De Minister voor Klimaat en Energie,
Overwegende,
Dat TenneT TSO B.V., hierna aan te duiden als: TenneT, het voornemen heeft om
ondergrondse hoogspanningskabels van het windenergiegebied IJmuiden Ver op zee naar
het bestaande 380 kV hoogspanningsstation Borssele en een nieuw converterstation in
de gemeente Borsele te realiseren, welk voornemen hierna wordt aangeduid als het project
'net op zee IJmuiden Ver Alpha’;
Dat net op zee IJmuiden Ver Alpha wordt aangemerkt als aanleg of uitbreiding van het
net op zee als bedoeld in artikel 20ca in samenhang met artikel 20a van de Elektriciteitswet
1998, zodat op de aanleg van dit project artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder
c, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) van toepassing is;
Dat dit onder meer betekent dat de voorbereiding en bekendmaking van diverse voor
het project benodigde besluiten worden gecoördineerd, overeenkomstig artikel 3.35,
eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro, waarbij de Minister voor Klimaat en Energie
met deze coördinatie is belast;
Dat TenneT voornemens is een vergunning voor de activiteit ‘het realiseren en in gebruik
hebben van een ondergrondse hoogspanningsverbinding onder spoorlijnen’ aan te vragen
als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder a, van de Spoorwegwet en een ontheffing
van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, vierde lid, van de Wet natuurbescherming
aan te vragen wat betreft ‘het beschadigen of vernielen van de voortplantingsplaatsen
of rustplaatsen van de rugstreeppad’, omdat deze benodigd zijn voor de realisatie
van het project;
Dat, op grond van 20c, eerste lid, in samenhang met artikel 20ca van de Elektriciteitswet
1998, in artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit rijkscoördinatieregeling energie-infrastructuurprojecten
(hierna: het Uitvoeringsbesluit) de besluiten zijn aangewezen die voor projecten als
deze in ieder geval besluiten zijn als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef
en onder b van de Wro en zodoende worden meegenomen in de hiervoor bedoelde gecoördineerde
voorbereiding;
Dat op grond van artikel 20c, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998, de Minister
voor Klimaat en Energie kan bepalen dat de desbetreffende, hiervoor bedoelde, besluiten,
in afwijking van het voorgaande niet als besluiten als bedoeld in artikel 3.35, eerste
lid, aanhef en onder b, van de Wro worden aangemerkt, en daarmee niet in de gecoördineerde
voorbereiding worden betrokken, wanneer deze besluiten de gecoördineerde voorbereiding
van de benodigde besluiten zou belemmeren of ernstig zou bemoeilijken;
Dat de bovengenoemde besluiten een beperkte wijziging en aanvulling betreffen van
de reeds verleende vergunning en ontheffing en het het meecoördineren van die besluiten
de hiervoor bedoelde procedure daarom zou belemmeren of ernstig bemoeilijken.
Dat het, gelet op het voorgaande, wenselijk is de hiervoor bedoelde besluiten apart
voor te bereiden van de overige benodigde besluiten;
Gelet op:
artikel 20c, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998
Besluit: