Convenant Regieorgaan Versnellen innovatie emissiereductie duurzame veehouderij

Partijen

1. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de heer P. Adema, hierna te noemen: LNV;

2. De Minister voor Natuur en Stikstof, mevrouw C. van der Wal-Zeggelink, hierna te noemen: NenS;

3. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, mevrouw V.L.W.A. Heijnen, hierna te noemen: IenW.

Partijen genoemd onder 1 tot en met 3, ieder handelend in de hoedanigheid van bestuursorgaan, hierna samen te noemen: Rijksoverheid;

4. Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe, namens deze de heer J. Otter, hierna te noemen: de provincie Drenthe;

5. Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland, namens deze de heer J. Klopman, hierna te noemen: de provincie Flevoland;

6. Gedeputeerde Staten van de provincie Friesland, namens deze mevrouw F.M. Wiersma, hierna te noemen: de provincie Friesland.

7. Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, namens deze de heer H.R. Zoet, hierna te noemen: de provincie Gelderland;

8. Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, namens deze de heer H.E. Emmens, hierna te noemen: de provincie Groningen;

9. Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg, namens deze de heer J.J.M. Kuntzelaers, hierna te noemen: de provincie Limburg;

10. Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant, namens deze de heer M.P.M. Oudenhoven, hierna te noemen: de provincie Noord-Brabant;

11. Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland, namens deze de heer J. Beemsterboer, hierna te noemen: de provincie Noord-Holland;

12. Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel, namens deze de heer G.H. ten Bolscher, hierna te noemen: de provincie Overijssel;

13. Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht, namens deze mevrouw W.R.C. Sterk, hierna te noemen: de provincie Utrecht;

14. Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland, namens deze de heer A.R.M. Vael, hierna te noemen: de provincie Zeeland.

Partijen genoemd onder 4 tot en met 14, ieder handelend in de hoedanigheid van bestuursorgaan, hierna samen te noemen: Provincies;

15. Vereniging van Nederlandse Gemeenten, vertegenwoordigd door de heer M. Boumans, hierna te noemen: VNG;

16. Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt, vertegenwoordigd door de heer R.J.E. Meijer, hierna te noemen: NAJK;

17. Producentenorganisatie Varkenshouderij, vertegenwoordigd door mevrouw L. Verriet, hierna te noemen: POV;

18. De Coalitie Vitale Varkenshouderij, vertegenwoordigd door de heer W.E.M. Zwanenburg hierna te noemen: CoViVa;

19. LTO Nederland, vertegenwoordigd door de heer S. van der Tak, hierna te noemen: LTO;

20. Platform Melkgeitenhouderij, vertegenwoordigd door de heer J.G. Tolboom, hierna te noemen: Platform Melkgeitenhouderij;

21. Stichting Brancheorganisatie Kalversector, vertegenwoordigd door de heer J.J. Atsma, hierna te noemen: SBK;

22. Nederlandse Melkveehouders Vakbond, vertegenwoordigd door de heer H. Bleker, hierna te noemen: NMV;

23. Dutch Dairy Board, vertegenwoordigd door mevrouw J.S. van Keimpema, hierna te noemen: DDB;

24. Vereniging FME, De ondernemersorganisatie voor de technologische industrie, vertegenwoordigd door de heer Th.J. Henrar, hierna te noemen: FME.

Partijen genoemd onder 16 tot en met 24 hierna samen te noemen: Sectororganisaties;

25. Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren, vertegenwoordigd door mevrouw E.A. Bien, hierna te noemen: Dierenbescherming.

Hierna alle partijen samen te noemen: Partijen.

Overwegen het volgende,

Algemene overwegingen:

  • De veehouderij staat voor de opgave om vergaand en integraal te verduurzamen1.

  • De ontwikkeling en toepassing van innovatieve emissie reducerende stal- en bedrijfssystemen en mestbewerking, in combinatie met managementmaatregelen, is hierbij van essentieel belang.

  • Het kabinet heeft het rapport Remkes ‘Wat wel kan’ 2 omarmd en daarbij ook het belang van innovatie benadrukt. In dit rapport staat dat daarbij naast technische innovaties in stalsystemen het toepassen van managementmaatregelen door de veehouder en sociale innovatie naar andere soorten van bedrijfsvoering of naar nieuwe vormen van (biologische) landbouw ook een belangrijke rol spelen bij het verlagen van emissies.

  • LNV heeft in zijn beleidsbrief ‘Toekomst bevorderen innovatie van emissiearme stalsystemen van 25 november 2022’3 aangegeven de ontwikkeling en toepassing van innovatieve emissie reducerende technieken en managementmaatregelen te willen versnellen.

  • De betrokken partijen (Sectororganisaties, Dierenbescherming, VNG, Provincies en Rijksoverheid) gaan samenwerken om die versnelling te bewerkstelligen.

  • In de geest van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) trekken provincies, gemeenten (en ook waterschappen, maatschappelijke partners, grondeigenaren en grondgebruikers) gezamenlijk op in de ontwikkeling van oplossingen per gebied om emissies terug te dringen.

  • Met behulp van een convenant kan door samenwerking tussen Partijen in het Regieorgaan de benodigde versnelling op emissiereductie in de veehouderij worden behaald door – rekening houdend met de eigen verantwoordelijkheid van verschillende sectoren in de veehouderij – gezamenlijk toe te werken naar integrale duurzame oplossingen.

  • De Partijen committeren zich aan hun deelname, inzet en acties in het Regieorgaan om bij te dragen aan het doel van het convenant.

  • Het Regieorgaan kan – rekening houdend met de autonome bevoegdheden van (individuele) gemeenten, provincies en omgevingsdiensten – deskundige ondersteuning bieden.

  • Om innovatie te bereiken is een goede wetenschappelijke onderbouwing van duurzaamheidsvragen en oplossingen essentieel. Indien nodig en waar mogelijk worden daarom kennisinstellingen of deskundigen betrokken bij de acties van het Regieorgaan. Hierbij is naast de wetenschappelijke onderbouwing van technische ontwikkelingen ook praktijkonderzoek in de vorm van praktijkpilots en aandacht voor de inbreng van expertise op vraagstukken zoals dierenwelzijn en milieu van belang.

  • Het selecteren van praktijkpilots geschiedt op transparante, navolgbare wijze in samenwerking tussen Partijen, met waar nodig de inzet van externe deskundigen.

  • Aan het doel van een dierwaardige veehouderij mag geen afbreuk worden gedaan. Uitgangspunt is dat de innovaties bijdragen aan verbetering van zowel milieu alsook dierenwelzijn en diergezondheid. De minimumeis is dat dierenwelzijn en milieu door de innovatie niet achteruit mogen gaan. Gestreefd wordt naar verbetering van zowel dierenwelzijn als milieu (win-win maatregelen).

Brede doelstellingen:

De aanpak richt zich op versnelling van de ontwikkeling van doorbraakinnovaties, zodat deze bruikbaar worden voor praktijktoepassing. Centraal in de werkwijze staan praktijkpilots (fieldlabs). Het doel van deze praktijkpilots is faciliteren van veldonderzoek bij de ontwikkeling van doorbraakinnovaties, zodat deze bruikbaar worden voor praktijktoepassing. Hierbij wordt gedacht aan baanbrekende innovatieve stalsystemen en technieken inclusief managementmaatregelen. Veehouders, ketenpartijen, kennisinstellingen, overheden en maatschappelijke partijen kunnen in praktijkpilots samen experimenteren en met oplossingen komen. Innovaties die bijdragen aan de emissiedoelen voor ammoniak, fijnstof, geur en broeikasgas, beter ondernemerschap, verdienvermogen en dierenwelzijn worden zo getest en gedemonstreerd. Onderdeel van de aanpak is ook zorg te dragen voor de technische, economische en maatschappelijke werking en juridische houdbaarheid van innovaties.

Op veel verschillende plekken in het land wordt al ingezet op innovatie in de praktijk. Waar nodig worden nieuwe praktijkpilots opgestart of bestaande praktijkpilots uitgebreid. Het Regieorgaan stelt criteria vast waar praktijkpilots aan moeten voldoen. Daarnaast zal via het Regieorgaan op basis van de ervaringen en kennis uit de praktijkpilots advies gegeven worden voor de versnelling van innovatie, waaronder de regulering van emissies op basis van doelvoorschriften in combinatie met continu gemeten emissies.

Het Regieorgaan speelt een adviserende rol in de ontwikkeling van regelgeving door de overheid als het gaat om de verbinding tussen technische innovatie en toepassing en ontwikkeling van regelgeving inclusief systemen voor vergunnen, handhaven en toezicht houden.

Achtergrond:

Het kabinet Rutte III heeft reeds ingezet op het ondersteunen van veehouders die willen investeren in innovatieve, brongerichte verduurzaming van stallen. Voor de ondersteuning van veehouders is de Subsidiemodule brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv) in 2020 voor het eerst opengesteld.

Destijds is ook geconstateerd dat een subsidieregeling alleen niet voldoende is om de gewenste innovaties te bewerkstellingen. Daarom werd een Taskforce Versnelling Innovatieproces Stalsystemen ingericht die in februari 2021 het advies ‘Ruimte voor Ondernemerschap en Innovatie4 heeft uitgebracht aan het vorige kabinet. In het najaar van 2021 is dhr. Ruud Tijssens als kwartiermaker aangesteld, die het eerdere advies van de Taskforce heeft geconcretiseerd. Dit rapport ‘Versnellen van innovatie voor een toekomstbestendig agrarisch Nederland5 is gebruikt bij de uitwerking van het beleid van ter bevordering van succesvolle innovaties.

Een belangrijke conclusie uit het rapport is dat het nodig is dat er meer sturing komt op ontwikkeling van innovaties, zodat deze zowel technisch, juridisch, economisch als maatschappelijk goed presteren. Dit worden doorbraakinnovaties genoemd. De kwartiermaker adviseert om die sturing vorm te geven in een publiek-privaat regieorgaan en de ontwikkeling en onderzoek van deze innovaties vorm te geven in fieldlabs, in het vervolg praktijkpilots genoemd. In eerder genoemde rapporten werden deze praktijkpilots ‘fieldlabs’ genoemd, maar omdat er inmiddels meerdere soorten fieldlabs met verschillende reikwijdtes zijn (gebiedsgerichte fieldlabs), wordt in de context van dit convenant een andere term gebruikt.

Praktijkpilots spelen een belangrijke rol in de innovatie die nodig is in de transitie naar een duurzame veehouderij. Dit zijn experimentele omgevingen waar bedrijven, kennisinstellingen, ketenpartijen, maatschappelijke partijen, overheden en handhavers samenwerken, zodat nieuwe technologieën en managementmaatregelen ontwikkeld en getest kunnen worden. De deelnemers stellen met behulp van hun expertise innovatieve ondernemers in staat om hun innovaties versneld te ontwikkelen, toe te passen en op de markt te brengen.

In een praktijkpilot wordt een innovatie in de praktijk getest. Hierbij kan het gaan om één maatregel, techniek of ingreep of om een combinatie, waardoor bijvoorbeeld meerdere soorten emissies (stikstof, fijnstof, geur, broeikasgas) teruggedrongen worden. Een praktijkpilot kan meerdere locaties betreffen (locaties waar bijvoorbeeld eenzelfde soort innovatie wordt getest). Ook kan een lopend traject worden ‘opgewaardeerd’ (zoals met sensormetingen, extra locaties, extra aspecten). De economische effecten van de innovatie worden in beeld gebracht, zodat deze inzichtelijk worden voor overheid, markt en sectoren. Vanwege de benodigde versnelling dient de innovatie binnen redelijke termijn (2 tot 3 jaar) daadwerkelijk beschikbaar te kunnen komen voor brede toepassing in de praktijk.

Een doorbraakinnovatie zal waarschijnlijk niet evenveel invulling kunnen geven aan alle doelen. In de besluitvorming zal dan een integrale afweging worden gemaakt tussen de verschillende doelen en de technische, economische en maatschappelijke effecten, waarbij het de voorkeur heeft dat er sprake zal zijn van winst op alle genoemde punten. Een randvoorwaarde is de juridische haalbaarheid van de doorbraakinnovatie.

Omwille van de effectiviteit wordt gekeken of de innovatie past of kans maakt binnen de huidige en toekomstige regelgeving en kaders van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH)6.

Specifieke overwegingen:

De versnelling ziet in eerste instantie op de ontwikkeling van de doorbraakinnovaties die, na getoetst te zijn in de praktijk, breed gebruikt kunnen gaan worden in de veehouderij. Daarnaast zal via het Regieorgaan op basis van de ervaringen uit de praktijkpilots advies gegeven worden aan de Partijen om hun rol in het ecosysteem te verbeteren, waarbij in onderling overleg vastgestelde adviezen openbaar kunnen worden gemaakt.

Hiervoor is het de bedoeling dat het innovatienetwerk7 dat door de Zandprovincies (Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg) en deelsectoren veehouderij in februari 2023 is opgericht, wordt aangesloten op het Regieorgaan. Dit vervult tevens een loketfunctie, naast een netwerk voor delen van kennis, ideeën en data. Binnen LNV wordt verder besproken of dit kan aansluiten bij een (nog op te richten) breder landelijk innovatieloket voor kennisverspreiding, voorlichting en communicatie. De functie van het op te richten innovatieloket wordt het stimuleren van kennisuitwisseling en samenwerking tussen partijen om de kwaliteit, efficiëntie en de positieve impact van de doorbraakinnovaties te maximaliseren. Het innovatieloket kan dienen als aanspreekpunt voor overheden, bedrijfsleven, diersectoren en veehouders, als intake voor de praktijkpilots en om overzicht te bewaren. Met dit innovatieloket kan een gestructureerde aanpak worden gerealiseerd.

Het is belangrijk dat het werk van het Regieorgaan aan doorbraakinnovaties gebaseerd is op de meest actuele wetenschappelijke kennis. Het Regieorgaan kan in situaties waarbij vragen zijn waar wetenschappelijk advies voor nodig is kennisinstellingen of ter zake deskundigen betrekken.

Komen het volgende overeen:

Artikel 1. Definitiebepalingen

In dit convenant wordt verstaan onder:

Bestuurlijk Overleg (BO):

overleg op het dossier ‘Innovatieve duurzame emissiearme veehouderijsystemen’ tussen de Rijksoverheid onder voorzitterschap van de Minister van LNV en de (vertegenwoordigers van de) Sectororganisaties, Provincies, VNG en Dierenbescherming;

Innovatieve duurzame emissiearme veehouderijsystemen:

bij voorkeur brongerichte ontwikkelingen met:

  • een verbetering in het bedrijfsmanagement (bijvoorbeeld aanpassing strooisel, rantsoen, beweiden enzovoorts) of stalsysteem;

  • een verbetering van een stalsysteem bij voorkeur met daaraan gekoppelde mestverwerking en mestaanwending (waarbij de mestverwerking op een andere locatie kan plaatsvinden);

  • een verbetering in het gehele bedrijfssysteem, beginnend bij stalsysteem, mestbewerking en het aanwenden van de mest (bemesten);

Praktijkpilot:

een experimenteeromgeving waarin bedrijven, kennisinstellingen, ketenpartijen, maatschappelijke partijen, handhavers en overheden samenwerken om nieuwe technologieën en managementmaatregelen in de praktijk te kunnen ontwikkelen en testen;

Regieorgaan:

Regieorgaan, bedoeld in artikel 9;

Doorbraakinnovatie:

een oplossing die zowel technisch, economisch, juridisch als maatschappelijk haalbaar is, de potentie heeft om emissies van stikstof, broeikasgas, geur en/of fijnstof substantieel te verlagen en als oplossing voor maatschappelijke acceptatie aan de volgende punten voldoet:

  • Emissies worden zodanig aangepakt dat er een optimaal stalklimaat ontstaat en emissies buiten de stal maximaal worden gereduceerd;

  • Hoge eisen en wensen t.a.v. dierenwelzijn in relatie tot vigerende wetgeving en vastgestelde afspraken op het gebied van dierwaardige veehouderij;

  • Hoge eisen t.a.v. veiligheid en stalklimaat (voor omgeving, werknemers en dieren, inclusief brandveiligheid);

Doelsturing:

Het met een borgingssystematiek voor continu meten sturen op emissies door het zo goed mogelijk meten van werkelijke emissies die een stal en/of bedrijf veroorzaakt (monitoring met behulp van sensor- en datasystemen).

Artikel 2. Doel

Doel van het convenant is om door de samenwerking tussen Partijen in het Regieorgaan de benodigde versnelling te behalen op emissiereductie door middel van stimuleren, versnellen en sturen van het innovatieproces.

Dit kan worden bereikt door:

  • i. Ontwikkelen van doorbraakinnovaties in de veehouderij;

  • ii. Zich gezamenlijk in te spannen om belemmeringen in regelgeving aangaande doorbraakinnovaties in de veehouderij te adresseren en te helpen oplossen, en te adviseren over een regelgeving- en toetsingssysteem voor doelsturing op emissies met een borgingssystematiek onder andere op basis van sensor- en datasystemen.

Artikel 3. Inzet en acties Rijksoverheid

  • 1. LNV is primair verantwoordelijk voor de coördinatie van de werkzaamheden van het Regieorgaan voor wat betreft de inzet van de Rijksoverheid.

  • 2. LNV stelt voor de uitvoering van dit convenant aan het Regieorgaan een projectbureau ter beschikking en wijst een onafhankelijke voorzitter aan.

  • 3. Op basis van een analyse of inventarisatie van Partijen van mogelijke knelpunten of belemmeringen in wet- en regelgeving ten aanzien van praktijkpilots zal LNV zich inspannen om dit waar wenselijk en mogelijk aan te passen of om oplossingsrichtingen te ontwikkelen en waar nodig af te stemmen binnen de Rijksoverheid.

  • 4. LNV spant zich in om middels prioritering van thema’s en agenda’s voor innovatie- en onderzoeksprogramma’s gericht op maatschappelijke uitdagingen en technologieën, de verdere ontwikkeling van doorbraakinnovaties te bevorderen. LNV houdt hierbij rekening met de inzet en bevoegdheden van de Provincies.

  • 5. LNV spant zich in om regionaal, nationaal en internationaal de voor dit convenant relevante kennis en ervaring te delen met de overige Partijen en anderen.

  • 6. LNV en NenS stellen middelen beschikbaar voor het mede-financieren van praktijkpilots.

  • 7. IenW adviseert in de werkgroep met name over de milieuthema’s als het gaat om ammoniak, geur en fijnstof.

  • 8. IenW stuurt op samenhang tussen de uitkomsten van het Regieorgaan en het traject om tot een aanpassing van de milieuregelgeving voor stalsystemen te komen.

Artikel 4. Inzet en acties Provincies

  • 1. De Provincies zetten zich in voor:

    • a. Het faciliteren van organiserend vermogen voor kennisdeling, ondersteuning en stimulering van doorbraakinnovaties en praktijkpilots;

    • b. Het gezamenlijk, regionaal, nationaal en internationaal, delen van kennis en ervaring om de lokale kennis en kunde te versterken;

    • c. Verbinding en opschaling van regionale initiatieven op het gebied van innovatieve duurzame emissiearme veehouderijsystemen en mestverwerking (al dan niet mede gericht op nieuwe en verbeterde verdienmodellen) en de inzet van innovatieve praktijkpilots die leiden tot emissiereductie;

    • d. Ondersteuning bij het opzetten van langjarige innovatie-, kennis- en opschalingsprogramma’s;

    • e. Vormgeving van internationale en nationale samenwerking door, binnen de bevoegdheden van de Provincies, optimaal gebruik te maken van bestaande regelingen.

  • 2. Vanuit hun bevoegdheden voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving denken Provincies mee – binnen de kaders van de regelgeving – hoe belemmeringen voor innovaties aangepakt kunnen worden.

  • 3. De Provincies stimuleren actieve kennisdeling van regionale initiatieven onder veehouders over innovatieve stallen en andere maatregelen.

Artikel 5. Inzet en acties VNG

  • 1. De VNG vertegenwoordigt de belangen van gemeenten met aandacht voor de beleidsmatige aspecten, de administratieve lasten, heldere kaders en de uitvoering.

  • 2. De VNG stemt ten aanzien van uitvoeringsaspecten en praktijkervaring af met Omgevingsdienst NL in hun rol als adviseur.

Artikel 6. Inzet en acties Sectororganisaties die de veehouderijsectoren vertegenwoordigen

  • 1. Om te kunnen voldoen aan de grote transitie-opgaven van de veehouderij nemen de Sectororganisaties het voortouw om noodzakelijke doorbraakinnovaties in de veehouderij te laten ontwikkelen, gericht op integrale ontwikkeling van het totale bedrijf (techniek, management, enz.) van de toekomst.

  • 2. De Sectororganisaties zijn verantwoordelijk voor gecoördineerde en afgestemde inbreng in het Regieorgaan.

  • 3. De Sectororganisaties leveren inhoudelijke expertise in de werkgroep, de taakgroep sensor- en datasystemen en de taakgroep mestverwerking en -verwaarding.

  • 4. De Sectororganisaties die veehouderijsectoren vertegenwoordigen spannen zich in om financiële middelen beschikbaar te (laten) stellen voor doorbraakinnovaties.

  • 5. De Sectororganisaties die veehouderijsectoren vertegenwoordigen zetten hun communicatiekanalen in voor informatievoorziening richting veehouders. Zij dragen bij aan het creëren van draagvlak voor het versneld implementeren van innovaties door te communiceren over praktijkpilots, wet- en regelgeving en subsidiemogelijkheden.

  • 6. De Sectororganisaties stellen hun expertise en ervaring beschikbaar bij de inrichting van het innovatieloket. De sectororganisaties stimuleren waar nodig hun achterban om gebruik te maken van het innovatieloket.

  • 7. De Sectororganisaties die veehouderijsectoren vertegenwoordigen verkennen de mogelijkheden om de individuele veehouder bij het uittesten van nieuwe doorbraakinnovaties op zijn bedrijf in mindere mate risicodragend te laten zijn. Hiertoe wordt verkend of het behulpzaam is om een innovatiestichting in te richten.

Artikel 7. Inzet en acties FME

FME zet haar communicatiekanalen in om haar achterban binnen de technologiesector bij de transitie-uitdagingen van duurzame veehouderij te betrekken, waar nodig bij het leveren van (cross-sectorale) deskundigheid in het innovatieproces vanuit zowel technisch, economisch, juridisch als sociaal perspectief.

Artikel 8. Inzet en acties Maatschappelijke organisaties

Maatschappelijke organisaties als de Dierenbescherming zijn in de positie om maatschappelijke wensen en zorgen in te brengen in het Regieorgaan, en om maatschappelijke discussies te kunnen initiëren, hieraan deel te nemen en deze – tot op zekere hoogte – te beïnvloeden. Daarnaast hebben zij vaak kennis over specifieke onderwerpen die relevant zijn voor het Regieorgaan. Maatschappelijke organisaties in het Regieorgaan nodigen andere (maatschappelijke) organisaties uit om in een klankbordgroep te adviseren, op basis van hun expertise en hun kennis van en invloed op maatschappelijke acceptatie van innovaties op het gebied van bijvoorbeeld dierenwelzijn, natuur en milieu.

Artikel 9. Instelling en werkwijze Regieorgaan

  • 1. Er is een Regieorgaan Versnellen innovatie emissiereductie duurzame veehouderij om het doel, genoemd in artikel 2, te bewerkstelligen.

  • 2. Het Regieorgaan bestaat uit een stuurgroep, een werkgroep, een taakgroep Sensor- en datasystemen en een taakgroep Mestverwerking en -verwaarding.

  • 3. Het Regieorgaan bestaat uit een vertegenwoordiging van de Rijksoverheid, de Provincies, de VNG, de Sectororganisaties en de Maatschappelijke organisatie(s).

  • 4. De onafhankelijke voorzitter van het Regieorgaan is tevens voorzitter van de stuurgroep en wordt aangewezen door LNV. De voorzitter is onpartijdig en spreekt waar nodig elk van de Partijen aan op hun deelname en inbreng. De voorzitter spant zich samen met de Partijen in om de doelen van dit convenant te behalen.

  • 5. Leden van de stuurgroep zijn vertegenwoordigers van: Rijksoverheid (2 personen: LNV (1 persoon) en IenW (1 persoon)), Provincies (2 personen), Sectororganisaties (3 personen, waarvan 1 namens FME), VNG (1 persoon) en Maatschappelijke organisaties (1 persoon).

  • 6. De stuurgroep neemt beslissingen met consensus en kan besluiten om adviezen en besluitvorming aan het Bestuurlijk Overleg (BO) voor te leggen ter vaststelling. De stuurgroep komt eens per 2 maanden bijeen of volgens een andere door de stuurgroep gekozen frequentie.

  • 7. De stuurgroep kan taakgroepen instellen met als doel om op een specifiek domein kennis en expertise te bundelen en voortgang te boeken. Taakgroepen krijgen daarbij de opdracht om het vraagstuk waar ze aan werken integraal te benaderen.

  • 8. De werkgroep heeft onder andere leden met expertise op het gebied van duurzame emissiearme veehouderijsystemen. Deelnemers in de werkgroep zijn vertegenwoordigers van de volgende organisaties: LNV, IenW, RVO, VNG, Provincies, Dierenbescherming, de diersectoren (varkens-, melkvee-, kalver-, geiten- en pluimveehouderij) en FME. De werkgroep komt een keer per maand bijeen.

  • 9. Ondersteuning van doorbraakinnovaties door het Regieorgaan wordt georganiseerd door een projectbureau, bestaande uit een door LNV aangestelde programmacoördinator, benodigde ondersteuning en secretariaat.

Artikel 10. Taken Regieorgaan

  • 1. Taken van het Regieorgaan zijn in ieder geval het organiseren, ondersteunen en evalueren van de praktijkpilots om de ontwikkeling van doorbraakinnovaties te versnellen en te werken aan een succesvolle introductie in de praktijk binnen de bestaande wettelijke kaders en te adviseren over – indien nodig en wenselijk vanwege belemmeringen – nieuwe of aanvullende wettelijke kaders. Langs deze weg wordt integraal toegewerkt naar een verbinding tussen emissiereductie met duurzame emissiearme veehouderijsystemen.

    Daarnaast zijn taken het uitbrengen van adviezen over:

    • Ontwikkeling van een regelgeving- en toetsingssysteem voor doelsturing op emissies met een borgingssystematiek voor continu meten, ondersteund door de Taakgroep Sensor- en datasystemen.

    • Innovatie van (hoogwaardige) mestverwerking, -verwaarding en benutting van mest, ondersteund door de Taakgroep Mestverwerking en -verwaarding.

    Bij de coördinatie door het Regieorgaan zal in het begin de focus liggen op advies over praktijkpilots die voor diverse vraagstukken komen te staan en naar het einde toe zal de focus meer liggen op het vertalen van uitkomsten van baanbrekende innovaties waarover het Regieorgaan gevraagd en ongevraagd, adviezen uit kan brengen of aanbevelingen doen aan de Rijksoverheid. Het Regieorgaan zal zich inspannen dat de praktijkpilots en open vraagstukken worden gemonitord en geadresseerd.

    Praktijkpilots gericht op het creëren van werkbare en implementeerbare oplossingen, die invulling geven aan de uitdagingen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en het Provinciaal Programma Landelijk Gebied (PPLG), kunnen een onderdeel zijn van de werkzaamheden van het Regieorgaan.

  • 2. Het Regieorgaan kan adviezen uitbrengen over regelgeving, financiering, en aan de sector voorstellen doen voor samenwerkings- en financieringsvormen of het verbeteren van kennisuitwisseling rond de werking van doorbraakinnovaties, zodat, als deze in de praktijk bewezen goed werken, breed toegepast kunnen gaan worden in de veehouderij. Voor sectorpartijen gaat het bijvoorbeeld om het ontwikkelen van innovaties en de daarbij benodigde afspraken, voor de Rijksoverheid gaat het dan bijvoorbeeld over regulering. De benodigde versnelling komt nu niet goed tot stand door belemmeringen in alle onderdelen van de keten. Het Regieorgaan moet middels samenwerking die belemmeringen wegnemen. Het Regieorgaan kan ook andere partijen in de keten adviseren, zoals stal- en voerleveranciers en afnemers.

  • 3. De stuurgroep heeft als taak om kaders en prioriteiten te stellen en de strategische voorbereiding van het Bestuurlijk Overleg. De stuurgroep vervult zijn taak onder meer door aan het BO aanbevelingen te doen t.a.v. het ondersteunen van kansrijke praktijkpilots en aan de hand van de beoordeling van de (uitkomsten van) praktijkpilots aan het BO voorstellen te doen die strekken tot de succesvolle ontwikkeling van doorbraakinnovaties.

  • 4. De werkgroep heeft de functie van klankbord en heeft een inhoudelijke en coördinerende rol bij de voorbereiding van vergaderingen van de stuurgroep. Voor de werkgroep is advisering van en kennisuitwisseling tussen de Partijen een doorlopende activiteit.

  • 5. De werkgroep heeft onder meer tot taak om doorbraakinnovaties te laten beoordelen op hun gewogen (integrale) bijdrage aan emissiereductie en de mogelijkheden om dit in de praktijk te kunnen gebruiken, en adviseert de stuurgroep over de instelling en ondersteuning van praktijkpilots. Ook kan worden geadviseerd over het faciliteren van reeds bestaande praktijkpilots. Daarbij kan de werkgroep adviseren op het vlak van bijvoorbeeld voorstellen voor samenwerkings- en financieringsvormen.

  • 6. De werkgroep heeft ook tot taak om knelpunten op te pakken die naar boven komen naar aanleiding van ervaringen die worden opgedaan in de praktijkpilots.

    Dit kan op allerlei vlakken van toepassing zijn, bijvoorbeeld de wijze van samenwerking en kennisdeling.

  • 7. De werkgroep verkent mogelijkheden om belemmeringen die de snellere totstandkoming van innovaties in de weg staan te identificeren en analyseren en daarvoor in gezamenlijk overleg voorstellen voor oplossingen aan te dragen aan de stuurgroep.

  • 8. De werkgroep kan zich op specifieke terreinen laten adviseren door de taakgroepen Sensor- en datasystemen resp. Mestverwerking en -verwaarding. Tussen de taakgroepen enerzijds en de werkgroep anderzijds vindt voortdurend kennisuitwisseling en advisering plaats in beide richtingen.

  • 9. De werkgroep maakt een overzicht van alle relevante baanbrekende praktijkpilots die zich richten op (onderdelen van) emissiereductie, in termen van: emissiecomponent (ammoniak, broeikasgas, fijnstof, geur) per veehouderijsector (runderen, kalveren, varkens, pluimvee, geiten) voor zover die bij kunnen dragen aan het doel van het convenant.

  • 10. De werkgroep formuleert uitgangspunten, waarop de stuurgroep beslissingen neemt indien noodzakelijk, voor een onderbouwing van de emissiebeperkende eigenschappen van innovatieve duurzame emissiearme veehouderijsystemen die voldoende draagkrachtig zijn om beslissingen met rechtsgevolgen te kunnen motiveren en praktijkpilots te kunnen evalueren.

  • 11. De werkgroep maakt een inventarisatie van welke resultaten de praktijkpilots op kunnen leveren voor succesvolle introductie van innovatieve duurzame emissiearme veehouderijsystemen. Hierbij wordt gestreefd naar een indeling en evenwichtige verdeling naar sector en emissiecomponent.

  • 12. De werkgroep stelt in gezamenlijk overleg beoordelingscriteria op, waarmee een gewogen prioritering van doorbraakinnovaties mogelijk wordt. Hierbij wordt ook gekeken naar overlap in doelen, aanpak en focus, dan wel over uitbreiding van bestaande of nieuw op te starten praktijkpilots. Het is van belang om hiervoor een gedegen proces in te richten, zodat het overzicht van lopende processen steeds vollediger wordt, initiatiefnemers op een goede manier verder geholpen worden en voor betrokkenen duidelijk is wie hierin welke rol vervult. De beoordelingscriteria worden gebruikt om tot gewogen beoordelingen van innovatievoorstellen te komen, die kunnen leiden tot doorbraakinnovaties in de verschillende veehouderijsectoren. De werkgroep geeft op basis hiervan advies aan de stuurgroep over selectie van kansrijke doorbraakinnovaties die voor ondersteuning in aanmerking komen.

  • 13. De werkgroep legt zo snel mogelijk na de start een procedure voor de beoordeling van innovatievoorstellen aan de stuurgroep voor. In de procedure is in ieder geval opgenomen welke inhoudelijke expertise betrokken moet worden bij de beoordeling van de innovatievoorstellen. Ook moet de procedure voorzien in een integrale benadering bij de beoordeling van de innovatievoorstellen.

  • 14. De werkgroep stelt zo snel mogelijk na de start een gemeenschappelijk gedragen plan vast voor het komende jaar, waar de innovatievoorstellen per diersector onderdeel van zijn. In dit plan worden de prioritaire acties voor de werkgroep en voor de genoemde taakgroepen opgenomen. Ook worden hierin afspraken opgenomen over hoe en wanneer naar buiten wordt gecommuniceerd over activiteiten en adviezen die in het kader van dit convenant plaatsvinden en worden opgesteld. Partijen zetten zich in om dit plan en de acties die hieruit voortvloeien te realiseren.

Artikel 11. Taakgroepen

  • 1. De Taakgroep Sensor- en datasystemen heeft als taak het begeleiden van de ontwikkeling van een systematiek om bedrijfsspecifiek ammoniak- en broeikasgasemissies van stallen continu te kunnen meten.

    Voor fijnstof en geur wordt de ontwikkeling van sensoren ook meegenomen.

    Doel van de taakgroep Sensor- en datasystemen binnen het Regieorgaan is om als klankbord te dienen, waarbij de ervaringen uit het Regieorgaan ingebracht kunnen worden in het deelprogramma bedrijfsspecifiek meten van het Nationaal Kennisprogramma Stikstof (NKS)8.

    Deze taakgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Rijksoverheid, waaronder LNV, Sectororganisaties, Provincies en andere overheden, zoals omgevingsdiensten, en drie thematische landelijke coördinatoren (richtlijnen voor gebruik, datagebruik en -uitwisseling en juridische aspecten).

    Binnen deze taakgroep werken, in opdracht van LNV, inhoudelijke experts aan standaarden op het gebied van metingen, dataopslag, dataverwerking en juridische vraagstukken. De Provincies en Sectororganisaties fungeren als klankbord voor de inhoudelijke experts.

  • 2. De Taakgroep Mestverwerking en -verwaarding heeft de volgende taken:

    • Praktijk en onderzoek bij elkaar brengen op het gebied van mestverwerking, mestverwaarding, mestbewerking en haar toepassingen.

    • Sectorale toekomstvisies ontwikkelen op stalsystemen in relatie tot mestverwerking en -verwaarding (business case) en het gebruik van deze producten in de plantaardige teelten.

    • Overzicht hebben van lopende onderzoeken en voorstellen te doen waar dit aangevuld zou kunnen worden vanuit de opgestelde toekomstvisies, ten behoeve van een kennisagenda.

    • Input leveren (agenderen en reageren) en knelpunten signaleren voor de werkgroep over ontwikkeling en aanpak mestverwerking en -verwaarding in relatie tot bedrijfs- en stalsystemen ten behoeve van integrale emissiereductie (stal, mest, veld).

    • Adviseren over het opzetten van diverse praktijkpilots en experimenteerruimtes die ook gericht worden op mestverwerking en -verwaarding ten behoeve van doorbraakinnovaties.

    • Mogelijkheden ontwikkelen van borgingssysteem waaronder private certificering van emissiereductie broeikasgassen uit mest met relevante partijen.

    • Communicatie naar markt en sector over mogelijkheden mestverwerking en -verwaarding en daarmee samenhangende emissiereductie en benutting nutriënten.

      Deze taakgroep wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van: LNV (voorzitter), Nederlands Centrum voor Mestverwaarding (voorbereiden inhoudelijke voorstellen), veehouderijsectoren, akkerbouwsector (bijvoorbeeld Brancheorganisatie Akkerbouw), intermediairs en mestverwerkers (bijvoorbeeld Cumela en Dumipro), groen gas producenten (bijvoorbeeld Platform Groen Gas), provincies (IPO en zandprovincies).

      Per onderwerp kan worden bekeken om partijen meer of minder te betrekken en andere sectoren en deskundigen aan te haken (bijvoorbeeld kennisinstellingen, specialisten op het gebied van vergunningverlening (VTH).

Artikel 12. Projectbureau

  • 1. Het Regieorgaan beschikt voor de uitvoering van dit convenant over een projectbureau.

  • 2. Deze heeft als taken:

    • Het ondersteunen van de voorzitter van het Regieorgaan.

    • De overleggen van de werkgroep en de stuurgroep binnen het regieorgaan voor te bereiden en hiervan verslag te (laten) doen.

    • Samen met Partijen uitvoering te geven aan de besluiten die het Regieorgaan neemt.

    • Partijen te ondersteunen bij het uitvoeren van hun inzet en acties in het kader van dit convenant.

    • Op reguliere basis rapporteren aan het BO over de voortgang van de activiteiten in het kader van dit convenant.

    • Te fungeren als aanspreekpunt voor alle Partijen en relevante stakeholders.

  • 3. Het projectbureau organiseert financiële en juridische expertise, gebruikmakend van de expertise die beschikbaar is bij de verschillende Partijen.

Artikel 13. Uitvoering in overeenstemming met het Unierecht

  • 1. De toepassing en uitwerking van dit convenant en van de daaruit voortvloeiende afspraken en maatregelen mogen niet strijdig zijn met het recht van de Europese Unie, in het bijzonder voor zover deze vallen onder de werking van de Europese regels met betrekking tot aanbesteding, mededinging, staatssteun en technische normen en voorschriften.

  • 2. Bij de uitvoering van dit convenant zullen Partijen zijnde private partijen borgen dat de handelingen in het kader van de uitwerking van dit convenant niet in strijd zijn met het Europese of nationale mededingingsrecht, zo nodig, door deze vooraf te laten beoordelen door een daartoe door hun gezamenlijk aangewezen mededingingsjurist.

  • 3. Voor het uitwisselen van persoonsgegevens of andere gegevens in het kader van dit convenant, zoals bedrijfsgegevens, concurrentiegevoelige informatie, en de verwerking daarvan, maken partijen zodanige afspraken dat wordt voldaan aan de eisen die van toepassing zijn op basis van de Europese en nationale wet- en regelgeving, zoals de Algemene Verordening Gegevensverwerking en de Wet open overheid, daaraan stelt.

Artikel 14. Wijzigingen

  • 1. Elke Partij kan de andere Partijen schriftelijk verzoeken om het convenant te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle Partijen.

  • 2. Partijen treden in overleg binnen zes weken nadat een Partij de wens daartoe aan de andere Partijen schriftelijk heeft medegedeeld.

  • 3. De wijziging en verklaringen tot instemming worden in afschrift als bijlagen aan dit convenant gehecht.

Artikel 15. Evaluatie

Partijen zullen de uitvoering en werking van dit convenant twee jaar na de publicatie evalueren en zo nodig aanbevelingen doen over verlenging na drie jaar.

Artikel 16. Financiën

  • 1. Partijen zullen op grond van hun eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden beslissen over het beschikbaar stellen van financiële of andere middelen. Aan de hand van een door het Regieorgaan voor te stellen meerjarenprogramma en jaarlijks vast te stellen jaarplan.

  • 2. Het projectbureau van het Regieorgaan wordt gefinancierd door LNV. Het Regieorgaan wordt gehoord over de hoogte van de financiering.

  • 3. De Rijksoverheid en Provincies zullen bij het beschikbaar stellen van een bijdrage de relevante Unierechtelijke en nationale wet- en regelgeving en procedures in acht nemen.

Artikel 17. Toetreding van nieuwe partijen

  • 1. Er kunnen nieuwe partijen toetreden tot dit convenant.

  • 2. Een nieuwe partij maakt haar verzoek tot toetreding schriftelijk bekend aan het Regieorgaan. Zodra alle Partijen schriftelijk hebben ingestemd met het verzoek tot toetreding, ontvangt de toetredende partij de status van Partij van het convenant en gelden voor die Partij de voor haar uit het convenant voortvloeiende rechten en verplichtingen.

  • 3. Het verzoek tot toetreding en de verklaring tot instemming worden als bijlage aan dit convenant gehecht.

  • 4. Het Regieorgaan kan organisaties actief benaderen om te verzoeken tot toetreding.

Artikel 18. Toepasselijk recht

Op dit convenant is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.

Artikel 19. Geschillen

  • 1. Dit convenant is niet in rechte afdwingbaar.

  • 2. Een partij die meent dat een geschil bestaat, deelt dat schriftelijk aan de andere partijen mee. De mededeling bevat een aanduiding van het geschil.

  • 3. Binnen 20 werkdagen na de dagtekening van de in het tweede lid bedoelde mededeling zendt elke partij zijn zienswijze omtrent het geschil, alsmede een voorstel voor een oplossing daarvan, aan de andere partijen.

  • 4. Binnen 20 werkdagen na afloop van de in het derde lid genoemde termijn overleggen partijen over een oplossing van het geschil. Elke partij kan zich door deskundigen doen bijstaan. Indien één van partijen binnen 10 werkdagen na afloop van de in het derde lid genoemde termijn de wens daartoe kenbaar maakt, wordt het overleg voorgezeten door een door partijen gezamenlijk of, bij gebreke van overeenstemming daarover binnen twee werkdagen na deze termijn, door een door LNV te benoemen voorzitter.

  • 5. Elke partij draagt de eigen kosten, voortvloeiend uit de procedure van het tweede tot en met het vierde lid. De kosten van de in het vierde lid bedoelde voorzitter worden door elke partij voor een gelijk deel gedragen.

Artikel 20. Opzegging

Elke Partij kan dit convenant met inachtneming van een opzegtermijn van zes weken schriftelijk opzeggen.

Artikel 21. Openbaarmaking

  • 1. Na ondertekening van dit convenant wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 2. Bij wijzigingen in het convenant vindt het eerste lid overeenkomstige toepassing.

  • 3. Van toetreden, uittreden, opzeggen of ontbinden wordt melding gemaakt in de Staatscourant.

Artikel 22. Inwerkingtreding

  • 1. Dit convenant treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening door alle Partijen en eindigt op de dag drie jaar na openbaarmaking in de Staatscourant.

  • 2. Partijen nemen de uitvoering van alle in dit convenant genoemde afspraken zo snel mogelijk ter hand.

Artikel 23. Citeertitel

Dit convenant wordt aangehaald als: Convenant Regieorgaan Versnellen innovatie emissiereductie duurzame veehouderij.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Den Haag, 30 november 2023

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink

Den Haag, 30 november 2023

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

Den Haag, 9 november 2023

Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe, J. Otter

Assen, 15 november 2023

Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland, J. Klopman

Flevoland, 10 november 2023

Gedeputeerde Staten van de provincie Friesland, F.M. Wiersma

Leeuwarden, 29 november 2023

Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, H.R. Zoet

Arnhem, 13 november 2023

Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, H.E. Emmens

Groningen, 14 november 2023

Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg, J.J.M. Kuntzelaers

Maastricht, 10 november 2023

Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant, M.P.M. Oudenhoven

’s Hertogenbosch, 28 november 2023

Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland, J. Beemsterboer

Haarlem, 15 november 2023

Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel, G.H. ten Bolscher

Zwolle, 10 november 2023

Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht, W.R.C. Sterk

Utrecht, 13 november 2023

Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland, A.R.M. Vael

Middelburg, 15 november 2023

Vereniging van Nederlandse Gemeenten, M. Boumans

Doetinchem, 13 november 2023

Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt, R.J.E. Meijer

Witteveen, 15 november 2023

Producentenorganisatie Varkenshouderij, L. Verriet

Ede, 16 november 2023

De Coalitie Vitale Varkenshouderij, W.E.M. Zwanenburg

Uden, 11 november 2023

LTO Nederland, S. van der Tak

Den Haag, 29 november 2023

Platform Melkgeitenhouderij, J.G. Tolboom

Dalfsen, 22 november 2023

Stichting Brancheorganisatie Kalversector, J.J. Atsma

Surhuisterveen, 14 november 2023

Nederlandse Melkveehouders Vakbond, H. Bleker

Abbekerk, 16 november 2023

Dutch Dairy Board, J.S. van Keimpema

Heerenveen, 24 november 2023

Vereniging FME, Th.J. Henrar

Zoetermeer, 17 november 2023

Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren, E.A. Bien

Den Haag, 16 november 2023

Naar boven