Regeling van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 1 februari 2023, kenmerk 3479041-1040947-LZ, houdende wijziging van Regeling specifieke uitkering domein-overstijgend samenwerken in verband met de verlenging van de projectperiode, de uitbreiding van het aantal deelnemende gemeenten en enkele aanvullende wijzigingen

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling specifieke uitkering domein-overstijgend samenwerken wordt als volgt gewijzigd:

A

Voor artikel 1 wordt een opschrift ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 1. Algemene begripsbepalingen

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het onderdeel domein-overstijgend samenwerken, wordt ‘verzekeraars’ vervangen door ‘zorgverzekeraars’.

2. Het onderdeel experiment komt te luiden:

experiment:

door middel van domein-overstijgend samenwerken zorgen dat een cliënt gebruik kan maken van een voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of informele ondersteuning of zorg die wordt gedekt door een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1 van de Zorgverzekeringswet, zodanig dat op een verantwoorde manier, later of geen gebruik wordt gemaakt van zorg als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg;

3. Het onderdeel gemeente vervalt.

4. In het onderdeel meerkosten wordt ‘op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015’ vervangen door ‘door de pilotgemeente of uitbreidingsgemeente’.

5. In het onderdeel Minister, wordt ‘de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport’ vervangen door ‘de Minister voor Langdurige Zorg en Sport’.

6. Er worden in alfabetische volgorde de volgende onderdelen ingevoegd:

centraal persoon:

een door de pilotgemeente of uitbreidingsgemeente aan een cliënt toegewezen persoon die deze cliënt ondersteunt bij het experiment;

coördinerende gemeente:

een uitbreidingsgemeente die optreedt als aanvrager van de uitkering ten behoeve van zichzelf en andere uitbreidingsgemeenten;

pilotgemeente:

gemeente Ede, gemeente Dongen of gemeente Hoogeveen.

uitbreidingsgemeente:

een gemeente niet zijnde de gemeente Ede, gemeente Dongen of gemeente Hoogeveen;

C

Na artikel 2 wordt een opschrift ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 2. Uitkering experimenten domein-overstijgend samenwerken

D

In artikel 3, eerste lid, in de aanhef van artikel 4, in artikel 5, eerste lid en artikel 7, eerste en tweede lid, wordt ‘gemeente’ telkens vervangen door ‘pilotgemeente’.

E

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt ‘het experiment’ vervangen door ‘een experiment onder begeleiding van een centraal persoon’

2. In het tweede lid, wordt ’31 december 2022’ vervangen door ’31 december 2023’.

F

In artikel 4 komt de tabel als volgt te luiden:

a. gemeente Ede

€ 981.000

b. gemeente Dongen

€ 566.800

c. gemeente Hoogeveen

€ 1.662.250

G

In artikel 6, wordt na het derde lid, een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Onverminderd het bepaalde in het derde lid wordt bij een wijziging van het besluit tot verlening dat leidt tot een hogere uitkering, het nog te betalen voorschot in één keer uitbetaald in het kalenderjaar van het gewijzigde besluit.

H

Na artikel 7 wordt een hoofdstuk ingevoegd luidende:

Hoofdstuk 3. Uitkering voor uitbreiding domein-overstijgend samenwerken

Artikel 7a. Nadere begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

eerste aanvraagperiode:

de periode van 20 februari 2023 09:00 uur tot en met 10 maart 2023 18:00 uur;

eerste uitkeringsplafond:

het uitkeringsplafond bedoeld in artikel 7d, eerste lid;

eigen bijdrage:

20% van de totale begrote kosten bij een aanvraag voor een uitkering voor een experiment als bedoeld in artikel 7b, lid 1, onder b;

regio:

een regio als zodanig aangewezen op basis van artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg;

tweede aanvraagperiode:

de periode van 27 juni 2023 09:00 uur tot en met 11 juli 2023 18:00 uur;

tweede uitkeringsplafond:

het uitkeringsplafond bedoeld in artikel 7d, derde lid;

zorgkantoor:

een zorgkantoor als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg.

Artikel 7b. Activiteiten waarvoor een uitkering kan worden verstrekt
  • 1. De Minister kan op aanvraag een uitkering verstrekken aan een coördinerende gemeente of uitbreidingsgemeente voor:

    • a. de meerkosten die worden gemaakt ten behoeve van een cliënt ter uitvoering van een experiment onder begeleiding van een centraal persoon; of

    • b. een experiment niet onder begeleiding van een centraal persoon.

  • 2. Het experiment, bedoeld in het eerste lid, heeft betrekking op de periode 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023.

Artikel 7c. Hoogte van de uitkering
  • 1. De hoogte van een uitkering bestaat per coördinerende gemeente of uitbreidingsgemeente bij de uitvoering van een experiment als bedoeld in artikel 7b, lid 1, onder a, uit een bedrag van € 2.725 per cliënt.

  • 2. De hoogte van een uitkering aan de coördinerende gemeente of uitbreidingsgemeente voor de uitvoering van een experiment als bedoeld in artikel 7b, lid 1, onder b, bestaat uit een bedrag van maximaal 80% van de kosten van een experiment.

Artikel 7d. Uitkeringsplafond
  • 1. Voor de eerste aanvraagperiode bedraagt het eerste uitkeringsplafond € 8,9 miljoen.

  • 2. Het uit hoofde van het eerste uitkeringsplafond beschikbare bedrag wordt verdeeld door middel van loting, indien het totaal aangevraagde bedrag in de eerste aanvraagperiode het eerste uitkeringsplafond overschrijdt.

  • 3. Voor de tweede aanvraagperiode bedraagt het tweede uitkeringsplafond € 8,9 miljoen min het bedrag van het aantal in de eerste aanvraagperiode verleende uitkeringen gezamenlijk.

  • 4. Het uit hoofde van het tweede uitkeringsplafond beschikbare bedrag wordt verdeeld door middel van loting, indien het totaal aangevraagde bedrag in de tweede aanvraagperiode het tweede uitkeringsplafond overschrijdt.

Artikel 7e. Aanvraag van de uitkering
  • 1. Een aanvraag tot verlening van een uitkering kan door de coördinerende gemeente of uitbreidingsgemeente worden ingediend in de eerste aanvraagperiode of in de tweede aanvraagperiode.

  • 2. Voor activiteiten ten behoeve van een uitbreidingsgemeente wordt slechts eenmalig een uitkering verstrekt op grond van dit hoofdstuk. Voor de aanvraag wordt een door de Minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 3. De aanvraag gaat vergezeld van een advies ondertekend door een daartoe bevoegd persoon van het zorgkantoor in de regio waartoe de uitbreidingsgemeente of coördinerende gemeente behoort.

  • 4. Indien een coördinerende gemeente een aanvraag indient, wordt de aanvraag ondertekend door een daartoe bevoegd persoon van de coördinerende gemeente en medeondertekend door een daartoe bevoegd persoon van de overige deelnemende uitbreidingsgemeenten.

  • 5. Een uitbreidingsgemeente ondertekent ten hoogste één aanvraag per aanvraagperiode.

  • 6. De aanvraag die ziet op een experiment als bedoeld in artikel 7b, lid 1, onder b, gaat vergezeld van een gespecificeerde begroting van de kosten voorzien van een adequate financiële onderbouwing en de hoogte van de eigen bijdrage.

Artikel 7f. Verlening en bevoorschotting
  • 1. De Minister neemt binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagperiode waarin door een coördinerende gemeente of uitbreidingsgemeente een aanvraag is ingediend een besluit tot verlening van een uitkering.

  • 2. Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval voor welke activiteiten de uitkering verleend wordt, het bedrag van de uitkering, het bedrag van de eigen bijdrage, de periode waarvoor de uitkering wordt verleend en de wijze waarop de verantwoording plaatsvindt.

  • 3. De Minister verleent bij het besluit tot verlening van de uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.

Artikel 7g. Verplichtingen verbonden aan de uitkering
  • 1. De uitbreidingsgemeente of coördinerende gemeente meldt onverwijld schriftelijk aan de Minister indien aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor een uitkering is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht.

  • 2. De uitbreidingsgemeente of coördinerende gemeente informeert de Minister op verzoek over de voortgang van de activiteiten waarvoor een uitkering is verleend.

  • 3. De uitbreidingsgemeente of coördinerende gemeente werkt, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, mee aan door of namens de Minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de Minister inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor:

    • a. het nemen van een besluit over het verstrekken van de uitkering, of

    • b. de ontwikkeling van het beleid van de Minister.

I

Voor artikel 8 wordt een opschrift ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 4. Afsluitende algemene bepalingen

J

In artikel 8 eerste en tweede lid, wordt ‘gemeente’ telkens vervangen door ‘pilotgemeente of uitbreidingsgemeente’.

K

Aan artikel 9 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij een aanvraag tot vaststelling voor een experiment als bedoeld in artikel 7b, lid 1, onder b, waarbij de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de uitkering, bestaat de hoogte van de uitkering uit de voor het experiment gerealiseerde kosten, verminderd met het in het besluit tot verlening genoemde bedrag aan eigen bijdrage, tot maximaal het in het besluit tot verlening genoemde bedrag van de uitkering.

L

In artikel 11 wordt ‘31 december 2023’ vervangen door ‘1 augustus 2024’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt met betrekking tot onderdeel E terug tot en met 1 januari 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling (hierna: Wijzigingsregeling) strekt tot wijziging van de Regeling specifieke uitkering domein-overstijgend samenwerken (hierna: de Regeling). Met deze wijziging wordt de Regeling uitgebreid: enerzijds wordt de projectperiode verlengd en de hoogte van het bedrag verhoogd voor de drie reeds bestaande pilotgemeenten, anderzijds wordt mogelijk gemaakt dat de overige gemeenten in Nederland een aanvraag kunnen indienen voor een specifieke uitkering voor de uitvoering van een experiment.

Doel van deze uitbreiding is onder meer om het veld voor te bereiden op de door de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (hierna: de Minister) voorgenomen wijziging in de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz). Deze wijziging beoogt de mogelijkheid te creëren om zorgkantoren samenwerkingsverbanden te laten faciliteren met gemeenten en zorgverzekeraars en zo gezamenlijk te investeren in maatregelen die de behoefte aan Wlz-zorg kunnen verminderen of uitstellen.

Aanleiding voor de Regeling

In 2015 is de Minister in het kader van het programma Waardigheid en Trots gestart met enkele vernieuwingstrajecten in de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) zorg. Als onderdeel hiervan is in 2018 begonnen met een pilot in de gemeenten Dongen, Ede en Hoogeveen. In deze pilots werd geëxperimenteerd met domein-overstijgende samenwerkingsverbanden tussen zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten waarbij gewerkt wordt met een natuurlijke persoon als centraal persoon.

De centraal persoon die aan cliënten werd toegewezen in deze experimenten bracht samen met de cliënt en diens eventuele partner de behoeften van de cliënt in kaart. Uit de pilots bleek dat de centraal persoon veel voordelen met zich meebracht. Zo kon de centraal persoon over de domeinen heen handelen dankzij een brede kennis over alle typen zorg en ondersteuning. De centraal persoon kon op deze wijze beter zoeken naar informele en formele oplossingen voor de cliënt. Op deze manier kon bovendien beter gekeken worden op welke wijze er gebruik gemaakt kon worden van de faciliteiten in de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo) en Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) in plaats van de Wlz. Een en ander had tot gevolg dat de cliënten waarbij een centraal persoon assisteerde langer thuis konden blijven wonen en pas later of zelfs helemaal geen Wlz zorg nodig hadden.

Onderzoeksbureau Significant heeft de drie experimenten geëvalueerd en vastgesteld dat cliënten inderdaad een beter leven ervaren, later of niet gebruik maken van de Wlz, maar wel meer informele zorg, zorg op grond van de Zvw en ondersteuning op grond van de Wmo ontvangen. Deze gemeten resultaten waren dusdanig positief dat de Minister heeft besloten om de Regeling enerzijds te verlengen en anderzijds te wijzigen zodat ook andere gemeenten kunnen experimenteren met domein-overstijgende samenwerking.

Wijzigingsregeling

Gezien het voorgaande beoogt de Wijzigingsregeling enerzijds de verlenging van de Regeling waardoor de reeds gestarte experimenten van de drie pilotgemeenten kunnen worden voortgezet. Bovendien wordt de Regeling uitgebreid waardoor ook andere gemeenten dan de hierboven genoemde pilotgemeenten eenmalig een specifieke uitkering kunnen ontvangen voor experimenten met domein-overstijgende samenwerking. De experimenten van gemeenten kunnen bestaan uit, ofwel initiatieven waarbij een centraal persoon wordt aangesteld door de gemeenten om in navolging van de eerdere experimenten cliënten te ondersteunen, ofwel andersoortige experimenten die eenzelfde doel beogen. De andersoortige experimenten zijn bewust niet nader omschreven om zo de gemeenten de vrijheid te bieden om zelf andere mogelijkheden te verkennen om de aanspraak op de Wlz zorg te beperken. Omdat de pilotgemeenten hebben aangegeven door te willen gaan met de experimenten met een centraal persoon – en iedere gemeente moet kiezen tussen een experiment met een centraal persoon of een andersoortig experiment – is het niet nodig om voor de pilotgemeenten de mogelijkheid van andersoortige experimenten te creëren.

Financiering

In de Regeling is er voor gekozen om, nu er voor gemeenten geen vereveningssystematiek bestaat voor de Wmo meerkosten die zij voor de cliënten die deelnemen aan de experimenten maken, de meerkosten van de deelnemende gemeenten te compenseren. Dit gebeurde op grond van een PxQ financiering waarbij de Q werd bepaald door de hoeveelheid cliënten die door een centraal persoon werden geholpen en de P was gebaseerd op een gemiddelde dat werd bepaald door een onderzoek van een onderzoeksbureau.

Voor de Wijzigingsregeling is besloten om de financiering voor wat betreft de uitbreidingsgemeenten gelijk te trekken met de pilotgemeenten wanneer zij een experiment ontplooien waarbij een centraal persoon wordt ingezet. Voor de pilotgemeenten blijft de financiering identiek aan de oude situatie nu zij alleen een herzieningsaanvraag kunnen indienen voor een experiment met een centraal persoon. Voor de uitbreidingsgemeenten is er echter ook de mogelijkheid om een uitkering aan te vragen voor een experiment zonder centraal persoon. In die gevallen is de financiering beperkt tot maximaal 80% van de begrote kosten van dit experiment. Hiervoor is gekozen omdat daarmee wordt gestimuleerd dat gemeenten die experimenten zo doelmatig en effectief mogelijk zullen inzetten. Bovendien zorgt een eigen bijdrage van 20% ervoor dat gemeenten die experimenteren geen aanvraag doen die onrealistisch hoog is, doordat de eigen bijdrage bij de vaststelling in mindering wordt gebracht op de gerealiseerde kosten.

Om in de drie pilotgemeenten de bestaande experimenten ongewijzigd te kunnen voortzetten, wordt een deel van het beschikbare budget voor deze gemeenten gereserveerd. Het feit dat er voor deze drie gemeenten een relatief groot bedrag van de uitkering is gereserveerd (ongeveer € 3 miljoen ten opzichte van de € 8,9 miljoen die er voor de resterende gemeenten in Nederland beschikbaar wordt gesteld) heeft er enerzijds mee te maken dat de toezegging voor de drie pilotgemeenten ook zit op voorgaande jaren waar deze voor de uitbreidingsgemeenten slechts ziet op 2023. Anderzijds is het zo dat de uitbreidingsgemeenten per definitie in eerste instantie een opstartfase zullen hebben, terwijl de pilotgemeenten al langere tijd de benodigde infrastructuur hebben ontwikkeld waardoor zij eenvoudiger grote aantallen cliënten kunnen helpen. Dit gekoppeld aan de PxQ structuur van de uitkering leidt ertoe dat er grotere bedragen dienen te worden gereserveerd voor de bestaande gemeenten.

Systematiek Wijzigingsregeling

Afgezien van de aanvullende mogelijkheden voor experimenten en de daarmee gepaard gaande verschillen in financiering is er voor de uitbreidingsgemeenten nog een mogelijkheid gecreëerd in de Wijzigingsregeling die niet open staat voor de pilotgemeenten. De mogelijk bestaat namelijk dat meerdere gemeenten gezamenlijk een aanvraag doen via een coördinerende gemeente. Dit maakt de het mogelijk voor gemeenten om deel te nemen aan een experiment voor welke de administratieve lasten van een aanvraag anders disproportioneel zouden zijn ten opzichte van de baten van de uitkering of de resultaten van het experiment. Deze mogelijkheid staat zowel open voor gemeenten die gezamenlijk een uitkering willen aanvragen voor een experiment met een centraal persoon als voor gemeenten die een uitkering willen aanvragen voor een experiment zonder centraal persoon.

Uitbreidingsgemeenten die een uitkering aanvragen voor een experiment als onderdeel van een aanvraag van een coördinerende gemeente kunnen logischerwijs niet gelijktijdig een aanvraag indienen voor een individueel experiment. Dit zou vanuit het oogpunt van een effectieve spreiding van middelen en experimenten en beleidsmatig oogpunt onwenselijk zijn. Eventueel zouden zij wel een nieuwe aanvraag kunnen indienen in de tweede aanvraagperiode indien de aanvraag als onderdeel van een coördinerende gemeente in de eerste aanvraagperiode zou zijn afgewezen. Een dergelijk scenario lijkt echter op voorhand onaannemelijk aangezien dit voor de uitbreidingsgemeente ook zou betekenen dat een individuele aanvraag in de tussenliggende periode wel wenselijk is geworden.

Monitoring

Aan gemeenten wordt een door Significant ontwikkelde monitor tool aangeboden die gebruikt kan worden voor de monitoring van de resultaten. De resultaten uit deze tool kunnen ook onderdeel uitmaken van het beleidsonderzoek waartoe de Minister opdracht geeft.

Staatssteun

Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:

  • De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;

  • De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;

  • De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen;

  • De maatregel is selectief;

  • De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

In dit geval wordt het eerste criterium niet vervuld. Gemeenten kunnen voor de uitvoering van bepaalde aan hen opgedragen publieke taken een specifieke uitkering krijgen. Zij zijn in zo'n geval niet aan te merken als ondernemingen in de zin van de staatssteunregels. Indien gemeenten de middelen inzetten om de activiteiten te realiseren zijn zij, als de middelen ten goede komen aan ondernemingen, gehouden de staatssteunregels na te leven.

Regeldruk

Op grond van de Regeling kunnen alleen gemeenten een uitkering aanvragen. De regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk van burgers en bedrijven. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk van burgers en bedrijven heeft.

De Wijzigingsregeling wordt hieronder artikelsgewijs toegelicht.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

Met deze wijzigingsregeling wordt de Regeling ingedeeld in hoofdstukken. Om de bepalingen die van toepassing zijn op de gehele Regeling te onderscheiden van die bepalingen die slechts voor een deel van de Regeling van belang zijn wordt daarom met onderdeel A ‘Hoofdstuk 1. Algemene begripsbepalingen’ ingevoegd.

B

Om verwarring over de bedoelde gemeenten te voorkomen regelt onderdeel B dat de definitie van gemeente vervalt in de algemene bepalingen en worden de definities van pilotgemeenten, uitbreidingsgemeente en coördinerende gemeente ingevoegd.

De begrippen pilotgemeente en uitbreidingsgemeente worden geïntroduceerd om het onderscheid duidelijk te maken tussen de reeds bestaande experimenten in de gemeenten Ede, Dongen en Hoogeveen (pilotgemeenten) en de nieuwe experimenten die worden uitgevoerd door andere gemeenten dan deze (uitbreidingsgemeenten). Dit is onder meer bedoeld om expliciet de mogelijkheid uit te sluiten dat de pilotgemeenten nog een aparte aanvraag in zouden dienen onder het nieuwe Hoofstuk 3 van de Regeling, zij ontvangen immers al een uitkering en krijgen op grond van Hoofdstuk 2 de mogelijkheid deze uit te breiden.

De definitie van experiment wordt onder meer gewijzigd om ervoor te zorgen dat ook experimenten die niet onder begeleiding van een centraal persoon staan mogelijk gemaakt worden met behulp van een uitkering onder de Regeling. Daarnaast wordt de volgorde van de woorden aangepast naar de gangbare praktijk.

Daarnaast worden enkele technische wijzigingen doorgevoerd.

C en D

Met onderdeel C worden de bestaande artikelen 3 tot en met 7 ondergebracht in een nieuw hoofdstuk 2 dat ziet op de bestaande experimenten in de pilotgemeenten.

Onderdeel D regelt het vervangen van het begrip gemeente door het nieuwe begrip pilotgemeente. Op deze manier wordt het verschil in systematiek aangebracht tussen de pilotgemeenten in hoofdstuk 2 en de nieuwe uitbreidingsgemeenten in hoofdstuk 3.

E

Onderdeel E regelt enkele aanpassingen in artikel 3. De definitie van experiment in de algemene begripsbepalingen maakt het onderscheid mogelijk tussen experimenten met en zonder een centraal persoon voor aanvragen op grond van Hoofdstuk 3. Voor de pilotgemeenten (die aanvragen op grond van Hoofdstuk 2) geldt echter nog steeds dat zij alleen experimenten onder leiding van een centraal persoon kunnen financieren met de uitkering. Daarom behoeft het eerste lid aanpassing en is hier geregeld dat de uitkering voor de pilotgemeenten enkel verstrekt kan worden ten behoeve van experimenten onder leiding van een centraal persoon.

De wijziging in het tweede lid maakt het mogelijk dat de pilotgemeenten ook in 2023 activiteiten kunnen uitvoeren in verband met de onderhavige wijziging van de Regeling.

F

Onderdeel F wijzigt de Regeling om te zorgen dat het budget dat de pilotgemeenten nodig hebben om hun activiteiten ook in 2023 te kunnen uitvoeren ook aangevraagd kan worden onder de Regeling. Nu zij immers ook in 2023 activiteiten zullen uitvoeren, zal het aantal cliënten dat door de door hen aangestelde centrale personen begeleid worden, navenant toenemen. De pilotgemeenten ontvangen bij het besluit tot verlening het vaste bedrag van € 2.725 per cliënt die zij verwachten te kunnen helpen in 2023. Samen met de reeds verstrekte bedragen resulteert dit in de in de tabel genoemde bedragen.

Om de nieuwe bedragen te kunnen ontvangen zullen de pilotgemeenten een aanvraag tot herziening moeten doen. In de huidige beschikkingen die zij hebben ontvangen is immers slechts opgenomen dat zij een uitkering ontvangen voor activiteiten in 2018 tot en met 2022 en het bijbehorende budget.

G

Onderdeel G wijzigt de bevoorschottingssystematiek van de Regeling zodat het voor de pilotgemeenten mogelijk wordt om na de genoemde herzieningsaanvraag het in de nieuwe beschikking opgenomen bedrag uitgekeerd te krijgen. Binnen de systematiek van de Regeling was dit niet mogelijk waardoor deze aanpassing nodig was.

H

Met dit onderdeel is een nieuw hoofdstuk (Hoofdstuk 3 Uitbreiding domein-overstijgend samenwerken) ingevoegd voor de uitbreiding van domein-overstijgende samenwerking. Op grond van dit hoofdstuk kan een uitkering worden verstrekt aan andere gemeenten dan de pilotgemeenten, bedoeld in Hoofdstuk 2.

Hieronder wordt hoofdstuk 3 artikelsgewijs toegelicht.

Artikel 7a. Nadere begripsbepalingen

In artikel 7a worden een aantal begrippen die van belang zijn voor hoofdstuk 3 gedefinieerd.

Artikel 7b. Activiteiten waarvoor een uitkering kan worden verstrekt

Artikel 7b bepaalt de periode waarbinnen de activiteiten dienen plaats te vinden en bepaalt dat de uitkering slechts wordt verstrekt voor een experiment. De periode is voor de uitbreidingsgemeenten logischerwijs anders dan voor de pilotgemeenten.

Mocht een uitbreidingsgemeente besluiten om activiteiten te laten aanvangen in de periode waarin de activiteiten dienen plaats te vinden zonder dat de verlening heeft plaatsgevonden dan is dit voor risico van de uitbreidingsgemeente.

Artikel 7c. Hoogte van de uitkering

Artikel 7c bepaalt de hoogte van de uitkering afhankelijk van het soort experiment waarvoor door een uitbreidingsgemeenten een uitkering wordt aangevraagd. Voor experimenten waarbij een centraal persoon wordt ingezet geldt dat de uitkering net als bij de pilotgemeenten een bedrag van € 2.725 per cliënt bedraagt. Dit bedrag is (zoals reeds opgemerkt in de algemene toelichting) gebaseerd op de door het onderzoeksbureau Significant berekende gemiddelde meerkosten per cliënt aan Wmo zorg.

Voor uitbreidingsgemeenten die een uitkering aanvragen voor een experiment zonder centraal persoon geldt dat de uitkering 80% van de totaal begrote, door de Minister goedgekeurde, kosten bedraagt, zoals in de aanvraag onderbouwd. De reden dat hiervoor is gekozen is uiteengezet in de algemene toelichting.

Artikel 7d. Uitkeringsplafond

Dit artikel bepaalt de verdeling van de middelen in het geval dat er meer aanvragen zijn binnengekomen dan er middelen zijn. De verwachting is dat het uitkeringsplafond bij een eerste aanvraagronde niet bereikt zal worden, daarom is ervoor gekozen om een tweede aanvraagronde op te nemen ter hoogte van het resterende budget (en derhalve een tweede uitkeringsplafond).

De reden dat ervan uitgegaan wordt dat het volledige uitkeringsplafond niet direct zal worden aangevraagd is dat het voor sommige gemeenten tijd zal kosten om de domein-overstijgende samenwerking op te zetten in overleg met alle relevante partners.

Daar staat tegenover dat sommige gemeenten nu al spreekwoordelijk in de startblokken staan waardoor het onverstandig zou zijn als deze gemeenten moeten wachten om anderen de tijd te geven voorbereidingen te treffen. De gehanteerde systematiek komt hieraan tegemoet nu deze gemeenten in de eerste aanvraagronde al kunnen meedingen en zodoende sneller kunnen starten.

Bij beide uitkeringsplafonds wordt verdeeld door middel van loting, indien het totaal aangevraagde bedrag het uitkeringsplafond overschrijdt. Aanvragen kunnen worden ingediend binnen het daartoe bestemde tijdvak. Vervolgens vindt onder alle binnengekomen aanvragen een loting plaats. De loting vindt plaats door een notaris en de daaruit resulterende rangschikking wordt schriftelijk vastgelegd. De aanvragen komen op volgorde van de loting in aanmerking voor subsidie. Deze aanvragers worden vervolgens in de gelegenheid gesteld hun aanvraag nader aan te vullen, mocht dit nodig zijn.

Artikel 7e. Aanvraag van de uitkering

Artikel 7e regelt de wijze van aanvraag van de uitkering. Belangrijke bepalingen hierbij zijn het gegeven dat er zowel in de eerste als in de tweede ronde een aanvraag ingediend kan worden (lid 1), maar dat er met betrekking tot activiteiten ten behoeve van een uitbreidingsgemeente slechts één (deel van een) uitkering verstrekt zal worden (lid 2). Voor de beoordeling hiervan zal worden aangenomen dat activiteiten ten behoeve van een uitbreidingsgemeente zijn, indien de uitbreidingsgemeente de aanvraag (mede) heeft ondertekend.

Als er voor een uitbreidingsgemeente een aanvraag gedaan wordt door een coördinerende gemeente dan kan deze uitbreidingsgemeente zodoende niet zelfstandig een aanvraag voor een uitkering verleend krijgen.

Uiteraard is het wel mogelijk dat een uitbreidingsgemeente waarvoor in de eerste aanvraagperiode een aanvraag is ingediend door een coördinerende gemeente en die is afgewezen in de tweede aanvraagperiode zelfstandig een aanvraag indient, mits deze uitbreidingsgemeente niet gelijktijdig ook een aanvraag doet via de coördinerende gemeente. Om verwarring hierover te voorkomen is zodoende als verplichting opgenomen dat uitbreidingsgemeenten de aanvraag mede dienen te ondertekenen bij een aanvraag door een coördinerende gemeente (lid 5).

Een uitbreidingsgemeente ondertekent ten hoogste één aanvraag per aanvraagperiode (lid 6). Indien het uitkeringsplafond wordt overschreden, zal tussen de aanvragen worden geloot tussen alle binnengekomen aanvragen. Deze bepaling voorkomt dat een uitkeringsgemeente zijn kansen kan verhogen door meerdere aanvragen in te dienen. Omdat een uitkeringsgemeente elke aanvraag moet ondertekenen, ook als deze door een coördinerende gemeente wordt ingediend hebben zij zelf zicht op het aantal ingediende aanvragen. Op het aanvraagformulier wordt verklaard dat de uitkeringsgemeente niet meer dan één aanvraag zal ondertekenen. Mochten er toch meerdere aanvragen van deze uitkeringsgemeente binnenkomen, dan worden deze allen afgewezen.

Het derde lid bepaalt dat voor de aanvraag een door de Minister vastgesteld formulier zal dienen te worden gebruikt. Als bijlage bij dit formulier zal eveneens een format voor een businesscase dienen te worden ingevuld en aangeleverd. In deze businesscase zal onder meer aandacht dienen te worden besteed aan het aantal cliënten dat geholpen wordt, de verwachte besparingen op Wlz-zorg en de verwachte kosten van het experiment. Dit format zal te zijner tijd samen met het aanvraagformulier ter beschikking worden gesteld.

Lid 4 bepaalt dat de aanvragende uitbreidingsgemeente een advies van het zorgkantoor van de regio waarin de aanvragende uitbreidingsgemeente (of coördinerende gemeente) is gelegen meestuurt. In een dergelijk advies zal een zorgkantoor onder meer aandacht dienen te besteden aan in hoeverre de activiteiten effectief en doelmatig zijn, als ook toekomstbestendig zijn in relatie tot de aangekondigde Wlz wijziging met betrekking tot domein-overstijgend samenwerken en kunnen worden gecontinueerd rekening houdend met de daarvoor ter beschikking komende middelen in de jaren na 2023.

Ten slotte wordt bepaald dat de aanvraag vergezeld gaat van een gespecificeerde begroting van de kosten voorzien van een adequate financiële onderbouwing indien er een aanvraag wordt gedaan voor een uitkering ten behoeve van een experiment waarbij niet een centraal persoon wordt ingezet. Het overleggen van een begroting is beperkt tot de experimenten zonder de inzet van een centraal persoon nu deze een grote verscheidenheid aan mogelijke kosten kunnen meebrengen terwijl bij experimenten met de inzet van een centraal persoon alleen sprake is van een PxQ financiering.

Artikel 7f. Verlening en bevoorschotting

Artikel 7f regelt de wijze van verlening en bevoorschotting van de uitkering. Na sluiting van een aanvraagperiode, neemt de Minister binnen 13 weken een besluit over de verlening van een uitkering. Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval voor welke activiteiten de uitkering verleend wordt, het bedrag van de uitkering, het bedrag van de eigen bijdrage, de periode waarvoor de uitkering wordt verleend en de wijze waarop de verantwoording plaatsvindt.

De Minister verleent bij het besluit tot verlening van de uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.

Artikel 7g. Verplichtingen verbonden aan de uitkering

Artikel 7g regelt de algemene rapportage verplichtingen waaraan de uitbreidingsgemeente dient te voldoen.

I

Dit onderdeel regelt dat de artikelen 8 e.v. samen worden gevoegd in het nieuwe hoofdstuk 4 waarin de slotbepalingen worden opgenomen.

J

Dit onderdeel regelt de vervanging van het begrip gemeente in artikel 8.

K

Onderdeel K regelt de vaststellingssystematiek voor experimenten zonder de inzet van een centraal persoon. De reden dat deze afwijkt van de algemene systematiek in artikel 9 is omdat het wenselijk wordt gevonden om gemeenten te houden aan de door hen opgegeven eigen bijdrage bij de aanvraag voor een uitkering voor een experiment zonder centraal persoon. Het toegevoegde derde lid is een uitzondering op het bestaande tweede lid en bepaalt dat, ongeacht de gerealiseerde kosten voor een experiment zonder centraal persoon, de uitbreidingsgemeente altijd gehouden is de begrote eigen bijdrage te voldoen. Mocht de situatie zich dus voordoen dat het experiment minder kostte dan begroot dan zal de uitbreidingsgemeente dus procentueel een hoger percentage van de kosten dragen. Mocht het experiment duurder zijn dan begroot dan blijft de uitkering beperkt tot het in het besluit tot verlening genoemde bedrag. Op deze wijze wordt voorkomen dat uitbreidingsgemeenten op voorhand de kosten van een experiment te hoog inschatten, met als gevolg dat onder meer een uitkeringsplafond onnodig al eerder wordt bereikt.

L

Dit onderdeel regelt de aanpassing in artikel 11 waarmee de verlenging van de regeling met 1 jaar wordt mogelijk gemaakt. Nu de activiteiten van de pilotgemeenten en de uitbreidingsgemeenten een jaar langer door zullen lopen dan voorzien wordt ook de looptijd van de Regeling met één jaar verlengd.

Artikel II

De wijzigingsregeling heeft betrekking op enerzijds een verlenging van de bestaande activiteiten en anderzijds een uitbreiding naar nieuwe gemeenten. Nu de Wijzigingsregeling niet zal kunnen worden gepubliceerd en in werking zal kunnen treden voordat de Regeling verloopt is het van belang dat deze ten aanzien van onderdeel E terugwerkende kracht krijgt. Hiermee wordt de continuïteit voor de pilotgemeenten geborgd. Om de gemeenten zo spoedig mogelijk duidelijkheid hierover te geven is besloten om de Wijzigingsregeling in werking te laten treden op de dag na publicatie in de Staatscourant. Dit is in afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving (zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

Naar boven