprake is van deze laatste situatie vangt de signalering vanwege het inreisverbod aan op de datum van de bekendmaking van de beschikking. De signalering is immers gekoppeld aan de duur van het inreisverbod en is nooit langer dan deze duur. De signalering start wellicht later, maar eindigt gelijk met de duur van het IRV.

Paragraaf A2/12.10 Vc

De raadplegingsprocedure, voorheen consultatieprocedure, was slechts summier beschreven in paragraaf A2/12.5 Vc. De tekst is verplaatst van paragraaf A2/12.5 Vc naar deze paragraaf en aangevuld. Met de wijzigingen in deze paragraaf worden alle mogelijke raadplegingen beschreven. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen het raadplegen van een andere lidstaat door Nederland, het raadplegen van Nederland door een andere lidstaat, het informeren van een andere lidstaat door Nederland, en het informeren van Nederland door een andere lidstaat. Per situatie staat tevens omschreven welke reactietermijn van toepassing is en welke gevolgen het resultaat van de raadpleging heeft voor de signalering dan wel de verblijfsvergunning of mvv.

De tekst met betrekking tot het op de hoogte brengen van de vreemdeling middels een publicatie in de Staatscourant, over dat zijn signalering is overgezet van SIS naar E&S is verplaatst van paragraaf A4/2.5.5 Vc naar deze paragraaf. Ook is deze tekst aangevuld met de situatie dat de signalering wordt overgezet van E&S naar SIS. Daarvan is bijvoorbeeld sprake bij de raadplegingsprocedures zoals beschreven in paragraaf A2/12.10.2.3 Vc en de vreemdeling gesignaleerd is vanwege een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861. Ook is toegevoegd dat publicatie in de Staatscourant achterwege blijft als de vreemdeling op een andere wijze op de hoogte is gesteld van de wijziging in signaleringssystemen. Dit om te voorkomen dat de vreemdeling onnodig belast wordt door de publicatie in de Staatscourant.

Als een vreemdeling is gesignaleerd door een andere lidstaat en een verblijfsvergunning aanvraagt bij de IND, en deze aanvraag wordt afgewezen, dan legt de IND aan de vreemdeling een terugkeerbesluit op, als deze nog geen Nederlands terugkeerbesluit heeft. De IND signaleert de vreemdeling dan ook in SIS inzake terugkeer. De vreemdeling staat dan zowel door een andere lidstaat als door Nederland gesignaleerd in SIS.

Als de IND een vreemdeling die een verblijfsvergunning heeft in een andere lidstaat wil signaleren in SIS, moet de IND eerst de verblijfgevende lidstaat raadplegen. Deze raadpleging bij de verblijfgevende lidstaat ziet alleen op het invoeren van de signalering in SIS. Het besluit – het terugkeerbesluit al dan niet in combinatie met een inreisverbod – kan genomen worden voordat de raadplegingsprocedure is doorlopen. De vreemdeling met verblijfsrecht in een andere lidstaat wordt of blijft alleen gesignaleerd in SIS als de andere lidstaat de verblijfsvergunning intrekt. Tegelijk met het inreisverbod kan de IND een besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 nemen. De IND signaleert de vreemdeling vanwege dit besluit in E&S. Als de verblijfgevende lidstaat naar aanleiding van de raadplegingsprocedure het verblijfsrecht intrekt, wordt de signalering in E&S gewist. En signaleert de IND de vreemdeling in SIS vanwege het inreisverbod of vanwege het besluit in de zin van artikel 24, eerste lid, onder a, Vo (EU) 2018/1861 als het inreisverbod al is opgeheven.

Paragraaf A2/12.11 Vc

De tekst is verplaatst van paragraaf A2/12.6 Vc naar deze paragraaf. In de subparagrafen A2/12.10.1 Vc en A2/12.10.2 Vc staat beschreven hoe te handelen als de vreemdeling een verblijfsvergunning (waaronder asiel) aanvraagt in Nederland en gesignaleerd is door Nederland of een andere lidstaat. De betreffende informatie is daarom in deze paragraaf verwijderd. De raadplegingsprocedure bij het verlenen van een verblijfsvergunning asiel aan een vreemdeling die gesignaleerd is door een andere lidstaat en de raadplegingsprocedure bij het verlenen van een verblijfsvergunning regulier of mvv zijn hetzelfde. Om dubbelingen te voorkomen, is daarom een verwijzing naar A2/12.10.2.1 Vc opgenomen.

Paragraaf A2/12.12 Vc

De tekst is verplaatst van paragraaf A2/12.7 Vc naar deze paragraaf. Nu een vreemdeling ook vanwege een terugkeerbesluit gesignaleerd wordt in SIS, wordt in deze paragraaf onderscheid gemaakt tussen het wissen van een signalering inzake terugkeer en van een signalering met het oog op weigering toegang en verblijf.

In paragraaf A2/12.12.2 Vc is de verwijzing naar artikel 15 en artikel 16 AVG verwijderd. Deze artikelen zien namelijk op het recht op inzage en correctie, en niet op vreemdelingenrechtelijke gevolgen. Daarbij is het recht op inzage en correctie al vastgelegd in de AVG en hoeft niet separaat opgenomen te worden in de Vc.

De tekst dat de IND rekening moet houden met het verblijfsdoel van de vreemdeling in het land waar hem verblijf wordt toegestaan, bij invoering van een signalering in E&S, is verwijderd. Met het verblijfsdoel moet namelijk rekening gehouden worden bij het opleggen van een inreisverbod of ongewenstverklaring, niet bij het signaleren van de vreemdeling.

De beslistermijn van het verzoek tot wissen van de signalering in SIS of E&S is gewijzigd van vier weken naar acht weken. De reden hiervoor is dat het onderliggende verzoek een verzoek tot opheffing van het inreisverbod of de ongewenstverklaring is. Een redelijke termijn daarvoor wordt acht weken geacht dat in overeenstemming is met artikel 4:13 Awb.

Paragraaf A2/12.13 Vc

De tekst is verplaatst van paragraaf A2/12.8 Vc naar deze paragraaf.

C, D

In paragraaf A3/2 Vc is de terminologie aangepast aan de terminologie in paragraaf A2/12 Vc en de betreffende verordeningen. Teksten met betrekking tot signalering en de consultatieprocedure, die in paragraaf A3/2 Vc waren opgenomen zijn verplaatst naar paragraaf A2/12 Vc. Paragraaf A3/2 Vc ziet namelijk op zelfstandig vertrek, en niet op signaleringen en de naar aanleiding daarvan te verrichten handelingen.

De structuur van de alinea over het niet opleggen van een terugkeerbesluit aan een vreemdeling met internationale bescherming is aangepast. Ook zijn dubbelingen verwijderd. Beide ten behoeve van de leesbaarheid. Verder is expliciet opgenomen dat aan een vreemdeling met internationale bescherming geen inreisverbod opgelegd kan worden omdat aan deze vreemdeling geen terugkeerbesluit opgelegd kan worden. Dit bleek namelijk onduidelijk te zijn.

De zin over het opleggen van een ongewenstverklaring aan een vreemdeling met internationale bescherming is verwijderd. Het is namelijk niet mogelijk om aan een vreemdeling met internationale bescherming die in Nederland is een ongewenstverklaring op grond van artikel 67 Vw op te leggen. Op deze vreemdeling is namelijk Afdeling 3 Vw van toepassing. En dan is het niet mogelijk om een ongewenstverklaring op te leggen, gelet op de bewoording van artikel 67 Vw.

Daarnaast is aangepast in welke situaties de DT&V een vreemdeling wel en niet begeleidt in de terugkeer naar de verblijfgevende lidstaat. Uit jurisprudentie is namelijk gebleken (Afdelingsuitspraak van 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3581) dat als een vreemdeling verblijfsrecht heeft in een andere lidstaat en aan deze vreemdeling een terugkeerbesluit is gegeven, ingezet moet worden op vertrek naar het land zoals genoemd in het terugkeerbesluit. Alleen als er geen terugkeerbesluit is opgelegd is het nog mogelijk om een vreemdeling te begeleiden in de terugkeer naar de verblijfgevende lidstaat.

Ook in paragraaf A4/2.2 Vc is de terminologie aangepast aan de terminologie in paragraaf A2/12 Vc en de betreffende verordeningen. Ook is de verwijzing naar paragraaf A3/2 Vc gewijzigd in een verwijzing naar paragraaf A2/12.10 Vc. Alle informatie met betrekking tot de raadplegingsprocedure staat namelijk in A2/12.10 Vc. Ter verduidelijking en om dubbelingen te voorkomen is de eerste zin onder ad b verwijderd.

De zin over het ongewenst verklaren van vreemdelingen met internationale bescherming is verwijderd. Zoals hierboven toegelicht is het niet mogelijk om aan een vreemdeling met internationale bescherming die in Nederland is een ongewenstverklaring op grond van artikel 67 Vw op te leggen.

E

In paragraaf A4/2.4.3 Vc is een kleine tekstuele wijziging doorgevoerd. Ook is de verwijzing naar A2/12 Vc aangepast. Deze klopte niet meer door de wijzigingen in A2/12 Vc.

Daarnaast is toegevoegd dat de ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee alle feiten en omstandigheden in de zienswijze betrekt en besluit tot het uitvaardigen van een inreisverbod. Naast de hulpofficier van justitie is namelijk ook de ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee hiertoe bevoegd in de voornemenprocedure.

F

De tekst in paragraaf A4/2.5.5 Vc over wanneer de IND ambtshalve beoordeelt of een inreisverbod opgeheven moet worden naar aanleiding van een raadplegingsprocedure is herschreven. Dit mede ten behoeve van de leesbaarheid.

Daarnaast is het beleid wanneer een inreisverbod ambtshalve wordt opgeheven gewijzigd. Uit jurisprudentie is namelijk gebleken (Afdelingsuitspraak van 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3581) dat als een vreemdeling verblijfsrecht heeft of krijgt in een andere lidstaat een inreisverbod niet zonder meer gehandhaafd kan worden, tenzij het verblijfsrecht wordt ingetrokken. Als na de raadplegingsprocedure de verblijfgevende lidstaat niet binnen de reactietermijn reageert of aangeeft het verblijfsrecht te handhaven, wordt het lichte inreisverbod opgeheven. Een zwaar inreisverbod wordt opgeheven als de verblijfgevende lidstaat aangeeft het verblijfsrecht niet in te trekken. Ook als de verblijfgevende lidstaat dit aangeeft na het verstrijken van de reactietermijn. Om te voorkomen dat de vreemdeling gedurende een onevenredige lange termijn in het bezit is van verblijfsrecht in de ene lidstaat en tegelijkertijd een inreisverbod heeft, wordt het zware inreisverbod opgeheven als een redelijke termijn is verstreken. En de verblijfgevende lidstaat dan nog niet heeft gereageerd op het raadplegingsverzoek. Hiermee wordt ook voorkomen dat een inreisverbod is opgeheven, terwijl de verblijfgevende lidstaat alsnog het verblijf intrekt na de reactietermijn.

Zoals onder A2/12.10 Vc in deze toelichting al is uitgelegd, wordt de signalering niet ingevoerd in SIS, tenzij het verblijfsrecht wordt ingetrokken. Of als de vreemdeling al is gesignaleerd in SIS, wordt deze na de reactietermijn gewist.

De vreemdeling wordt dus niet (langer) gesignaleerd in SIS en ondervindt gedurende een redelijke termijn geen hinder in andere lidstaten van het inreisverbod. De vreemdeilng wordt daardoor niet in zijn belangen geschaad.

Er is ook een verwijzing opgenomen naar paragraaf A2/12.10 Vc over hoe omgegaan wordt met signaleringen nadat de IND een verzoek om opheffing van de signalering ontvangt van een andere lidstaat. Paragraaf A4/2.5.5 Vc ziet namelijk alleen op het al dan niet ambtshalve opheffen van een inreisverbod. En paragraaf A2/12 ziet op signaleringen en hoe de IND daar mee omgaat. Om diezelfde reden is ook de tekst over het op de hoogte stellen van een vreemdeling dat zijn signalering wordt omgezet van SIS naar E&S, middels een publicatie in de Staatscourant, verplaatst naar A2/12.10 Vc.

G

Met het herschrijven van paragraaf A2/12 Vc (oud) naar aanleiding van de betreffende verordeningen zijn de beleidsregels over de strafbaarstelling bij verblijf in Nederland, terwijl een inreisverbod is uitgevaardigd, niet meer opgenomen in paragraaf A2/12 Vc (nieuw). Deze beleidsregels pasten qua inhoud en structuur van de Vc beter bij paragraaf A4/2.6 Vc. Voor de leesbaarheid zijn daarnaast kopjes toegevoegd in A4/2.6 Vc.

H

In paragraaf A4/3.1 is naar aanleiding van het herschrijven van paragraaf A2/12 Vc de verwijzingen naar paragraaf A2/12.6 Vc aangepast.

I-K

Met het herschrijven van paragraaf A2/12 Vc (oud) naar aanleiding van de betreffende verordeningen zijn de beleidsregels over de strafbaarstelling bij verblijf in Nederland terwijl een vreemdeling ongewenst is verklaard niet meer opgenomen in paragraaf A2/12 Vc (nieuw). Deze beleidsregels pasten qua inhoud en structuur van de Vc beter bij hoofdstuk A4/3 Vc. Daarom is een nieuwe paragraaf A4/3.5 Vc ingevoegd en zijn paragraaf A4/3.5 Vc (oud) en alle daarop volgende (sub)paragrafen hernummerd tot en met A4/3.10 (onder invoeging van een nieuwe paragraaf A4/3.9)

In de nieuwe paragraaf A4/3.9 zijn de beleidsregels over het opheffen van een ongewenstverklaring en het vervolgens opleggen van een inreisverbod opgenomen vanuit paragraaf A2/12 Vc (nieuw).

De ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen verricht bij het aantreffen van een vreemdeling die onderdaan is van een derde land en die gesignaleerd staat, bij de grens of in het binnenlands toezicht een aantal handelingen. Deze staan ook al beschreven in paragraaf A2/12.4.3 Vc. Om onnodige herhaling te voorkomen is er voor gekozen te werken met een verwijzing. Dit vergroot de leesbaarheid.

Tenslotte is het beleid voor het opleggen van een inreisverbod van overeenkomstige toepassing bij het omzetten van een ongewenstverklaring naar een inreisverbod. Daarom is een verwijzing opgenomen naar paragraaf A4/2 Vc. Dit wederom om onnodige herhaling te voorkomen.

In A4/3.10 (nieuw) Vc zijn ten slotte wat typefouten hersteld en is ambtelijk taalgebruik vervangen door standaard Nederlands.

L

In paragraaf B10/2.3 Vc is een in het kader van de openbare orde en veiligheid een verwijzing toegevoegd naar paragraaf A4/3.1 Vc over de ongewenstverklaring. In de Vc was nergens opgenomen dat een burger van de Unie en diens familieleden ongewenst verklaard kunnen worden. Dit is nu in B10 opgenomen. Daarnaast is een verwijzing toegevoegd naar paragraaf A2/12.6 Vc in het kader van de signalering. In paragraaf A2/12.6 Vc staat namelijk beschreven in welke situaties een vreemdeling gesignaleerd wordt in E&S.

M-U

In de modellen M17, M18-A, M55 en M56, zijn wijzigingen doorgevoerd naar aanleiding van wijzigingen in de terminologie in de betreffende verordeningen. Daarnaast is in de modellen M17 en M18-A toegevoegd dat een vreemdeling gesignaleerd is in SIS inzake terugkeer in combinatie met een inreisverbod. Dit omdat een vreemdeling nu ook gesignaleerd wordt in SIS vanwege een terugkeerbesluit, niet meer alleen vanwege een inreisverbod. En in deze modellen alleen de signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf stond beschreven.

In model M106-A ontbrak de informatie om de vreemdeling er van op de hoogte te stellen dat hij gesignaleerd zal worden in E&S met het doel hem de toegang tot en het verblijf in Nederland te weigeren vanwege het bevel zich te begeven naar een lidstaat. Deze informatie is daarom toegevoegd aan dit formulier. De betreffende tekst wordt voorafgegaan door een selectievakje. Dit zodat de betreffende ambtenaar in individuele gevallen vanuit belangenafweging kan besluiten om niet over te gaan tot het signaleren van de vreemdeling. Dit is ook in lijn met model M106-B. Daarin is het signaleren van de vreemdeling vanwege het bevel zich onmiddellijk te begeven naar een lidstaat al als mogelijkheid opgenomen.

In model 106-B is de verwijzing naar paragraaf A2/12 Vc aangepast. Deze klopte niet meer door de wijzigingen in A2/12 Vc.

In model 107-A is toegevoegd dat een vreemdeling in SIS wordt gesignaleerd inzake terugkeer als aan hem een terugkeerbesluit wordt opgelegd. Dit omdat een vreemdeling nu ook gesignaleerd wordt in SIS vanwege een terugkeerbesluit. En in dit model alleen de signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf stond beschreven.

Zowel in model 107-A als in model 107-B is bij de tekst over de signalering in SIS vanwege het inreisverbod toegevoegd dat deze signalering aanvangt zodra de vreemdeling het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland heeft verlaten en dit bekend is bij de IND. Een vreemdeling wordt nu namelijk eerst gesignaleerd inzake terugkeer en bij vertrek van het grondgebied van de lidstaten klapt deze om naar een signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf. De IND moet wel op de hoogte zijn van dit vertrek. De registratie van het vertrek van het grondgebied van de lidstaten zorgt er namelijk voor dat de signalering inzake terugkeer omklapt naar een signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf.

In model M107-C is toegevoegd dat de signalering van de vreemdeling vanwege het terugkeerbesluit dan wel het inreisverbod wordt gewist. ls het terugkeerbesluit wordt ingetrokken of het inreisverbod wordt opgeheven. Deze informatie ontbrak namelijk nog in dit model.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A.W.H. Bertram directeur-generaal Migratie

Naar boven