Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2023, 37 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2023, 37 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op verordening (EU), nr. 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PbEU 2021, L 231), verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (PbEU 2021, L 231).
Gelet op artikel 4:89, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 2 en 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en de artikelen 3, eerste, derde en vierde lid, 5 en 8, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;
Besluiten:
De Subsidieregeling JTF 2021–2027 wordt als volgt gewijzigd:
A
Na Hoofdstuk 4 worden drie hoofdstukken ingevoegd, luidende:
In deze titel wordt verstaan onder:
regionaal territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie, als bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening voor de JTF-regio West-Noord-Brabant met de titel Territorial Just Transition Plan van de COROP-regio West-Noord-Brabant.
1. Doel van subsidie op grond van deze titel is uitvoering te geven aan spoor 1 van het TJTP West-Noord-Brabant.
2. Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, passen binnen spoor 1 van het TJTP West-Noord-Brabant uit het Programma JTF 2021–2027 en dragen bij aan vernieuwing en versterking van de regionale economie, met focus op elektrificatie van processen, proces- en productinnovatie in de chemie zowel circulair als biobased materialen en energieconversie en opslag.
De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:
a. een rechtspersoon;
b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of
c. een penvoerder namens de afzonderlijke partijen in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.
1. Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor een of meer van de volgende acties:
a. productieve investeringen;
b. investeringen in en bij de oprichting van nieuwe bedrijven;
c. onderzoek en innovatie; of
d. digitalisering.
2. De acties, bedoeld in het eerste lid, zijn gericht op een of meer van de volgende activiteiten:
a. onderzoek en innovatie gericht op circulaire en biobased chemie of materialen;
b. economische diversificatie en baancreatie in de circulaire of biobased chemie of materialen;
c. digitale innovatie die nodig is voor de transitie van energie en naar groene chemie;
d. bevordering van de circulaire economie;
e. een combinatie van één of meer activiteiten onder a tot en met d met activiteiten gericht op de arbeidsmarkt in de zin van:
1°. bij- en omscholing van werknemers en werkzoekenden;
2°. begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken van een baan; of
3°. actieve inclusie van werkzoekenden.
3. De acties, bedoeld in het eerste lid, worden verricht in of ten behoeve van het gebied bestaande uit de volgende gemeenten in de JTF-regio West-Noord-Brabant:
a. Bergen op Zoom;
b. Steenbergen;
c. Moerdijk;
d. Drimmelen; of
e. Geertruidenberg.
1. Het subsidieplafond bedraagt:
a. voor de eerste periode, bedoeld in artikel 5.1.6, eerste lid, onderdeel a, € 14.500.000;
b. voor de tweede periode, bedoeld in artikel 5.1.6, tweede lid, onderdeel b, € 9.531.069.
2. De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op basis van rangschikking naar geschiktheid, overeenkomstig artikel 1.19.
1. Een aanvraag kan worden ingediend:
a. in de eerste periode die loopt van 13 februari 2023 10.00 uur tot en met 31 maart 2023 17.00 uur;
b. in de tweede periode die loopt van 5 juni 2023 10.00 uur tot en met 7 juli 2023 17.00 uur.
2. Aanvragen worden ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.
1. De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.
2. De subsidie bedraagt ten hoogste € 5.000.000 per project.
3. Onverminderd het eerste lid wordt maximaal een zodanig percentage aan subsidie verstrekt dat het totale percentage aan subsidie op grond van deze titel en, indien van toepassing, hoofdstuk 9 en paragraaf 4 van de Subsidieregeling cofinanciering Europese programma’s 2021–2027 Noord-Brabant samen niet meer bedraagt dan 50 procent.
1. Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.
2. Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag de benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk vijf maanden na sluiting van de aanvraagperiode zijn verkregen.
3. De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.
4. Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, verlengen.
Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:
a. de voor de uitvoering van de aanvraag benodigde vergunningen niet zijn aangevraagd voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag;
b. aanvrager een grote onderneming is en subsidie vraagt voor het doen van productieve investeringen; of
c. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 500.000.
Gelet op artikel 1.20, derde lid, kent de Minister van SZW maximaal de volgende hoeveelheid punten toe:
a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;
b. voor de hoogte van het technische en sociale innovatiegehalte van het project: 25 punten;
c. voor de hoogte van het economisch of financieel toekomstperspectief van het project: 20 punten;
d. voor de kwaliteit van het projectplan: 15 punten;
e. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 20 punten.
1. Artikel 1.30 is niet van toepassing, indien een voorschot wordt verleend op basis van dit artikel.
2. De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.
3. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 80 procent van de verleende subsidie.
In deze titel wordt verstaan onder:
regionaal territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie als bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening voor de JTF-regio West-Noord-Brabant met de titel Territorial Just Transition Plan van de COROP-regio West-Noord-Brabant.
1. Doel van subsidie op basis van deze titel is uitvoering te geven aan spoor 2 van het TJTP West-Noord-Brabant.
2. Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, passen binnen prioriteit 5, spoor 2, van het TJTP West-Noord-Brabant uit het Programma JTF 2021–2027 en dragen bij aan het versnellen van transitie met investeringen in technologie, energiesystemen en infrastructuur nodig om te komen tot toekomstbestendige banen in de groene chemie.
De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:
a. een rechtspersoon;
b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of
c. een penvoerder namens de afzonderlijke partijen in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.
1. Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor:
a. investeringen in technologie, systemen en infrastructuur; of
b. voorbereidende planvorming en processen tot investeringen als bedoeld in onderdeel a.
2. De acties, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, bestaan uit een of meer van de volgende activiteiten:
a. elektrificatie van processen in de industrie en de chemische industrie;
b. lokale CO2-infrastructuur;
c. groene waterstof;
d. overige systemen en technologie ten behoeve van duurzame energievoorziening in de groene chemie;
e. een combinatie van een of meer activiteiten uit de onderdelen a tot en met d met activiteiten gericht op de arbeidsmarkt in de zin van:
1°. bij- en omscholing van werknemers en werkzoekenden;
2°. begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken van een baan;
3°. actieve inclusie van werkzoekenden.
3. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden verricht in of ten behoeve van het gebied bestaande uit de volgende gemeenten in de JTF-regio West-Noord-Brabant:
a. Bergen op Zoom;
b. Steenbergen;
c. Moerdijk;
d. Drimmelen; of
e. Geertruidenberg.
1. Het subsidieplafond bedraagt:
a. voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.2.4, eerste lid, onderdeel a, € 15.727.630;
b. voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.2.4, eerste lid, onderdeel b, € 1.000.000.
2. De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen overeenkomstig artikel 1.18.
1. Een aanvraag kan worden ingediend van 13 februari 2023 10.00 uur tot en met 29 september 2023 17.00 uur.
2. Aanvragen worden ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.
1. De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.
2. De subsidie bedraagt ten hoogste:
a. € 5.000.000 per project voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.2.4, eerste lid, onderdeel a;
b. € 500.000 per project voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.2.4, eerste lid, onder b.
3. Onverminderd het eerste lid, wordt maximaal een zodanig percentage aan subsidie verstrekt dat het totale percentage aan subsidie op grond van deze titel en, indien van toepassing, hoofdstuk 9 en paragraaf 4 van de Subsidieregeling cofinanciering Europese programma’s 2021–2027Noord-Brabant samen niet meer bedraagt dan 50 procent.
1. Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.
2. Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag de benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk vijf maanden na indiening van de subsidieaanvraag zijn verkregen.
3. De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.
4. Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, verlengen.
Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag indien:
a. de activiteit is gericht op de aanleg van 380 kV-infrastructuur;
b. de activiteit is gericht op investeringen in CO2-reductie bij ETS installaties;
c. de voor de uitvoering van de aanvraag benodigde vergunningen niet zijn aangevraagd voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag;
d. aanvrager een grote onderneming is en subsidie vraagt voor het doen van productieve investeringen;
e. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan:
1°. € 500.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.2.4, eerste lid, onderdeel a;
2°. € 100.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.2.4, eerste lid, onderdeel b.
Gelet op artikel 1.20, derde lid, kent de Minister van SZW per onderdeel maximaal de volgende hoeveelheid punten toe:
a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 30 punten;
b. voor de mate waarin het project sociaaleconomisch integraal is: 15 punten;
c. voor de hoogte van het economisch of financieel toekomstperspectief van het project: 20 punten;
d. voor de kwaliteit van het projectplan: 15 punten;
e. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 20 punten.
1. Artikel 1.30 is niet van toepassing, indien een voorschot wordt verleend op basis van dit artikel.
2. De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.
3. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 80 procent van de verleende subsidie.
1. Doel van subsidie op basis van deze titel is uitvoering te geven aan spoor 3 van het TJTP West-Noord-Brabant.
2. Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, passen binnen prioriteit 5, spoor 3, van het TJTP West-Noord-Brabant uit het Programma JTF 2021–2027en dragen bij aan het bereiken van een meer wendbare en weerbare beroepsbevolking.
De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:
a. een rechtspersoon;
b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of
c. een penvoerder namens de afzonderlijke partijen in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.
1. Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor:
a. bij- en omscholing; of
b. andere activiteiten op het gebied van onderwijs en sociale inclusie.
2. De acties, bedoeld in het eerste lid, zijn gericht op werkenden, werkzoekenden en jongeren.
3. Onverminderd het tweede lid, zijn de acties, bedoeld in het eerste lid, gericht op een of meer van de volgende activiteiten:
a. leven lang ontwikkelen in de techniek;
b. ontwikkeling van benodigde kennis en vaardigheden en digitale kennis en vaardigheden voor werken in de groene chemie en energie;
c. het ondersteunen van transitiepaden van werk-naar-werk door om- en bijscholing;
d. bredere bekendheid van werken in de groene chemie;
e. het ontwikkelen en toevoegen van opleidingsaanbod en opleidingsinstituten ten behoeve van werken in de groene chemie.
4. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden verricht in of ten behoeve van het werkingsgebied West-Noord-Brabant.
1. Het subsidieplafond bedraagt € 11.847.207.
2. De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.
1. Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 13 februari 2023 10.00 uur tot en met 29 september 2023 17.00 uur.
2. Aanvragen worden ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.
1. De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.
2. De subsidie bedraagt ten hoogste € 2.500.000 per project.
3. Onverminderd het eerste lid, wordt maximaal een zodanig percentage aan subsidie verstrekt dat het totale percentage aan subsidie op grond van deze titel en, indien van toepassing, hoofdstuk 9 samen niet meer bedraagt dan 50 procent.
1. Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.
2. Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag de benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk vijf maanden na sluiting van de aanvraagperiode zijn verkregen.
3. De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.
4. Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, verlengen.
Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:
a. de voor de uitvoering van de aanvraag benodigde vergunningen niet zijn aangevraagd voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag;
b. aanvrager een grote onderneming is en subsidie vraagt voor het doen van productieve investeringen; of
c. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 100.000.
Gelet op artikel 1.20, derde lid, kent de Minister van SZW per onderdeel maximaal de volgende hoeveelheid punten toe:
a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 35 punten;
b. voor de mate waarin het project sociaaleconomisch integraal is: 20 punten;
c. voor de kwaliteit van het projectplan: 15 punten;
d. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 30 punten.
1. Artikel 1.30 is niet van toepassing, indien een voorschot wordt verleend op basis van dit artikel.
2. De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.
3. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 80 procent van de verleende subsidie.
In deze titel wordt verstaan onder:
regionaal territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie als bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening voor de regio Zeeuws-Vlaanderen met de titel Territorial Just Transition plan van de COROP regio Zeeuws-Vlaanderen en de relevant aanpalende zone van Vlissingen-Oost.
1. Doel van subsidie op basis van deze titel is uitvoering te geven aan spoor 1 van het TJTP Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost.
2. Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, passen binnen prioriteit 4, spoor 1, van het TJTP Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost uit het Programma JTF 2021–2027 en dragen bij aan productieve investeringen in het mkb die leiden tot economische diversificatie, modernisering en reconversie en investeringen in onderzoek, innovatie en digitalisering, binnen de thema’s groene waterstof en biobased en circulaire chemie en het stimuleren van innovatie gericht op vergroening van de economie binnen innovatieclusters.
De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:
a. een rechtspersoon;
b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of
c. een penvoerder namens de afzonderlijke partijen in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.
1. Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:
a. productieve investeringen die leiden tot economische diversificatie, modernisering en reconversie;
b. investeringen in onderzoek, innovatie en digitalisering en de haalbaarheid hiervan, binnen de thema’s groene waterstof en biobased en circulaire chemie; of
c. scholing en training voor vaardigheden die nodig zijn in het kader van de innovatie- en energietransitie in combinatie met een of meer van de activiteiten, bedoeld in onderdelen a en b.
2. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden verricht in of ten behoeve van het werkingsgebied Zeeuws-Vlaanderen en de relevant aanpalende zone Vlissingen-Oost.
1. Het subsidieplafond bedraagt € 16.891.355.
2. De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op basis van rangschikking naar geschiktheid overeenkomstig artikel 1.19.
1. Een aanvraag kan worden ingediend van 13 februari 2023 10.00 uur tot en met 31 maart 2023 17.00 uur.
2. Aanvragen worden online ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.
1. De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.
2. De subsidie bedraagt ten hoogste € 5.000.000 per project.
3. Onverminderd het eerste lid, wordt maximaal een zodanig percentage aan subsidie verstrekt dat het totale percentage aan subsidie op grond van deze titel en, indien van toepassing, hoofdstuk 9 samen niet meer bedraagt dan 50 procent.
1. Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.
2. Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag de benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk vijf maanden na sluiting van de aanvraagperiode zijn verkregen.
3. De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.
4. Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in eerste, tweede of derde lid, verlengen.
Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:
a. de voor de uitvoering van de aanvraag benodigde vergunningen niet zijn aangevraagd voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag; of
b. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 200.000.
Gelet op artikel 1.20, derde lid, kent de Minister van SZW per onderdeel maximaal de volgende hoeveelheid punten toe:
a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;
b. voor de mate waarin het project sociaaleconomisch integraal is: 20 punten;
c. voor de mate van het technische en sociale innovatiegehalte van het project: 15 punten;
d. voor de hoogte van het economisch of financieel toekomstperspectief van het project: 15 punten;
e. voor de kwaliteit van het projectplan: 15 punten;
f. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 15 punten.
1. Artikel 1.30 is niet van toepassing, indien een voorschot wordt verleend op basis van dit artikel.
2. De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.
3. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 80 procent van de verleende subsidie.
In deze titel wordt verstaan onder:
regionaal territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie als bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening voor de regio Zeeuws-Vlaanderen met de titel Territorial Just Transition plan van de COROP regio Zeeuws-Vlaanderen en de relevant aanpalende zone van Vlissingen-Oost.
1. Doel van subsidie op basis van deze titel is uitvoering te geven aan spoor 2 van het TJTP Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost.
2. Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, passen binnen prioriteit 4, spoor 2, van het TJTP Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost uit het Programma JTF 2021–2027 en dragen bij aan investeringen in technologie, systemen en infrastructuur om de transitie naar een groene chemie mogelijk te maken.
De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:
a. een rechtspersoon;
b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of
c. een penvoerder namens de afzonderlijke partijen in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.
1. Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor investeringen in technologie, systemen en infrastructuur gericht op:
a. de aanleg van het regionale netwerk voor groene waterstof en verbindingen met andere regio’s, investeringen in lokale elektrificatie en het uitwisselen van warmte via warmtenetten, voor zover er sprake is van warmte uit hernieuwbare bronnen; of
b. de scholing en training voor vaardigheden die nodig zijn voor het op de juiste manier gebruiken van nieuwe infrastructuur in combinatie met onderdeel a.
2. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden verricht in of ten behoeve van het werkingsgebied Zeeuws-Vlaanderen en de relevant aanpalende zone Vlissingen-Oost.
1. Het subsidieplafond bedraagt € 28.152.258.
2. De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van rangschikking naar geschiktheid overeenkomstig artikel 1.19.
1. Een aanvraag kan worden ingediend van 8 mei 2023 10.00 uur tot en met 22 mei 2023 17.00 uur.
2. Aanvragen worden online ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.
3. Voorafgaand aan de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een preadvies gevraagd aan de Deskundigencommissie, bedoeld in artikel 1.21.
4. Het preadvies geeft een advies over:
a. de mate waarin het project past binnen het doel van de subsidie;
b. staatssteun; en
c. de toets op financiële moeilijkheden in het kader van staatssteun.
5. Een aanvraag voor een preadvies kan worden ingediend van 13 februari 2023 10.00 uur tot en met 27 februari 2023 17.00 uur.
6. Een aanvraag voor een preadvies die wordt ingediend buiten de periode, bedoeld in het vijfde lid, wordt niet in behandeling genomen.
7. Aanvragers ontvangen uiterlijk vier weken na afloop van de periode, bedoeld in het vijfde lid, het preadvies.
8. Het preadvies wordt aangevraagd door middel van het aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.
1. De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.
2. De subsidie bedraagt ten hoogste € 14.000.000 per project.
3. Onverminderd het eerste lid, wordt maximaal een zodanig percentage aan subsidie verstrekt dat het totale percentage aan subsidie op grond van deze titel en, indien van toepassing, hoofdstuk 9 samen niet meer bedraagt dan 50 procent.
1. Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.
2. Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk vijf maanden na sluiting van de aanvraagperiode zijn verkregen.
3. De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.
4. Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, verlengen.
Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:
a. de voor de uitvoering van de aanvraag benodigde vergunningen niet zijn aangevraagd voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag; of
b. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 500.000.
Gelet op artikel 1.20, derde lid, kent de Minister van SZW per onderdeel maximaal de volgende hoeveelheid punten toe:
a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;
b. voor de mate waarin het project sociaaleconomisch integraal is: 20 punten;
c. voor de hoogte van het economisch of financieel toekomstperspectief van het project: 25 punten;
d. voor de kwaliteit van het projectplan: 15 punten;
e. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 20 punten.
1. Artikel 1.30 is niet van toepassing, indien een voorschot wordt verleend op basis van dit artikel.
2. De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.
3. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 80 procent van de verleende subsidie.
In deze titel wordt verstaan onder:
regionaal territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie als bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening voor de regio Zeeuws-Vlaanderen met de titel Territorial Just Transition plan van de COROP regio Zeeuws-Vlaanderen en de relevant aanpalende zone van Vlissingen-Oost.
1. Doel van subsidie op basis van deze titel is uitvoering te geven aan spoor 3 van het TJTP Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost.
2. Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend, passen binnen prioriteit 4, spoor 3, van het TJTP Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost uit het Programma JTF 2021–2027 en dragen bij aan ondersteuning van een wendbare en weerbare beroepsbevolking met als doel een toekomstbestendige arbeidsmarkt.
De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:
a. een rechtspersoon;
b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of
c. een penvoerder namens de afzonderlijke partijen in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.
1. Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor:
a. ondersteuning van aanvragen voor bij- en omscholing van werknemers en werkzoekenden;
b. begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken van een baan; of
c. andere activiteiten op het gebied van onderwijs en sociale inclusie.
2. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden verricht in of ten behoeve van het werkingsgebied Zeeuws-Vlaanderen en de relevant aanpalende zone Vlissingen-Oost.
1. Het subsidieplafond bedraagt € 7.562.833.
2. De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen overeenkomstig artikel 1.18.
1. Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 13 februari 2023 10.00 uur tot en met 29 september 2023 17.00 uur.
2. Aanvragen worden ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.
1. De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.
2. De subsidie bedraagt ten hoogste € 5.000.000 per project.
3. Onverminderd het eerste lid, wordt maximaal een zodanig percentage aan subsidie verstrekt dat het totale percentage aan subsidie op grond van deze titel en, indien van toepassing, hoofdstuk 9 samen niet meer bedraagt dan 50 procent.
1. Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.
2. Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag de benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk vijf maanden na subsidieaanvraag zijn verkregen.
3. De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.
4. Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, verlengen.
Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:
a. de voor de uitvoering van de aanvraag benodigde vergunningen niet zijn aangevraagd voor het indienen van de subsidieaanvraag; of
b. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 200.000.
Gelet op artikel 1.20, tweede lid, kent de Minister van SZW per onderdeel maximaal de volgende hoeveelheid punten toe:
a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het TJTP: 20 punten;
b. voor de mate waarin het project sociaaleconomisch integraal is: 15 punten;
c. voor de mate van het technische en sociale innovatiegehalte van het project: 15 punten;
d. voor de hoogte van het economisch of financieel toekomstperspectief van het project: 15 punten;
e. voor de kwaliteit van het projectplan: 15 punten;
f. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 20 punten.
1. Artikel 1.30 is niet van toepassing, indien een voorschot wordt verleend op basis van dit artikel.
2. De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.
3. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 80 procent van de verleende subsidie.
In deze titel wordt verstaan onder:
regionaal territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie als bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening voor de JTF-regio Zuid-Limburg met de titel Territorial Just Transition plan van de COROP regio Zuid-Limburg.
1. Doel van subsidie op basis van deze titel is uitvoering te geven aan spoor 1 van het TJTP Zuid-Limburg.
2. Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend passen binnen prioriteit 6, spoor 1, van het TJTP Zuid-Limburg uit het Programma JTF 2021–2027 en hebben tot doel het bevorderen van vernieuwing, versterking en diversificatie van de regionale economie of het aanjagen van innovatie ten behoeve van de ontwikkeling van een circulair en biobased chemiecluster.
De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:
a. een rechtspersoon;
b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister; of
c. een penvoerder namens de afzonderlijke partijen in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.
1. Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor activiteiten die bestaan uit een of meer van de volgende acties:
a. onderzoek en innovatie;
b. digitalisering, digitale innovatie en digitale connectiviteit; of
c. een combinatie van de acties, bedoeld in onderdelen a of b, met acties gericht op de arbeidsmarkt in de zin van:
1°. bij- en omscholing van werknemers en werkzoekenden;
2°. begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken van een baan;
3°. actieve inclusie van werkzoekenden.
2. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, zijn gericht op toepassing en opschaling van innovatie onder het mkb op de volgende gebieden:
a. circulaire economie;
b. biobased chemie;
c. economische diversificatie.
3. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden verricht in of ten behoeve van het werkingsgebied Zuid-Limburg.
1. Het subsidieplafond bedraagt € 20.253.044.
2. De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op basis van rangschikking naar geschiktheid overeenkomstig artikel 1.19.
1. Een aanvraag kan worden ingediend van 8 mei 2023 10.00 uur tot en met 22 mei 2023 17.00 uur.
2. Aanvragen worden ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.
3. Voorafgaand aan de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een preadvies gevraagd aan de Deskundigencommissie, bedoeld in artikel 1.21.
4. Het preadvies geeft een advies over:
a. de mate waarin het project past binnen het doel van de subsidie;
b. staatssteun; en
c. de toets op financiële moeilijkheden in het kader van staatssteun.
5. Een aanvraag voor een preadvies kan worden ingediend van 13 februari 2023 10.00 uur tot en met 27 februari 2023 17.00 uur.
6. Een aanvraag voor een preadvies die wordt ingediend buiten de periode, bedoeld in het vijfde lid, wordt niet in behandeling genomen.
7. Aanvragers ontvangen uiterlijk vier weken na afloop van de periode, bedoeld in het vijfde lid, het preadvies.
8. Het preadvies wordt aangevraagd door middel van het aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.
1. De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.
2. De subsidie bedraagt ten hoogste € 5.000.000 per project.
3. Onverminderd het eerste lid, wordt maximaal een zodanig percentage aan subsidie verstrekt dat het totale percentage aan subsidie op grond van deze titel en, indien van toepassing, hoofdstuk 9 samen niet meer bedraagt dan 50 procent.
1. Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.
2. Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag de benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk vijf maanden na sluiting van de aanvraagperiode zijn verkregen.
3. De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.
4. Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, verlengen.
Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:
a. de voor de uitvoering van de aanvraag benodigde vergunningen niet zijn aangevraagd voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag;
b. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 1.000.000.
Gelet op artikel 1.20, derde lid, kent de Minister van SZW maximaal de volgende hoeveelheid punten toe:
a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;
b. voor de mate waarin het project bijdraagt aan sociaaleconomische integraliteit: 20 punten;
c. voor de hoogte van het technische en sociale innovatiegehalte van het project: 15 punten;
d. voor de hoogte van het economisch of financieel toekomstperspectief van het project: 15 punten;
e. voor de kwaliteit van het projectplan: 15 punten;
f. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 15 punten.
1. Artikel 1.30 is niet van toepassing, indien een voorschot wordt verleend op basis van dit artikel.
2. De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.
3. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 80 procent van de verleende subsidie.
In deze titel wordt verstaan onder:
regionaal territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie als bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening voor de JTF-regio Zuid-Limburg met de titel Territorial Just Transition plan van de COROP regio Zuid-Limburg.
1. Doel van subsidie op basis van deze titel is uitvoering te geven aan spoor 2 van het TJTP Zuid-Limburg.
2. Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend passen binnen prioriteit 6, spoor 2, van het TJTP Zuid-Limburg uit het Programma JTF 2021–2027 en hebben tot doel om nieuwe, duurzame banen te creëren, door te investeren in technologie, systemen en infrastructuur.
De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:
a. een rechtspersoon;
b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister;
c. een penvoerder namens de afzonderlijke partijen in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.
1. Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor investeringen in technologie en infrastructuur met als doel om het circulaire fundament van het chemiecluster te versterken.
2. De activiteiten bedoeld in het eerste lid, zijn gericht op:
a. groene waterstofinfrastructuur met nadruk op lokale aansluitingen, lokale netwerken en innovatieve toepassingen;
b. circulaire infrastructuur;
c. CO-2-infrastructuur;
d. lokale openbare infrastructuur voor elektrificatie van het chemiecluster; of
e. een combinatie van de acties, bedoeld in onderdelen a, b, c of d, met acties gericht op de arbeidsmarkt in de zin van:
1°. bij- en omscholing van werknemers en werkzoekenden;
2°. begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken van een baan;
3°. actieve inclusie van werkzoekenden.
3. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden verricht in of ten behoeve van het werkingsgebied Zuid-Limburg.
1. Het subsidieplafond bedraagt € 19.200.937.
2. De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op basis van rangschikking naar geschiktheid overeenkomstig artikel 1.19.
1. Een aanvraag kan worden ingediend van 8 mei 2023 10.00 uur tot en met 22 mei 2023 17.00 uur.
2. Aanvragen worden ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.
3. Voorafgaand aan de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een preadvies gevraagd aan de Deskundigencommissie, bedoeld in artikel 1.21.
4. Het preadvies geeft een advies over:
a. de mate waarin het project past binnen het doel van de subsidie;
b. staatssteun; en
c. de toets op financiële moeilijkheden in het kader van staatssteun.
5. Een aanvraag voor een preadvies kan worden ingediend van 13 februari 2023 10.00 uur tot en met 27 februari 2023 17.00 uur.
6. Een aanvraag voor een preadvies die wordt ingediend buiten de periode, bedoeld in het vijfde lid, wordt niet in behandeling genomen.
7. Aanvragers ontvangen uiterlijk vier weken na afloop van de periode, bedoeld in het vijfde lid, het preadvies.
8. Het preadvies wordt aangevraagd door middel van het aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.
1. De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.
2. De subsidie bedraagt ten hoogste € 5.000.000 per project.
3. Onverminderd het eerste lid, wordt maximaal een zodanig percentage aan subsidie verstrekt dat het totale percentage aan subsidie op grond van deze titel en, indien van toepassing, hoofdstuk 9 samen niet meer bedraagt dan 50 procent.
1. Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.
2. Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag de benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk vijf maanden na sluiting van de aanvraagperiode zijn verkregen.
3. De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.
4. Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, verlengen.
Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag indien:
a. de activiteit is gericht op de aanleg van 380 kV-infrastructuur;
b. aanvrager een grote onderneming is en subsidie vraagt voor het doen van productieve investeringen;
c. de voor de uitvoering van de aanvraag benodigde vergunningen niet zijn aangevraagd voor het indienen van de subsidieaanvraag; of
d. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 1.000.000.
Gelet op artikel 1.20, tweede en derde lid, kent de Minister van SZW maximaal de volgende hoeveelheid punten toe:
a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 20 punten;
b. voor de mate waarin het project bijdraagt aan sociaaleconomische integraliteit: 20 punten;
c. voor de hoogte van het technische en sociale innovatiegehalte van het project: 15 punten;
d. voor de hoogte van het economisch of financieel toekomstperspectief van het project: 15 punten;
e. voor de kwaliteit van het projectplan: 15 punten;
f. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 15 punten.
1. Artikel 1.30 is niet van toepassing, indien een voorschot wordt verleend op basis van dit artikel.
2. De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.
3. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 80 procent van de verleende subsidie.
1. Onverminderd artikel 1.22 bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:
a. een volledig ingevuld aanvraagformulier; en
b. de bij het aanvraagformulier behorende documenten als bijlagen;
c. een preadvies afgegeven door de Deskundigencommissie, bedoeld in artikel 1.21.
In deze titel wordt verstaan onder:
regionaal territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie als bedoeld in artikel 11 van de JTF-verordening voor de JTF-regio Zuid-Limburg met de titel Territorial Just Transition plan van de COROP regio Zuid-Limburg.
1. Doel van subsidie op basis van deze titel is uitvoering te geven aan spoor 3 van het TJTP Zuid-Limburg.
2. Projecten waaraan op basis van deze titel subsidie wordt verleend passen binnen prioriteit 6, spoor 3, van het TJTP Zuid-Limburg uit het Programma JTF 2021–2027 en hebben tot doel te investeren in een wendbare en weerbare beroepsbevolking.
De Minister van SZW verstrekt op aanvraag subsidie voor een project aan:
a. een rechtspersoon;
b. een natuurlijke persoon ingeschreven in het handelsregister;
c. een penvoerder namens de afzonderlijke partijen in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, vijfde lid.
1. Subsidie op basis van deze titel kan worden verstrekt voor:
a. bij- en omscholing van werknemers en werkzoekenden;
b. begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken van een baan; of
c. andere activiteiten op het gebied van onderwijs en sociale inclusie.
2. Onverminderd het eerste lid, zijn de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, gericht op:
a. leven lang ontwikkelen in de chemische sector met focus op de transitie naar circulariteit of kansrijke crossovers met de chemie;
b. ontwikkeling van benodigde kennis en vaardigheden voor werken in de groene chemie;
c. begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken naar een baan in de groene chemie;
d. aantrekken en behoud van talent voor de groene chemie.
3. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden verricht in of ten behoeve van het werkingsgebied Zuid-Limburg.
1. Het subsidieplafond bedraagt € 13.151.327.
2. De Minister van SZW verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 1.18.
1. Een aanvraag kan worden ingediend van 13 februari 2023 10.00 uur tot en met 29 september 2023 17.00 uur.
2. Aanvragen worden ingediend door middel van het door de Minister van SZW vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is via https://www.jtf-webportal.nl/mijn/.
1. De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.
2. De subsidie bedraagt ten hoogste € 2.500.000 per aanvraag.
3. Onverminderd het eerste lid, wordt maximaal een zodanig percentage aan subsidie verstrekt dat het totale percentage aan subsidie op grond van deze titel en, indien van toepassing, hoofdstuk 9 samen niet meer bedraagt dan 50 procent.
1. Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.
2. Wanneer ten tijde van het indienen van de aanvraag de benodigde vergunningen nog niet zijn verleend, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle benodigde vergunningen uiterlijk vijf maanden na sluiting van de aanvraagperiode zijn verkregen.
3. De uitvoering van het project is binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking voltooid.
4. Op verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister van SZW de termijn, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, verlengen.
Onverminderd artikel 1.25 beslist de Minister van SZW afwijzend op een aanvraag, indien:
a. de voor de uitvoering van de aanvraag benodigde vergunningen niet zijn aangevraagd voor het indienen van de subsidieaanvraag; of
b. de aan het project te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 500.000.
Gelet op artikel 1.20, tweede en derde lid, kent de Minister van SZW maximaal de volgende hoeveelheid punten toe:
a. voor de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027: 25 punten;
b. voor de mate waarin het project bijdraagt aan sociaaleconomische integraliteit: 20 punten;
c. voor de hoogte van het economisch of financieel toekomstperspectief van het project: 15 punten;
d. voor de kwaliteit van het projectplan: 20 punten;
e. voor de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact: 20 punten.
1. Artikel 1.30 is niet van toepassing, indien een voorschot wordt verleend op basis van dit artikel.
2. De Minister van SZW verleent op aanvraag een voorschot op grond van gerealiseerde projectactiviteiten als bedoeld in artikel 1.31.
3. In afwijking van artikel 1.31, zesde lid, heeft de aanvraag om een voorschot betrekking op maximaal 80 procent van de verleende subsidie.
B
Na paragraaf 9.2.3 worden drie paragrafen ingevoegd, luidende:
1. De Minister van EZK verstrekt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.1.3.
2. Het subsidieplafond voor subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt € 5.000.000.
3. Een aanvraag kan worden ingediend:
a. in de eerste periode die loopt van 13 februari 2023 10.00 uur tot en met 31 maart 2023 17.00 uur;
b. in de tweede periode die loopt van 5 juni 2023 10.00 uur tot en met 7 juli 2023 17.00 uur.
1. De Minister van EZK verstrekt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 6.1.3.
2. Het subsidieplafond voor subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt € 5.000.000.
3. Een aanvraag kan worden ingediend van 13 februari 2023 10 uur tot en met 31 maart 2023 17.00 uur.
1. De Minister van EZK verstrekt subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 7.1.3.
2. Het subsidieplafond voor subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt € 5.000.000.
3. Een aanvraag kan worden ingediend van 8 mei 2023 10.00 uur tot en met 22 mei 2023 17.00 uur.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Hoofdstuk 5 is bedoeld voor projecten die bijdragen aan een rechtvaardige transitie in de regio West-Noord-Brabant zoals geformuleerd in het TJTP West-Noord-Brabant.
Hoofdstuk 6 is bedoeld voor projecten die bijdragen aan een rechtvaardige transitie in de regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost zoals geformuleerd in het TJTP Zeeuws-Vlaanderen.
Hoofdstuk 7 is bedoeld voor projecten die bijdragen aan een rechtvaardige transitie in de regio Zuid-Limburg zoals geformuleerd in het TJTP Zuid-Limburg.
De drie sporen waar een project aan kan bijdragen, zijn:
1. vernieuwen en versterken van de regionale economie;
2. investeringen in technologie, systemen en infrastructuur;
3. wendbare en weerbare beroepsbevolking.
In dit hoofdstuk is een integrale benadering ten aanzien van de drie sporen door de projecten een pré. Dit komt concreet tot uiting in het beoordelingscriterium de sociaaleconomische integraliteit, waarbij projecten gericht op de sporen 1 of 2 een hogere score kunnen krijgen wanneer de projectactiviteiten (al dan niet in een apart werkpakket) bijdragen aan de doelstellingen in spoor 3, en projecten gericht op spoor 3 een hogere score kunnen krijgen wanneer zij aansluiten op activiteiten in de sporen 1 of 2. Dit is géén uitsluitingsgrond.
Onder Spoor 1 is de verwachting dat een project gemiddeld € 2,5 miljoen subsidie zal vragen; dit binnen de bandbreedte van deze openstelling van minimaal € 500.000 tot maximaal € 5.000.000 per project. Bij het subsidieplafond van circa € 24 miljoen is de verwachting derhalve dat aan tien projecten subsidie zal worden verleend.
De rekensom van tien projecten à € 33.500 per project resulteert daarmee in € 335.000 administratieve lasten afgerond. Dit zijn dus uitsluitend de kosten aan de kant van de aanvragers voor indienen, verantwoorden en vast laten stellen. Uitgangspunt is verplicht gebruik van SCO of IKS voor loonkosten.
Onder Spoor 2 is de verwachting dat een project gemiddeld € 2 miljoen subsidie zal vragen; dit binnen de bandbreedte van deze openstelling van minimaal € 500.000 tot maximaal € 5.000.000 per project. Projecten onder Spoor 2 worden gemiddeld iets kleiner voorzien, met minder partners, dan onder Spoor 1. Bij het subsidieplafond van circa € 18 miljoen is de verwachting derhalve dat aan negen projecten subsidie zal worden verleend.
De rekensom van negen projecten à € 33.500 per project resulteert daarmee in € 301.500 administratieve lasten afgerond. Dit zijn dus uitsluitend de kosten aan de kant van de aanvragers voor indienen, verantwoorden en vast laten stellen. Uitgangspunt is verplicht gebruik van SCO of IKS voor loonkosten
Onder Spoor 3 is de verwachting dat een project gemiddeld € 500.000 subsidie zal vragen; dit binnen de bandbreedte van deze openstelling van minimaal € 100.000 tot maximaal € 2.500.000 per project. De projecten onder Spoor 3 worden hiermee aanzienlijk kleiner verwacht dan onder sporen 1 of 2. Bij het subsidieplafond van circa € 13,5 miljoen is de verwachting derhalve dat aan 27 projecten subsidie zal worden verleend.
De rekensom van 27 projecten à € 33.500 per project resulteert daarmee in € 904.500 administratieve lasten afgerond. Dit zijn dus uitsluitend de kosten aan de kant van de aanvragers voor indienen, verantwoorden en vast laten stellen. Uitgangspunt is verplicht gebruik van SCO of IKS voor loonkosten.
Onder spoor 1 wordt uitgegaan van een gemiddelde aanvraag met vijf projectpartners en een duur van drie jaar en acht aanvragen, daarbij geldt per aanvrager dat er één aanvraag, één wijziging, vijf voortgangsrapportages en één eindrapportage gemaakt moet worden samen kost dit 250 uur per aanvraag voor gemiddeld twee personen aan € 67 per uur hetgeen resulteert in: 500 uur maal € 67 per aanvraag. Er wordt uitgegaan uit van maximaal vijf gehonoreerde aanvragen binnen deze module. Deze rekensom resulteert daarmee in € 167.500 administratieve lasten afgerond. Dit zijn dus uitsluitend de kosten aan de kant van de aanvragen voor indienen, verantwoorden en vast laten stellen. Uitgangspunt is verplicht gebruik van SCO of IKS voor loonkosten.
Onder spoor 2 wordt uitgegaan van een gemiddelde aanvraag met vijf projectpartners en een duur van drie jaar en vijftien aanvragen, daarbij geldt per aanvrager dat er één aanvraag, één wijziging, vijf voortgangsrapportages en één eindrapportage gemaakt moet worden samen kost dit 250 uur per aanvraag voor gemiddeld twee personen aan € 67 per uur hetgeen resulteert in: 500 uur maal € 67 per aanvraag. Er wordt uitgegaan uit van maximaal tien gehonoreerde aanvragen binnen deze module. Deze rekensom resulteert daarmee in € 335.000 administratieve lasten afgerond. Dit zijn dus uitsluitend de kosten aan de kant van de aanvragen voor indienen, verantwoorden en vast laten stellen. Uitgangspunt is verplicht gebruik van SCO of IKS voor loonkosten.
Onder spoor 3 wordt uitgegaan van een gemiddelde aanvraag met vijf projectpartners en een duur van drie jaar en vijftien aanvragen, daarbij geldt per aanvrager dat er één aanvraag, één wijziging, vijf voortgangsrapportages en één eindrapportage gemaakt moet worden samen kost dit 250 uur per aanvraag voor gemiddeld twee personen aan € 67 per uur hetgeen resulteert in: 500 uur maal € 67 per aanvraag. Er wordt uitgegaan uit van maximaal 30 gehonoreerde aanvragen binnen deze module. Deze rekensom resulteert daarmee in 1.000.000 euro administratieve lasten afgerond. Dit zijn dus uitsluitend de kosten aan de kant van de aanvragen voor indienen, verantwoorden en vast laten stellen. Uitgangspunt is verplicht gebruik van SCO of IKS voor loonkosten.
Onder spoor 1 wordt ervan uitgegaan dat een gemiddelde aanvraag vijf projectpartners heeft, drie jaar loopt, en dat er vijftien aanvragen worden ingediend en dat er per aanvraag één preadvies, één aanvraag, één wijziging, vijf voortgangsrapportages en één eindrapportage gemaakt moeten worden. Dit kost samen 250 uur per aanvraag voor gemiddeld twee personen aan € 67 per uur hetgeen resulteert in: 500 uur maal € 67 per aanvraag. Er wordt uitgegaan uit van maximaal tien gehonoreerde aanvragen binnen deze module. Deze rekensom resulteert daarmee in € 335.000 administratieve lasten afgerond. Dit zijn dus uitsluitend de kosten aan de kant van de aanvragen voor indienen, verantwoorden en vast laten stellen. Uitgangspunt is verplicht gebruik van SCO of IKS voor loonkosten.
Onder spoor 2 wordt ervan uitgegaan dat een gemiddelde aanvraag vijf projectpartners en een duur van drie jaar heeft, dat er tien aanvragen worden ingediend en dat er één aanvraag, één wijziging, vijf voortgangsrapportages en één eindrapportage gemaakt moet worden. Samen kost dit 250 uur per aanvraag voor gemiddeld twee personen aan € 67 per uur hetgeen resulteert in: 500 uur maal € 67 per aanvraag. Er wordt uitgegaan uit van maximaal zeven gehonoreerde aanvragen binnen deze module. Deze rekensom resulteert daarmee in € 235.000 administratieve lasten afgerond. Dit zijn dus uitsluitend de kosten aan de kant van de aanvragen voor indienen, verantwoorden en vast laten stellen. Uitgangspunt is verplicht gebruik van SCO of IKS voor loonkosten.
Onder spoor 3 wordt ervan uitgegaan dat een gemiddelde aanvraag met vijf projectpartners heeft met een duur van drie jaar, dat er vijftien aanvragen worden ingediend en dat er één aanvraag, één wijziging, vijf voortgangsrapportages en één eindrapportage gemaakt moet worden. Samen kost dit 250 uur per aanvraag voor gemiddeld twee personen aan € 67 per uur hetgeen resulteert in: 500 uur maal € 67 per aanvraag. Er wordt uitgegaan uit van maximaal tien gehonoreerde aanvragen binnen deze module. Deze rekensom resulteert daarmee in € 335.000 administratieve lasten afgerond. Dit zijn dus uitsluitend de kosten aan de kant van de aanvragen voor indienen, verantwoorden en vast laten stellen. Uitgangspunt is verplicht gebruik van SCO of IKS voor loonkosten.
De artikelen in deze regeling worden hierna waar nodig toegelicht.
Dit artikel gaat over de inhoudelijke afbakening van de subsidietitel. Het bovenliggend kader voor deze subsidietitel is de RIS3 en het TJTP. Het TJTP kent specifieke sporen. Deze uitvoeringsregeling is gericht op Spoor 1: het vernieuwen en versterken van de regionale economie.
Achtergrond van spoor 1:
Er is behoefte aan stimulering van product- en procesinnovatie, van nieuwe bedrijvigheid en van digitalisering ten behoeve van de circulaire en biobased chemie en materialen:
– Op het vlak van circulaire chemie gaat het onder meer om de doorontwikkeling en opschaling van technologieën voor chemische recycling (waaronder pyrolyse) en om innovaties gericht op het genereren van energie en grondstoffen uit afval.
– Voor biobased gaat het onder andere om innovatieve ontwikkeling van biomaterialen (bijvoorbeeld de productie van ethyleen uit bioethanol en fermentatieprojecten), vaak op het raakvlak tussen biobased chemie en de eiwittransitie in de agrofood. Ook gaat het om toepassingen van biomassa als grondstof voor de groene chemie.
Daarnaast is er behoefte aan proces- en productinnovatie op de thema’s elektrificatie, groene waterstof-toepassingen, toepassingen voor afgevangen CO2 en digitale innovatie ten behoeve van groene chemie.
Vanuit spoor 1 worden ook integrale acties ondersteund die én op innovatie én op arbeidsmarkt inzetten (onder andere het ondersteunen van aanpassingen door werknemers, ondernemers en ondernemingen en de ontwikkeling van vaardigheden voor slimme specialisatie, de industrietransitie, ondernemerschap en het aanpassingsvermogen van ondernemingen). In deze prioriteit wordt een deel van de middelen (mede) ingezet voor systemen en infrastructuur voor de arbeidsmarkt.
De subsidietitel staat onder andere open voor ondernemingen. De doelgroep wordt op inhoud niet afgebakend; het staat voor iedere rechtspersoon of ondernemingsvorm zonder rechtspersoonlijkheid – of samenwerking van meerdere partijen hieruit – open om aanvragen te doen. Het uitgangspunt van deze brede toegang is het streven naar een ‘ecosysteemaanpak’ met deelname van:
– Bedrijfsleven: Het MKB, inclusief start- en scale-ups is de primaire doelgroep in het JTF West-Noord-Brabant. De focus ligt op de chemie- en energiesector, maar samenwerking met aanpalende sectoren is mogelijk (zie TJTP);
– Kennis- en onderwijsinstellingen (MBO, HBO, WO) en samenwerkingsverbanden/koepels;
– Overheden: gemeenten (op arbeidsmarkt), arbeidsmarktregio’s, UWV, havenbedrijven;
– Overige arbeidsmarktpartijen: vakbonden, werkgeversorganisaties, regionale mobiliteitsteams (RMTs);
– Arbeidsmarktdoelgroepen: werkenden in de chemie en industrie, werkzoekenden, zij-instromers, scholieren en studenten.
Deze opsomming geldt niet als limitatief maar is illustratief.
Eerste en tweede lid
Het TJTP voor West-Noord-Brabant onder spoor 1 richt zich, onder de titel Vernieuwing en versterking van de regionale economie, op proces- en productinnovatie in de biobased en circulaire chemie en materialen (activiteiten A, B, C, H zoals beschreven in de JTF-verordening).
Derde lid
In het TJTP maakt West-Noord-Brabant onderscheid binnen het Werkingsgebied (zoals gedefinieerd in hoofdstuk 1) naar de ‘Noordwestflank’ als een kleiner kerngebied voor Spoor 1 en Spoor 2 en de ‘overige gemeenten’, zie afbeelding hierna. De vermelde namen op het kaartje zijn niet de gemeentenamen, maar plaatsnamen. De formele afbakening staat in de tekst onder het plaatje.
Voor deze openstelling van Spoor 1 komt alleen het kerngebied in aanmerking. In dit artikel is daarom een nadere beperking opgenomen.
– Noordwestflank COROP-gebied als kerngebied: een aaneengesloten gebied bestaande uit de gemeenten Geertruidenberg, Drimmelen, Moerdijk, Steenbergen en Bergen op Zoom. Hier ligt het chemisch complex Moerdijk, de Amercentrale Geertruidenberg, en de Green Chemistry Campus (Bergen op Zoom). In dit gebied ligt de kern van de chemie, en kent de industrie de grootste klimaatopgave. Ook is het sociaaleconomisch belang van de industrie hier het grootst en worden de sociaaleconomische effecten van de transitie primair gevoeld. Opgemerkt wordt dat het chemisch cluster ook delen van de aangrenzende gemeenten omvat. De administratieve grenzen van de hier genoemde gemeenten komen daardoor niet helemaal overeen met de grenzen van de functionele regio.
– Overige gemeenten in COROP-gebied: hoewel de chemie en overige zware industrie in West-Noord-Brabant hier niet primair gevestigd is, worden de sociaaleconomische effecten van de transitie hier wel gevoeld. Immers is West-Noord-Brabant één ‘Daily Urban System’: óók werknemers uit de ‘ruimere cirkel’ werken in de chemie. Ook zijn ketens van bedrijven die afhangen van de chemie hier gevestigd; wegvallen van chemiebanen in het kerngebied leidt dus óók hier tot baanverlies. Tot slot zijn belangrijke onderwijs- en kennispartners en innovatieve bedrijven hier gevestigd; partijen die een cruciale rol spelen in de uitvoering van het JTF.
Het project dient aan te sluiten bij de algehele strategie van het JTF voor de regio West-Noord-Brabant. Daarnaast dienen projectresultaten van het project vooral ten goede te komen aan de JTF-regio West-Noord-Brabant. Wanneer de activiteiten in het ‘kerngebied’ van deze regio worden uitgevoerd, en het project daar plaatsvindt, dan wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan. Bij projecten waar niet alle, of geen activiteiten in dit ‘kerngebied’ worden uitgevoerd is van belang waar de resultaten van het project terecht komen: dit dient aantoonbaar in belangrijke mate in de JTF-regio West-Noord-Brabant te zijn. Dit kunnen bijvoorbeeld de eigendomsrechten zijn, maar ook de productie van een bepaald product. Dit dient door de aanvrager(s) in de aanvraag te worden uitgelegd en onderbouwd.
Het beschikbare budget is verdeeld over twee openstellingsperiodes. Onder deze titel wordt de subsidie verdeeld op basis van rangschikking naar geschiktheid, oftewel in een tenderprocedure. Dit betekent dat de Deskundigencommissie per aanvraagperiode alle volledige aanvragen, beoordeelt en ten opzichte van elkaar rangschikt. Vervolgens wordt het beschikbare budget toegekend aan die aanvragen in de rangschikking, van hoog, naar laag, die passen binnen het subsidieplafond.
De aanvraag kan online via het webportal worden ingediend, binnen een van de twee aanvraagperioden. Hierbij geldt dat er pas sprake is van een ‘aanvraag’, wanneer er conform alle formats en (digitale) procedures een volledige aanvraag is ingediend, dus een aanvraag waarin alle aspecten en vragen aanwezig en zinvol zijn gevuld en waarbij alle voorgeschreven bijlagen zijn gevoegd.
De subsidie is maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten, inclusief mogelijke cofinanciering zoals benoemd in het derde lid. Wanneer een aanvrager een lager percentage vraagt in zijn aanvraag, wordt maximaal het gevraagde percentage aan subsidie verleend.
Als startdatum voor subsidiabiliteit van de kosten en activiteiten geldt de datum dat een complete aanvraag is ingediend.
Van zowel Europese regels ten aanzien van voortgang in het programma (en daarmee in de projecten) als vanuit urgentie in de regio, is het noodzakelijk dat projecten daadwerkelijk op korte termijn na subsidieverlening worden uitgevoerd. Bij vergunningsplichtige projecten betekent dit dat de benodigde vergunningen ten tijde van de aanvraag idealiter al zijn verkregen. Omdat dit niet in alle situaties reëel kan worden geëist, bestaat de mogelijkheid om de benodigde vergunningen binnen drie maanden na subsidieverlening nog te verkrijgen. De verleningsbeschikking zal hiervoor een opschortende voorwaarde bevatten. Dit betekent dat wanneer de vergunningen niet uiterlijk binnen vijf maanden na sluiting van de aanvraagperiode zijn verkregen, de verlening van subsidie wordt ingetrokken en er géén recht op subsidie tot stand is gekomen. Indien aanvrager verzoekt om een langere termijn dan vijf maanden, biedt het vierde lid hiertoe de mogelijkheid.
In de verleningsbeschikking zal een einddatum voor het project worden opgenomen, gebaseerd op hetgeen in de aanvraag is aangegeven als de datum waarop het project reëel voltooid zal zijn. De einddatum is medebepalend voor de periode waarin subsidiabele kosten gedeclareerd kunnen worden.
Het is aan de aanvrager om in de aanvraag voldoende te onderbouwen dat de opgegeven periode noodzakelijk is voor het project en dat het project binnen de opgegeven periode volledig kan worden afgerond.
Een project duurt in beginsel maximaal drie jaar (36 maanden). Indien gedurende de projectperiode blijkt dat door onvoorziene omstandigheden een project toch enkele maanden langer de tijd nodig heeft om volledig te worden afgerond, dan kan een verzoek tot verlenging van de projectperiode worden ingediend.
In aanvulling op de algemene weigeringsgronden uit hoofdstuk 1 van de JTF-verordening bepaalt dit artikel welke projecten niet toelaatbaar zijn.
Onderdeel b
Er worden geen productieve investeringen in grote ondernemingen ondersteund. Wél is te verwachten dat in een aantal projecten grote ondernemingen betrokken zijn; onder andere in innovatieprojecten ten behoeve van de groene chemie (piloting, demonstratie), in projecten die de innovatie- en arbeidsmarktinfra versterken en in projecten waarin het grootbedrijf wel meedoet maar zelf geen steun uit het JTF ontvangt. Op projectniveau wordt getoetst dat er geen sprake is van productieve investeringen.
Productieve investeringen als zodanig zijn niet gedefinieerd in de regeling. Een duiding van het begrip kan worden ontleend aan het Werkdocument van de diensten van de Europese Commissie over de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie (SWD[2021] 275 final d.d. 23 september 2021). Hieruit blijkt dat onder ‘productieve investeringen’ investeringen verstaan in vaste activa of immateriële activa van ondernemingen met het oog op de productie van goederen en diensten, waardoor wordt bijgedragen tot de vorming van brutokapitaal en het scheppen van werkgelegenheid.
Onderdeel d
De projecten moeten voldoen aan het ‘Do No Significant Harm’ principe van de Europese Unie. Voor het merendeel van de acties is er, dankzij de aard van de acties geen sprake van een milieu-impact. Voor die acties die vergunning plichtig zijn, geldt dat de milieu-impact wordt beoordeeld door de daarvoor aangewezen instanties. Alleen wanneer alle (milieu)vergunningen zijn verkregen, komt een project in aanmerking voor steun vanuit het JTF. Bovendien geldt dat acties alleen kunnen worden ondersteund, wanneer de netto milieuopbrengst (in termen van CO2-reductie en reductie van de uitstoot van andere schadelijke stoffen) per saldo positief uitpakt voor de regio. Het is aan subsidieaanvrager dit aan te tonen.
Onder deze titel wordt de subsidie verdeeld op basis van rangschikking naar geschiktheid, oftewel in een tenderprocedure. Dit betekent dat de beoordeling pas aanvangt op moment dat een aanvraagperiode sluit. De beoordeling vindt in drie stappen plaats:
a. beoordeling op volledigheid en ontvankelijkheid;
b. inhoudelijke beoordeling door de Deskundigencommissie;
c. beoordeling op financieel-technische subsidie-aspecten.
De beoordeling sluit aan op de zes criteria die in de nationale JTF-regeling (hoofdstuk 1) zijn voorgeschreven. Met het oog op de doelstelling, de inhoud en het karakter van deze openstelling is de weging van vijf van de zes criteria als volgt bepaald:
Onderdeel a: Bijdrage aan doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een oordeel gegeven over de passendheid van de aanvraag in het Operationeel Programma JTF 2021–2027 en meer specifiek de bijdrage aan de doelstellingen (incl. bijbehorende output- en resultaatindicatoren) waar de openstelling op inzet. Onderdeel daarvan is de beoordeling in hoeverre het project daadwerkelijk bijdraagt aan het opvangen van mogelijk negatieve effecten van de klimaattransitie in de regio. Bovenliggend kader voor het programma zijn het TJTP voor West-Noord-Brabant en de Regionale Innovatiestrategie (RIS3 2021–2027).
Onderdeel b: Mate van technische en sociale innovatiegehalte
Bij het beoordelen van dit criterium wordt beoordeeld of een project een voldoende innovatief karakter heeft. Waar het gaat om openstellingen gericht op product-, proces-, diensteninnovaties weegt met name mee hoe de beoogde resultaten zich verhouden tot de huidige stand van de ontwikkeling en de mate van kennisinbreng en uitwisseling. Waar het ander type voorstellen betreft kan het relevant zijn om te beoordelen in welke mate de gekozen aanpak vernieuwend is voor de regio.
De Deskundigencommissie kent een hogere score toe aan dit criterium, wanneer het project in grotere mate verbinding legt met de arbeidsmarkt en er meer activiteiten ten aanzien van beroepsbevolking en arbeidsmarkt integraal zijn opgenomen.
Onderdeel c: Economisch of financieel toekomstperspectief
Voor projecten gericht op het naar de markt brengen van een product of dienst is een businesscase in enge zin nodig. Daaronder wordt verstaan een kwantitatief onderbouwd beeld van de verwachte opbrengsten en kosten na marktintroductie, alsmede een analyse van die markt en de concurrentie. Waar het gaat om aanvragen gericht op productieve investeringen zijn het creëren en behouden van werkgelegenheid en het versterken van het verdienvermogen en daarmee het economisch en financieel perspectief voor de aanvrager van belang. Voor projecten die een meer maatschappelijke bijdrage leveren is het van belang om de kosten in relatie te brengen met de maatschappelijke opbrengsten. Voor projecten binnen het arbeidsmarktspoor is het toekomstperspectief op werk, of ander of beter werk, het beoordelingsaspect.
Onderdeel d: Kwaliteit van het projectplan
Bij het criterium kwaliteit van het projectplan wordt gekeken naar de kwaliteit van de aanvrager en het projectplan. De planning en organisatie van het project, beschikbare team en samenstelling van het consortium zijn beoordelingsaspecten bij dit criterium. Hiertoe behoort ook de uitvoeringsgereedheid: hoe overtuigend en aannemelijk is het dat het project op zeer korte termijn start en ook binnen de geplande projectperiode daadwerkelijk tot volledige realisatie komt. Daarnaast kan worden gekeken naar de keuze van activiteiten om het probleem aan te pakken, en met welke argumentatie en bewijskracht die keuzes zijn onderbouwd.
Met oog op de ambities in de regio en de noodzaak tot samenwerking in de volle breedte van de transities, kent de Deskundigencommissie een hogere score toe wanneer de aanvraag wordt gedaan door een samenwerkingsverband en bij deelname door één of meerdere grote ondernemingen.
Onderdeel e: Duurzame ontwikkeling en maatschappelijke-sociale impact
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een kwalitatief en kwantitatief oordeel gegeven over de mate waarin er binnen het project sprake is van duurzame ontwikkeling en in hoeverre het project een bredere maatschappelijke impact heeft. Hierbij dient duurzame ontwikkeling geïnterpreteerd te worden in overeenstemming met de definitie in het Brundtland Rapport1: ‘Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar te brengen.’
Meer specifiek kan worden beoordeeld in welke mate het project inspeelt op de transities uit de regionale innovatiestrategie (RIS3 2021–2027). Hierbij wordt de mate waarin positief wordt bijgedragen aan efficiënt en circulair gebruik van hulpbronnen; verhogen van de biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie; duurzaam watergebruik en beheer; tegengaan van vervuiling van het milieu; verbetering van de luchtkwaliteit en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer meegenomen. Ook zal er getoetst worden in hoeverre het project positief bijdraagt aan de beginselen gendergelijkheid en non-discriminatie in brede zin.
Subsidieontvangers kunnen op basis van gerealiseerde projectactiviteiten voorschotten aanvragen. Een dergelijk voorschot bedraagt in beginsel het verleende percentage subsidie in de gemaakte en betaalde projectkosten. Maximaal worden dergelijke voorschotten uitbetaald tot 80 procent van het verleende subsidiebedrag. Bij subsidievaststelling wordt het verschil tussen de uitbetaalde voorschotten en het vastgestelde subsidiebedrag uitbetaald dan wel teruggevorderd.
Dit artikel gaat over de inhoudelijke afbakening van de subsidietitel. Het bovenliggend kader voor deze subsidietitel is de RIS3 en het TJTP. Het TJTP kent specifieke sporen. Deze uitvoeringsregeling is gericht op Spoor 2: het versnellen van de transitie met investeringen in technologie, (energie-)systemen en infrastructuur nodig om te komen tot nieuwe banen in de circulaire en biobased chemie.
Achtergrond van spoor 2:
Om de transitie te versnellen is er behoefte aan investeringen in technologie, (energie-)systemen en infrastructuur om te komen tot nieuwe banen in de circulaire en biobased chemie:
– Elektrificatie: Regio en Rijk werken aan aansluiting van Moerdijk op het 380 kV-net ten behoeve van de elektrificatie van de industrie; dit valt buiten de scope van het JTF. Wel is er voor het JTF behoefte aan extra lokale aansluitingen en aan investeringen in nieuwe, elektrisch gedreven technologieën (bijvoorbeeld elektrische boilers, elektrische krakers, elektromotoren) in het MKB om zo gebruik van fossiele brandstoffen te voorkomen.
– Lokale CO2-infrastructuur (transport) voor nieuwe toepassingen van CO2 als grondstof.
– Groene waterstof: installaties voor een ‘open access’ groene waterstofinfrastructuur: de productie, transport en opslag van groene waterstof als duurzame energiedrager voor de chemie, met de ‘Amer Energie Hub’ als zwaartepunt, en lokale aansluiting op landelijke waterstofinfra.
– Overige logistiek en infra: er is onder andere behoefte aan infrastructuur, aan transport van duurzame (niet-fossiele) restwarmte, en aan systemen voor duurzame energievoorziening in de groene chemie.
– Er is behoefte aan (haalbaarheids-) onderzoek en proceswerkzaamheden om investeringen in technologie, (energie-)systemen in infrastructuur te initiëren.
Vanuit spoor 2 worden ook integrale acties ondersteund die én op infrastructuur en systemen én op arbeidsmarkt inzetten (onder andere het ondersteunen van aanpassingen door werknemers, ondernemers en ondernemingen en de ontwikkeling van vaardigheden voor slimme specialisatie, de industrietransitie, ondernemerschap en het aanpassingsvermogen van ondernemingen). In deze prioriteit wordt een deel van de middelen (mede) ingezet voor systemen en infrastructuur voor de arbeidsmarkt.
De subsidietitel staat onder andere open voor ondernemingen.
De doelgroep wordt op inhoud niet afgebakend; het staat voor iedere rechtspersoon – of samenwerking van meerdere rechtspersonen – open aanvragen te doen. Het uitgangspunt van deze brede toegang is het streven naar een ‘ecosysteemaanpak’ met deelname van:
– Bedrijfsleven: Het MKB, inclusief start- en scale-ups is de primaire doelgroep in het JTF West-Noord-Brabant. De focus ligt op de chemiesector, maar samenwerking met aanpalende sectoren is mogelijk (zie TJTP);
– Kennis- en onderwijsinstellingen (MBO, HBO, WO) en samenwerkingsverbanden/koepels;
– Overheden: gemeenten (op arbeidsmarkt), arbeidsmarktregio’s, UWV, havenbedrijven;
– Overige arbeidsmarktpartijen: vakbonden, werkgeversorganisaties, regionale mobiliteitsteams (RMTs);
– Arbeidsmarktdoelgroepen: werkenden in de chemie en industrie, werkzoekenden, zij-instromers, scholieren en studenten.
Deze opsomming geldt niet als limitatief maar is illustratief.
Het TJTP voor West-Noord-Brabant bevat onder spoor 2 richt zich, onder de titel Investeringen in technologie, systemen en infrastructuur, op het creëren van duurzame infrastructuur en energiesystemen als voorwaarde voor toekomstbestendige banen in de groene chemie (activiteit D zoals beschreven in de JTF-verordening).
De volgende voorbeelden van mogelijke activiteiten staan vermeld:
– Elektrificatie van processen in de (chemische) industrie, ten behoeve van de verduurzaming van het industriecluster als geheel (bijvoorbeeld energie- logistieke hub, opwaardering van het plaatselijke elektriciteitsnet) en van elektrificatie van MKB (midden- en kleinbedrijf) in de chemie. Er wordt geen aanleg van 380 kV-leidingen gesteund. Wel vallen innovatieve oplossingen die lokaal netcongestie tegengaan (spoor 1) en lokale 150 kV aansluitingen van clusters bedrijven (spoor 2) binnen het JTF, in het licht van de berichtgeving over het bereiken van de maximale capaciteit van het elektriciteitsnet in Noord-Brabant (zie Kamerbrief congestie op het elektriciteitsnet in Limburg en Noord-Brabant, 8 juni 2022);
– Lokale CO2-infrastructuur om tot nieuwe economische toepassingen te komen voor (afgevangen) CO2 als grondstof en voor transport naar eindgebruikers (onder andere tuinders);
– Groene waterstofinfrastructuur, met de Amer Energie Hub als beoogde locatie voor groene waterstof. Het gaat om installaties voor de productie, transport en opslag van groene waterstof ten behoeve van een openbare groene waterstofinfrastructuur voor de industrie. Inzet op H2-infrastructuur binnen het JTF en het RRF zijn complementair aan elkaar; waarbij in Noord-Brabant de nadruk ligt op lokale aansluitingen, netwerken en innovatieve toepassingen;
– Overige systemen en technologie voor een duurzame energievoorziening, energieopslag en conversie;
– Vanuit spoor 2 worden ook integrale acties ondersteund die én op innovatie én op arbeidsmarkt inzetten.
Deze opsomming geldt niet als limitatief maar is illustratief.
Tot slot worden vanuit spoor 2 ook arbeidsmarktprojecten gefinancierd.
Tot de subsidiabele activiteiten behoren geen investeringen in CO2-reductie bij ETS installaties.
Tweede lid
In het TJTP maakt West-Noord-Brabant onderscheid binnen het Werkingsgebied (zoals gedefinieerd in hoofdstuk 1) naar de ‘Noordwestflank’ als een kleiner kerngebied voor Spoor 1 en Spoor 2 en de ‘overige gemeenten’, zie afbeelding hierna. De vermelde namen op het kaartje zijn niet de gemeentenamen, maar plaatsnamen. De formele afbakening staat in de tekst onder het plaatje.
Voor deze openstelling van Spoor 2 komt alleen het kerngebied in aanmerking. In dit artikel is daarom een nadere beperking opgenomen.
– Noordwestflank COROP-gebied als kerngebied: een aaneengesloten gebied bestaande uit de gemeenten Geertruidenberg, Drimmelen, Moerdijk, Steenbergen en Bergen op Zoom. Hier ligt het chemisch complex Moerdijk, de Amercentrale Geertruidenberg, en de Green Chemistry Campus (Bergen op Zoom). In dit gebied ligt de kern van de chemie, en kent de industrie de grootste klimaatopgave. Ook is het sociaaleconomisch belang van de industrie hier het grootst en worden de sociaaleconomische effecten van de transitie primair gevoeld. Opgemerkt wordt dat het chemisch cluster ook delen van de aangrenzende gemeenten omvat. De administratieve grenzen van de hier genoemde gemeenten komen daardoor niet helemaal overeen met de grenzen van de functionele regio.
– Overige gemeenten in COROP-gebied: hoewel de chemie en overige zware industrie in West-Noord-Brabant hier niet primair gevestigd is, worden de sociaaleconomische effecten van de transitie hier wel gevoeld. Immers is West-Noord-Brabant één ‘Daily Urban System’: óók werknemers uit de ‘ruimere cirkel’ werken in de chemie. Ook zitten ketens van bedrijven die afhangen van de chemie hier gevestigd; wegvallen van chemiebanen in het kerngebied leidt dus óók hier tot baanverlies. Tot slot zijn belangrijke onderwijs- en kennispartners en innovatieve bedrijven hier gevestigd; partijen die een cruciale rol spelen in de uitvoering van het JTF.
Het project dient aan te sluiten bij de algehele strategie van het JTF voor de regio West-Noord-Brabant. Daarnaast dienen projectresultaten van het project vooral ten goede te komen aan de JTF-regio West-Noord-Brabant. Wanneer de activiteiten in het ‘kerngebied’ van deze regio worden uitgevoerd, en het project daar plaatsvindt, dan wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan. Bij projecten waar niet alle, of geen activiteiten in dit ‘kerngebied’ worden uitgevoerd is van belang waar de resultaten van het project terecht komen: dit dient aantoonbaar in belangrijke mate in de JTF-regio West-Noord-Brabant te zijn. Dit kunnen bijvoorbeeld de eigendomsrechten zijn, maar ook de productie van een bepaald product. Dit dient door de aanvrager(s) in de aanvraag te worden uitgelegd en onderbouwd.
De verdeling van het beschikbare budget vindt plaats op volgorde van ontvangst: “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”.
Op de dag dat het plafond wordt overschreden wordt er geloot zoals in artikel 1.18, derde lid, van de Subsidieregeling JTF 2021–2027 is aangegeven. De subsidietitel wordt gesloten zodra de sluitingsdatum is bereikt of als het beschikbare budget volledig is beschikt.
Wanneer een aanvraag binnen deze periode onvoldoende punten scoort voor een positief advies door de Deskundigencommissie en wordt afgewezen, staat de mogelijkheid tot herindiening van een verbeterde aanvraag open zolang het plafond nog niet is bereikt.
De aanvraag kan online via het webportal worden ingediend, binnen de aanvraagperiode. Hierbij geldt dat er pas sprake is van een ‘aanvraag’, wanneer er conform alle formats en (digitale) procedures een volledige aanvraag is ingediend, dus een aanvraag waarin alle aspecten en vragen aanwezig en zinvol zijn gevuld en waarbij alle voorgeschreven bijlagen zijn gevoegd.
De subsidie is maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten, inclusief mogelijke cofinanciering zoals benoemd in het derde lid. Wanneer een aanvrager een lager percentage vraagt in zijn aanvraag, wordt maximaal het gevraagde percentage aan subsidie verleend.
Als startdatum voor subsidiabiliteit van de kosten en activiteiten geldt de datum dat een complete aanvraag is ingediend.
Van zowel Europese regels ten aanzien van voortgang in het programma (en daarmee in de projecten) als vanuit urgentie in de regio, is het noodzakelijk dat projecten daadwerkelijk op korte termijn na subsidieverlening worden uitgevoerd. Bij vergunningsplichtige projecten betekent dit dat de benodigde vergunningen ten tijde van de aanvraag idealiter al zijn verkregen. Omdat dit niet in alle situaties reëel kan worden geëist, bestaat de mogelijkheid om de benodigde vergunningen binnen vijf maanden na indiening nog te verkrijgen. De verleningsbeschikking zal hiervoor een opschortende voorwaarde bevatten. Dit betekent dat wanneer de vergunningen niet uiterlijk binnen vijf maanden na sluiting van de aanvraagperiode zijn verkregen, de verlening van subsidie wordt ingetrokken en er géén recht op subsidie tot stand is gekomen. Indien aanvrager verzoekt om een langere termijn dan vijf maanden, biedt het derde lid hiertoe de mogelijkheid.
In de verleningsbeschikking zal een einddatum voor het project worden opgenomen, gebaseerd op hetgeen in de aanvraag is aangegeven als de datum waarop het project reëel voltooid zal zijn. De einddatum is medebepalend voor de periode waarin subsidiabele kosten gedeclareerd kunnen worden.
Het is aan de aanvrager om in de aanvraag voldoende te onderbouwen dat de opgegeven periode noodzakelijk is voor het project en dat het project binnen de opgegeven periode volledig kan worden afgerond.
Een project duurt in beginsel maximaal drie jaar (36 maanden). Indien gedurende de projectperiode blijkt dat door onvoorziene omstandigheden een project toch enkele maanden langer de tijd nodig heeft om volledig te worden afgerond, dan kan een verzoek tot verlenging van de projectperiode worden ingediend bij de intermediaire instantie.
In aanvulling op de algemene weigeringsgronden uit hoofdstuk 1 van de JTF-verordening bepaalt dit artikel welke projecten niet toelaatbaar zijn.
Onderdeel c
Er worden geen productieve investeringen in het grootbedrijf ondersteund. Wél is te verwachten dat in een aantal projecten grote ondernemingen betrokken zal zijn; onder andere in innovatieprojecten ten behoeve van de groene chemie (piloting, demonstratie), in projecten die de innovatie- en arbeidsmarktinfra versterken en in projecten waarin het grootbedrijf wel mee doet maar zelf geen steun uit het JTF ontvangt. Op projectniveau wordt getoetst dat er geen sprake is van productieve investeringen.
Productieve investeringen als zodanig zijn niet gedefinieerd in de regeling. Een duiding van het begrip kan worden ontleend aan het Werkdocument van de diensten van de Europese Commissie over de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie (SWD[2021] 275 final d.d. 23 september 2021).Hieruit blijkt dat onder ‘productieve investeringen’ investeringen verstaan in vaste activa of immateriële activa van ondernemingen met het oog op de productie van goederen en diensten, waardoor wordt bijgedragen tot de vorming van brutokapitaal en het scheppen van werkgelegenheid.
Onderdeel d
Hier wordt bepaald dat de gevraagde subsidie voor een project een minimum omvang moet hebben, met enerzijds oog op de proportionaliteit van administratieve lasten voor de subsidieontvangers en anderzijds met oog op uitvoerbaarheid van de subsidietitel voor de intermediaire instantie.
Onderdeel e
De projecten moeten voldoen aan het ‘Do No Significant Harm’ principe van de Europese Unie. Voor het merendeel van de acties is er, dankzij de aard van de acties geen sprake van een milieu-impact. Voor die acties die vergunning plichtig zijn, geldt dat de milieu-impact wordt beoordeeld door de daarvoor aangewezen instanties. Alleen wanneer alle (milieu)vergunningen zijn verkregen, komt een project in aanmerking voor steun vanuit het JTF. Bovendien geldt dat acties alleen kunnen worden ondersteund, wanneer de netto milieuopbrengst (in termen van CO2-reductie en reductie van de uitstoot van andere schadelijke stoffen) per saldo positief uitpakt voor de regio. Het is aan subsidieaanvrager dit aan te tonen.
Onder deze titel wordt de subsidie verdeeld op volgorde van ontvangst. De beoordeling vindt in drie stappen plaats:
a. beoordeling op volledigheid en ontvankelijkheid;
b. inhoudelijke beoordeling door de Deskundigencommissie;
c. beoordeling op financieel-technische subsidie-aspecten.
De beoordeling sluit aan op de zes criteria die in de nationale JTF-regeling (hoofdstuk 1) zijn voorgeschreven. Met het oog op de doelstelling, de inhoud en het karakter van deze openstelling is de weging van de zes criteria als volgt bepaald:
Onderdeel a: Bijdrage aan doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een oordeel gegeven over de passendheid van de aanvraag in het Operationeel Programma JTF 2021–2027 en meer specifiek de bijdrage aan de doelstellingen (incl. bijbehorende output- en resultaatindicatoren) waar de openstelling op inzet. Onderdeel daarvan is de beoordeling in hoeverre het project daadwerkelijk bijdraagt aan het opvangen van mogelijk negatieve effecten van de klimaattransitie in de regio. Bovenliggend kader voor het programma zijn het TJTP voor West-Noord-Brabant en de Regionale Innovatiestrategie (RIS3 2021–2027).
Onderdeel b: Mate van sociaaleconomische integraliteit
Bij het beoordelen van dit criterium wordt beoordeeld of het project een integrale sociaaleconomische aanpak heeft. Hierbij kan gedacht worden aan de aansluiting van technologische innovaties op sociale innovaties, projecten waarbij de innovatie/investering gepaard gaat met scholingstrajecten waarin gerelateerde kennis en vaardigheden worden opgedaan, productieve investeringen in combinatie met strategisch HR-beleid en scholing, economische investeringen combineren met social return en ontwikkelde leerecosystemen.
Onderdeel c: Economisch of financieel toekomstperspectief
Voor projecten gericht op het naar de markt brengen van een product of dienst is een businesscase in enge zin nodig. Daaronder wordt verstaan een kwantitatief onderbouwd beeld van de verwachte opbrengsten en kosten na marktintroductie, alsmede een analyse van die markt en de concurrentie. Waar het gaat om aanvragen gericht op productieve investeringen zijn het creëren en behouden van werkgelegenheid en het versterken van het verdienvermogen en daarmee het economisch en financieel perspectief voor de aanvrager van belang. Voor projecten die een meer maatschappelijke bijdrage leveren is het van belang om de kosten in relatie te brengen met de maatschappelijke opbrengsten. Voor projecten binnen het arbeidsmarktspoor is het toekomstperspectief op werk, of ander of beter werk, het beoordelingsaspect.
Onderdeel d: Kwaliteit van het projectplan
Bij het criterium kwaliteit van het projectplan wordt gekeken naar de kwaliteit van de aanvrager en het projectplan. De planning en organisatie van het project, beschikbare team en samenstelling van het consortium zijn beoordelingsaspecten bij dit criterium. Hiertoe behoort ook de uitvoeringsgereedheid: hoe overtuigend en aannemelijk is het dat het project op zeer korte termijn start en ook binnen de geplande projectperiode daadwerkelijk tot volledige realisatie komt. Daarnaast kan worden gekeken naar de keuze van activiteiten om het probleem aan te pakken, en met welke argumentatie en bewijskracht die keuzes zijn onderbouwd.
Met oog op de ambities in de regio en de noodzaak tot samenwerking in de volle breedte van de transities, kent de Deskundigencommissie een hogere score toe wanneer de aanvraag wordt gedaan door een samenwerkingsverband en bij deelname door één of meerdere grote ondernemingen.
Onderdeel e: Duurzame ontwikkeling en maatschappelijke-sociale impact
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een kwalitatief en kwantitatief oordeel gegeven over de mate waarin er binnen het project sprake is van duurzame ontwikkeling en in hoeverre het project een bredere maatschappelijke impact heeft. Hierbij dient duurzame ontwikkeling geïnterpreteerd te worden in overeenstemming met de definitie in het Brundtland Rapport2: ‘Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar te brengen.’
Meer specifiek kan worden beoordeeld in welke mate het project inspeelt op de transities uit de regionale innovatiestrategie (RIS3 2021–2027). Hierbij wordt de mate waarin positief wordt bijgedragen aan efficiënt en circulair gebruik van hulpbronnen; verhogen van de biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie; duurzaam watergebruik en beheer; tegengaan van vervuiling van het milieu; verbetering van de luchtkwaliteit en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer meegenomen. Ook zal er getoetst worden in hoeverre het project positief bijdraagt aan de beginselen gendergelijkheid en non-discriminatie in brede zin.
Subsidieontvangers kunnen op basis van uitgevoerde projectactiviteiten voorschotten aanvragen. Een dergelijk voorschot bedraagt in beginsel het verleende percentage subsidie in de gemaakte en betaalde projectkosten. Maximaal worden dergelijke voorschotten uitbetaald tot 80 procent van het verleende subsidiebedrag. Bij subsidievaststelling wordt het verschil tussen de uitbetaalde voorschotten en het vastgestelde subsidiebedrag uitbetaald dan wel teruggevorderd.
Dit artikel gaat over de inhoudelijke afbakening van de subsidietitel. Het bovenliggend kader voor deze subsidietitel is de RIS3 en het TJTP. Het TJTP kent specifieke sporen. Deze uitvoeringsregeling is gericht op Spoor 3: het verhogen van de wendbaarheid en weerbaarheid van de beroepsbevolking.
Achtergrond van spoor 3:
Om de arbeidsmarkteffecten van de transitie op te vangen, is in de hele COROP-regio behoefte aan om- en bijscholing van werkenden en werkzoekenden, zodat alle doelgroepen goed kunnen meekomen in transitie. Een leven lang ontwikkelen en het ontwikkelen van kennis en (digitale) skills, die nodig zijn voor de transitie, vormen hierbij de belangrijkste inzet. De focus ligt op de chemiesector, maar samenwerking met aanpalende sectoren is mogelijk (zie TJTP).
Het behouden en aantrekken van talent (jongeren) voor de chemische sector is ook een belangrijke behoefte, om zo de toenemende krapte op de arbeidsmarkt als gevolg van de transitie tegen te gaan. Dit kan onder andere door in te zetten op imagoverbetering van de chemie en het bevorderen van zij-instroom. Tot slot is er behoefte aan het aanpassen van opleidingen aan de veranderende eisen die de transitie aan studenten stelt.
De subsidietitel staat onder andere open voor ondernemingen.
De doelgroep wordt op inhoud niet afgebakend; het staat voor iedere rechtspersoon – of samenwerking van meerdere rechtspersonen – open aanvragen te doen. Het uitgangspunt van deze brede toegang is het streven naar een ‘ecosysteemaanpak’ met deelname van:
– Bedrijfsleven: Het MKB, inclusief start- en scale-ups is de primaire doelgroep in het JTF West-Noord-Brabant. De focus ligt op de chemie- en energiesector, maar samenwerking met aanpalende sectoren is mogelijk (zie TJTP);
– Kennis- en onderwijsinstellingen (MBO, HBO, WO) en samenwerkingsverbanden/koepels;
– Overheden: gemeenten (op arbeidsmarkt), arbeidsmarktregio’s, UWV, havenbedrijven;
– Overige arbeidsmarktpartijen: vakbonden, werkgeversorganisaties, regionale mobiliteitsteams (RMTs);
– Arbeidsmarktdoelgroepen: werkenden in de chemie en industrie, werkzoekenden, zij-instromers, scholieren en studenten.
Deze opsomming geldt niet als limitatief maar is illustratief.
Het TJTP voor West-Noord-Brabant onder spoor 3 richt zich, onder de titel ‘Een wendbare en weerbare beroepsbevolking’, op om- en bijscholing van werknemers en werkzoekenden en aantrekken van talent, in het bijzonder jongeren (activiteiten K en O zoals beschreven in de JTF-verordening).
De volgende voorbeelden van mogelijke activiteiten staan vermeld:
– Bij- en omscholing;
– Acties op het gebied van een leven lang ontwikkelen, door het opleiden van jongeren in de techniek, bijscholing van zittende werknemers, voorkomen van uitstroom uit techniek (via bijscholingsprogramma’s;
– Acties gericht op de ontwikkeling van benodigde (digitale) kennis en vaardigheden van werknemers benodigd voor werken in de ‘groene chemie en energie’;
– Acties die de transitiepaden van werk-naar-werk ondersteunen door om- en bijscholing;
– Acties die bijdragen aan bredere bekendheid van werken in de groene chemie, ten behoeve van het opleiden en om- en bijscholen van nieuwe arbeidskrachten in de chemie.
Andere activiteiten onder andere gericht op het aantrekken van talent en toekomstbestendig onderwijs
– Het ontwikkelen en toevoegen van opleidingsaanbod en -instituten om zo te voldoen aan de veranderende eisen die de transitie naar groene chemie stelt. Denk aan het opzetten van een biobased transitielectoraat, investeringen in opleidingsfaciliteiten (inclusief gebouwen) en innovatie-infrastructuur, een hybride leeromgeving of andere aanpassingen aan onderwijsinstituten. Daarbij wordt op actieniveau de link gelegd met de activiteiten voor om- en bijscholing (zie hiervoor).
Deze opsommingen gelden niet als limitatief maar zijn illustratief. Nadrukkelijk geldt hierbij wel dat ‘andere activiteiten’ niet onbeperkt breed is. Voornoemde activiteit O in de JTF-verordening omvat nadrukkelijk niet begeleiding van werkzoekenden (activiteit L in de JTF-verordening) en niet actieve inclusie (activiteit M in de JTF-verordening).
De inzet is om innovatie-, infrastructuur- en arbeidsmarktaspecten uit de 3 sporen integraal bij elkaar te brengen in projecten (bijvoorbeeld door innovatieprojecten te koppelen aan kennis- en skills ontwikkeling).
Vierde lid
In het TJTP maakt West-Noord-Brabant onderscheid binnen het Werkingsgebied (zoals gedefinieerd in hoofdstuk 1) naar de ‘Noordwestflank’ als een kleiner kerngebied voor Spoor 1 en Spoor 2 en de ‘overige gemeenten’, zie afbeelding hierna. De vermelde namen op het kaartje zijn niet de gemeentenamen, maar plaatsnamen. De formele afbakening staat in de tekst onder het plaatje.
Voor deze openstelling van Spoor 3 komt het gehele werkingsgebied in aanmerking. In dit artikel is daarom geen nadere beperking opgenomen, zoals in de openstellingen voor spoor 1 en spoor 2 wel is gedaan.
– Noordwestflank COROP-gebied als kerngebied: een aaneengesloten gebied bestaande uit de gemeenten Geertruidenberg, Drimmelen, Moerdijk, Steenbergen en Bergen op Zoom. Hier ligt het chemisch complex Moerdijk, de Amercentrale Geertruidenberg, en de Green Chemistry Campus (Bergen op Zoom). In dit gebied ligt de kern van de chemie, en kent de industrie de grootste klimaatopgave. Ook is het sociaaleconomisch belang van de industrie hier het grootst en worden de sociaaleconomische effecten van de transitie primair gevoeld. Opgemerkt wordt dat het chemisch cluster ook delen van de aangrenzende gemeenten omvat. De administratieve grenzen van de hier genoemde gemeenten komen daardoor niet helemaal overeen met de grenzen van de functionele regio.
– Overige gemeenten in COROP-gebied: hoewel de chemie en overige zware industrie in West-Noord-Brabant hier niet primair gevestigd is, worden de sociaaleconomische effecten van de transitie hier wel gevoeld. Immers is West-Noord-Brabant één ‘Daily Urban System’: óók werknemers uit de ‘ruimere cirkel’ werken in de chemie. Ook zitten ketens van bedrijven die afhangen van de chemie hier gevestigd; wegvallen van chemiebanen in het kerngebied leidt dus óók hier tot baanverlies. Tot slot zijn belangrijke onderwijs- en kennispartners en innovatieve bedrijven hier gevestigd; partijen die een cruciale rol spelen in de uitvoering van het JTF.
Het project dient aan te sluiten bij de algehele strategie van het JTF voor de regio West-Noord-Brabant. Daarnaast dienen projectresultaten van het project vooral ten goede te komen aan de JTF-regio West-Noord-Brabant. Wanneer de activiteiten in deze regio worden uitgevoerd, en het project daar plaatsvindt, dan wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan. Bij projecten waar niet alle, of geen activiteiten in de JTF-regio West-Noord-Brabant worden uitgevoerd is van belang waar de resultaten van het project terecht komen: dit dient aantoonbaar in belangrijke mate in de JTF-regio West-Noord-Brabant te zijn. Dit kunnen bijvoorbeeld de eigendomsrechten zijn, maar ook de productie van een bepaald product. Dit dient door de aanvrager(s) in de aanvraag te worden uitgelegd en onderbouwd.
De verdeling van het beschikbare budget vindt plaats op volgorde van ontvangst: “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”. Op de dag dat het plafond wordt overschreden, wordt er geloot zoals in artikel 1.18, derde lid, van de Subsidieregeling JTF 2021–2027 is aangegeven. De subsidietitel wordt gesloten zodra de sluitingsdatum is bereikt of als het beschikbare budget volledig is beschikt.
Wanneer een aanvraag binnen deze periode onvoldoende punten scoort voor een positief advies door de Deskundigencommissie en wordt afgewezen, staat de mogelijkheid tot herindiening van een verbeterde aanvraag open zolang het plafond nog niet is bereikt.
De aanvraag kan online via het webportal worden ingediend, binnen de aanvraagperiode. Hierbij geldt dat er pas sprake is van een ‘aanvraag’, wanneer er conform alle formats en (digitale) procedures een volledige aanvraag is ingediend, dus een aanvraag waarin alle aspecten en vragen aanwezig en zinvol zijn gevuld en waarbij alle voorgeschreven bijlagen zijn gevoegd.
De subsidie is maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten, inclusief mogelijke cofinanciering zoals benoemd in het derde lid. Wanneer een aanvrager een lager percentage vraagt in zijn aanvraag, wordt maximaal het gevraagde percentage aan subsidie verleend.
Als startdatum voor subsidiabiliteit van de kosten en activiteiten geldt de datum dat een complete aanvraag is ingediend.
Van zowel Europese regels ten aanzien van voortgang in het programma (en daarmee in de projecten) als vanuit urgentie in de regio, is het noodzakelijk dat projecten daadwerkelijk op korte termijn na subsidieverlening worden uitgevoerd. Bij vergunningsplichtige projecten betekent dit dat de benodigde vergunningen ten tijde van de aanvraag zijn aangevraagd en idealiter al zijn verkregen. Omdat dit niet in alle situaties reëel kan worden geëist, bestaat de mogelijkheid om de benodigde vergunningen binnen vijf maanden na het indienen van de aanvraag nog te verkrijgen. De verleningsbeschikking zal hiervoor een opschortende voorwaarde bevatten. Dit betekent dat wanneer de vergunningen niet uiterlijk binnen vijf maanden na sluiting van de aanvraagperiode zijn verkregen, de verlening van subsidie wordt ingetrokken en er géén recht op subsidie tot stand is gekomen. Indien aanvrager in de aanvraag verzoekt om een langere termijn dan vijf maanden op te nemen, biedt het vijfde lid hiertoe de mogelijkheid.
In de verleningsbeschikking zal een einddatum voor het project worden opgenomen, gebaseerd op hetgeen in de aanvraag is aangegeven als de datum waarop het project reëel voltooid zal zijn. De einddatum is medebepalend voor de periode waarin subsidiabele kosten gedeclareerd kunnen worden.
Het is aan de aanvrager om in de aanvraag voldoende te onderbouwen dat de opgegeven periode noodzakelijk is voor het project en dat het project binnen de opgegeven periode volledig kan worden afgerond.
Een project duurt maximaal drie jaar (36 maanden). Indien gedurende de projectperiode blijkt dat door onvoorziene omstandigheden een project toch enkele maanden langer de tijd nodig heeft om volledig te worden afgerond, dan kan een verzoek tot verlenging van de projectperiode worden ingediend bij de intermediaire instantie.
In aanvulling op de algemene weigeringsgronden uit Hoofdstuk 1 van de JTF verordening bepaalt dit artikel welke projecten niet toelaatbaar zijn.
Onderdeel b
Er worden geen productieve investeringen in grote ondernemingen ondersteund. Wél is te verwachten dat in een aantal projecten grote ondernemingen betrokken zijn; onder andere in innovatieprojecten ten behoeve van de groene chemie (piloting, demonstratie), in projecten die de innovatie- en arbeidsmarktinfra versterken en in projecten waarin een grote onderneming wel meedoet maar zelf geen steun uit het JTF ontvangt. Op projectniveau wordt getoetst dat er geen sprake is van productieve investeringen.
Onderdeel d
De projecten moeten voldoen aan het ‘Do No Significant Harm’ principe van de Europese Unie. Voor het merendeel van de acties is er, dankzij de aard van de acties geen sprake van een milieu-impact. Voor die acties die vergunningsplichtig zijn, geldt dat de milieu-impact wordt beoordeeld door de daarvoor aangewezen instanties. Alleen wanneer alle (milieu)vergunningen zijn verkregen, komt een project in aanmerking voor steun vanuit het JTF. Bovendien geldt dat acties alleen kunnen worden ondersteund, wanneer de netto milieuopbrengst (in termen van CO2-reductie en reductie van de uitstoot van andere schadelijke stoffen) per saldo positief uitpakt voor de regio. Het is aan subsidieaanvrager dit aan te tonen.
Onder deze titel wordt de subsidie verdeeld op volgorde van ontvangst. De beoordeling vindt in drie stappen plaats:
a. beoordeling op volledigheid en ontvankelijkheid;
b. inhoudelijke beoordeling door de Deskundigencommissie;
c. beoordeling op financieel-technische subsidie-aspecten.
De beoordeling sluit aan op de zes criteria die in de nationale JTF-regeling (hoofdstuk 1) zijn voorgeschreven. Met het oog op de doelstelling, de inhoud en het karakter van deze openstelling is de weging van de criteria als volgt bepaald:
Onderdeel a: Bijdrage aan doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een oordeel gegeven over de passendheid van de aanvraag in het Operationeel Programma JTF 2021–2027 en meer specifiek de bijdrage aan de doelstellingen (incl. bijbehorende output- en resultaatindicatoren) waar de openstelling op inzet. Onderdeel daarvan is de beoordeling in hoeverre het project daadwerkelijk bijdraagt aan het opvangen van mogelijk negatieve effecten van de klimaattransitie in de regio. Bovenliggend kader voor het programma zijn het TJTP voor West-Noord-Brabant en de Regionale Innovatiestrategie (RIS3 2021–2027).
Onderdeel b: Mate van sociaaleconomische integraliteit
Bij het beoordelen van dit criterium wordt beoordeeld of het project een integrale sociaaleconomische aanpak heeft. Hierbij kan gedacht worden aan de aansluiting van technologische innovaties op sociale innovaties, projecten waarbij de innovatie/investering gepaard gaat met scholingstrajecten waarin gerelateerde kennis en vaardigheden worden opgedaan, productieve investeringen in combinatie met strategisch HR-beleid en scholing, economische investeringen combineren met social return en ontwikkelde leerecosystemen. Ook het toekomstperspectief op werk, of ander of beter werk, maakt onder spoor 3 onderdeel uit van dit criterium.
Onderdeel c: Kwaliteit van het projectplan
Bij het criterium kwaliteit van het project wordt gekeken naar de kwaliteit van de aanvrager en het projectplan. De planning en organisatie van het project, beschikbare team en samenstelling van het consortium zijn beoordelingsaspecten bij dit criterium. Hiertoe behoort ook de uitvoeringsgereedheid: hoe overtuigend en aannemelijk is het dat het project op zeer korte termijn start en ook binnen de geplande projectperiode daadwerkelijk tot volledige realisatie komt. Daarnaast kan worden gekeken naar de keuze van activiteiten om het probleem aan te pakken, en met welke argumentatie en bewijskracht die keuzes zijn onderbouwd.
Met oog op de ambities in de regio en de noodzaak tot samenwerking in de volle breedte van de transities, kent de Deskundigencommissie een hogere score toe wanneer de aanvraag wordt gedaan door een samenwerkingsverband en bij deelname door één of meerdere grote ondernemingen.
Onderdeel d: Duurzame ontwikkeling en maatschappelijke-sociale impact
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een kwalitatief en kwantitatief oordeel gegeven over de mate waarin er binnen het project sprake is van duurzame ontwikkeling en in hoeverre het project een bredere maatschappelijke impact heeft. Hierbij dient duurzame ontwikkeling geïnterpreteerd te worden in overeenstemming met de definitie in het Brundtland Rapport3: ‘Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar te brengen.’
Meer specifiek kan worden beoordeeld in welke mate het project inspeelt op de transities uit de regionale innovatiestrategie (RIS3 2021–2027). Hierbij wordt de mate waarin positief wordt bijgedragen aan efficiënt en circulair gebruik van hulpbronnen; verhogen van de biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie; duurzaam watergebruik en beheer; tegengaan van vervuiling van het milieu; verbetering van de luchtkwaliteit en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer meegenomen. Ook zal er getoetst worden in hoeverre het project positief bijdraagt aan de beginselen gendergelijkheid en non-discriminatie in brede zin.
Subsidieontvangers kunnen op basis van uitgevoerde projectactiviteiten voorschotten aanvragen. Een dergelijk voorschot bedraagt in beginsel het verleende percentage subsidie in de gemaakte en betaalde projectkosten. Maximaal worden dergelijke voorschotten uitbetaald tot 80 procent van het verleende subsidiebedrag. Bij subsidievaststelling wordt het verschil tussen de uitbetaalde voorschotten en het vastgestelde subsidiebedrag uitbetaald dan wel teruggevorderd.
Dit artikel gaat over de inhoudelijke afbakening van de subsidietitel. Het JTF kent specifieke sporen. Projecten binnen het eerste spoor dragen bij aan de vernieuwing en versterking van de regionale economie. Het doel van dit spoor binnen Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost is om innovatie ten behoeve van de ontwikkeling van een circulair en biobased chemiecluster aan te jagen. Projecten binnen het tweede spoor worden gekenmerkt door investeringen technologie, systemen, en infrastructuur. Het doel van dit spoor binnen Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost is om de benodigde hardware (infrastructuur) voor de transitie naar een circulair en biobased chemiecluster te ontwikkelen en realiseren. Projecten binnen het derde spoor zijn gericht op een wendbare en weerbare beroepsbevolking. Het doel van dit spoor binnen Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost is de implementatie van een circulaire human capital agenda.
Alle organisaties betrokken bij de transitieopgave in de regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost behoren tot de doelgroep. Bedrijven of organisaties van of gericht op bedrijven, inclusief ketens met toeleveranciers, producenten, logistiek en afnemers als ook kennisinstellingen, opleidingsinstituten en overheden.
Naast het MKB en kennisinstellingen ondersteunt het JTF in Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost in specifieke gevallen ook grote ondernemingen. Het gaat hier soms om productieve investeringen en soms om andersoortige projecten (niet-productief) zoals innovatieprojecten (pre-commercieel), algemene infraprojecten of projecten waarin grootbedrijf geen JTF-bijdrage ontvangt.
Er kan subsidie worden aangevraagd voor de uitvoering van innovatieve projecten (gericht op de opschaling van nieuwe technologieën en/of het toepassen van bestaande technologieën in een nieuwe context) en voor de voorbereiding hiervan (bijvoorbeeld in de vorm van een industrieel onderzoek of haalbaarheidsstudie). De subsidies richten zich op brede implementatie van innovaties, het creëren van draagvlak voor innovaties en het wegnemen van belemmeringen voor opschaling. Het doel is om met innovaties een slimme, circulaire, veilige, gezonde en CO₂-neutrale toekomst dichterbij brengen. De innovatieprojecten moeten zich richten op demonstratie en opschaling van innovaties die bijdragen aan een duurzame en schone chemische industrie en economie.
Ook kan er subsidie worden aangevraagd voor projecten die leiden tot een wendbare en weerbare beroepsbevolking. Hierbij kan gedacht worden aan leven lang ontwikkelen door middel van een kennis- en expertisecentra en programma’s voor het vergroten van de (digitale) vaardigheden waar de klimaattransitie om vraagt of aan duurzame en inclusieve inzetbaarheid. Ook kan het gaan om baanbegeleiding van werkzoekenden die hun baan verliezen in de fossiele industrie, met specifieke aandacht voor langdurig werklozen en mensen met afstand tot de arbeidsmarkt of aan acties om het imago van de techniek als werkgever te verbeteren, en om niet-werkenden en werkzoekenden te begeleiden naar een baan in de techniek waarbij specifieke aandacht wordt besteed aan de verbreding van de basis van techniek.
Kosten komen niet in aanmerking voor subsidie als het maatregelen betreffen ten behoeve van installaties voor fossiele brand- en grondstoffen en of digitale innovaties gericht op fossiele brand- en grondstoffen installaties.
Eerste lid
Voorbeelden van productieve investeringen in MKB zijn:
– Elektrificatie van productieprocessen in de groene chemie, door pilots, proefinstallaties en proeffabrieken;
– Inzet van gerecyclede en biobased grondstoffen eveneens in de vorm van experimenten en (eerste) opschalingen daarvan;
– Benutten van groene waterstof voor chemische productieprocessen;
– Digitalisering: in de transitie naar een circulaire en biobased chemie veranderen de waardeketens compleet: van lineair, centraal aangestuurde waardeketens, naar circulaire en decentrale modellen;
Voorbeeld van investeringen in onderzoek en innovatie zijn triple helix onderzoeksprojecten gericht op hogere TRL-niveaus voor vergroening van de chemie.
Tweede lid
Het werkingsgebied bestaat uit het COROP-gebied Zeeuws-Vlaanderen (NL341), plus de gemeenten Vlissingen en Borsele, die de havens met industriegebieden omsluiten. Dit gebied wordt aangeduid als Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost (ZV-VO).
Daarnaast dienen projectresultaten van het project vooral ten goede te komen aan de JTF-regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost. Wanneer de activiteiten in deze regio worden uitgevoerd, en het project daar plaatsvindt, dan wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan. Bij projecten waar niet alle, of geen activiteiten in de JTF-regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost worden uitgevoerd is van belang waar de resultaten van het project terecht komen: dit dient aantoonbaar in belangrijke mate in de JTF-regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost te zijn. Dit kunnen bijvoorbeeld de eigendomsrechten zijn, maar ook de productie van een bepaald product. Dit dient door de aanvrager(s) in de aanvraag te worden uitgelegd en onderbouwd.
Onder deze titel wordt de subsidie verdeeld op basis van rangschikking naar geschiktheid, oftewel in een tenderprocedure. Dit betekent dat de Deskundigencommissie per aanvraagperiode alle volledige aanvragen, beoordeelt en ten opzichte van elkaar rangschikt. Vervolgens wordt het beschikbare budget toegekend aan die aanvragen in de rangschikking, van hoog, naar laag, die passen binnen het subsidieplafond.
De aanvraag kan online via het webportal worden ingediend. Hierbij geldt dat er pas sprake is van een ‘aanvraag’, wanneer er conform alle formats en (digitale) procedures een volledige aanvraag is ingediend, dus een aanvraag waarin alle aspecten en vragen aanwezig en zinvol zijn gevuld en waarbij alle voorgeschreven bijlagen zijn gevoegd.
De subsidie is maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten. Wanneer een aanvrager een lager percentage vraagt in zijn aanvraag, wordt maximaal het gevraagde percentage aan subsidie verleend.
Als startdatum voor subsidiabiliteit van de kosten en activiteiten geldt de datum dat een complete aanvraag is ingediend. Als looptijd is de einddatum voor uitvoering voor aanvragen in deze openstelling gesteld op maximaal 36 maanden na subsidieverlening. Dit is eerder dan de einddatum van het JTF programma, maar noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de eisen van het programma voor realisatie van de uitgaven.
In de verleningsbeschikking zal een einddatum voor het project worden opgenomen, gebaseerd op hetgeen in de aanvraag is aangegeven als de datum waarop het project reëel voltooid zal zijn. De einddatum is medebepalend voor de periode waarin subsidiabele kosten gedeclareerd kunnen worden. Het moment waarop de beschikking wordt afgegeven is afhankelijk van het moment waarop de aanvraag wordt ingediend en beoordeeld kan worden door de Deskundigencommissie.
Het is aan de aanvrager om in de aanvraag voldoende te onderbouwen dat de opgegeven periode noodzakelijk is voor het project en dat het project binnen de opgegeven periode volledig kan worden afgerond.
Indien gedurende de projectperiode blijkt dat door onvoorziene omstandigheden een project toch enkele maanden langer de tijd nodig heeft om volledig te worden afgerond, dan kan een verzoek tot verlenging van de projectperiode worden ingediend.
De beoordeling vindt in drie stappen plaats:
a. Beoordeling op volledigheid en ontvankelijkheid door de intermediaire instantie;
b. Inhoudelijke beoordeling door de Deskundigencommissie;
c. Beoordeling op financieel-technische subsidie-aspecten door de intermediaire instantie.
De inhoudelijke beoordeling voor aanvragen vindt plaats aan de hand van de volgende criteria:
A. Bijdrage aan doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een oordeel gegeven over de passendheid van de aanvraag in het Operationeel Programma JTF 2021–2027 en meer specifiek de bijdrage aan de doelstellingen (incl. bijbehorende output- en resultaatindicatoren) waar de openstelling op inzet. Bovenliggend kader voor het programma zijn de TJTP’s.
B. Mate van sociaaleconomische integraliteit
Bij het beoordelen van dit criterium wordt beoordeeld of het project een integrale sociaaleconomische aanpak heeft. Hierbij kan gedacht worden aan de aansluiting van technologische innovaties op sociale innovaties, projecten waarbij de innovatie/investering gepaard gaat met (bij)scholingstrajecten waarin gerelateerde kennis en vaardigheden worden opgedaan, productieve investeringen in combinatie met strategisch HR-beleid en scholing, economische investeringen combineren met social return en ontwikkelde leerecosystemen.
C. Mate van technische en sociale innovatie
Bij het beoordelen van dit criterium wordt beoordeeld of een project een voldoende een innovatief karakter heeft. Waar het gaat om subsidietitels gericht op product-, proces-, diensteninnovaties weegt met name mee hoe de beoogde resultaten zich verhouden tot de huidige stand van de ontwikkeling en de mate van kennisinbreng en uitwisseling. Waar het ander type voorstellen betreft kan het relevant zijn om te beoordelen in welke mate de gekozen aanpak vernieuwend is voor de regio.
D. Economisch of financieel toekomstperspectief
Voor projecten gericht op het naar de markt brengen van een product of dienst is een businesscase in enge zin nodig. Daaronder wordt verstaan een kwantitatief onderbouwd beeld van de verwachte opbrengsten en kosten na marktintroductie, alsmede een analyse van die markt en de concurrentie. Waar het gaat om aanvragen gericht op productieve investeringen zijn het creëren en behouden van werkgelegenheid en het versterken van het verdienvermogen en daarmee het economisch en financieel perspectief voor de aanvrager van belang. Voor projecten die een meer maatschappelijke bijdrage leveren is het van belang om de kosten in relatie te brengen met de maatschappelijke opbrengsten. Voor projecten binnen het arbeidsmarktspoor is het toekomstperspectief op werk, of ander of beter werk, het beoordelingsaspect.
E. Kwaliteit van het projectplan
Bij het criterium kwaliteit van het project wordt gekeken naar de kwaliteit van de aanvrager en de kwaliteit van het projectplan en de begroting. De planning en organisatie van het project, beschikbare team en samenstelling van het consortium zijn beoordelingsaspecten bij dit criterium. Daarnaast kan worden gekeken naar de keuze van activiteiten om het probleem aan te pakken, en met welke argumentatie en bewijskracht die keuzes zijn onderbouwd. Tevens wordt gekeken naar de uitvoeringsgereedheid.
F. Duurzame ontwikkeling en maatschappelijke-sociale impact
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een kwalitatief en kwantitatief oordeel gegeven over de mate waarin er binnen het project sprake is van duurzame ontwikkeling en in hoeverre het project een bredere maatschappelijke impact heeft. Meer specifiek kan worden beoordeeld in welke mate het project inspeelt op de transities uit de regionale innovatiestrategieën (RIS3 2021–2027). Hierbij wordt de mate waarin positief wordt bijgedragen aan efficiënt en circulair gebruik van hulpbronnen; verhogen van de biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie; duurzaam watergebruik en beheer; tegengaan van vervuiling van het milieu; verbetering van de luchtkwaliteit en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer meegenomen. Ook zal er getoetst worden in hoeverre het project positief bijdraagt aan de beginselen gendergelijkheid en non-discriminatie in brede zin.
Subsidieontvangers kunnen op basis van gerealiseerde projectactiviteiten voorschotten aanvragen. Een dergelijk voorschot bedraagt in beginsel het verleende percentage subsidie in de gemaakte en betaalde projectkosten. Maximaal worden dergelijke voorschotten uitbetaald tot 80 procent van het verleende subsidiebedrag. Bij subsidievaststelling wordt het verschil tussen de uitbetaalde voorschotten en het vastgestelde subsidiebedrag uitbetaald dan wel teruggevorderd.
Het artikel gaat over de inhoudelijke afbakening van de subsidietitel. Het JTF kent specifieke sporen. Projecten binnen het tweede spoor worden gekenmerkt door investeringen in technologie, systemen, en infrastructuur. Het doel van dit spoor binnen Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost is om de benodigde hardware (infrastructuur) voor de transitie naar een groene chemie en procesindustrie te realiseren.
Alle organisaties betrokken bij de transitieopgave in de regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost behoren tot de doelgroep. Bedrijven of organisaties van of gericht op bedrijven, inclusief ketens met toeleveranciers, producenten, logistiek en afnemers als ook kennisinstellingen, opleidingsinstituten en overheden.
Naast het MKB en kennisinstellingen ondersteunt het JTF in Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost in specifieke gevallen ook grote ondernemingen. Het gaat hier soms om productieve investeringen en soms om andersoortige projecten (niet-productief) zoals innovatieprojecten (pre-commercieel), algemene infraprojecten of projecten waarin grootbedrijf geen JTF-bijdrage ontvangt.
Er kan subsidie worden aangevraagd voor uitvoering gerede projecten gericht op de aanleg van infrastructuur en systemen als randvoorwaarde voor het opvangen van de gevolgen van de transitie. Het gaat om investeringen voor een duurzame maak- en procesindustrie, om investeringen in hernieuwbare energie en de bevordering van de circulaire economie ten behoeve van de groene chemie.
Ook kan er subsidie worden aangevraagd voor projecten die leiden tot een wendbare en weerbare beroepsbevolking. Hierbij kan gedacht worden aan leven lang ontwikkelen door middel van een kennis- en expertisecentra en programma’s voor het vergroten van de (digitale) vaardigheden waar de klimaattransitie om vraagt of aan duurzame en inclusieve inzetbaarheid. Ook kan het gaan om baanbegeleiding van werkzoekenden die hun baan verliezen in de fossiele industrie, met specifieke aandacht voor langdurig werklozen en mensen met afstand tot de arbeidsmarkt of aan acties om het imago van de techniek als werkgever te verbeteren, en om niet-werkenden en werkzoekenden te begeleiden naar een baan in de techniek waarbij specifieke aandacht wordt besteed aan de verbreding van de basis van techniek.
Kosten komen niet in aanmerking voor subsidie als het maatregelen betreffen ten behoeve van installaties voor fossiele brand- en grondstoffen en of digitale innovaties gericht op fossiele brand- en grondstoffen installaties.
Eerste lid
Het JTF ondersteunt binnen ‘Investeringen in het gebruik van technologie’ de volgende activiteiten:
– Investeringen in de aanleg van het regionale netwerk voor groene waterstof en verbindingen met andere regio’s, als belangrijke schakel in de vergroening van de chemie;
– Investeringen in lokale elektrificatie t.b.v. innovatieve oplossingen die lokaal netcongestie tegengaan (als transitie-gevolg) en elektrificatie mogelijk maken (bv. innovatieve energieopslag, lokale uitwisseling, flexibiliteitsopties);
– Investeringen in lokale elektrificatie naar specifieke bedrijven(clusters);
– Uitwisseling van warmte via warmtenetten, voor zover hierbij sprake is van warmte uit hernieuwbare bronnen;
– Technologieoverdracht en samenwerking tussen ondernemingen, onderzoekscentra en instellingen voor hoger onderwijs, pilots en proefopstellingen voor slimme energiesystemen en voor milieuvriendelijke productieprocessen.
Tweede lid
Het werkingsgebied bestaat uit het COROP-gebied Zeeuws-Vlaanderen (NL341), plus de gemeenten Vlissingen en Borsele, die de havens met industriegebieden omsluiten. Dit gebied wordt aangeduid als Zeeuws-Vlaanderen Vlissingen-Oost (ZV-VO). De projectresultaten van het project dienen ten goede te komen aan de JTF-regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost. Wanneer de activiteiten in deze regio worden uitgevoerd, en het project daar plaatsvindt, dan wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan. Bij projecten waar niet alle, of geen activiteiten in de JTF-regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost worden uitgevoerd is van belang waar de resultaten van het project terecht komen: dit dient aantoonbaar in belangrijke mate in de JTF-regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost te zijn. Dit kunnen bijvoorbeeld de eigendomsrechten zijn, maar ook de productie van een bepaald product. Dit dient door de aanvrager(s) in de aanvraag te worden uitgelegd en onderbouwd.
Onder deze titel wordt de subsidie verdeeld op basis van rangschikking naar geschiktheid, oftewel in een tenderprocedure. Dit betekent dat de Deskundigencommissie per aanvraagperiode alle volledige aanvragen, beoordeelt en ten opzichte van elkaar rangschikt. Vervolgens wordt het beschikbare budget toegekend aan die aanvragen in de rangschikking, van hoog, naar laag, die passen binnen het subsidieplafond.
De aanvraag kan online via het webportal worden ingediend. Hierbij geldt dat er pas sprake is van een ‘aanvraag’, wanneer er conform alle formats en (digitale) procedures een volledige aanvraag is ingediend, dus een aanvraag waarin alle aspecten en vragen aanwezig en zinvol zijn gevuld en waarbij alle voorgeschreven bijlagen zijn gevoegd.
De subsidie is maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten. Wanneer een aanvrager een lager percentage vraagt in zijn aanvraag, wordt maximaal het gevraagde percentage aan subsidie verleend.
Als startdatum voor subsidiabiliteit van de kosten en activiteiten geldt de datum dat een complete aanvraag is ingediend. Als looptijd is de einddatum voor uitvoering voor aanvragen in deze openstelling gesteld op maximaal 36 maanden na subsidieverlening. Dit is eerder dan de einddatum van het JTF programma, maar noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de eisen van het programma voor realisatie van de uitgaven.
In de verleningsbeschikking zal een einddatum voor het project worden opgenomen, gebaseerd op hetgeen in de aanvraag is aangegeven als de datum waarop het project reëel voltooid zal zijn. De einddatum is medebepalend voor de periode waarin subsidiabele kosten gedeclareerd kunnen worden. Het moment waarop de beschikking wordt afgegeven is afhankelijk van het moment waarop de aanvraag wordt ingediend en beoordeeld kan worden door de Deskundigencommissie.
Het is aan de aanvrager om in de aanvraag voldoende te onderbouwen dat de opgegeven periode noodzakelijk is voor het project en dat het project binnen de opgegeven periode volledig kan worden afgerond.
Indien gedurende de projectperiode blijkt dat door onvoorziene omstandigheden een project toch enkele maanden langer de tijd nodig heeft om volledig te worden afgerond, dan kan een verzoek tot verlenging van de projectperiode worden ingediend.
De beoordeling vindt in drie stappen plaats:
a. Beoordeling op volledigheid en ontvankelijkheid door de intermediaire instantie;
b. Inhoudelijke beoordeling door de Deskundigencommissie;
c. Beoordeling op financieel-technische subsidie-aspecten door de intermediaire instantie.
De inhoudelijke beoordeling voor aanvragen vindt plaats aan de hand van de volgende criteria:
A. Bijdrage aan doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een oordeel gegeven over de passendheid van de aanvraag in het Programma JTF 2021–2027 en meer specifiek de bijdrage aan de doelstellingen en de bijbehorende resultaatindicatoren waar de openstelling op ziet. Bovenliggend kader voor het programma zijn de TJTP’s en de Regionale Innovatiestrategieën (RIS3 2021–2027).
B. Mate van sociaaleconomische integraliteit
Bij het beoordelen van dit criterium wordt beoordeeld of het project een integrale sociaaleconomische aanpak heeft. Hierbij kan gedacht worden aan (bij)scholingstrajecten waarin aan de investeringen gerelateerde kennis en vaardigheden worden opgedaan, productieve investeringen in combinatie met strategisch HR-beleid en scholing, economische investeringen combineren met social return en ontwikkelde leerecosystemen dan wel een bijdrage aan brede welvaart in het programmagebied.
C. Economisch of financieel toekomstperspectief
Voor projecten gericht op het naar de markt brengen van een product of dienst is een businesscase in enge zin nodig. Daaronder wordt verstaan een kwantitatief onderbouwd beeld van de verwachte opbrengsten en kosten na marktintroductie, alsmede een analyse van die markt en de concurrentie. Waar het gaat om aanvragen gericht op productieve investeringen zijn het creëren en behouden van werkgelegenheid en het versterken van het verdienvermogen en daarmee het economisch en financieel perspectief voor de aanvrager van belang. Voor projecten die een meer maatschappelijke bijdrage leveren is het van belang om de kosten in relatie te brengen met de maatschappelijke opbrengsten en bijdrage aan brede welvaart. Voor projecten binnen het arbeidsmarktspoor is het toekomstperspectief op werk, of ander of beter werk, het beoordelingsaspect.
D. Kwaliteit van het projectplan
Bij het criterium kwaliteit van het project wordt gekeken naar de kwaliteit van de aanvrager en de kwaliteit van het projectplan en de begroting. De planning en organisatie van het project, beschikbare team en samenstelling van het consortium zijn beoordelingsaspecten bij dit criterium. Daarnaast kan worden gekeken naar de keuze van activiteiten om het probleem aan te pakken, en met welke argumentatie en bewijskracht die keuzes zijn onderbouwd. Tevens wordt gekeken naar de uitvoeringsgereedheid van het project.
E. Duurzame ontwikkeling en maatschappelijk-sociale impact
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een kwalitatief en kwantitatief oordeel gegeven over de mate waarin er binnen het project sprake is van duurzame ontwikkeling en in hoeverre het project een bredere maatschappelijke impact heeft. Meer specifiek kan worden beoordeeld in welke mate het project inspeelt op de transities uit de regionale innovatiestrategieën (RIS3 2021–2027). Hierbij wordt ook meegenomen of het project in elk geval geen schade oplevert (het zogeheten ‘do no significant harm’ principe (DNSH) uit de CPR) voor: Efficiënt en circulair gebruik van hulpbronnen; verhogen van de biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie; duurzaam watergebruik en beheer; tegengaan van vervuiling van het milieu; verbetering van de luchtkwaliteit en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer. Ook zal er getoetst worden op conformiteit met de Universele verklaring van de rechten van de Mens en het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Wanneer een project positief bijdraagt aan dit criterium kan dit tot een hogere beoordeling leiden op dit criterium.
Subsidieontvangers kunnen op basis van gerealiseerde projectactiviteiten voorschotten aanvragen. Een dergelijk voorschot bedraagt in beginsel het verleende percentage subsidie in de gemaakte en betaalde projectkosten. Maximaal worden dergelijke voorschotten uitbetaald tot 80 procent van het verleende subsidiebedrag. Bij subsidievaststelling wordt het verschil tussen de uitbetaalde voorschotten en het vastgestelde subsidiebedrag uitbetaald dan wel teruggevorderd.
Tweede lid
In deze subsidietitel is een proces van kracht waarin de Deskundigencommissie een niet-bindend advies geeft. Het preadvies van de Deskundigencommissie is een verplichte bijlage bij de aanvraag en is bedoeld om te voorkomen dat de aanvrager veel tijd kwijt is bij het uitwerken van projecten die niet passend zijn en om de procedure na de beoordeling van de aanvraag sneller te laten verlopen. Voorafgaand aan de indiening van een formele volledige aanvraag bij de intermediaire instantie, dient het preadvies te worden gevraagd.
De Deskundigencommissie geven hun reactie in de vorm van preadvies. Dit betekent dat ongeacht de aard van het advies, vervolgens een uitgewerkt projectplan ingediend kan worden. Tegelijkertijd kunnen er geen rechten aan dit advies worden ontleend, de definitieve beoordeling van het project zal plaatsvinden op basis van de uiteindelijk ingediende aanvraag en de vraag of de aanvraag nog past binnen het beschikbare subsidieplafond. Immers, tussen preadvies en definitieve aanvraag kunnen aanvragers hun aanvraag nader uitwerken en/of aanpassen aan de hand van het preadvies.
Het artikel gaat over de inhoudelijke afbakening van de uitvoeringsregeling. Het JTF kent specifieke sporen. Projecten binnen het derde spoor zijn gericht op een wendbare en weerbare beroepsbevolking. Het doel van dit spoor binnen Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost is een toekomstbestendige arbeidsmarkt.
Alle organisaties betrokken bij de transitieopgave in de regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost behoren tot de doelgroep. Bedrijven of organisaties van of gericht op bedrijven, inclusief ketens met toeleveranciers, producenten, logistiek en afnemers als ook kennisinstellingen, opleidingsinstituten en overheden. Voor spoor 3 kunnen ook natuurlijke personen een aanvraag indienen.
Naast het MKB en kennisinstellingen ondersteunt het JTF in Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost in specifieke gevallen ook grote ondernemingen. Het gaat hier soms om productieve investeringen en soms om andersoortige projecten (niet-productief) zoals innovatieprojecten (pre-commercieel), algemene infraprojecten of projecten waarin grootbedrijf geen JTF-bijdrage ontvangt.
Er kan subsidie worden aangevraagd voor activiteiten die leiden tot een wendbare en weerbare beroepsbevolking. Hierbij kan gedacht worden aan leven lang ontwikkelen door middel van een kennis- en expertisecentra en programma’s voor het vergroten van de (digitale) vaardigheden waar de klimaattransitie om vraagt of aan duurzame en inclusieve inzetbaarheid. Ook kan het gaan om baanbegeleiding van werkzoekenden die hun baan verliezen in de fossiele industrie, met specifieke aandacht voor langdurig werklozen en mensen met afstand tot de arbeidsmarkt of aan acties om het imago van de techniek als werkgever te verbeteren, en om niet-werkenden en werkzoekenden te begeleiden naar een baan in de techniek waarbij specifieke aandacht wordt besteed aan de verbreding van de basis van techniek.
Eerste lid, onderdeel a
Voorbeelden van bij- en omscholing van werknemers en werkzoekenden zijn:
– Het ondersteunen van arbeidsmobiliteit van werkenden in de (chemische) industrie;
– Om- en bijscholing van werknemers om de grote veranderingen in productieprocessen en randvoorwaarden daarvoor te kunnen bijhouden;
– Steun voor de ontwikkeling van digitale vaardigheden, om zo te kunnen voldoen aan de veranderende eisen die de klimaattransitie stelt;
– Ondersteuning voor de aanpassing van werknemers, ondernemingen en ondernemers aan veranderingen gerelateerd aan de transitiebeweging;
– Maatregelen om toenemende krapte op de arbeidsmarkt als gevolg van de klimaattransitie tegen te gaan, onder meer door inzet op het aantrekken en faciliteren van werknemers en talent van buiten Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost. Gezien de status als grensregio gebeurt dit in nationaal én grensoverschrijdend/internationaal verband;
– Het creëren van samenwerkingsverbanden om arbeidsmarktuitdagingen in collectief verband op te lossen.
Eerste lid, onderdeel b
Voorbeelden van begeleiding van werkzoekenden bij het zoeken van een baan zijn:
– Maatregelen voor betere toegang tot de arbeidsmarkt;
– Steun voor de ontwikkeling van digitale vaardigheden.
Er is bij onderdelen a en b nadrukkelijk ruimte voor projecten die bijvoorbeeld werklozen of mensen met afstand tot de arbeidsmarkt begeleiden of werkfit maken naar werk in de techniek of industrie, en voor projecten die inzetten op begeleiding van ‘werk naar werk’.
Eerste lid, onderdeel c
Voorbeelden van andere activiteiten op het gebied van onderwijs en sociale inclusie zijn:
– Maatregelen voor de modernisering en versterking van de onderwijs- en arbeidsmarktinstellingen. Daarbij is er o.a. ruimte voor het door-ontwikkelen van instellingen;
– Aanpassen van opleidingen t.b.v. een leven lang leren voor werkenden/werkzoekenden (veranderende behoefte aan skills);
– Het ontwikkelen van doorlopende leerlijnen met onderwijs- en kennisinstellingen o.a. gericht op beroepen voor de koolstofarme economie.
Daarbij wordt onder c op actieniveau de link gelegd met de activiteiten voor om- en bijscholing onder a en b.
Tweede lid
Het werkingsgebied bestaat uit het COROP-gebied Zeeuws-Vlaanderen (NL341), plus de gemeenten Vlissingen en Borsele, die de havens met industriegebieden omsluiten. Dit gebied wordt aangeduid als Zeeuws-Vlaanderen Vlissingen-Oost (ZV-VO). De projectresultaten van het project dienen ten goede te komen aan de JTF-regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost. Wanneer de activiteiten in deze regio worden uitgevoerd, en het project daar plaatsvindt, dan wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan. Bij projecten waar niet alle, of geen activiteiten in de JTF-regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost worden uitgevoerd is van belang waar de resultaten van het project terecht komen: dit dient aantoonbaar in belangrijke mate in de JTF-regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost te zijn. Dit kunnen bijvoorbeeld de eigendomsrechten zijn, maar ook de productie van een bepaald product. Dit dient door de aanvrager(s) in de aanvraag te worden uitgelegd en onderbouwd.
De aanvraag kan online via het webportal worden ingediend. Hierbij geldt dat er pas sprake is van een ‘aanvraag’, wanneer er conform alle formats en (digitale) procedures een volledige aanvraag is ingediend, dus een aanvraag waarin alle aspecten en vragen aanwezig en zinvol zijn gevuld en waarbij alle voorgeschreven bijlagen zijn gevoegd.
De subsidie is maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten. Wanneer een aanvrager een lager percentage vraagt in zijn aanvraag, wordt maximaal het gevraagde percentage aan subsidie verleend.
Als startdatum voor subsidiabiliteit van de kosten en activiteiten geldt de datum dat een complete aanvraag is ingediend. Als looptijd is de einddatum voor uitvoering voor aanvragen in deze openstelling gesteld op maximaal 36 maanden na subsidieverlening. Dit is eerder dan de einddatum van het JTF programma, maar noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de eisen van het programma voor realisatie van de uitgaven.
In de verleningsbeschikking zal een einddatum voor het project worden opgenomen, gebaseerd op hetgeen in de aanvraag is aangegeven als de datum waarop het project reëel voltooid zal zijn. De einddatum is medebepalend voor de periode waarin subsidiabele kosten gedeclareerd kunnen worden. Het moment waarop de beschikking wordt afgegeven is afhankelijk van het moment waarop de aanvraag wordt ingediend en beoordeeld kan worden door de Deskundigencommissie.
Het is aan de aanvrager om in de aanvraag voldoende te onderbouwen dat de opgegeven periode noodzakelijk is voor het project en dat het project binnen de opgegeven periode volledig kan worden afgerond.
Indien gedurende de projectperiode blijkt dat door onvoorziene omstandigheden een project toch enkele maanden langer de tijd nodig heeft om volledig te worden afgerond, dan kan een verzoek tot verlenging van de projectperiode worden ingediend.
De beoordeling vindt in drie stappen plaats:
a. Beoordeling op volledigheid en ontvankelijkheid door de intermediaire instantie;
b. Inhoudelijke beoordeling door de Deskundigencommissie;
c. Beoordeling op financieel-technische subsidie-aspecten door de intermediaire instantie.
De inhoudelijke beoordeling voor aanvragen vindt plaats aan de hand van de volgende criteria:
A. Bijdrage aan doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een oordeel gegeven over de passendheid van de aanvraag in het Programma JTF 2021–2027 en meer specifiek de bijdrage aan de doelstellingen en de bijbehorende resultaatindicatoren waar de openstelling op ziet. Bovenliggend kader voor het programma zijn de TJTP’s en de Regionale Innovatiestrategieën (RIS3 2021–2027).
B. Mate van sociaaleconomische integraliteit
Bij het beoordelen van dit criterium wordt beoordeeld of het project een integrale sociaaleconomische aanpak heeft. Hierbij kan gedacht worden aan de aansluiting van technologische innovaties op sociale innovaties, projecten waarbij de innovatie/investering gepaard gaat met (bij)scholingstrajecten waarin gerelateerde kennis en vaardigheden worden opgedaan, productieve investeringen in combinatie met strategisch HR-beleid en scholing, economische investeringen combineren met social return en ontwikkelde leerecosystemen, dan wel een bijdrage aan brede welvaart in het programmagebied.
C. Mate van technische en sociale innovatie
Bij het beoordelen van dit criterium wordt beoordeeld of een project een voldoende innovatief karakter heeft. Waar het gaat om openstellingen gericht op product-, proces-, diensteninnovaties weegt met name mee hoe de beoogde resultaten zich verhouden tot de huidige stand van de ontwikkeling en de mate van kennisinbreng en uitwisseling. Waar het ander type voorstellen betreft kan het relevant zijn om te beoordelen in welke mate de gekozen aanpak vernieuwend is voor de regio. Hierbij kan het ook een nieuwe combinatie betreffen uit de bestaande praktijk die tot innovatieve toepassingen leiden in het transitieproces.
D. Economisch of financieel toekomstperspectief
Voor projecten gericht op het naar de markt brengen van een product of dienst is een businesscase in enge zin nodig. Daaronder wordt verstaan een kwantitatief onderbouwd beeld van de verwachte opbrengsten en kosten na marktintroductie, alsmede een analyse van die markt en de concurrentie. Waar het gaat om aanvragen gericht op productieve investeringen zijn het creëren en behouden van werkgelegenheid en het versterken van het verdienvermogen en daarmee het economisch en financieel perspectief voor de aanvrager van belang. Voor projecten die een meer maatschappelijke bijdrage leveren is het van belang om de kosten in relatie te brengen met de maatschappelijke opbrengsten en bijdragen aan brede welvaart. Voor projecten binnen het arbeidsmarktspoor is het toekomstperspectief op werk, of ander of beter werk, het beoordelingsaspect.
E. Kwaliteit van het projectplan
Bij het criterium kwaliteit van het project wordt gekeken naar de kwaliteit van de aanvrager en de kwaliteit van het projectplan en de begroting. De planning en organisatie van het project, beschikbare team en samenstelling van het consortium zijn beoordelingsaspecten bij dit criterium. Daarnaast kan worden gekeken naar de keuze van activiteiten om het probleem aan te pakken, en met welke argumentatie en bewijskracht die keuzes zijn onderbouwd.
F. Duurzame ontwikkeling en maatschappelijke-sociale impact
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een kwalitatief en kwantitatief oordeel gegeven over de mate waarin er binnen het project sprake is van duurzame ontwikkeling en in hoeverre het project een bredere maatschappelijke impact heeft. Meer specifiek kan worden beoordeeld in welke mate het project inspeelt op de transities uit de regionale innovatiestrategieën (RIS3 2021–2027). Hierbij wordt ook meegenomen of het project in elk geval geen schade oplevert (het zogeheten ‘do no significant harm’ principe (DNSH) uit de CPR) voor: Efficiënt en circulair gebruik van hulpbronnen; verhogen van de biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie; duurzaam watergebruik en beheer; tegengaan van vervuiling van het milieu; verbetering van de luchtkwaliteit en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer. Ook zal er getoetst worden op conformiteit met de Universele verklaring van de rechten van de Mens en het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Wanneer een project positief bijdraagt aan dit criterium kan dit tot een hogere beoordeling leiden op dit criterium.
Dit artikel gaat over de inhoudelijke afbakening van de subsidietitel. Het JTF kent specifieke sporen. Projecten binnen het eerste spoor dragen bij aan de vernieuwing en versterking van de regionale economie. Het doel van dit spoor binnen Zuid-Limburg is om innovatie ten behoeve van de ontwikkeling van een circulair en biobased chemiecluster aan te jagen en daarmee nieuwe duurzame banen te creëren passend binnen de transitieopgave van het chemiecluster. Projecten met een samenhang in investeringen in innovatie en arbeidsmarkt worden daarbij hoger gescoord.
Alle partners betrokken bij de transitieopgave in de regio Zuid-Limburg behoren tot de doelgroep. Bedrijven of organisaties van of gericht op bedrijven, inclusief ketens met toeleveranciers, producenten, logistiek en afnemers als ook kennisinstellingen, opleidingsinstituten en overheden. Subsidies kunnen niet ten goede komen van grote ondernemingen, de focus ligt op het MKB.
Eerste en tweede lid
Investeringen in onderzoek en innovatie in:
Circulair: o.a. innovatief circulair ontwerp en innovatie op het gebied van reststromen als grondstof (door o.a. mechanische recycling, solvolyse, pyrolyse én vergassing). Met doorontwikkeling van pyrolyse worden plastic reststomen omgezet naar grondstoffen voor de chemie, ter voorkoming van fossiele grondstoffen en sluiting van de materialenkringloop.
Biobased: o.a. innovatieve toepassing van biogrondstoffen (o.a. door gebruik van biobased nafta, productie van drop-in chemicaliën en dedicated biobased polymeren). Biomassa als brandstof is niet voorzien.
Overige proces- en productinnovatie t.b.v. de groene chemie, waaronder op het gebied van elektrificatie (o.a. door plasmatechnologie en elektrificatie van thermische processen) en innovatieve productie en toepassingen van groene waterstof.
Integrale acties die én op innovatie én op arbeidsmarkt inzetten (o.a. ondersteunen van aanpassingen door werknemers, ondernemers en ondernemingen en het ontwikkeling van vaardigheden voor slimme specialisatie, de industrietransitie, ondernemerschap en het aanpassingsvermogen van ondernemingen).
Digitale innovaties in de chemie, in de overgang van lineaire naar circulaire, complexe ketens t.b.v. nieuwe banen in circulaire, complexe ketens.
Derde lid
Daarnaast dienen projectresultaten van het project vooral ten goede te komen aan de JTF-regio Zuid-Limburg. Wanneer de activiteiten in deze regio worden uitgevoerd, en het project daar plaatsvindt, dan wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan. Bij projecten waar niet alle, of geen activiteiten in de JTF-regio Zuid-Limburg worden uitgevoerd is van belang waar de resultaten van het project terecht komen: dit dient aantoonbaar in belangrijke mate in de JTF-regio Zuid-Limburg te zijn. Dit kunnen bijvoorbeeld de eigendomsrechten zijn, maar ook de productie van een bepaald product. Dit dient door de aanvrager(s) in de aanvraag te worden uitgelegd en onderbouwd.
Onder deze titel wordt de subsidie verdeeld op basis van rangschikking naar geschiktheid, oftewel in een tenderprocedure. Dit betekent dat de Deskundigencommissie per aanvraagperiode alle volledige aanvragen, beoordeelt en ten opzichte van elkaar rangschikt. Vervolgens wordt het beschikbare budget toegekend aan die aanvragen in de rangschikking, van hoog, naar laag, die passen binnen het subsidieplafond.
De aanvraag kan online via het webportal worden ingediend, binnen een van de twee aanvraagperioden. Hierbij geldt dat er pas sprake is van een ‘aanvraag’, wanneer er conform alle formats en (digitale) procedures een volledige aanvraag is ingediend, dus een aanvraag waarin alle aspecten en vragen aanwezig en zinvol zijn gevuld en waarbij alle voorgeschreven bijlagen zijn gevoegd.
De subsidie is maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten. Wanneer een aanvrager een lager percentage vraagt in zijn aanvraag, wordt maximaal het gevraagde percentage aan subsidie verleend.
Als startdatum voor subsidiabiliteit van de kosten en activiteiten geldt de datum dat een complete aanvraag is ingediend. Als looptijd is de einddatum voor uitvoering voor aanvragen in deze openstelling gesteld op maximaal 36 maanden na subsidieverlening. Dit is eerder dan de einddatum van het JTF programma, maar noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de eisen van het programma voor realisatie van de uitgaven.
In de verleningsbeschikking zal een einddatum voor het project worden opgenomen, gebaseerd op hetgeen in de aanvraag is aangegeven als de datum waarop het project reëel voltooid zal zijn. De einddatum is medebepalend voor de periode waarin subsidiabele kosten gedeclareerd kunnen worden. Het moment waarop de beschikking wordt afgegeven is afhankelijk van het moment waarop de aanvraag wordt ingediend en beoordeeld kan worden door de Deskundigencommissie.
Het is aan de aanvrager om in de aanvraag voldoende te onderbouwen dat de opgegeven periode noodzakelijk is voor het project en dat het project binnen de opgegeven periode volledig kan worden afgerond.
Indien gedurende de projectperiode blijkt dat door onvoorziene omstandigheden een project toch enkele maanden langer de tijd nodig heeft om volledig te worden afgerond, dan kan een verzoek tot verlenging van de projectperiode worden ingediend.
De beoordeling vindt in drie stappen plaats:
a. Beoordeling op volledigheid en ontvankelijkheid door de intermediaire instantie;
b. Inhoudelijke beoordeling door de Deskundigencommissie;
c. Beoordeling op financieel-technische subsidie-aspecten door de intermediaire instantie.
De inhoudelijke beoordeling voor aanvragen vindt plaats aan de hand van de volgende criteria:
A. Bijdrage aan doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een oordeel gegeven over de passendheid van de aanvraag in het Operationeel Programma JTF 2021–2027 en meer specifiek de bijdrage aan de doelstellingen (incl. bijbehorende output- en resultaatindicatoren) waar de openstelling op inzet. Bovenliggend kader voor het programma zijn de TJTP van de lidstaat Nederland waarin de verschillende deelhoofdstukken per JTF regio zijn opgenomen.
B. Mate van sociaaleconomische integraliteit
Bij het beoordelen van dit criterium wordt beoordeeld of het project een integrale sociaaleconomische aanpak heeft. Hierbij kan gedacht worden aan de aansluiting van technologische innovaties op sociale innovaties, projecten waarbij de innovatie/investering gepaard gaat met (bij)scholingstrajecten waarin gerelateerde kennis en vaardigheden worden opgedaan, productieve investeringen in combinatie met strategisch HR-beleid en scholing, economische investeringen combineren met social return en ontwikkelde leerecosystemen.
C. Mate van technische en sociale innovatie
Bij het beoordelen van dit criterium wordt beoordeeld of een project een voldoende innovatief karakter heeft. Waar het gaat om subsidietitels gericht op product-, proces-, diensteninnovaties weegt met name mee hoe de beoogde resultaten zich verhouden tot de huidige stand van de ontwikkeling en de mate van kennisinbreng en uitwisseling. Waar het ander type voorstellen betreft kan het relevant zijn om te beoordelen in welke mate de gekozen aanpak vernieuwend is voor de regio.
D. Economisch of financieel toekomstperspectief
Voor projecten gericht op het naar de markt brengen van een product of dienst is een businesscase in enge zin nodig. Daaronder wordt verstaan een kwantitatief onderbouwd beeld van de verwachte opbrengsten en kosten na marktintroductie, alsmede een analyse van die markt en de concurrentie. Waar het gaat om aanvragen gericht op investeringen zijn het creëren en behouden van werkgelegenheid en het versterken van het verdienvermogen en daarmee het economisch en financieel perspectief voor de aanvrager van belang. Voor projecten die een meer maatschappelijke bijdrage leveren is het van belang om de kosten in relatie te brengen met de maatschappelijke opbrengsten. Voor projecten binnen het arbeidsmarktspoor is het toekomstperspectief op werk, of ander of beter werk, het beoordelingsaspect.
E. Kwaliteit van het projectplan
Bij het criterium kwaliteit van het project wordt gekeken naar de kwaliteit van de aanvrager en het projectplan. De planning en organisatie van het project, beschikbare team en samenstelling van het consortium zijn beoordelingsaspecten bij dit criterium. Daarnaast kan worden gekeken naar de keuze van activiteiten om het probleem aan te pakken, en met welke argumentatie en bewijskracht die keuzes zijn onderbouwd.
F. Duurzame ontwikkeling en maatschappelijke-sociale impact
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een kwalitatief en kwantitatief oordeel gegeven over de mate waarin er binnen het project sprake is van duurzame ontwikkeling en in hoeverre het project een bredere maatschappelijke impact heeft. Meer specifiek kan worden beoordeeld in welke mate het project inspeelt op de transities uit de regionale innovatiestrategieën (RIS3 2021–2027). Hierbij wordt de mate waarin positief wordt bijgedragen aan efficiënt en circulair gebruik van hulpbronnen; verhogen van de biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie; duurzaam watergebruik en beheer; tegengaan van vervuiling van het milieu; verbetering van de luchtkwaliteit en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer meegenomen. Ook zal getoetst worden in hoeverre het project positief bijdraagt aan de beginselen gendergelijkheid en non-discriminatie in brede zin.
Subsidieontvangers kunnen op basis van gerealiseerde projectactiviteiten voorschotten aanvragen. Een dergelijk voorschot bedraagt in beginsel het verleende percentage subsidie in de gemaakte en betaalde projectkosten. Maximaal worden dergelijke voorschotten uitbetaald tot 80 procent van het verleende subsidiebedrag. Bij subsidievaststelling wordt het verschil tussen de uitbetaalde voorschotten en het vastgestelde subsidiebedrag uitbetaald dan wel teruggevorderd.
Tweede lid
In deze subsidietitel is een proces van kracht waarin de Deskundigencommissie een niet-bindend advies geeft. Het preadvies van de Deskundigencommissie is een verplichte bijlage bij de aanvraag en is bedoeld om te voorkomen dat de aanvrager veel tijd kwijt is bij het uitwerken van projecten die niet passend zijn en om de procedure na de beoordeling van de aanvraag sneller te laten verlopen. Voorafgaand aan de indiening van een formele volledige aanvraag bij de intermediaire instantie, dient het preadvies te worden gevraagd.
De Deskundigencommissie geven hun reactie in de vorm van preadvies. Dit betekent dat ongeacht de aard van het advies, vervolgens een uitgewerkt projectplan ingediend kan worden. Tegelijkertijd kunnen er geen rechten aan dit advies worden ontleend, de definitieve beoordeling van het project zal plaatsvinden op basis van de uiteindelijk ingediende aanvraag en de vraag of de aanvraag nog past binnen het beschikbare subsidieplafond. Immers, tussen preadvies en definitieve aanvraag kunnen aanvragers hun aanvraag nader uitwerken en/of aanpassen aan de hand van het preadvies.
Het artikel gaat over de inhoudelijke afbakening van de subsidietitel. Het JTF kent specifieke sporen. Projecten binnen het tweede spoor worden gekenmerkt door investeringen technologie, systemen, en infrastructuur. Het doel van dit spoor binnen Zuid-Limburg is om de benodigde hardware (infrastructuur) benodigd voor de transitie naar een circulair en biobased chemiecluster te ontwikkelen en realiseren.
Alle partners betrokken bij de transitieopgave in de regio Zuid-Limburg behoren tot de doelgroep. Bedrijven of organisaties van of gericht op bedrijven, inclusief ketens met toeleveranciers, producenten, logistiek en afnemers als ook kennisinstellingen, opleidingsinstituten en overheden. Subsidies kunnen niet ten goede komen van grote ondernemingen, de focus ligt op het MKB.
Eerste en tweede lid
Bij de subsidiabele activiteiten kan gedacht worden aan de volgende voorbeelden:
– Groene waterstofinfrastructuur: o.a. de aanleg van een lokale waterstofringleiding, aansluitingen op de landelijke waterstofinfrastructuur, en installaties voor de productie van groene waterstof, mits groen geproduceerd en gebruikt om de industrie te verduurzamen. Inzet op waterstofinfrastructuur binnen het JTF en het RRF zijn complementair aan elkaar; waarbij in Zuid-Limburg de nadruk ligt op lokale aansluitingen, netwerken en innovatieve toepassingen;
– Circulaire infrastructuur: acties gericht op de aanleg van pijpleidingen, een waterstofringleiding;
– CO2-infrastructuur: pijpleidingen voor lokaal transport en hergebruik van CO2 en aantakking op (inter)nationale CO2-buisleidingen (o.a. met Rotterdam (Porthos) en Noordrijn-Westfalen, evt. gekoppeld aan een waterstofnetwerk. Met deze voorgenomen acties worden geen activiteiten ondersteund die gebruik maken van fossiele brandstoffen;
– Lokale openbare infrastructuur voor elektrificatie van het chemiecluster. Er wordt geen aanleg van 380 kV-infrastructuur gesteund. Wel passen innovatieve oplossingen die lokaal netcongestie tegengaan en lokale 150 kV aansluitingen binnen het JTF;
– Integrale acties die én op innovatie én op arbeidsmarkt inzetten.
Derde lid
Daarnaast dienen projectresultaten van het project vooral ten goede te komen aan de JTF-regio Zuid-Limburg. Wanneer de activiteiten in deze regio worden uitgevoerd, en het project daar plaatsvindt, dan wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan. Bij projecten waar niet alle, of geen activiteiten in de JTF-regio Zuid-Limburg worden uitgevoerd is van belang waar de resultaten van het project terecht komen: dit dient aantoonbaar in belangrijke mate in de JTF-regio Zuid-Limburg te zijn. Dit kunnen bijvoorbeeld de eigendomsrechten zijn, maar ook de productie van een bepaald product. Dit dient door de aanvrager(s) in de aanvraag te worden uitgelegd en onderbouwd.
Onder deze titel wordt de subsidie verdeeld op basis van rangschikking naar geschiktheid, oftewel in een tenderprocedure. Dit betekent dat de Deskundigencommissie per aanvraagperiode alle volledige aanvragen, beoordeelt en ten opzichte van elkaar rangschikt. Vervolgens wordt het beschikbare budget toegekend aan die aanvragen in de rangschikking, van hoog, naar laag, die passen binnen het subsidieplafond.
De aanvraag kan online via het webportal worden ingediend, binnen een van de twee aanvraagperioden. Hierbij geldt dat er pas sprake is van een ‘aanvraag’, wanneer er conform alle formats en (digitale) procedures een volledige aanvraag is ingediend, dus een aanvraag waarin alle aspecten en vragen aanwezig en zinvol zijn gevuld en waarbij alle voorgeschreven bijlagen zijn gevoegd.
De subsidie is maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten. Wanneer een aanvrager een lager percentage vraagt in zijn aanvraag, wordt maximaal het gevraagde percentage aan subsidie verleend.
Als startdatum voor subsidiabiliteit van de kosten en activiteiten geldt de datum dat een complete aanvraag is ingediend. Als looptijd is de einddatum voor uitvoering voor aanvragen in deze openstelling gesteld op maximaal 36 maanden na subsidieverlening. Dit is eerder dan de einddatum van het JTF programma, maar noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de eisen van het programma voor realisatie van de uitgaven.
In de verleningsbeschikking zal een einddatum voor het project worden opgenomen, gebaseerd op hetgeen in de aanvraag is aangegeven als de datum waarop het project reëel voltooid zal zijn. De einddatum is medebepalend voor de periode waarin subsidiabele kosten gedeclareerd kunnen worden. Het moment waarop de beschikking wordt afgegeven is afhankelijk van het moment waarop de aanvraag wordt ingediend en beoordeeld kan worden door de Deskundigencommissie. Het exacte moment waarop dit gebeurt is vooraf lastig aan te geven. Neem contact op met Kansen voor West indien u hierover meer informatie wenst.
Het is aan de aanvrager om in de aanvraag voldoende te onderbouwen dat de opgegeven periode noodzakelijk is voor het project en dat het project binnen de opgegeven periode volledig kan worden afgerond.
Indien gedurende de projectperiode blijkt dat door onvoorziene omstandigheden een project toch enkele maanden langer de tijd nodig heeft om volledig te worden afgerond, dan kan een verzoek tot verlenging van de projectperiode worden ingediend.
De beoordeling vindt in drie stappen plaats:
a. Beoordeling op volledigheid en ontvankelijkheid door de intermediaire instantie;
b. Inhoudelijke beoordeling door de Deskundigencommissie;
c. Beoordeling op financieel-technische subsidie-aspecten door de intermediaire instantie.
De inhoudelijke beoordeling voor aanvragen vindt plaats aan de hand van de volgende criteria:
A. Bijdrage aan doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een oordeel gegeven over de passendheid van de aanvraag in het Operationeel Programma JTF 2021–2027 en meer specifiek de bijdrage aan de doelstellingen (incl. bijbehorende output- en resultaatindicatoren) waar de openstelling op inzet. Bovenliggend kader voor het programma zijn de TJTP van de lidstaat Nederland waarin de verschillende deelhoofdstukken per JTF regio zijn opgenomen.
B. Mate van sociaaleconomische integraliteit
Bij het beoordelen van dit criterium wordt beoordeeld of het project een integrale sociaaleconomische aanpak heeft. Hierbij kan gedacht worden aan de aansluiting van technologische innovaties op sociale innovaties, projecten waarbij de innovatie/investering gepaard gaat met (bij)scholingstrajecten waarin gerelateerde kennis en vaardigheden worden opgedaan, productieve investeringen in combinatie met strategisch HR-beleid en scholing, economische investeringen combineren met social return en ontwikkelde leerecosystemen.
C. Mate van technische en sociale innovatie
Bij het beoordelen van dit criterium wordt beoordeeld of een project een voldoende een innovatief karakter heeft. Waar het gaat om openstellingen gericht op product-, proces-, diensteninnovaties weegt met name mee hoe de beoogde resultaten zich verhouden tot de huidige stand van de ontwikkeling en de mate van kennisinbreng en uitwisseling. Waar het ander type voorstellen betreft kan het relevant zijn om te beoordelen in welke mate de gekozen aanpak vernieuwend is voor de regio.
D. Economisch of Financieel toekomstperspectief
Voor projecten gericht op het naar de markt brengen van een product of dienst is een businesscase in enge zin nodig. Daaronder wordt verstaan een kwantitatief onderbouwd beeld van de verwachte opbrengsten en kosten na marktintroductie, alsmede een analyse van die markt en de concurrentie. Waar het gaat om aanvragen gericht op productieve investeringen zijn het creëren en behouden van werkgelegenheid en het versterken van het verdienvermogen en daarmee het economisch en financieel perspectief voor de aanvrager van belang. Voor projecten die een meer maatschappelijke bijdrage leveren is het van belang om de kosten in relatie te brengen met de maatschappelijke opbrengsten. Voor projecten binnen het arbeidsmarktspoor is het toekomstperspectief op werk, of ander of beter werk, het beoordelingsaspect.
E. Kwaliteit van het projectplan
Bij het criterium kwaliteit van het projectplan wordt gekeken naar de kwaliteit van de aanvrager en het projectplan. De planning en organisatie van het project, beschikbare team en samenstelling van het consortium zijn beoordelingsaspecten bij dit criterium. Daarnaast kan worden gekeken naar de keuze van activiteiten om het probleem aan te pakken, en met welke argumentatie en bewijskracht die keuzes zijn onderbouwd.
F. Duurzame ontwikkeling en maatschappelijke-sociale impact
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een kwalitatief en kwantitatief oordeel gegeven over de mate waarin er binnen het project sprake is van duurzame ontwikkeling en in hoeverre het project een bredere maatschappelijke impact heeft. Meer specifiek kan worden beoordeeld in welke mate het project inspeelt op de transities uit de regionale innovatiestrategieën (RIS3 2021–2027). Hierbij wordt de mate waarin positief wordt bijgedragen aan efficiënt en circulair gebruik van hulpbronnen; verhogen van de biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie; duurzaam watergebruik en beheer; tegengaan van vervuiling van het milieu; verbetering van de luchtkwaliteit en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer meegenomen. Ook zal er getoetst worden in hoeverre het project positief bijdraagt aan de beginselen gendergelijkheid en non-discriminatie in brede zin.
Subsidieontvangers kunnen op basis van gerealiseerde projectactiviteiten voorschotten aanvragen. Een dergelijk voorschot bedraagt in beginsel het verleende percentage subsidie in de gemaakte en betaalde projectkosten. Maximaal worden dergelijke voorschotten uitbetaald tot 80 procent van het verleende subsidiebedrag. Bij subsidievaststelling wordt het verschil tussen de uitbetaalde voorschotten en het vastgestelde subsidiebedrag uitbetaald dan wel teruggevorderd.
Tweede lid
In deze subsidietitel is een proces van kracht waarin de Deskundigencommissie een niet-bindend advies geeft. Het preadvies van de Deskundigencommissie is een verplichte bijlage bij de aanvraag en is bedoeld om te voorkomen dat de aanvrager veel tijd kwijt is bij het uitwerken van projecten die niet passend zijn en om de procedure na de beoordeling van de aanvraag sneller te laten verlopen. Voorafgaand aan de indiening van een formele volledige aanvraag bij de intermediaire instantie, dient het preadvies te worden gevraagd.
De Deskundigencommissie geven hun reactie in de vorm van preadvies. Dit betekent dat ongeacht de aard van het advies, vervolgens een uitgewerkt projectplan ingediend kan worden. Tegelijkertijd kunnen er geen rechten aan dit advies worden ontleend, de definitieve beoordeling van het project zal plaatsvinden op basis van de uiteindelijk ingediende aanvraag en de vraag of de aanvraag nog past binnen het beschikbare subsidieplafond. Immers, tussen preadvies en definitieve aanvraag kunnen aanvragers hun aanvraag nader uitwerken en/of aanpassen aan de hand van het preadvies.
Het artikel gaat over de inhoudelijke afbakening van de subsidietitel. Het JTF kent specifieke sporen. Projecten binnen het derde spoor zijn gericht op een wendbare en weerbare beroepsbevolking. Het doel van dit spoor binnen Zuid-Limburg is de implementatie van een circulaire human capital agenda.
Alle partners betrokken bij de transitieopgave in de regio Zuid-Limburg behoren tot de doelgroep. Bedrijven of organisaties van of gericht op bedrijven, inclusief ketens met toeleveranciers, producenten, logistiek en afnemers als ook kennisinstellingen, opleidingsinstituten en overheden. Subsidies kunnen niet ten goede komen van het grootbedrijf, de focus ligt op het MKB.
Eerste en tweede lid
De volgende typen acties vallen onder deze actielijn:
– Toekomstbestendig onderwijs en arbeidsmarkt door leven lang ontwikkelen;
– Toevoegen en moderniseren van infrastructuur voor beroepsonderwijs en – opleiding en volwassenenonderwijs t.b.v. ondersteuning voor aansluiting met en overgangen op de arbeidsmarkt in de chemie;
– Ontwikkelen van ‘circulaire economie-modules’ voor werkenden in samenwerking met onderwijs, realisatie van makerspaces/fieldlabs voor studenten en professionals, een Expertisecentrum Circular Engineering, en het verbeteren van onderwijscurricula (integreren van circulaire kennis, ontwikkelen van curricula of delen daarvan);
– Onderwijsfaciliteiten om op te leiden voor kansrijke crossovers met de chemie (denk aan crossover chemie-farmacie) passen hieronder);
– Begeleiding werkzoekenden;
– Aantrekken en behoud talent voor de chemie.
Derde lid
Daarnaast dienen projectresultaten van het project vooral ten goede te komen aan de JTF-regio Zuid-Limburg. Wanneer de activiteiten in deze regio worden uitgevoerd, en het project daar plaatsvindt, dan wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan. Bij projecten waar niet alle, of geen activiteiten in de JTF-regio Zuid-Limburg worden uitgevoerd is van belang waar de resultaten van het project terecht komen: dit dient aantoonbaar in belangrijke mate in de JTF-regio Zuid-Limburg te zijn. Dit kunnen bijvoorbeeld de eigendomsrechten zijn, maar ook de productie van een bepaald product. Dit dient door de aanvrager(s) in de aanvraag te worden uitgelegd en onderbouwd.
De verdeling van het beschikbare budget vindt plaats op volgorde van ontvangst: “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”. Op de dag dat het plafond wordt overschreden wordt er geloot zoals in artikel 1.18, derde lid, van de Subsidieregeling JTF 2021–2027 is aangegeven. De subsidietitel wordt gesloten zodra de sluitingsdatum is bereikt of als het beschikbare budget volledig is beschikt.
Wanneer een aanvraag binnen deze periode onvoldoende punten scoort voor een positief advies door de Deskundigencommissie en wordt afgewezen, staat de mogelijkheid tot herindiening van een verbeterde aanvraag open zolang het plafond nog niet is bereikt.
De aanvraag kan online via het webportal worden ingediend, binnen de aanvraagperiode. Hierbij geldt dat er pas sprake is van een ‘aanvraag’, wanneer er conform alle formats en (digitale) procedures een volledige aanvraag is ingediend, dus een aanvraag waarin alle aspecten en vragen aanwezig en zinvol zijn gevuld en waarbij alle voorgeschreven bijlagen zijn gevoegd.
Als startdatum voor subsidiabiliteit van de kosten en activiteiten geldt de datum dat een complete aanvraag is ingediend. Als looptijd is de einddatum voor uitvoering voor aanvragen in deze openstelling gesteld op maximaal 36 maanden na subsidieverlening. Dit is eerder dan de einddatum van het JTF programma, maar noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de eisen van het programma voor realisatie van de uitgaven.
In de verleningsbeschikking zal een einddatum voor het project worden opgenomen, gebaseerd op hetgeen in de aanvraag is aangegeven als de datum waarop het project reëel voltooid zal zijn. De einddatum is medebepalend voor de periode waarin subsidiabele kosten gedeclareerd kunnen worden. Het moment waarop de beschikking wordt afgegeven is afhankelijk van het moment waarop de aanvraag wordt ingediend en beoordeeld kan worden door de Deskundigencommissie.
Het is aan de aanvrager om in de aanvraag voldoende te onderbouwen dat de opgegeven periode noodzakelijk is voor het project en dat het project binnen de opgegeven periode volledig kan worden afgerond.
Indien gedurende de projectperiode blijkt dat door onvoorziene omstandigheden een project toch enkele maanden langer de tijd nodig heeft om volledig te worden afgerond, dan kan een verzoek tot verlenging van de projectperiode worden ingediend.
De beoordeling vindt in drie stappen plaats:
a. Beoordeling op volledigheid en ontvankelijkheid door de intermediaire instantie;
b. Inhoudelijke beoordeling door de Deskundigencommissie;
c. Beoordeling op financieel-technische subsidie-aspecten door de intermediaire instantie.
De inhoudelijke beoordeling voor aanvragen vindt plaats aan de hand van de volgende criteria:
A. Bijdrage aan doelstellingen van het Programma JTF 2021–2027
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een oordeel gegeven over de passendheid van de aanvraag in het Operationeel Programma JTF 2021–2027 en meer specifiek de bijdrage aan de doelstellingen (incl. bijbehorende output- en resultaatindicatoren) waar de openstelling op inzet. Bovenliggend kader voor het programma zijn de TJTP’s.
B. Mate van sociaaleconomische integraliteit
Bij het beoordelen van dit criterium wordt beoordeeld of het project een integrale sociaaleconomische aanpak heeft. Hierbij kan gedacht worden aan de aansluiting van technologische innovaties op sociale innovaties, projecten waarbij de innovatie/investering gepaard gaat met (bij)scholingstrajecten waarin gerelateerde kennis en vaardigheden worden opgedaan, productieve investeringen in combinatie met strategisch HR-beleid en scholing, economische investeringen combineren met social return en ontwikkelde leerecosystemen.
C. Economisch of Financieel toekomstperspectief
Voor projecten gericht op het naar de markt brengen van een product of dienst is een businesscase in enge zin nodig. Daaronder wordt verstaan een kwantitatief onderbouwd beeld van de verwachte opbrengsten en kosten na marktintroductie, alsmede een analyse van die markt en de concurrentie. Waar het gaat om aanvragen gericht op productieve investeringen zijn het creëren en behouden van werkgelegenheid en het versterken van het verdienvermogen en daarmee het economisch en financieel perspectief voor de aanvrager van belang. Voor projecten die een meer maatschappelijke bijdrage leveren is het van belang om de kosten in relatie te brengen met de maatschappelijke opbrengsten. Voor projecten binnen het arbeidsmarktspoor is het toekomstperspectief op werk, of ander of beter werk, het beoordelingsaspect.
D. Kwaliteit van het projectplan
Bij het criterium kwaliteit van het project wordt gekeken naar de kwaliteit van de aanvrager en het projectplan. De planning en organisatie van het project, beschikbare team en samenstelling van het consortium zijn beoordelingsaspecten bij dit criterium. Daarnaast kan worden gekeken naar de keuze van activiteiten om het probleem aan te pakken, en met welke argumentatie en bewijskracht die keuzes zijn onderbouwd.
E. Duurzame ontwikkeling en maatschappelijke-sociale impact
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een kwalitatief en kwantitatief oordeel gegeven over de mate waarin er binnen het project sprake is van duurzame ontwikkeling en in hoeverre het project een bredere maatschappelijke impact heeft. Meer specifiek kan worden beoordeeld in welke mate het project inspeelt op de transities uit de regionale innovatiestrategieën (RIS3 2021–2027). Hierbij wordt de mate waarin positief wordt bijgedragen aan efficiënt en circulair gebruik van hulpbronnen; verhogen van de biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie; duurzaam watergebruik en beheer; tegengaan van vervuiling van het milieu; verbetering van de luchtkwaliteit en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer meegenomen. Ook zal er getoetst worden in hoeverre het project positief bijdraagt aan de beginselen gendergelijkheid en non-discriminatie in brede zin.
Subsidieontvangers kunnen op basis van gerealiseerde projectactiviteiten voorschotten aanvragen. Een dergelijk voorschot bedraagt in beginsel het verleende percentage subsidie in de gemaakte en betaalde projectkosten. Maximaal worden dergelijke voorschotten uitbetaald tot 80 procent van het verleende subsidiebedrag. Bij subsidievaststelling wordt het verschil tussen de uitbetaalde voorschotten en het vastgestelde subsidiebedrag uitbetaald dan wel teruggevorderd.
Met deze paragraaf wordt EZK-cofinanciering beschikbaar gesteld voor de titels 5.1 (subsidie onder Spoor 1 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio West-Noord-Brabant), 6.1 (subsidie onder spoor 1 uit het Territorial Just Transition Plan voor de regio Zeeuws-Vlaanderen/Vlissingen-Oost) en 7.1 (subsidie onder spoor 1 uit het Territoriaal Just Transition Plan voor de regio Zuid-Limburg).
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-37.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.