Beleidsregel van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 december 2023, nr. WJZ/ 41204126, tot wijziging van Beleidsregel verlagen subsidie GLB

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op:

  • artikel 59, eerste lid, onderdeel d, van verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (PbEU 2021, L 435);

  • artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • artikel 1.6 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021;

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregel verlagen subsidie GLB wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.4. wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘de subsidiabele omvang van dat leefgebied’ ingevoegd ‘voor het betreffende kalenderjaar’.

2. In het tweede lid wordt ‘buiten’ vervangen door ‘na’.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Na de toepassing van het eerste en tweede lid wordt door het bevoegd gezag voor de betreffende beheeractiviteit een administratieve sanctie opgelegd die wordt berekend door het aantal hectares van het leefgebied dat niet langer subsidiabel is te vermenigvuldigen met:

    • a. de maximale vergoeding voor die beheeractiviteit, of,

    • b. indien de betreffende beheeractiviteit meerdere minimum- of maximumpercentages kent en binnen een dergelijke groep verschillende maximale vergoedingen zijn vastgesteld, het bedrag als bedoeld in bijlage 4, onderdeel b, van de SVNL2016.

B

Na artikel 2.8. wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 2.8a. Subsidiabiliteit activiteiten 6, 16, 23, 26 en 30 van de SVNL2016

  • 1. In afwijking van artikel 2.8, derde en vierde lid, zijn de activiteiten 6, 16, 23, 26 of 30, bedoeld in bijlage 2, indien deze worden uitgevoerd na 17 november, voor het betreffende kalenderjaar alleen subsidiabel indien:

    • a. de activiteiten uiterlijk 15 december zijn uitgevoerd, en;

    • b. in afwijking van hetgeen in de derde en vierde kolom van bijlage 2 ten aanzien van de hierboven genoemde activiteiten is bepaald, de melding door het agrarisch collectief is gedaan binnen de termijn die voortvloeit uit de toepassing van het tweede en derde lid van dit artikel.

  • 2. De uiterste meldingstermijn, bedoeld in bijlage 2, derde kolom, wordt telkens met één kalenderdag verminderd voor elke kalenderdag dat de betreffende activiteit na 1 december wordt uitgevoerd.

  • 3. De uiterste meldingstermijn, bedoeld in bijlage 2, vierde kolom, wordt telkens met één kalenderdag verminderd voor elke kalenderdag dat de betreffende activiteit na 17 november wordt uitgevoerd.

  • 4. Indien de betreffende activiteit wordt uitgevoerd tussen 18 november en 1 december, maar de melding van het uitvoeren daarvan door het agrarisch collectief wordt gedaan op of ná 2 december, wordt de jaarbetaling voor de betreffende activiteit door het bevoegd gezag verlaagd met 1% per werkdag dat de melding méér dan 14 kalenderdagen na de uitvoering daarvan is gedaan.

  • 5. De jaarbetaling voor de betreffende beheeractiviteit wordt door het bevoegd gezag geweigerd indien de melding van het uitvoeren daarvan door het agrarisch collectief wordt gedaan ná 15 december.

C

Artikel 2.9. wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde en vierde lid vervallen.

2. Onder vernummering van het tweede tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. In geval van een herhaalde niet-naleving van de in artikel 2.3, eerste lid, bedoelde subsidieverplichting, wordt de in dat artikel genoemde administratieve sanctie door het bevoegde gezag verhoogd met:

    • a. 5% bij een eerste herhaling van dezelfde niet-naleving;

    • b. 10% bij een tweede of verdere herhaling van dezelfde niet-naleving.

D

Artikel 2.12. wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘gewasbeschermingsmiddelen of meststoffen’ vervangen door ‘meststoffen of chemische gewasbeschermingsmiddelen’

2. In het derde lid wordt ‘bijlage 4 van de SVNL 2016’ vervangen door ‘bijlage 4, onderdeel A, van de SVNL 2016’.

3. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Onverminderd het derde lid is het in het kader van het beheer gebruiken van meststoffen of chemische gewasbeschermingsmiddelen op de in het derde lid bedoelde niet-productieve grond een niet-naleving als bedoeld in artikel 2.11.

E

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zevende regel, tweede kolom, komt als volgt te luiden:

Activiteit 6 (bemesten met vaste strorijke mest (ruige stalmest) of het gebruik van een bodemverbeteraar);

2. In de negende regel, derde en vierde kolom, wordt voetnoot 4 vernummerd tot voetnoot 5;

3. De twaalfde regel, tweede kolom, komt als volgt te luiden:

Activiteit 30 (onderwerken bodemverbeteraar);

4. In de derde en vierde kolom van de zevende, achtste en tiende tot en met twaalfde regel wordt telkens na ‘uitvoering’ een voetnoot geplaatst, welke wordt genummerd als voetnoot 4, en waarvan de tekst als volgt komt te luiden: ‘Zie artikel 2.8a.’

F

Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. Bij beheeractiviteit 1 vervalt de tweede regel;

  • 2. Bij beheeractiviteit 38 vervalt de eerste regel, en vervalt in de laatste kolom van de tweede regel de tekst na ‘vos’.

G

Bijlage 3 komt te luiden:

Bijlage 3. Baselinevoorwaarden ANLb als bedoeld in artikel 2.10

Baselinevoorwaarden zoals die per 1 januari 2024 gelden voor ANLb-beheer

Nr. beheeractiviteit

Nederlands wetgevingskader

Artikelen

Onderwerp van controle

Aanvullende opmerking

1

Besluit activiteiten leefomgeving

Artikel 11.37

Het verbod om bepaalde vogelsoorten te doden, te vangen of te verstoren, alsmede om hun nesten, rustplaatsen of eieren te vernielen, te beschadigen of weg te nemen.

Alleen voor zover de activiteit gericht is op het beschermen van vogels.

5

Besluit activiteiten leefomgeving

Artikel 11.37

Het verbod om bepaalde vogelsoorten te doden, te vangen of te verstoren, alsmede om hun nesten, rustplaatsen of eieren te vernielen, te beschadigen of weg te nemen.

Alleen voor zover de activiteit gericht is op het beschermen van vogels d.m.v. een rustperiode, nestenclave of nestbeschermer.

6

Meststoffenwet in samenhang met de Uitvoeringsregeling meststoffenwet

Artikel 7 jo. de artikelen 8, onderdeel a en b, 9-en 12, eerste -lid, van de Meststoffenwet jo. de artikelen 24 tot en met 27c van de Uitvoeringsregeling meststoffenwet

Het verbod in enig kalenderjaar op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen, tenzij de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen in acht is genomen.

Alleen voor zover de activiteit gericht is op het uitrijden van vaste strorijke mest (ruige stalmest) of het gebruik van een toegestane bodemverbeteraar1 die geheel of gedeeltelijk bestaat uit vaste mest.

Meststoffenwet in samenhang met de Uitvoeringsregeling meststoffenwet

Artikel 7 jo. de artikelen 8, onderdelen b en c, 10, 11 en 12, tweede tot en met vijfde lid, van de Meststoffenwet jo. de artikelen 28 tot en met 33c van de Uitvoeringsregeling meststoffenwet

Het verbod in enig kalenderjaar op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen, tenzij de stikstofgebruiksnorm en de fosfaatgebruiksnorm in acht is genomen.

Alleen voor zover de activiteit gericht is op het uitrijden van vaste strorijke mest (ruige stalmest) of het gebruik van een toegestane bodemverbeteraar die tevens een meststof is.

Besluit activiteiten leefomgeving

Artikel 4.1187

Het verbod op het gebruik, voor zover het vaste mest betreft, in de van de grondsoort afhankelijke periode.

Alleen voor zover de activiteit gericht is op het uitrijden van vaste strorijke mest (ruige stalmest) of het gebruik van een toegestane bodemverbeteraar1 die geheel of gedeeltelijk bestaat uit vaste mest.

Besluit activiteiten leefomgeving

Artikel 4.723i

Het verbod om in een teeltvrije zone meststoffen te gebruiken, tenzij de daarbij behorende voorschriften in acht zijn genomen.

Alleen voor zover de activiteit in een teeltvrije zone wordt uitgevoerd.

Besluit activiteiten leefomgeving

Artikel 4.723j

Het verbod om op braakliggende landbouwgrond binnen 50 cm vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam meststoffen te gebruiken.

Alleen voor zover de activiteit in de in de hiernaast bedoelde zone wordt uitgevoerd.

Besluit activiteiten leefomgeving

Artikel 4.1199c

Het verbod om in een verplichte bufferstrook meststoffen te gebruiken.

Alleen voor zover de activiteit in een verplichte bufferstrook wordt uitgevoerd.

 

Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen in samenhang met de Vrijstellingsregeling plantenresten

Artikel 3, eerste en tweede lid, onderdeel c, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen in samenhang met artikel 2 van de Vrijstellinsgregeling plantenresten

Het verbod plantenresten in of op de bodem te brengen tenzij hiervoor een vrijstelling geldt, en mits de daarbij behorende voorwaarden in acht worden genomen

Alleen voor zover de activiteit gericht is op het gebruik van een toegestane bodemverbeteraar, niet zijnde een meststof

7

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Artikel 20, eerste lid, slechts in samenhang met artikel 55, eerste en tweede zin, van Verordening (EG) nr. 1107/2009

De verplichting dat een middel dat gebruikt wordt als gewasbeschermingsmiddel, in Nederland toegelaten moet zijn. Het gewasbeschermingsmiddel moet gebruikt worden volgens de voorschriften die ‘overeenkomstig artikel 31 zijn vastgesteld en op het etiket nader zijn aangegeven’.

 

Besluit activiteiten leefomgeving

Artikel 4.723d jo. de artikelen 4.723e tot en met 4.723g

Het verbod om in een teeltvrije zone gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken, tenzij de daarbij behorende voorschriften in acht zijn genomen.

Alleen voor zover de activiteit in een teeltvrije zone wordt uitgevoerd.

Besluit activiteiten leefomgeving

Artikel 4.723h

Het verbod om op braakliggende landbouwgrond binnen 50cm vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken.

Alleen voor zover de activiteit in de in de hiernaast bedoelde zone wordt uitgevoerd.

Uitvoeringsregeling GLB 2023

Artikel 32, onderdeel b, jo. bijlage 4, paragraaf 2, onder 4 en 4a

Het verbod om in een verplichte bufferstrook chemische gewasbeschermingsmiddelen of biociden te gebruiken.

Alleen voor zover de activiteit in een verplichte bufferstrook wordt uitgevoerd.

19a

Besluit activiteiten leefomgeving

Artikel 11.54, eerste lid, onderdeel c jo. bijlage, onderdeel IX, onder B

Het verbod om bepaalde vaatplanten in hun natuurlijke verspreidingsgebied te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.

Alleen voor zover de activiteit gericht is op het beschermen van vaatplanten van de soort akkerboterbloem, bosboterbloem, groene nachtorchis, kalkboterbloem, kleine ereprijs, liggende ereprijs of vroege ereprijs.

22

Besluit activiteiten leefomgeving

Artikelen 11.126, 11.128 en 11.129

Het verbod om een houtopstand (anders dan bij wijze van dunning) zonder voorafgaande tijdige kennisgeving of in strijd met een kapverbod te (doen) vellen, of te (doen) vellen zonder deze te herbeplanten op een bosbouwkundig verantwoorde wijze.

Geldt niet zover de activiteit wordt uitgevoerd op een houtopstand als bedoeld in artikel 11.111, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving

Uitvoeringsregeling GLB 2023

Artikel 32, onderdeel b, jo. bijlage 4, paragraaf 4, onder 8, negende lid

Het verbod om heggen en bomen te snoeien in de periode 15 maart t/m 15 juli en in het geval buiten die periode door vogels wordt gebroed.

 

30

Meststoffenwet in samenhang met de Uitvoeringsregeling meststoffenwet

Artikel 7 jo. de artikelen 8, onderdelen b en c, 10, 11 en 12, tweede tot en met vijfde lid, van de Meststoffenwet jo. de artikelen 28 tot en met 33c van de Uitvoeringsregeling meststoffenwet

Het verbod in enig kalenderjaar op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen, tenzij de stikstofgebruiksnorm en de fosfaatnorm in acht zijn genomen.

Alleen voor zover de activiteit gericht is op het gebruik van een toegestane bodemverbeteraar1 in de vorm van compost

Besluit activiteiten leefomgeving

Artikel 4.723i

Het verbod om in een teeltvrije zone meststoffen te gebruiken, tenzij de daarbij behorende voorschriften in acht zijn genomen.

Alleen voor zover de activiteit in een teeltvrije zone wordt uitgevoerd.

Besluit activiteiten leefomgeving

Artikel 4.723j

Het verbod om op braakliggende landbouwgrond binnen 50cm vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam meststoffen te gebruiken.

Alleen voor zover de activiteit in de in de hiernaast bedoelde zone wordt uitgevoerd.

Besluit activiteiten leefomgeving

Artikel 4.1199c

Het verbod om in een verplichte bufferstrook meststoffen te gebruiken.

Alleen voor zover de activiteit in een verplichte bufferstrook wordt uitgevoerd.

 

Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen in samenhang met de Vrijstellingsregeling plantenresten

Artikel 3, eerste en tweede lid, onderdeel c, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen in samenhang met artikel 2 van de Vrijstellinsgregeling plantenresten

Het verbod plantenresten in of op de bodem te brengen tenzij hiervoor een vrijstelling geldt, en mits de daarbij behorende voorwaarden in acht worden genomen

Alleen voor zover de activiteit gericht is op het gebruik van een toegestane bodemverbeteraar1, niet zijnde een meststof

 

Wet milieubeheer in samenhang met de Uitvoeringsregeling GLB 2023

Artikel 10.63, eerste lid, van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 32, onderdeel b, jo. bijlage 4, paragraaf 1, onder 3, van de Uitvoeringsregeling GLB 2023

Het verbod om gewasresten op bouwland na de oogst te verbranden zonder vergunning van het college van Burgemeester en Wethouders.

 

38

Besluit activiteiten leefomgeving

Artikel 11.54, eerste lid, onderdelen a en b jo. bijlage IX, onder A

Het verbod om in het wild levende zoogdieren, bedoeld in bijlage IX, onder A, van het Besluit activiteiten leefomgeving opzettelijk te doden of te vangen, alsmede om hun vaste voortplantings- en rustplaatsen opzettelijk te beschadigen of te vernielen.

Alleen voor zover het gaat om de predatorsoort vos

Wet dieren

Artikel 2.1

Het verbod bij een dier zonder redelijk doel of op onevenredige wijze pijn of letsel te veroorzaken, dan wel de gezondheid en welzijn van het dier te benadelen

Alleen voor zover het gaat om de predatorsoorten vos en (verwilderde) kat

Wet dieren jo. Besluit houders van dieren

Artikel 2.10 Wet dieren jo. artikel 1.9 Besluit houders van dieren

Het verbod bepaalde diersoorten te doden

Alleen voor zover het gaat om de predatorsoort (verwilderde) kat

ARTIKEL II

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel F dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 januari 2023 en artikel I, onderdeel G dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2024.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 13 december 2023

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

TOELICHTING

De Beleidsregel verlagen subsidie GLB bevat het kortingenregime voor de plattelands- en sectorale interventies uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2023-2027 (GLB). De onderhavige wijziging strekt tot aanpassing van dat regime met betrekking tot het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb). De wijziging kan globaal onderverdeeld worden in drie delen:

  • aanpassingen van de baselinevoorwaarden als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet, aan de definitieve lijsten van bodemverbeteraars (activiteiten 6 en 30) en predatoren (activiteit 38) en het vervallen van een baselinevoorwaarde (activiteit 1);

  • wijzigingen in de kortingsregels;

  • verduidelijkingen van de afhandelwijze en tekstuele aanpassingen.

Aanpassing van de baselinevoorwaarden

(artikel I, onderdelen F en G)

ANLb-steun mag slechts verstrekt worden voor zover de subsidiabele activiteiten verder gaan dan reeds bestaande wettelijke verplichtingen. Dit wordt de ‘baseline’ genoemd. Deze is opgenomen in bijlage 3 van de Beleidsregel. Als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 vervalt een deel van de in die bijlage genoemde regelgeving die thans de juridische grondslag vormt voor de baseline. Vanwege de omvang van de benodigde aanpassing wordt de bijlage, zoals die vanaf 1 januari 2024 komt te luiden, in zijn geheel opnieuw vastgesteld. Hiervoor wordt verwezen naar artikel I, onderdeel G.

Ten tijde van de publicatie van de Beleidsregel waren de lijsten van bodemverbeteraars en predatoren nog niet definitief vastgesteld. De definitieve lijsten wijken op een aantal punten af van de lijsten waarvan bij het opstellen van bijlage 3 is uitgegaan.

Enerzijds waren enkele baselinevoorwaarden niet in de beleidsregel opgenomen. Zo bleek de definitieve lijst van bodemverbeteraars stoffen te bevatten die een ‘meststof’ zijn in de zin van de Meststoffenwet (vaste (strorijke) mest, champost en (vermi)compost), alsmede stoffen die een ‘afvalstof’ zijn in de zin van de Wet milieubeheer (bermmaaisel, materiaal afkomstig uit de land- en bosbouw). Op de definitieve lijst van predatoren staan diersoorten die niet in bijlage 3 vermeld stonden. Dit heeft geleid tot deels gewijzigde baselinevoorwaarden voor de activiteiten 6, 30 en 38 vanaf 1 januari 2024. Anderzijds waren enkele baselinevoorwaarden onterecht in de beleidsregel opgenomen. De diersoorten die wel in de oorspronkelijke bijlage 3, maar niet op de definitieve lijsten zijn opgenomen, worden met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 alsnog verwijderd als onderdeel van de baselinevoorwaarde met betrekking tot activiteit 38. Het gaat hierbij om de kat en de verwilderde kat. Voor de aanpassing van de baselinevoorwaarden voor het beheerjaar 2023 wordt verwezen naar artikel I, onderdeel F, in samenhang met artikel II.

Ook komt één baselinevoorwaarde bij activiteit 1 alsnog te vervallen. De betreffende voorwaarde was reeds als baselinevoorwaarde bij activiteit 19a opgenomen.

Wijzigingen in de kortingsregels

(artikel I, onderdelen A onder 3, B, C, D onder 2, en E onder 3 en 4)

Een aantal activiteiten dient op een bepaald minimumpercentage van een leefgebied uitgevoerd te worden. Om te bepalen of aan deze eis voldaan wordt, worden alle ANLb-pakketten bij elkaar genomen waarbij voor de betreffende activiteit hetzelfde minimum- en maximumpercentage geldt. Dit wordt een ‘percentagegroep’ genoemd. Alle ANLb-pakketten binnen een dergelijke groep kenden hetzelfde maximumtarief voor het uitvoeren van de betreffende activiteit. Door de herijking van de tarieven en aanpassing van pakketten is dat niet langer het geval. Dit betekent dat de huidige berekeningsmethodiek niet langer in alle gevallen toepasbaar is en (deels) aanpassing behoeft. Voor zover de verschillende pakketten binnen een percentagegroep nog steeds hetzelfde maximumtarief kennen voor het uitvoeren van een activiteit, blijft de oude systematiek gehandhaafd. Voor de overige gevallen geldt dat er gerekend zal gaan worden met een ‘gemiddeld’ kortingsbedrag. Dit bedrag zal worden opgenomen in bijlage 4 van de subsidieregeling (SVNL 2016).

In bijlage 2 zijn de termijnen opgenomen waarbinnen de uitvoering van onder andere de activiteiten 6, 16, 23, 26 en 30 gemeld moet worden (de zogenaamde ‘actieve meldingen’). De hoofdregel is dat de melding voor deze activiteiten wordt gedaan binnen 14 kalenderdagen na het uitvoeren van de activiteit. Daarna geldt een ‘kortingsperiode’ van nogmaals 14 dagen waarbinnen de melding weliswaar nog gedaan kan worden, maar de subsidie verlaagd wordt. In de praktijk kunnen er echter na 15 december geen actieve meldingen meer gedaan worden. Terugrekenend van die datum brengt dit met zich mee dat 1 december de laatste dag van uitvoering is waarop een melding nog binnen 14 kalenderdagen kan worden gedaan. Om gebruik te kunnen maken van de maximale kortingstermijn mag de activiteit niet later dan 17 november zijn uitgevoerd.

De activiteiten 6, 16, 23, 26 en 30 worden vaak in de winterperiode uitgevoerd. Het is wenselijk dat deze activiteiten zo lang mogelijk uitgevoerd kunnen worden en in aanmerking komen voor subsidie. Tegelijkertijd is het wenselijk dat de in bijlage 2 opgenomen meldtermijnen blijven gelden indien de activiteiten vóór 1 december respectievelijk 17 november uitgevoerd worden. Daartoe wordt aan de Beleidsregel een nieuw artikel 2.8a toegevoegd. Deze bepaling is een codificering van de bestaande praktijk.

In artikel 2.8a lid 2 is opgenomen dat de reguliere meldtermijn van 14 dagen telkens met één dag wordt verkort voor elke dag dat de activiteit na 1 december wordt uitgevoerd. Hetzelfde geldt ten aanzien van de meldtermijn van 28 dagen als de activiteit na 17 november wordt uitgevoerd. Dit betekent dat als één van de hiervoor genoemde activiteiten wordt uitgevoerd na 1 december, er de facto geen ‘kortingsperiode’ meer is. Worden deze activiteiten uitgevoerd na 17 november, dan begint de kortingsperiode te lopen op 2 december. Na 15 december zijn deze activiteiten niet meer subsidiabel. Subsidieontvangers wordt daarom geadviseerd deze activiteiten niet in de periode 16 tot en met 31 december uit te voeren, maar pas vanaf 1 januari. De activiteiten zijn dan subsidiabel voor het volgende beheerjaar en dienen dus ook voor dat beheerjaar opgegeven en gemeld te worden. Om de afwijking van bijlage 2 aan te geven wordt in die bijlage bij de meldingstermijnen van de bovenstaande activiteiten telkens een voetnoot geplaatst die verwijst naar artikel 2.8a.

In de ‘Beleidsregel verlagen subsidie POP’, was er sprake van een herhalingskorting indien op collectief niveau sprake was van het herhaaldelijk niet (correct) uitvoeren van een beheeractiviteit. In de huidige Beleidsregel (art. 2.9 lid 3) is er pas sprake van een dergelijke herhaalde niet-naleving indien deze begaan is door dezelfde deelnemer. Door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, die het ANLb namens de onderscheiden provincies uitvoert, is onderbouwd aangegeven dat de kosten voor het aanpassen van de systemen en de extra uitvoeringslasten om uitvoering te geven aan deze bepaling in de praktijk niet zullen opwegen tegen de baten van een potentieel lagere herhalingskorting bij het toepassen van deze korting op deelnemersniveau. Daarom is besloten de systematiek uit de ‘Beleidsregel verlagen subsidie POP’ weer te hanteren. Om de nadelige gevolgen voor de subsidieontvangers te mitigeren, is besloten de kortingspercentages te verlagen.

Verduidelijkingen van de feitelijke afhandelwijze en tekstuele aanpassingen

(Artikel I, onderdelen A onder 1 en 2, D onder 1 en 3, E onder 1 en 2)

Een aantal beheeractiviteiten moeten jaarlijks op een bepaald minimumpercentage van het leefgebied uitgevoerd worden. Indien dit minimumpercentage niet gehaald wordt, wordt de subsidiabele omvang van het leefgebied zodanig verkleind dat de gerealiseerde omvang gelijk is aan het vereiste percentage. Dit is opgenomen in artikel 2.4 lid 1 van de Beleidsregel. Door de toevoeging van de zinsnede ‘voor het betreffende kalenderjaar’ (zie artikel I, onderdeel A, onder 1) wordt verduidelijkt dat de verlaging van de subsidiabele omvang van het leefgebied alleen voor dat beheerjaar geldt. Daarnaast wordt in artikel 2.4 lid 2 een grammaticale aanpassing doorgevoerd (zie artikel I, onderdeel A, onder 2).

Het is verboden om in een bufferstrook chemische gewasbeschermingsmiddelen (incl. biociden) of meststoffen te gebruiken. Een aantal activiteiten zijn gericht op het (verminderd) gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen. Voor zover dergelijke activiteiten in een bufferstrook worden uitgevoerd zijn zij niet subsidiabel. Dit is bepaald in artikel 2.12 lid 1 van de Beleidsregel. Door de wijziging van artikel I, onderdeel D onder 1, wordt verduidelijkt dat dit met betrekking tot het (verminderd) gebruik van gewasbeschermingsmiddelen alleen geldt ten aanzien van chemische gewasbeschermingsmiddelen.

Bij de inzet van ANLb-oppervlaktes als niet-productief areaal (hierna: NPA) geldt dat het verboden is om op dergelijke oppervlaktes meststoffen en/of chemische gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken. Alhoewel in artikel 2.12 lid 3 de gevolgen voor de ANLb-subsidie worden vermeld indien ANLb-oppervlaktes als NPA worden ingezet is bij het opstellen van de oorspronkelijke Beleidsregel per abuis niet vermeld wat de gevolgen zijn als in het kader van het ANLb-beheer meststoffen of chemische gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt op NPA. Door de toevoeging van een nieuw vierde lid aan art. 2.12 wordt verduidelijkt dat dit een niet-naleving van de conditionaliteiten oplevert (zie artikel I, onderdeel D onder 3). De conditionaliteiten zijn van toepassing op meerdere GLB-interventies, waaronder het ANLb. Artikel 12 van EU-verordening 2021/2115 verplicht de lidstaten een administratieve sanctie op te leggen indien de conditionaliteiten niet worden nageleefd.

In de tweede kolom van bijlage 2 staat bij de meldingsplichtige activiteiten ook een korte omschrijving van de activiteit. De omschrijvingen van de activiteiten 6 en 30 is aangepast, omdat de reikwijdte is uitgebreid.

Inwerkingtreding

(Artikel II)

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de publicatie.

Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten, maar dat is in dit geval in het belang van de doelgroep en van een goede uitvoering van de regelgeving.

Twee onderdelen van de onderhavige wijziging treden op een afwijkend moment in werking. De versoepeling van de baselinevoorwaarden voor het beheerjaar 2023 (artikel I, onderdeel F) treedt in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023. Hiermee wordt voorkomen dat subsidieontvangers een administratieve sanctie krijgen voor handelingen die, achteraf beschouwd, niet tot de baselinevoorwaarden behoren.

Op grond van artikel I, onderdeel G, worden de baselinevoorwaarden die zijn opgenomen in bijlage 3 met ingang van 1 januari 2024 aangepast. Deze aangepaste voorwaarden gelden dus pas vanaf het ANLb-beheerjaar 2024. Reden hiervoor is dat de regelgeving die de juridische grondslag gaat vormen voor de baseline pas op die datum in werking treedt. Tot die tijd vormt de regelgeving die vóór de onderhavige wijziging in bijlage 3 is opgenomen nog de juridische basis.

Voor de nadere achtergrond wordt verwezen naar de toelichting bij artikel I, onderdelen F en G.

Met uitzondering van artikel I, onderdeel G, zullen de wijzigingen toegepast worden bij de beoordeling van het betaalverzoek voor het beheerjaar 2023.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven