Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 26 januari 2023 nr. VO/F/34146542, tot regeling van een aanvullende bekostiging ten behoeve van werkdrukverlichting in het voortgezet onderwijs (Regeling aanvullende bekostiging werkdrukverlichting voortgezet onderwijs)

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op artikel 5.9, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en artikel 2.2.3, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvullende bekostiging:

aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of aanvullende middelen als bedoeld in artikel 2.2.3, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;

algemeen vormend onderwijs:

vwo, havo, mavo of vbo, met uitzondering van onderwijs aan leerlingen in het derde en vierde leerjaar van de basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg van het vbo;

beroepsgericht onderwijs:

praktijkonderwijs en het derde en vierde leerjaar van de basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg van het vbo;

leerling:

leerling als bedoeld in artikel 6.7 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020;

minister:

Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs.

Artikel 2. Doel van de aanvullende bekostiging

De Minister verstrekt aanvullende bekostiging aan het bevoegd gezag voor werkdrukverlichting in het voortgezet onderwijs. De aanvullende bekostiging wordt in gelijke mate verstrekt voor:

  • a. de individuele werkdrukverlichting van personeel;

  • b. de uitvoering van een collectief beleid voor werkdrukverlichting.

Artikel 3. Hoogte en berekeningswijze

  • 1. De aanvullende bekostiging bestaat uit een bedrag per leerling.

  • 2. De Minister berekent de aanvullende bekostiging op grond van het aantal leerlingen dat als werkelijk schoolgaand stond ingeschreven op de school op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvullende bekostiging betrekking heeft.

  • 3. De aanvullende bekostiging bedraagt:

    • a. € 301,16 per leerling in het algemeen vormend onderwijs;

    • b. € 451,75 per leerling in het beroepsgericht onderwijs.

  • 4. De aanvullende bekostiging bedraagt in het openbaar lichaam Bonaire:

    • a. USD 461,73 per leerling;

    • b. USD 461,73 per student in de beroepsopleidende leerweg; en

    • c. USD 277,04 per student in de beroepsbegeleidende leerweg.

  • 5. De aanvullende bekostiging bedraagt in het openbaar lichaam Sint Eustatius of Saba: USD 627,96 per leerling.

Artikel 4. Vaststelling en betaling

  • 1. De Minister stelt de aanvullende bekostiging uiterlijk in de maand mei van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft vast.

  • 2. De Minister verstrekt de aanvullende bekostiging in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. In de maand waarop de vaststelling en de eerste betaling plaatsvindt wordt ook de aanvullende bekostiging van de eventueel voorafgaande maand of maanden verstrekt.

  • 3. De Minister stelt de aanvullende bekostiging uiterlijk in de maand december van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft gewijzigd vast op basis van het door de accountant gevalideerde aantal leerlingen dat op 1 oktober van het voorafgaande kalenderjaar stond ingeschreven bij de school en de kabinetsbijdrage voor loon- en prijsbijstelling voor dat jaar.

Artikel 5. Besteding en verantwoording

  • 1. Het bevoegd gezag verantwoordt de besteding van de aanvullende bekostiging in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs of de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES.

  • 2. Het bevoegd gezag in Europees Nederland verstrekt met gebruikmaking van de methode XBRL aan de Dienst Uitvoering Onderwijs aanvullende informatie over de besteding van de aanvullende bekostiging ter verwezenlijking van het doel van deze regeling.

  • 3. Het bevoegd gezag van een school in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba verstrekt in een apart document dat beschikbaar wordt gesteld door de Minister aanvullende informatie over de besteding van de aanvullende bekostiging.

  • 4. Het bevoegd gezag kan het niet aangewende deel van de aanvullende bekostiging ook besteden aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 6. Monitoring

  • 1. De Minister monitort en evalueert de effecten van deze regeling.

  • 2. Het bevoegd gezag werkt mee aan de monitoring en evaluatie van deze regeling.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2023.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvullende bekostiging werkdrukverlichting voortgezet onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

TOELICHTING

Algemeen

Op 22 april 2022 heeft de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs samen met de sociale partners het onderwijsakkoord1 gesloten. Daarin is onder andere afgesproken om te investeren in de aanpak van de werkdruk in het voortgezet onderwijs, die al jaren hoog is. Met de aanvullende bekostiging kunnen schoolbesturen binnen de school manieren vinden om de werkdruk te verlagen, passend bij de eigen opgaven van de school, het team en het individu. In het onderwijsakkoord is afgesproken dat de Minister € 300 miljoen per kalenderjaar (sinds 2022) vrijmaakt voor de werkdrukverlichting in het voortgezet onderwijs. In de cao voortgezet onderwijs2 is door werkgevers en vakbonden nader uitgewerkt op welke wijze deze middelen ingezet zullen worden. Deze regeling heeft betrekking op het kalenderjaar 2023.

Omdat de cao voortgezet onderwijs vlak voor de zomervakantie van het jaar 2022 is vastgesteld, wordt het schooljaar 2022-2023 als een overgangsjaar benaderd in aanloop naar de structurele bestedingswijze vanaf het schooljaar 2023-2024. In overgangsjaar 2022/2023 worden de collectieve werkdrukmiddelen in overleg met het personeelsgedeelte van de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad (de p(g)mr) besteed in de geest van de structurele afspraken.

Het bevoegd gezag ontvangt de middelen voor een school op basis van een bedrag per leerling.

De helft van de middelen (€ 150 miljoen) wordt verstrekt ten behoeve van individuele werkdrukverlichting voor onderwijspersoneel en onderwijsondersteunend personeel. In de cao is afgesproken dat deze middelen worden benut om het basisbudget ten behoeve van werkdruk of duurzame inzetbaarheid met 40 uren te verhogen van 50 naar 90 uur per persoon per jaar.

Het andere deel (€ 150 miljoen) wordt verstrekt ten behoeve van een collectieve aanpak op de scholen voor de verlichting van werkdruk. Het schoolbestuur, de leraren en het onderwijsondersteunend personeel zijn hierbij gezamenlijk aan zet en gaan met elkaar in overleg over het nemen van maatregelen om de werkdruk te verminderen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan extra ondersteuning in de klas ten behoeve van leerlingenbegeleiding, of om de lasten van bepaalde taken te verminderen (zoals mentoraat of surveillance). In de cao zijn de volgende afspraken gemaakt over de besteding van de collectieve middelen voor de verlichting van werkdruk in het voortgezet onderwijs3:

  • a. De schoolbesturen dragen er zorg voor dat de middelen volledig op de scholen terecht komen op basis van leerlingenaantallen.

  • b. De besteding van de middelen vindt op school plaats, waarbij de werknemers het initiatief hebben bij het maken van de bestedingsplannen.

  • c. Vooraf wordt met de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad (hierna: pmr) de wijze vastgesteld waarop en in welke werknemersgremia (organisatorische eenheid) binnen de school het gesprek over de besteding van de middelen wordt gevoerd. Daarnaast wordt met de pmr vastgesteld hoe de middelen over de werknemersgremia worden verdeeld en welke financiële en organisatorische kaders hierbij worden meegegeven. Bij het vaststellen van de kaders is de organiseerbaarheid binnen de school een van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Het streven is om de keuze- en bestedingsmogelijkheden zo min mogelijk te beperken.

  • d. De pmr vergewist zich ervan dat ten aanzien van de in het vorige punt genoemde te maken afspraken een meerderheidssteun bestaat bij het personeel.

  • e. De afspraken worden kenbaar gemaakt tijdens een collectief startmoment aan het voltallig personeel.

  • f. Aan de organisatorische eenheid wordt bekend gemaakt welk bedrag beschikbaar is voor de collectieve inzet van de werkdrukmiddelen en binnen welke kaders deze middelen kunnen worden ingezet.

  • g. De organisatorische eenheid bepaalt vooraf op welke wijze de besluitvorming over de plannen binnen de eenheid plaatsvindt en handelt daarnaar.

  • h. Vervolgens maken de organisatorische eenheden plannen voor de besteding van de toebedeelde werkdrukmiddelen.

  • i. De bestedingsplannen worden daarna samengevoegd tot een concept collectief werkdrukplan voor de hele school dat kenbaar wordt gemaakt aan het voltallig personeel.

  • j. Het werkdrukplan wordt bekrachtigd door een afspraak met pmr. Tevens wordt met de pmr afgesproken wanneer en op welke wijze de evaluatie van het werkdrukplan zal plaatsvinden. De werkgever spant zich actief in om werknemers inzicht te geven over de besteding van de middelen.

  • k. Met de vaststelling van het werkdrukplan is voor de daarin opgenomen onderwerpen door de pmr tevens instemming verleend op artikel 12 lid 1 van de Wet medezeggenschap op scholen.

Voor het beroepsgericht onderwijs wordt een hoger bedrag per leerling gehanteerd dan in het algemeen vormend onderwijs. De achterliggende reden is dat er kleinere klassen zijn in het beroepsgericht onderwijs. Daardoor is een hoger bedrag per leerling nodig om gelijke activiteiten te kunnen ondernemen voor de werkdrukverlichting voor de medewerker. Om die reden ligt het bedrag in het beroepsgericht onderwijs 1,5 keer zo hoog als in het algemeen vormend onderwijs. Dit is conform vergelijkbare bekostigingsregelingen in het voortgezet onderwijs, zoals de Regeling aanvullende bekostiging uitvoering Nationaal Programma Onderwijs PO en VO 2022-2023.

Het bevoegd gezag verantwoordt de besteding van de middelen voor verlichting van werkdruk in het jaarverslag. Daarnaast verstrekt het bevoegd gezag aanvullende informatie, genoemd in artikel 5, aan DUO via XBRL over de activiteiten die verricht zijn met de werkdrukmiddelen. Conform artikel 6 zal OCW dit monitoren.

Caribisch Nederland

Scholen op Caribisch Nederland vallen niet onder de cao voortgezet onderwijs waarin afspraken zijn gemaakt over de besteding van de werkdrukmiddelen. Er speelt in Caribisch Nederland echter vergelijkbare problematiek met betrekking tot werkdruk. Daarom maakt de Minister ook voor scholen op Caribisch Nederland budget vrij voor werkdrukverlichting. Het beschikbare budget bedraagt € 1,1 miljoen (ca. USD 1,1 miljoen) per jaar. Het bevoegd gezag ontvangt deze middelen als een bedrag per leerling. Voor de scholen op Saba en Sint-Eustatius wordt een hoger bedrag per leerling vrijgemaakt dan voor de scholen op Bonaire. De achterliggende reden is dat er sprake is van een hoger prijspeil op Saba en Sint-Eustatius.

Artikelsgewijs

Artikel 3

De hoogte van de aanvullende bekostiging wordt eerst berekend op basis van het voorlopige leerlingenaantal en uiterlijk in december (artikel 4) definitief vastgesteld op basis van het door de accountant gevalideerde leerlingenaantal. Aan de scholen voor voortgezet onderwijs in Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) wordt eveneens aanvullende bekostiging verstrekt voor werkdrukverlichting. Voor de Scholengemeenschap Bonaire, die zowel vo als mbo omvat, worden ook de studenten die ingeschreven staan in het beroepsonderwijs in de berekening meegenomen. Op Sint Eustatius en Saba verzorgen de scholen onderwijs conform de CXC-systematiek. Deze systematiek kent geen onderscheid tussen vo en mbo. Alle leerlingen op de scholen worden als vo-leerlingen beschouwd. De bedragen per leerling voor Sint-Eustatius en Saba liggen hoger vanwege het hogere prijspeil in deze openbare lichamen. Het bevoegd gezag op Bonaire ontvangt een lager bedrag voor studenten in de beroepsbegeleidende leerweg dan in de beroepsopleidende leerweg, omdat in de beroepsbegeleidende leerweg studenten minder dagen naar school gaan dan studenten in de beroepsopleidende leerweg.

Artikel 4

In artikel 4 wordt de vaststelling en betaling van de aanvullende bekostiging geregeld. De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk in de maand mei vastgesteld en uitbetaald in maandelijkse termijnen, waarbij in de eerste maand waarin wordt uitbetaald ook de bekostiging van voorafgaande maanden wordt uitbetaald.4 Uiterlijk in december wordt de bekostiging voor het kalenderjaar gewijzigd vastgesteld op basis van het door de accountant gevalideerde leerlingenaantal en indien van toepassing voor de kabinetsbijdrage voor loon- en prijsbijstelling.

Artikel 5

Met gebruikmaking van XBRL beantwoordt het bevoegd gezag vragen over de besteding van de middelen voor verlichting van werkdruk. Hen wordt bijvoorbeeld gevraagd waaraan de middelen voor de collectieve aanpak zijn besteed (bijvoorbeeld aan personeel, materieel of professionalisering) of waar globaal de individuele keuze-uren voor zijn gebruikt (bijvoorbeeld vermindering van taken). Daarnaast wordt onder andere gevraagd of het gesprek met de PMR heeft plaatsgevonden. Dit levert beleidsinformatie op. Het bevoegd gezag verantwoordt daarnaast in het jaarverslag de besteding van de middelen.

Artikel 6

Om te bepalen of de aanvullende bekostiging bijdraagt aan het verlichten van de werkdruk worden de besteding van de middelen en de effecten van de middelen gemonitord en geëvalueerd. Hiervoor kan het nodig zijn om het bevoegd gezag te vragen om aanvullende informatie te verstrekken. In de monitoring komen onderstaande onderwerpen in ieder geval aan bod:

  • De huidige werkdruksituatie op scholen;

  • Het effect van de werkdrukmiddelen op de werkdruksituatie op scholen;

  • De wijze van besteding van de werkdrukmiddelen door scholen;

  • De wijze van opvolging van de cao-afspraken over de inzet van de werkdrukmiddelen door scholen;

  • Het proces voor het vormgeven van de werkdrukplannen op scholen en de mate van betrokkenheid van het personeel van scholen hierbij;

  • Het proces voor het verbeteren van de werkdrukplannen op scholen;

Een eerste tussenrapport wordt eind 2024 verwacht. Dit is na afloop van het eerste volledige schooljaar dat de cao-afspraken van kracht zijn en dat er geen sprake meer is van een overgangsjaar.

Artikel 7

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2023. Aangezien de regeling geldt voor het gehele kalenderjaar is terugwerkende kracht nodig. Publicatie voor 1 januari 2023 is niet haalbaar gebleken, evenals het uitvoeren van de aanvullende bekostiging per 1 januari 2023.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Onderwijsakkoord Samen voor het beste onderwijs, 22 april 2022, Het onderwijsakkoord Samen voor het beste onderwijs | Rapport | Rijksoverheid.nl

X Noot
3

Indien op een later tijdstip aanvullende afspraken zijn gemaakt tussen de cao-partners of verduidelijkingen zijn aangebracht in de afspraken, dan zullen deze gelden. Eén van de verduidelijkingen zal gaan over de mogelijkheid om ook personeel dat bovenschools werkt werkdrukmiddelen toe te kennen.

X Noot
4

Voor 2024 en verder wordt nog gekeken of het mogelijk is de aanvullende bekostiging al eerder te beschikken dan mei en dan ook de eerste betaling eerder te doen dan mei.

Naar boven