Statuten Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

HOOFDSTUK I

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze statuten hebben de volgende begrippen de daarachter vermelde betekenissen:

1. ‘bestuur’:

het bestuur van de stichting;

2. ‘Raad van Toezicht’:

de raad van toezicht van de stichting;

3. ‘schriftelijk’:

bij brief of e-mail, of bij boodschap die via een ander gangbaar communicatiemiddel wordt overgebracht en op schrift kan worden ontvangen;

4. ‘stichting’:

Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie;

5. ‘Minister’:

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

HOOFDSTUK II. NAAM, ZETEL, DOEL EN VERMOGEN

Artikel 2. Naam en zetel

  • 1. De naam van de stichting is: Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.

  • 2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Rotterdam.

Artikel 3. Doel en middelen

  • 1. De stichting heeft ten doel: de kwaliteit van de disciplines architectuur, vormgeving, digitale cultuur te bevorderen en vanuit een culturele invalshoek hun maatschappelijke en economische meerwaarde te vergroten, zowel in Nederland als in het buitenland.

  • 2. De stichting tracht dit doel onder meer te bereiken door:

    • a. het verschaffen van financiële middelen en andere ondersteuning voor activiteiten, die gericht zijn op het bereiken van het doel van de stichting;

    • b. het ondernemen van alle andere wettige activiteiten die aan deze doelen dienstbaar zijn.

  • 3. De stichting beoogt niet het maken van winst.

Artikel 4. Vermogen

  • 1. Het vermogen van de stichting wordt gevormd door:

    • a. bijdragen van de overheid;

    • b. bijdragen van instellingen en particulieren;

    • c. hetgeen verkregen wordt door erfstellingen of legaten, met dien verstande dat erfstellingen slechts kunnen worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving;

    • d. andere langs wettige weg verkregen baten.

  • 2. Het vermogen van de stichting dient ter verwezenlijking van het doel van de stichting.

HOOFDSTUK III. BESTUUR

Artikel 5. Samenstelling, benoeming en bezoldiging

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit een door de Raad van Toezicht vast te stellen aantal van ten minste één (1) en ten hoogste twee (2) natuurlijke personen. Een niet-voltallig bestuur houdt haar bevoegdheden. In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 2. De Raad van Toezicht stelt een profielschets op voor de bestuurders (rekening houdend met de aard van de stichting, haar activiteiten en de gewenste deskundigheid), en legt deze ter goedkeuring voor aan de Minister.

  • 3. Een bestuurder wordt, met inachtneming van de profielschets, op voordracht van de Raad van Toezicht benoemd door de Minister, voor ten hoogste vijf (5) jaren en kan maximaal één (1) maal worden herbenoemd.

  • 4. De Raad van Toezicht stelt de bezoldiging en verdere arbeidsvoorwaarden van een bestuurder vast conform de Wet normering topinkomens.

Artikel 6. Schorsing, ontslag en defungeren

  • 1. De Minister kan te allen tijde een bestuurder schorsen en ontslaan.

    Schorsing en ontslag van een bestuurder vindt slechts plaats wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de vervulde functie dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen. Schorsing en ontslag als bedoeld in de eerste zin van dit Artikellid vinden niet plaats dan na voorafgaande consultatie van de Raad van Toezicht.

  • 2. Een bestuurder defungeert:

    • a. door zijn overlijden;

    • b. door zijn aftreden, al dan niet wegens het verlopen van de periode waarvoor hij is benoemd;

    • c. doordat hij failliet wordt verklaard, hem surseance van betaling wordt verleend of de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op hem van toepassing wordt verklaard;

    • d. door zijn ondercuratelestelling of doordat hij anderszins het vrije beheer over zijn vermogen verliest;

    • e. door zijn ontslag, verleend door de rechtbank in de gevallen in de wet voorzien;

    • f. door zijn ontslag, verleend door de Minister;

    • g. door het aanvaarden van een benoeming tot lid van de Raad van Toezicht;

    • h. behoudens ontheffing door de Minister, door het aanvaarden van een benoeming tot directeur dan wel bestuurder of het lidmaatschap van een toezichthoudend orgaan van instellingen die eenzelfde of gelijksoortig doel hebben als de stichting.

Artikel 7. Taak en bevoegdheden

  • 1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting. Bij de vervulling van zijn taak richt het bestuur zich naar het belang van de stichting.

  • 2. Het bestuur verschaft de Raad van Toezicht tijdig de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens.

    Het bestuur stelt ten minste éénmaal per jaar de Raad van Toezicht schriftelijk op de hoogte van het strategisch beleid, de algemene en financiële risico’s en het beheers- en controlesysteem van de stichting, conform de werkwijze zoals vastgelegd in het Reglement Raad van Toezicht en het Reglement Auditcommissie.

  • 3. Het bestuur kan zich bij besluitvorming over subsidieaanvragen laten adviseren door één (1) of meerdere adviseurs. De adviseurs worden benoemd en ontslagen door het bestuur. Benoeming geschiedt op basis van een door het bestuur op te maken profielschets.

  • 4. De functie van bestuurder is, behoudens ontheffing door de Minister, onverenigbaar met de functie van directeur dan wel bestuurder dan wel het lidmaatschap van een toezichthoudend orgaan van instellingen die eenzelfde of gelijksoortig doel hebben als de stichting.

  • 5. Een bestuurder doet aan de Raad van Toezicht vooraf opgave van zijn nevenfuncties, waaronder bestuursfuncties, commissariaten en adviseurschappen. Een bestuurder dient aan de Raad van Toezicht melding te doen van zakelijke banden tussen de stichting en een andere rechtspersoon of onderneming waarbij hij, direct dan wel indirect, persoonlijk is betrokken.

  • 6. Het bestuur stelt de volgende plannen op, en herziet deze zo nodig:

    • a. een beleidsplan voor een periode van vier (4) jaar, zoals bedoeld in Artikel 4c van de Wet op het specifiek cultuurbeleid, of een zodanige periode als vastgesteld door de Minister;

    • b. een jaarlijkse begroting met toelichting;

    • c. een jaarplan;

    • d. eventuele andere plannen als van tijd tot tijd door het bestuur te bepalen. De plannen behoeven de goedkeuring van de Raad van Toezicht.

  • 7. Het bestuur stelt een bestuursreglement op, en herziet deze zo nodig. Het opstellen en wijzigen van het bestuursreglement behoeft goedkeuring van de Raad van Toezicht.

  • 8. Iedere bestuurder heeft één (1) stem. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien de betreffende bestuurder daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de Stichting en de met haar verbonden organisatie. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de Raad van Toezicht.

  • 9. Het bestuur is, met inachtneming van het bepaalde in Artikel 9, bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, of tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.

Artikel 8. Vertegenwoordiging

  • 1. De stichting wordt vertegenwoordigd door het bestuur. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan iedere bestuurder afzonderlijk.

  • 2. Bij ontstentenis of belet van alle bestuurders is de persoon die daartoe door de Raad van Toezicht is of wordt aangewezen, tijdelijk met het besturen van de stichting belast. Gaat de Raad van Toezicht niet binnen vier (4) weken tot een zodanige aanwijzing over dan kan (zolang de Raad van Toezicht daartoe niet een persoon heeft aangewezen) de Minister, al dan niet op verzoek van één (1) of meer belanghebbende(n), een persoon aanwijzen die tijdelijk met het besturen van de stichting is belast.

  • 4. Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van volmacht aan een of meer derden, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.

Artikel 9. Goedkeuring besluiten van het bestuur

  • 1. Onverminderd het elders in deze statuten bepaalde, zijn de navolgende besluiten van het bestuur aan de goedkeuring van de Raad van Toezicht onderworpen:

    • a. het verkrijgen, vervreemden, bezwaren, huren, verhuren en op andere wijze in gebruik of in genot verkrijgen en geven van registergoederen;

    • b. de strategie van de stichting die moet leiden tot realisatie van de statutaire doelstellingen;

    • c. de financiering van de strategie van de stichting;

    • d. de uitvoering van de financiering in een of meer subsidiereglementen als bedoeld in Artikel 17;

    • e. de duurzame rechtstreekse of middellijke samenwerking met andere rechtspersonen, alsmede verbreking van een zodanige samenwerking;

    • f. het vaststellen van de hoofdlijnen van het arbeidsvoorwaardenbeleid;

    • g. het sluiten en wijzigen van arbeidsovereenkomsten waarbij een beloning wordt toegekend boven die, welke uit bestaande binnen de stichting gehanteerde regelingen voortvloeien;

    • h. het treffen van pensioenregelingen en het toekennen van pensioenrechten boven die, welke uit bestaande binnen de stichting gehanteerde regelingen voortvloeien.

  • 2. De Raad van Toezicht kan bepalen dat een in het eerste lid bedoeld besluit niet aan zijn goedkeuring is onderworpen, indien het daarmee gemoeide belang een door de Raad van Toezicht te bepalen en schriftelijk aan het bestuur op te geven waarde niet te boven gaat.

  • 3. De Raad van Toezicht is bevoegd ook andere besluiten dan die in dit Artikel 9 lid 1 zijn genoemd aan zijn goedkeuring te onderwerpen. Deze besluiten dienen duidelijk omschreven te worden en schriftelijk aan het bestuur te worden meegedeeld.

  • 4. Het ontbreken van goedkeuring van de Raad van Toezicht voor een besluit als bedoeld in het eerste lid tast, evenwel met uitzondering van het bepaalde onder sub a, de vertegenwoordigings- bevoegdheid van het bestuur niet aan.

Artikel 10. Verlenen van subsidie

Het bestuur beslist over het verlenen van subsidie of andere vormen van ondersteuning, met inachtneming van een of meerdere reglementen met daarin de besluitvorming, de werkwijze, de procedures, de criteria voor het verstrekken van subsidies of andere vormen van ondersteuning en de verplichtingen die aan de ontvanger worden opgelegd als bedoeld in Artikel 17.

HOOFDSTUK IV. RAAD VAN TOEZICHT

Artikel 11. Lidmaatschap, benoeming en defungeren

  • 1. De stichting heeft een Raad van Toezicht, bestaande uit ten minste drie (3) en ten hoogste zeven (7) natuurlijke personen. In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 2. De Raad van Toezicht stelt, in overleg met de Minister, een profielschets voor zijn omvang en samenstelling vast, rekening houdend met de aard van de stichting, haar activiteiten en de gewenste deskundigheid en achtergrond van de leden van de Raad van Toezicht. Deze profielschets vermeldt dat geen voormalig bestuurder of andere beleidsbepalende functionaris van de stichting deel mag uitmaken van de Raad van Toezicht. Deze profielschets wordt periodiek geëvalueerd door de Raad van Toezicht, maar in ieder geval wanneer een vacature dient te worden vervuld.

  • 3. Leden van de Raad van Toezicht kunnen, behoudens ontheffing door de Minister, geen bestuurder zijn van de stichting dan wel bestuurder zijn van of het lidmaatschap van een toezichthoudend orgaan bekleden van een instelling die eenzelfde of een gelijksoortig doel heeft als de stichting. De Minister kan bepalen dat deze ontheffing slechts geldig is voor een bepaalde door de Minister vast te stellen periode.

  • 4. Het lidmaatschap van de Raad van Toezicht is onverenigbaar met de functie van bestuurder of werknemer van de stichting.

  • 5. De Minister stelt het aantal leden van de Raad van Toezicht vast. Een lid van de Raad van Toezicht wordt, met inachtneming van de profielschets, op voordracht van de Raad van Toezicht, door de Minister benoemd. De voorzitter van de Raad van Toezicht wordt in functie benoemd.

    Leden van de Raad van Toezicht kunnen te allen tijde worden geschorst en ontslagen door de Minister.

  • 6. Een lid van de Raad van Toezicht wordt benoemd voor ten hoogste vier (4) jaren en kan maximaal één (1) maal worden herbenoemd.

  • 7. Het lidmaatschap van de Raad van Toezicht van een lid van de Raad van Toezicht eindigt:

    • a. door zijn aftreden, al dan niet wegens het verlopen van de periode waarvoor hij is benoemd;

    • b. door schriftelijke ontslagneming (bedanken);

    • c. door zijn overlijden;

    • d. doordat hij failliet wordt verklaard, hem surseance van betaling wordt verleend of de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op hem van toepassing wordt verklaard;

    • e. door zijn ondercuratelestelling of doordat hij anderszins het vrije beheer over zijn vermogen verliest;

    • f. doordat hij werknemer wordt van de stichting;

    • g. behoudens ontheffing door de Minister, door het aanvaarden van een benoeming tot bestuur- der van de stichting dan wel het aanvaarden van een functie van bestuurder van of het aangaan van het lidmaatschap van een toezichthoudend orgaan van een instelling die eenzelfde of gelijksoortig doel heeft als de stichting;

    • h. bij ontslag verleend door de Minister.

  • 8. In geval van ontstentenis of belet van één of meer leden van de Raad van Toezicht zijn de overblijvende leden van de Raad van Toezicht met het toezicht belast. In het geval alle leden van de Raad van Toezicht komen te ontbreken is het bestuur gehouden om binnen drie maanden nadat alle leden van de Raad van Toezicht zijn komen te ontbreken de Minister te verzoeken één nieuw lid van de Raad van Toezicht te benoemen. Onder belet wordt in deze statuten verstaan de omstandigheid dat het lid van de Raad van Toezicht gedurende een periode van meer dan één (1) maand onbereikbaar is door ziekte of andere oorzaken.

Artikel 12. Taak en bevoegdheden

  • 1. De Raad van Toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de stichting. Hij staat het bestuur met raad terzijde. Bij de invulling van hun taak richten de leden van de Raad van Toezicht zich naar het belang van de stichting.

  • 2. Het bestuur verschaft de Raad van Toezicht tijdig de voor de uitoefening van diens taken en bevoegdheden noodzakelijke gegevens.

  • 3. De Raad van Toezicht kan zich in het kader van zijn toezichthoudende taak laten bijstaan door één (1) of meer deskundigen en/of een bezoldigd secretaris conform het Reglement Raad van Toezicht. De kosten van dergelijke bijstand zijn voor rekening van de stichting.

  • 4. De Raad van Toezicht kan bepalen dat één (1) of meer van zijn leden en/of deskundigen toegang hebben tot het kantoor van de stichting en dat deze personen bevoegd zijn de boeken en bescheiden van de stichting in te zien.

  • 5. De leden van de Raad van Toezicht doen opgave van hun nevenfuncties, waaronder bestuursfuncties, commissariaten en adviseurschappen aan de andere leden van de Raad van Toezicht. Indien en voor zover hier sprake van is, dient een lid van de Raad van Toezicht aan de andere leden van de Raad van Toezicht melding te doen van zakelijke banden tussen de stichting en een andere rechtspersoon of onderneming waarbij het betreffende lid direct dan wel indirect persoonlijk is betrokken.

  • 6. De leden van de Raad van Toezicht ontvangen geen beloning voor hun werkzaamheden. Zij ontvangen wel een vergadervergoeding (vacatiegeld), welke wordt vastgesteld door de Raad van Toezicht.

Artikel 13. Voorzitter en vicevoorzitter

  • 1. De Minister benoemt de voorzitter van de Raad van Toezicht.

  • 2. De Raad van Toezicht benoemt uit zijn midden een vicevoorzitter. De taken van de vicevoorzitter worden geregeld in het reglement van de Raad van Toezicht.

Artikel 14. Vergaderingen

  • 1. De Raad van Toezicht vergadert zo dikwijls als het bestuur of de voorzitter van de Raad van Toezicht een vergadering van de Raad van Toezicht bijeenroepen, doch ten minste vier (4) maal per jaar.

  • 2. De vergaderingen van de Raad van Toezicht worden geleid door de voorzitter of diens plaatsvervanger. Bij hun afwezigheid wordt de voorzitter van de vergadering aangewezen door de ter vergadering aanwezige leden van de Raad van Toezicht bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

  • 3. Van het verhandelde in een vergadering van de Raad van Toezicht worden notulen gehouden door de notulist van de vergadering die door de voorzitter van de vergadering wordt aangewezen.

  • 4. Een lid van de Raad van Toezicht kan zich ter vergadering doen vertegenwoordigen door een schriftelijk gevolmachtigd ander lid van de Raad van Toezicht. Een lid van de Raad van Toezicht kan ter vergadering slechts één ander lid vertegenwoordigen. Omtrent toelating van andere personen beslissen de ter vergadering aanwezige leden van de Raad van Toezicht, bij gewone meerderheid van stemmen.

  • 5. De Raad van Toezicht stelt in een reglement regels vast omtrent de besluitvorming en werkwijze van de Raad van Toezicht, in aanvulling op hetgeen daarover in deze statuten is bepaald.

Artikel 15. Besluitvorming

  • 1. In de Raad van Toezicht heeft ieder lid één (1) stem.

  • 2. Alle besluiten van de Raad van Toezicht worden genomen bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

  • 3. De Raad van Toezicht kan in een vergadering alleen geldige besluiten nemen indien de meerderheid van de in functie zijnde leden ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is.

    Het lid van de Raad van Toezicht dat een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie, meldt dit terstond aan de voorzitter van de Raad van Toezicht en verschaft daarover alle relevante informatie.

    De overige leden van de Raad van Toezicht besluiten buiten aanwezigheid van het betrokken lid van de Raad van Toezicht of er sprake is van een belang dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie.

    Een lid van de Raad van Toezicht neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie.

    Wanneer hierdoor geen besluit van de Raad van Toezicht zou kunnen worden genomen, wordt het besluit desalniettemin genomen door de Raad van Toezicht onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.

  • 4. Besluiten van de Raad van Toezicht kunnen ook buiten vergadering worden genomen, schriftelijk of op andere wijze, mits het desbetreffende voorstel aan alle in functie zijnde leden van de Raad van Toezicht is voorgelegd en geen van hen zich tegen de desbetreffende wijze van besluitvorming verzet. Van een besluit buiten vergadering dat niet schriftelijk is genomen wordt door de secretaris van de Raad van Toezicht een verslag opgemaakt dat door de voorzitter en de secretaris van de Raad van Toezicht wordt ondertekend. Schriftelijke besluitvorming geschiedt door middel van schriftelijke verklaringen van alle in functie zijnde leden van de Raad van Toezicht.

Artikel 16. Gemeenschappelijke vergadering

  • 1. Het bestuur en de Raad van Toezicht komen ten minste één (1) maal per jaar bijeen in een gemeenschappelijke vergadering ter bespreking van de algemene lijnen van het gevoerde en het in de toekomst te voeren beleid.

  • 2. Ten minste één (1) maal per jaar komt de Raad van Toezicht buiten aanwezigheid van het bestuur bijeen.

  • 3. Tot de bijeenroeping van een gemeenschappelijke vergadering zijn het bestuur en de Raad van Toezicht gelijkelijk gerechtigd.

  • 4. Indien door de Raad van Toezicht tot het houden van een gemeenschappelijke vergadering wordt besloten, is het bestuur gehouden deze gemeenschappelijke vergadering bij te wonen.

HOOFDSTUK V. SUBSIDIEVERSTREKKING

Artikel 17. Subsidiereglementen

  • 1. Ter uitvoering van het in deze statuten bepaalde stelt het bestuur één (1) of meer subsidiereglementen op waarin worden geregeld de werkwijze, de procedures en de criteria die het bestuur bij het beslissen op aanvragen voor bijdragen hanteert, alsmede de voorschriften die aan een toekenning van een subsidie worden verbonden.

  • 2. Een subsidiereglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn, met name niet met Artikel 10 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

  • 3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd een subsidiereglement te wijzigen of op te heffen, mits daarbij het bepaalde in dit Artikel en het bepaalde in Artikel 10 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid in acht wordt genomen.

  • 4. Een subsidiereglement, alsmede een inhoudelijke wijziging of intrekking daarvan, behoeft de goedkeuring van de Minister alvorens het in werking kan treden.

  • 5. Het bestuur plaatst subsidiereglementen en wijzigingen daarvan zo spoedig mogelijk na goedkeuring door de Minister in de Staatscourant.

HOOFDSTUK VI. BOEKJAAR, JAARREKENING EN ADMINISTRATIE

Artikel 18. Boekjaar en jaarrekening

  • 1. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.

  • 2. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes (6) maanden na afloop van het boekjaar, of zoveel eerder als op grond van andere verplichtingen van de stichting nodig is, een jaarrekening en bestuursverslag op te maken en legt deze voor aan de Raad van Toezicht.

  • 3. De jaarrekening is ingericht overeenkomstig het daaromtrent bepaalde in de subsidieverplichtingen, gesteld door de Minister.

  • 4. In de reglementen van het bestuur en de Raad van Toezicht kunnen bepalingen worden opgenomen omtrent andere onderwerpen die in de jaarrekening aan de orde dienen te komen.

  • 5. De jaarrekening wordt ondertekend door de bestuurder(s) en de leden van de Raad van Toezicht. Ontbreekt ondertekening van één (1) of meer van hen, dan wordt daarvan onder opgave van reden melding gemaakt.

  • 6. Alvorens tot vaststelling over te gaan, verleent de Raad van Toezicht aan een accountant opdracht tot onderzoek van de jaarrekening en formuleert de opdracht daartoe, het bepaalde in Artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19. Vaststelling en goedkeuring van de jaarrekening

  • 1. Het bestuur stelt de jaarrekening vast en legt deze ter goedkeuring voor aan de Raad van Toezicht.

  • 2. De Raad van Toezicht keurt de jaarrekening goed. De in dit lid bedoelde goedkeuring vindt niet plaats zolang de Raad van Toezicht niet met de in Artikel 18 bedoelde accountant over diens bevindingen van gedachten heeft gewisseld.

  • 3. Na goedkeuring van de jaarrekening besluit de Raad van Toezicht omtrent het verlenen van kwijting aan de bestuurder(s) voor de uitoefening van hun taak, voor zover van die taakuitoefening blijkt uit de jaarrekening of uit informatie die anderszins voorafgaand aan de vaststelling van de jaarrekening aan de Raad van Toezicht is verstrekt. De reikwijdte van een verleende kwijting is onderworpen aan beperkingen op grond van de wet.

Artikel 20. Administratie

  • 1. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.

  • 2. Onverminderd het bij of krachtens de Archiefwet 1995 gestelde, is het bestuur verplicht de op papier gestelde jaarrekening, alsmede de in lid 1 bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven (7) jaren te bewaren.

  • 3. Onverminderd het bij of krachtens de Archiefwet 1995 gestelde, kunnen de op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde jaarrekening, op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave van de gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.

HOOFDSTUK VII. STATUTENWIJZIGING, ONTBINDING EN VEREFFENING

Artikel 21. Statutenwijziging

  • 1. De Raad van Toezicht is bevoegd deze statuten te wijzigen, al dan niet nadat het bestuur daartoe een voorstel heeft gedaan. Het besluit van de Raad van Toezicht tot statutenwijziging is onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de Minister.

  • 2. Een besluit tot wijziging van de statuten kan slechts worden genomen in een tot dat doel bijeengeroepen vergadering van de Raad van Toezicht, waarin alle leden van de Raad van Toezicht aanwezig dan wel vertegenwoordigd zijn, met een meerderheid van ten minste tweederde van het aantal geldig uitgebrachte stemmen.

  • 3. Indien in een zodanige vergadering de Raad van Toezicht niet voltallig aanwezig is, wordt vervolgens binnen een maand doch niet eerder dan veertien dagen na de eerste vergadering een nieuwe vergadering met hetzelfde doel bijeengeroepen. In de tweede vergadering kan met een meerderheid van ten minste tweederde van het aantal geldig uitgebrachte stemmen tot statuten- wijzing worden besloten, ongeacht het aantal aanwezige dan wel vertegenwoordigde leden van de Raad van Toezicht.

  • 4. Bij de oproeping tot een vergadering van de Raad van Toezicht waarin een voorstel tot statutenwijziging zal worden gedaan, dient zulks reeds te worden vermeld. Tevens dient een afschrift van het voorstel, waarin de voorgestelde wijziging woordelijk is opgenomen, bij de oproeping te worden gevoegd. De termijn voor de oproeping bedraagt tenminste twee (2) weken.

  • 5. Van een wijziging van de statuten wordt een notariële akte opgemaakt. Tot het doen verlijden van die akte is iedere bestuurder bevoegd.

  • 6. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het handelsregister.

  • 7. Het bestuur doet van de statutenwijziging zo spoedig mogelijk mededeling in de Staatscourant.

Artikel 22. Ontbinding en vereffening

  • 1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden, doch niet eerder dan nadat voor dit besluit voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht en van de Minister is ontvangen.

  • 2. Op het besluit tot ontbinding is het bepaalde in het tweede lid van het vorige Artikel van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De stichting kan voorts worden ontbonden door de Minister, nadat de Minister het bestuur hierover heeft gehoord.

  • 4. In geval van ontbinding van de stichting krachtens besluit van het bestuur dan wel de Raad van Toezicht, worden de bestuurders vereffenaars van het vermogen van de ontbonden stichting.

  • 5. De vereffenaars doen aan het handelsregister opgaaf van de ontbinding alsmede van hun optreden als zodanig en van de gegevens over henzelf die van een vereffenaar worden verlangd.

  • 6. Bij het besluit tot ontbinding wordt, als onderdeel hiervan, de bestemming van het overschot na vereffening vastgesteld, welk overschot wordt besteed ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling in de zin van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen met een soortgelijke doelstelling. Dit besluit behoeft de goedkeuring van de Minister. Tevens wordt, in overleg met de Minister, een bewaarder voor de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting aangewezen.

  • 7. Na ontbinding blijft de stichting voortbestaan voor zover dit tot de vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van haar uitgaan, moeten aan de naam van de stichting worden toegevoegd ‘in liquidatie’.

Naar boven