Bestuursovereenkomst N50 Kampen–Kampen-Zuid

Bijlagen: 1.

De ondergetekenden:

1. De Minister van Infrastructuur, de heer M. G. J. Harbers, handelend als bestuursorgaan en als rechtsgeldige vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, gezeteld te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ‘het Rijk’ en

2. De Provincie Overijssel mede namens de provincie Flevoland en, voor zover het hun publiekrechtelijke bevoegdheden betreft, het College van gedeputeerde staten van de provincie Overijssel mede namens de provincie Flevoland, in deze vertegenwoordigd door de commissaris van de Koning in de provincie Overijssel de heer A. P. Heidema, daartoe gemachtigd door de commissaris van de Koning in de provincie Flevoland, en door gedeputeerde staten van respectievelijk de provincie Overijssel en die van Flevoland hierna gezamenlijk te noemen: ‘de Provincie Overijssel’, mede namens de overige regionale partijen, als genoemd in art 3 lid 3, als tussen deze partijen overeengekomen in het Bestuurlijk overleg N50 Hattemerbroek-Ramspol d.d. 22 april 2022.

tezamen genoemd ’de Partijen’.

Overwegende:

  • Dat in de Startbeslissing N50 Verkenning Kampen–Kampen-Zuid van 20 december 2017 door de partijen afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de problematiek op het wegvak Kampen–Kampen Zuid van de N50.

  • Dat in de Startbeslissing 10 miljoen euro (prijspeil 2017) aan financiële middelen beschikbaar was, waarbij per partij de volgende bijdragen in euro’s waren opgenomen: het Rijk voor 5 miljoen, de provincie Overijssel namens de regio voor 5 miljoen.

  • Dat op basis van de Startbeslissing een planuitwerking is gestart, waarin de voorkeursvariant is uitgewerkt voor de verbetering van de veiligheid en doorstroming van de N50 op dat wegvak.

  • Dat de raming in 2022 is bijgesteld naar € 15 miljoen.

  • Deze uitgewerkte voorkeursvariant wordt vastgelegd in een Tracébesluit.

  • Dat uit de fases tot en met het ontwerp Tracébesluit is gebleken dat het initiële taakstellende budget onvoldoende is en partijen hebben afgesproken beide additioneel bij te dragen.

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Begrippen

a. Bestuursovereenkomst:

de overeenkomst ter afronding van de gecombineerde Verkenning en Planstudiefase, doorlopend tot en met de realisatiefase voor de N50 Kampen-Kampen Zuid.

b. Project:

het geheel van verrichte en te verrichten handelingen door partijen of namens partijen gericht op het bereiken van de aangepaste situatie ter plaatse van de N50 Kampen–Kampen Zuid zoals opgenomen in de Projectscope (bijlage 1).

c. Stuurgroep:

(vertegenwoordigers van) bestuurders van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, provincies Overijssel en Flevoland en de gemeenten Kampen, Zwolle en Dronten.

d. Projectscope:

de aanpassing van de N50 tussen Kampen en Kampen Zuid zoals genoemd in bijlage 1.

e. Taakstellend budget:

maximaal budget dat door Partijen gezamenlijk beschikbaar wordt gesteld om het Project uit te voeren.

f. Projectkosten:

de kosten voor planuitwerking en realisatie van het project, inclusief btw en exclusief indexering.

g. IBOI

: het jaarlijks toegekende percentage Indexcijfer Bruto Overheidsinvesteringen, zoals gehanteerd door het Ministerie van Financiën.

h. Externe Planstudiekosten (EPK):

niet-ambtelijke kosten van de planuitwerking.

i. Startbeslissing:

in de startbeslissing wordt ingegaan op het gebied waar de verkenning betrekking op heeft, het te verkennen probleem en de ruimtelijke relevante ontwikkelingen in het gebied, de wijze waarop het publiek, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen worden betrokken en de termijn van de verkenning.

Artikel 2 Doel van de overeenkomst

Doel van deze overeenkomst is afspraken over de planuitwerkingsfase en de realisatiefase tussen de partijen vast te leggen die betrekking hebben op het uit de planstudie uit te werken voorkeursalternatief voor de aanpassing van de N50 tussen Kampen en Kampen Zuid (de Projectscope), de financiering van het Project en de daarbij mee te nemen werken.

Artikel 3 Taakstellend budget

  • 1. Het Taakstellend budget beschikbaar voor het Project, is € 15 miljoen (inclusief BTW, prijspeil 2022). Dit bedrag is exclusief planstudiekosten.

  • 2. De planstudiekosten komen ten laste van het Rijk.

  • 3. Het Taakstellend budget voor het project, wordt door de volgende partijen gefinancierd:

    – het Rijk

    € 7.500.000

    – de regio

    € 7.500.000, waarvan:

    – de provincie Overijssel

    €  5.730.000

    – de provincie Flevoland

    €  750.000

    – de gemeente Kampen

    €  750.000

    – de gemeente Zwolle

    €  150.000

    – de gemeente Dronten

    €  120.000

  • 4. De provincie Overijssel stelt de volledige bijdrage van de regionale partijen namens de regionale partijen, zoals genoemd in lid 3, zo spoedig mogelijk maar uiterlijk 6 weken na het onherroepelijk worden van het Tracébesluit beschikbaar aan het Rijk.

  • 5. Partijen realiseren zich dat de Projectkosten gedurende de Planuitwerkingsfase nog kunnen wijzigen. Indien de raming hoger uitvalt, treden Partijen in overleg om te bepalen hoe hiermee om te gaan. Hierbij worden de uitgangspunten gehanteerd dat Partijen ten eerste de mogelijkheden van versoberingen van het Project onderzoeken en bij een eventueel daarna resterend tekort partijen dit tekort dekken naar rato van de inleg als genoemd in het derde lid.

  • 6. In de realisatiefase worden mee- en tegenvallers naar rato van inleg verdeeld.

  • 7. Na het intern door Rijkswaterstaat opgestelde gunningsvoorstel realisatie, dus voor gunning aan opdrachtnemer realisatie, zal door de Partijen bestuurlijk overleg worden gevoerd indien het Taakstellend budget al wordt overschreden.

  • 8. De kosten van verzoeken om nadeelcompensatie en planschade, die voortvloeien uit het Tracébesluit Kampen–Kampen-Zuid, maken onderdeel uit van het Taakstellend budget en de Projectkosten. De in de eerste volzin bedoelde kosten omvatten zowel procedurekosten als de kosten van toegewezen verzoeken.

  • 9. De verrekening van minderkosten tussen de Partijen vindt plaats naar rato van de financiële bijdrage van Partijen na afronding en realisatie van het Project. Alleen bij meer dan € 3 mln. minderkosten zal de provincie Overijssel haar deel verrekenen met de overige regionale partijen. De provincie Overijssel zal ontvanger zijn van de minderkosten.

  • 10. Ten aanzien van de kosten voor beheer en onderhoud is overeengekomen dat het Rijk als de beheerder van de infrastructuur de kosten voor het beheer en onderhoud voor zijn rekening neemt.

  • 11. De uitwerking van de regelgeving betreffende BTW van investeringen door het Rijk op wegen die behoren tot het Onderliggend Wegennet zal door het Rijk met de betreffende beheerder nader worden bepaald en vastgelegd.

  • 12. Eigen kosten van de Partijen, waaronder begrepen de kosten van inhuur van personeel, overhead en bestuurskosten, komen voor rekening van iedere afzonderlijke partij. Onder eigen kosten wordt verstaan de kosten die horen tot de kerntaak van Partijen alsmede de procesbegeleiding van en binnen de Stuurgroep.

  • 13. Het Taakstellend budget (inclusief de provinciale bijdrage) wordt jaarlijks geïndexeerd met de door de Minister van Financiën daadwerkelijk uitgekeerde indexering aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, dit op basis van het IBOI-percentage. Bekostiging van de indexering van de bijdrage van de regio aan het Taakstellend budget vindt plaats door het Rijk nadat de bijdrage van de regio aan het Rijk ter beschikking is gesteld.

Artikel 4 Afspraken aanpassing N50

  • 1. De Minister zal een planuitwerking uitvoeren, waarin het voorkeursalternatief uitgewerkt zal worden in een vast te stellen Tracébesluit ex artikel 9, eerste lid, van de Tracéwet danwel een projectbesluit op basis van de Omgevingswet wanneer deze in werking is getreden.

  • 2. Het Rijk zal zorgdragen voor de realisatie van het Tracébesluit en de daarbij mee te nemen werken.

  • 3. De kosten voor grondverwerving komen ten laste van de Projectkosten. Opbrengsten door verkoop van delen van aangekochte gronden, na afstemming met Partijen over aan- c.q. verkoop, die niet benodigd zijn voor de realisatie van het project, komen ten gunste van het Taakstellend Budget. Indien deze gronden vóór het einde van het project nog niet verkocht zijn, zal op basis van de aanschafwaarde een verrekening met de projectkosten plaatsvinden.

Artikel 5 Stuurgroep en Ambtelijke Begeleidingsgroep

  • 1. Er is een Stuurgroep, waarin gemandateerde vertegenwoordigers van de Partijen zitting nemen. De Stuurgroep komt tenminste eenmaal per jaar bij elkaar of als de Ambtelijke Begeleidingsgroep hiertoe adviseert indien ambtelijk geen overeenstemming kan worden bereikt over zaken die de voortgang van de planuitwerking kunnen belemmeren of indien ambtelijk wel overeenstemming is bereikt maar naar het oordeel van de Ambtelijke Begeleidingsgroep wel bestuurlijke behandeling nodig is. Eventuele meekoppelkansen kunnen worden geagendeerd bij de Stuurgroep.

  • 2. De Stuurgroep wordt namens het Rijk voorgezeten door een vertegenwoordiger van Rijkswaterstaat. Het secretariaat wordt verzorgd door Rijkswaterstaat.

  • 3. De Stuurgroep adviseert de Minister over de Planuitwerkingsfase, inclusief het (ontwerp)Tracébesluit, en (voorbereiding van de) Realisatiefase van het Project. Het advies van de Stuurgroep is niet bindend. Besluitvorming in het kader van de Tracéwetprocedure over deze onderwerpen vindt altijd door de Minister plaats.

  • 4. De Stuurgroep houdt op te bestaan uiterlijk bij Oplevering van het Project.

  • 5. De voorbereiding van de Stuurgroep vindt plaats in een Ambtelijke Begeleidingsgroep (ABG). In de ABG hebben de ambtelijke vertegenwoordigers van alle Partijen zitting.

  • 6. Rijkswaterstaat stelt namens het Rijk eens per jaar een voortgangsrapport op.

  • 7. Het voortgangsrapport bevat in ieder geval:

    • een analyse van de voortgang;

    • maatschappelijke, juridische, technische, financiële en beheersmatige risico’s van het Project.

  • 8. Het voortgangsrapport wordt vastgesteld in de Stuurgroep.

Artikel 6 Inspanningsverplichting partijen

  • 1. Elke partij verbindt zich jegens de andere partijen om voorstellen betreffende het Project, voor zover noodzakelijk, met spoed in te dienen bij de gemeenteraden, respectievelijk de provinciale staten.

  • 2. Partijen hebben de inspanningsverplichting om de Projectscope uit te voeren binnen het Taakstellend budget.

  • 3. Partijen komen overeen dat zij ieder voor zich en gezamenlijk, overeenkomstig hun verantwoordelijkheden conform deze overeenkomst, (wettelijke) taken en bevoegdheden, een zodanige inzet realiseren in daadkracht, menskracht, benodigde productie en bestuurlijke besluitvormingstrajecten, dat tijdig en voortvarend, tegen zo laag mogelijke kosten en zorgvuldig de realisatie van de afgesproken projectscope plaatsvindt.

Artikel 7 Publiekrechtelijke bevoegdheden

  • 1. Partijen spannen zich jegens elkaar in om voor de uitvoering van deze overeenkomst benodigde publiekrechtelijke besluiten zodanig vast te stellen dat de uitvoering van het Project publiekrechtelijk is toegestaan.

  • 2. Partijen zullen daarbij zoveel mogelijk, doch met inachtneming van wettelijke procedures en te betrachten zorgvuldigheid jegens derden, bevorderen dat de procedures tot vaststelling van (bestemmings- en uitwerkings)plannen en verlening van (bouw)vergunningen, ontheffingen en vrijstellingen met voortvarendheid worden doorlopen.

  • 3. De in het kader van deze overeenkomst door Partijen te verlenen publiekrechtelijke medewerking laat de publiekrechtelijke positie en bevoegdheden van Partijen onverlet.

  • 4. Partijen zullen steeds zorg dragen voor onderlinge afstemming van de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke besluitvorming ten aanzien van het Project.

  • 5. De in het artikel 7, lid 2 genoemde voortvarendheid laat onverlet dat Partijen afhankelijk zijn van door de wet voorgeschreven procedures, die ter voorbereiding van de aanvang van het Project moeten worden doorlopen.

  • 6. De in het vijfde lid bedoelde procedures kunnen ertoe leiden dat het Project anders moet worden uitgevoerd dan Partijen bij ondertekening van deze overeenkomst voor ogen hebben. Indien dit het geval is, bezien Partijen of deze overeenkomst wijziging ofwel beëindiging behoeft.

Artikel 8 Onvoorziene omstandigheden

  • 1. Partijen treden met elkaar in overleg indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen, welke van dien aard zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van deze overeenkomst niet mag worden verwacht. Zij zullen in goed overleg bezien voor wiens rekening de onvoorziene omstandigheden behoren te komen en zullen zo nodig deze overeenkomst daaraan aanpassen. Leidt dit overleg niet binnen drie maanden tot overeenstemming dan kan de meest gerede partij een verzoek tot mediation of bemiddeling doen. De partijen en een gezamenlijk aan te wijzen mediator of bemiddellaar zullen zich op basis van vrijwilligheid inspannen om de kwestie tussen de partijen op te lossen door mediation. Leidt deze mediation niet binnen drie maanden tot overeenstemming dan kan de meest gerede partij zich tot de rechter wenden met het verzoek de gevolgen van deze overeenkomst te wijzigen of deze overeenkomst te ontbinden.

  • 2. Partijen merken als onvoorziene omstandigheid in elk geval aan de situatie dat door nieuwe of gewijzigde wetgeving of nieuwe of gewijzigde verordeningen er sprake zal zijn van een gewijzigde en duurdere uitvoering van het Project of de situatie dat formele regelingen of besluiten leiden tot de niet of slechts gedeeltelijke goedkeuring, de schorsing of de vernietiging van besluiten die uit deze overeenkomst voortvloeien, één en ander met inbegrip van wijzigingen van regelingen of onherroepelijke beslissingen van een bestuursorgaan (buiten de organisatie van één der partijen gelegen) of rechterlijke instantie. Als onvoorziene omstandigheid wordt tevens aangemerkt een onvoorziene wijziging van de Projectscope naar aanleiding van zienswijzen en/of ingestelde beroepen.

Artikel 9 Wijziging

  • 1. Partijen onderkennen de mogelijkheid dat zich omstandigheden voordoen die weliswaar de essentialia van de overeenkomst betreffen en uit dien hoofde tot ontbinding van de overeenkomst zouden kunnen leiden, doch die Partijen ertoe nopen ter uitvoering van de overeenkomst nadere afspraken met elkaar te maken. Zij verbinden zich als dan op constructieve wijze met elkaar te overleggen en voorts al het mogelijke te doen ter verzekering van de behoorlijke nakoming van de overeenkomst.

  • 2. Indien het in het eerste lid bedoelde overleg tot overeenstemming leidt, zal herziening, wijziging of aanvulling van de overeenkomst worden vastgelegd in een nader te sluiten wijzigings- c.q. aanvullende overeenkomst.

Artikel 10 Ontbinding

In geval van ontbinding zal het resterend taakstellend budget, worden gerestitueerd naar Partijen volgens dezelfde verdeelsleutel als in artikel 3, lid 3 is gehanteerd, met in acht name van de op de datum van ontbinding gedane bijdragen.

Artikel 11 Geschillenbeslechting

  • 1. Op deze overeenkomst is het Nederlandse recht van toepassing.

  • 2. Alle geschillen die mochten ontstaan naar aanleiding van deze overeenkomst, zullen worden beslecht door de bevoegde burgerlijke rechter te Den Haag.

  • 3. Er is sprake van een geschil zodra een van de Partijen dit schriftelijk aan de andere partij meldt. Partijen dienen hierop in overleg met elkaar te treden teneinde te bezien of in der minne een oplossing voor dit geschil kan worden gevonden.

Artikel 12 Eindafrekening Project

Een eventueel positief saldo dat overblijft, nadat het Project is gerealiseerd en overgedragen aan de diverse beheerders, wordt terugbetaald aan de Partijen volgens dezelfde verdeling als genoemd in artikel 3 lid 9. Een negatief saldo nadat het Project is gerealiseerd wordt in principe en na akkoord Stuurgroep verdeeld volgens artikel 3 lid 5.

Artikel 13 Looptijd

  • 1. Deze overeenkomst treedt in werking de dag na die waarop alle Partijen deze overeenkomst hebben ondertekend.

  • 2. Deze overeenkomst eindigt nadat het Project is gerealiseerd.

  • 3. Rechtsgevolgen die voortvloeien uit deze overeenkomst en die naar hun aard geacht worden door te werken of eventueel ontstaan na de beëindiging van deze overeenkomst, worden afgehandeld in overeenstemming met het bepaalde in deze overeenkomst.

Artikel 14 Publicatie

Deze overeenkomst wordt door het Rijk in de Staatscourant gepubliceerd.

Artikel 15 Slotbepalingen

  • 1. De afspraken, zoals die zijn gemaakt in de Startbeslissing blijven onverkort van kracht, voor zover deze niet strijdig zijn met de bepalingen in deze overeenkomst. Indien dit wel het geval is, zal de Startbeslissing hierop worden aangepast.

  • 2. Over de realisatie van het Project worden nadere afspraken gemaakt in een separate overeenkomst.

Het Rijk

Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

14 december 2022

De provincie Overijssel

commissaris van de Koning,

15 december 2022

BIJLAGE 1: PROJECTSCOPE

Artikel 1 Infrastructurele maatregelen

  • 1. De N50 tussen Kampen en Kampen Zuid wordt verbreed door het aanleggen van een tweede rijbaan met twee rijstroken (richting Emmeloord) ten oosten van de huidige rijbaan. De westelijke hoofdrijbaan (richting Zwolle) ligt globaal ter plaatse van de huidige N50. Alle rijstroken hebben een breedte van 3,25 meter. De ruimte binnen de grenzen van het tracébesluit kan tevens worden benut voor tijdelijke voorzieningen als bouwwegen en bouwterreinen. Hierna worden in lid 2 en 3 de aanpassingen aan de beide banen specifiek beschreven.

  • 2. Specifieke maatregelen op de oostelijke hoofdrijbaan, van zuid naar noord:

    • a. Verbreden van de bestaande rijbaan tussen 247.75 en 248.60 richting de middenberm.

    • b. Aanleg van een nieuwe rijbaan, bestaande uit 2 rijstroken tussen aansluiting 31 (Kampen Zuid, km 248.60) en aansluiting 32 (Kampen, km 251.00).

    • c. Aanleg van drie vluchthavens ter hoogte van km 248.6, km 248.9 en km 249.9.

  • 3. Specifieke maatregelen op de westelijke hoofdrijbaan, van noord naar zuid:

    • a. Tussen km 250.6 en km 248.7 schuift de rijbaan maximaal vier meter in noordoostelijke richting op.

    • b. Aanleg van een extra rijstrook aan de oostzijde (middenbermzijde) tussen

    • c. km 248.7 en km 247.75.

    • d. Aanleg van vier vluchthavens ter hoogte van km 250.2, 249.9, 248.9 en 247.9.

Artikel 2 Aan te passen kunstwerken

Nr

Maatregel en kunstwerk

Locatie (oostelijke rijbaan)

Doorrijhoogte in m

KW 7

Viaduct over de N50 (Erftoegangsweg

Cellesbroeksweg).

km 249.4

4,6m

KW 8

Viaduct over de N50 (fietsverkeer, Buitenbroeksweg.

km 250.1

5,0m

Artikel 3 Overige infrastructurele voorzieningen

  • a. Bij aansluiting 32 wordt de invoegstrook aan de westelijke zijde aangepast om voor een vloeiende aansluiting te zorgen. Aan de oostelijke zijde wordt een nieuwe uitvoegstrook aangelegd vanwege de veranderde ligging van de hoofdrijbanen.

  • b. Bij aansluiting 31 worden de noordelijke in- en uitvoegstroken aangepast om voor een vloeiende aansluiting te zorgen.

Artikel 4 Verkeersveiligheidsmaatregelen

  • 1. Ten behoeve van de verkeersveiligheid worden de volgende generieke maatregelen gerealiseerd:

    • a. Er worden vluchthavens aangebracht zoals bedoeld in artikel 1 lid 2 en 3.

    • b. In de middenberm wordt geleiderail aangebracht.

    • c. Waar de obstakelvrije zone minder dan 10 meter is, wordt geleiderail toegepast

    • d. Aanbrengen extra grond op locaties in de westberm van de westelijke rijbaan opdat taluds niet steiler zijn dan 1:3.

  • 2. Naast genoemde generieke maatregelen worden op verschillende locaties extra lichtmasten aangelegd, alsmede speciale markering.

Naar boven