Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 12 december 2023, nr. 5050473, tot wijziging van de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet, uitbreiding van de bevoegdheden in domein I met betrekking tot verkeershandhaving, verduidelijking van de systematiek in het kader van een veilige publieke taak en enkele technische wijzigingen

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 142, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en artikel 17, derde lid, van de Wet op de economische delicten;

Besluit:

ARTIKEL I

A

In de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar wordt Domein I. Openbare als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen 1 tot en met 30 worden vervangen door:

  • ‘1. Besluit personenvervoer 2000;

  • 2. Hoofdstuk 7 Binnenvaartpolitiereglement;

  • 3. Binnenvaartwet;

  • 4. Alcoholwet juncto artikel 1 Wet op de economische delicten en de artikelen 45 en 45a Alcoholwet;

  • 5. Huisvestingswet 2014;

  • 6. Verordeningen en/of keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen;

  • 7. Tabaks- en rookwarenwet juncto artikel 1 Wet op de economische delicten;

  • 8. Visserijwet 1963 juncto artikel 1a Wet op de economische delicten en artikel 55 Visserijwet;

  • 9. Artikel 2.3.6 Vuurwerkbesluit juncto artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto artikel 1a Wet op de economische delicten;

  • 10. Alleen voor stilstaand verkeer: artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV).

    Voor zover van toepassing ook voor rijdend verkeer: de artikelen 4, 5, 6, 8, 10, 28, 57, 60 en 82 RVV, en artikel 62 RVV juncto bijlage I, hoofdstukken C (geslotenverklaring) en D (rijrichting), RVV. Handhaving op het negeren van een C- of D-bord is toegestaan in relatie tot de leefbaarheid, waaronder het tegengaan van overlast door sluipverkeer en het verbeteren van de leefbaarheid door bepaalde gebieden af te sluiten voor (vracht)auto’s, zoals de zogeheten milieuzones.

    Voor zover van toepassing op fietsers en voetgangers:

    • 1. artikelen 35 en 35a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

    • 2. artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, voor zover het gaat om niet-gemotoriseerd verkeer;

    • 3. artikelen 62 juncto 68 lid 1 en onder c en 62 juncto 69 lid 1 en onder b van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, voor zover het gaat om niet-gemotoriseerd verkeer en voetgangers.

    Handhaving is slechts mogelijk wanneer in een gezamenlijk handhavingsarrangement de (rand)voorwaarden zijn beschreven waaronder handhaving zal plaatsvinden.

    Digitaal handhaven is slechts mogelijk bij overtreding van het RVV en na instemming van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie;

  • 11. Artikelen 30 en 34 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen;

  • 12. Titel VA van de Wet op de kansspelen;

  • 13. Wet openbare manifestaties;

  • 14. Artikel 72, 73, 74, 82a en 82b Wet personenvervoer 2000;

  • 15. Wet veiligheidsregio’s;

  • 16. Artikelen 175, 184, 184a, 185, 188, 199, 225, 231 tweede lid, 239, 266 juncto 267 onder 2°, 350, 351, 351bis, 352, 416, 417bis, 424 t/m 429, 430a, 435 onder 4°, 437, 437bis, 437ter, 438, 443 ook voor zover het gaat om overtreding van een noodverordening die of een noodbevel dat verband houdt met het COVID-19-virus, 447b tot en met 447e, 453 en 458 tot en met 461 Wetboek van Strafrecht;

  • 16a. Artikelen 177, 179, 180, 181, 182, 284, 285, 300 juncto 304 onder 3° Wetboek van Strafrecht, voor zover het gaat om de eigen veiligheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • 17. Winkeltijdenwet;

  • 18. Woningwet juncto artikel 1a Wet op de economische delicten met uitzondering van de volgende situaties:

    • 1. het feit is begaan in samenhang met andere economische delicten;

    • 2. het feit heeft betrekking op het verrichten van een omgevingsplanactiviteit bestaande uit een milieubelastende activiteit;

  • 19. Wrakkenwet;

  • 20. Zondagswet;

  • 21. Andere strafbare feiten, indien hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek of voor een concreet project door een officier van Justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek of project;

  • 22. Artikel 6d lid 8 Wet publieke gezondheid;

  • 23. De volgende artikelen van de Omgevingswet:

    • Artikel 2.38 en artikel 4.3 lid 1 aanhef en onder g juncto artikel 1a aanhef en onder 3° van de Wet op de economische delicten.

    • Artikel 4.3 lid 1 aanhef en onder a en artikel 5.1 lid 1 aanhef en onder a juncto artikel 1a aanhef en onder 2° van de Wet op de economische delicten, met uitzondering van de volgende situaties:

      • 1. het feit is begaan in samenhang met andere economische delicten, of;

      • 2. het feit heeft betrekking op het verrichten van een omgevingsplanactiviteit bestaande uit een milieubelastende activiteit.

    • Artikel 4.3 lid 1 aanhef en onder b en c en artikel 5.1 lid 1 aanhef en onder a, lid 2 aanhef en onder c en artikel 5.3 en artikel 10.1 lid 1 van de Wet milieubeheer juncto artikel 1a aanhef en onder 1° van de Wet op de economische delicten, voor zover:

      • 1. het gaat om feiten die een nadelige invloed hebben of kunnen hebben op de leefbaarheid in de publieke ruimte, of;

      • 2. het lozingsactiviteiten betreft op of in de bodem, of;

      • 3. het lozingsactiviteiten betreft op een oppervlaktewaterlichaam of op een zuiveringtechnisch werk.

    • Artikel 5.1 lid 1 aanhef en onder a en artikel 5.4 juncto artikel 1a aanhef en onder 2° en 3° van de Wet op de economische delicten, voor zover een vergunning is vereist om het geheel of gedeeltelijk vellen van een houtopstand of het aanbrengen van handelsreclame.’

2. In onderdeel 4 (nieuw) wordt na ‘Alcoholwet;’ een voetnoot ingevoegd, luidende:

  • ‘1. Overigens is voor de opsporingsbevoegdheid met betrekking tot uitsluitend de artikelen 45 en 45a Alcoholwet de opleiding bedoeld in artikel 3, onderdeel a, van de Regeling toezichthoudende ambtenaren niet vereist.’

3. In onderdeel 16a (nieuw) wordt na ‘opsporingsambtenaar;’ een voetnoot ingevoegd, luidende:

  • ‘2. Voor interpretatie van deze artikelen wordt verwezen naar de Beleidsregels buitengewoon opsporingsambtenaar paragraaf.’

B

In de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar wordt Domein II. Milieu, welzijn en infrastructuur als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen 1 tot en met 20 worden vervangen door:

  • ‘1. Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  • 2. Herziene Rijnvaartakte;

  • 3. Meetbrievenwet 1981;

  • 4. Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart;

  • 5. Schepenwet;

  • 6. Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967;

  • 7. Vaarplichtwet;

  • 8. Verordeningen en/of keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen;

  • 9. Artikelen 30 en 34 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen;

  • 10. Wet behoud scheepsruimte 1939;

  • 11. Wet op de dierproeven;

  • 12. Wet openbare manifestaties;

  • 13. De in de artikelen 1 en 1a van de Wet op de economische delicten genoemde wettelijke voorschriften, wetten en EU-verordeningen. Ten aanzien van het bepaalde bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) is, met uitzondering van de opsporingsambtenaren, aangewezen in artikel 1, onder b, van het Besluit aanwijzing toezichthouders en opsporingsambtenaren Inspectie Leefomgeving en Transport betreffende vervoerswetgeving, de bevoegdheid van de boa daarbij beperkt tot de volgende artikelen:

    • a. de artikelen 20g, 29, 29a, 30, 30a, 33, 34, 34a en 35 WVW;

    • b. alleen voor stilstaand verkeer: artikel 5 WVW en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV);

    • c. voor zover van toepassing ook voor rijdend verkeer: de artikelen 4, 5, 6, 8, 10, 28, 57, 60 en 82 RVV, en artikel 62 RVV juncto bijlage I hoofdstuk C (geslotenverklaring) en D (rijrichting) RVV. Handhaving op het negeren van een C- of D-bord is toegestaan voor zover de handhaving betrekking heeft op het tegengaan van overlast of op de bescherming van het milieu of de natuur.

      Digitaal handhaven is slechts mogelijk op overtreding van het RVV en na instemming van het Openbaar Ministerie. Een aanvraag tot instemming wordt getoetst aan de door het Openbaar Ministerie hiertoe vastgestelde kaders. De toepasselijke kaders zijn te vinden op www.om.nl/digitaalhandhavenRVV;

  • 14. Artikelen 141, 157, 160 t/m 163, 172, 173, 173a, 173b, 174, 175, 177, 179, 180, 181, 182, 184, 184a, 185, 198, 199, 216 t/m 225, 227b, 230, 231, tweede lid, 239, 240a, 266 juncto 267, onder 2°, 284, 285, 300 juncto 304, onder 3°, 307, 308, 310, 311, 314, 315, 321, 326, 329, 330, 337, 350, 351, 351bis, 352, 416, 417bis, 424 t/m 429, 430a, 435, onder 4°, 437, 437bis, 437ter, 447b, 447c, 447d, 447e, 453 en 458 t/m 461 Wetboek van Strafrecht;

  • 14a. Artikel 443 Wetboek van Strafrecht, voor zover het gaat om overtreding van een noodverordening die of een noodbevel dat verband houdt met het COVID-19-virus;

  • 14b. Artikelen 177, 179, 180, 181, 182, 284, 285, 300 juncto 304 onder 3° Wetboek van Strafrecht, voor zover het gaat om de eigen veiligheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • 15. Wrakkenwet;

  • 16. Zondagswet;

  • 17. Andere strafbare feiten, indien hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek of voor een concreet project door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek of project;

  • 18. Hoofdstuk Va Wet publieke gezondheid, met uitzondering van artikel 58j, eerste lid, onder f.’

2. In onderdeel 14b (nieuw) wordt na ‘opsporingsambtenaar;’ een voetnoot ingevoegd, luidende:

  • ‘3. Voor interpretatie van deze artikelen wordt verwezen naar de Beleidsregels buitengewoon opsporingsambtenaar paragraaf.’

C

In de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar wordt Domein III. Onderwijs als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 3 komt te luiden:

  • ‘3. Artikelen 184, 184a, 185, 266 juncto 267, onder 2°, 435 onder 4°, en 447e Wetboek van Strafrecht;’

2. Na onderdeel 3 wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

  • ‘3a. Artikelen 177, 179, 180, 181, 182, 284, 285, 300 juncto 304 onder 3° Wetboek van Strafrecht, voor zover het gaat om de eigen veiligheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar;’

3. In onderdeel 3a (nieuw) wordt na ‘opsporingsambtenaar;’ een voetnoot ingevoegd, luidende:

  • ‘4. Voor interpretatie van deze artikelen wordt verwezen naar de Beleidsregels buitengewoon opsporingsambtenaar paragraaf.’

D

In de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar wordt Domein IV. Openbaar vervoer als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 8 komt te luiden:

  • ‘8. Artikelen 141, 157, 184, 184a, 185, 225, 239, 266 juncto 267, onder 2°, 310, 311, 350, 416, 424, 426, 435, onder 4°, 447e en 461 Wetboek van Strafrecht;’

2. Na onderdeel 8a wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

  • ‘8b. Artikelen 177, 179, 180, 181, 182, 284, 285, 300 juncto 304 onder 3° Wetboek van Strafrecht, voor zover het gaat om de eigen veiligheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar;’

3. In onderdeel 8b (nieuw) wordt na ‘opsporingsambtenaar;’ een voetnoot ingevoegd, luidende:

  • ‘5. Voor interpretatie van deze artikelen wordt verwezen naar de Beleidsregels buitengewoon opsporingsambtenaar paragraaf.’

E

In de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar wordt Domein V. Werk, inkomen en zorg als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 6 komt te luiden:

  • ‘6. Wetboek van Strafrecht: artikelen 161 sexies, 161 septies, 184, 184a, 185, 189, 194, 197, 197a, 197b, 197c, 197d, 198, 225, 226, 227, 227a, 227b, 228, 229, 231, 266 juncto 267, onder 2°, 321, 322, 323a, 326, 336, 340, 341, 342, 343, 344, 345, 347, 348, 350a, 350b, 363, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quater.1, 435, onder 4°, 442, 447b, 447c, 447d, 447e, voor zover het feit van belang is voor de toepassing van wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen, met de uitvoering waarvan de organisatie (o.a. UWV, Inspectie SZW, belastingdienst, gemeenten, Kansspelautoriteit) krachtens de wet is belast dan wel voor de uitvoering van andere taken, voor het verrichten waarvan de organisatie krachtens de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen de goedkeuring heeft gekregen;’

2. Na onderdeel 6 wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

  • ‘6a. Artikelen 177, 179, 180, 181, 182, 284, 285, 300 juncto 304 onder 3° Wetboek van Strafrecht, voor zover het gaat om de eigen veiligheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar;’

3. In onderdeel 6a (nieuw) wordt na ‘opsporingsambtenaar;’ een voetnoot ingevoegd, luidende:

  • ‘6. Voor interpretatie van deze artikelen wordt verwezen naar de Beleidsregels buitengewoon opsporingsambtenaar paragraaf.’

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 december 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

TOELICHTING

Algemeen

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet komen enkele wetten en besluiten te vervallen en wordt de inhoud daarvan verplaatst naar het nieuwe stelsel van de Omgevingswet. Dat betekent dat de strafbaarstelling van veel omgevingsrechtelijke overtredingen na die datum ergens anders is geregeld. Met dit besluit wordt in een technische omzetting van de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaren (hierna: Domeinlijsten) voorzien en wordt verwezen naar generieke grondslagen in de wet. Voor de leesbaarheid van deze wijziging en vanwege enkele onderdelen die vervallen is ervoor gekozen om de onderdelen in Domein I en Domein II opnieuw vast te stellen.

Met deze wijziging worden ook de bevoegdheden van buitengewoon opsporingsambtenaren (hierna: boa’s) in het kader van verkeershandhaving uitgebreid. Bovendien is met betrekking tot de veilige publieke taak van de boa met deze wijziging een duidelijker onderscheid gemaakt tussen enerzijds de artikelen waarvoor boa’s volledig bevoegd zijn en anderzijds de artikelen waarop zij slechts mogen handhaven wanneer het de veiligheid van de boa zelf betreft. Deze systematiek is met een eerdere wijziging wel in Domein I gehanteerd en met deze wijziging wordt deze systematiek doorgevoerd in Domeinen II tot en met V. Er zijn verder nog enkele technische en redactionele wijzigingen aangebracht.

Artikelsgewijs

Lid A onder 1. Inwerkingtreding Omgevingswet voor Domein I

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de strafbaarstellingen in onderdelen 1 (oud), 2 (oud), 12 (oud), 15 (oud), 16 (oud), 17 (oud) en 22 (oud) Domein I verplaatst naar het nieuwe stelsel van de Omgevingswet. Voor de strafbaarstellingen in de onderdelen 18 (oud) en 26 (oud) Domein I geldt een gedeeltelijke verplaatsing naar het nieuwe stelsel van de Omgevingswet. In onderdeel 23 (nieuw) Domein I worden naar de onder de generieke grondslag hangende nadere regels in algemene maatregelen van bestuur, omgevingsplannen, omgevingsverordeningen of waterschapsverordeningen verwezen in combinatie met de strafbaarstelling van die regels in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Onderdeel 23, bullet 1 (nieuw)

De artikelen in onderdeel 17 (oud) zijn verplaatst naar het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 2.38 Omgevingswet.

Onderdeel 23, bullet 2 (nieuw)

De artikelen in onderdeel 22 (oud) en gedeelten van onderdeel 26 (oud) zijn verplaatst naar het Besluit bouwwerken leefomgeving en de omgevingsplannen. Met de beperkingen in dit nieuwe onderdeel wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de beperkingen in de oude onderdelen. Beperking nummer 3 is vervallen, omdat het Bouwbesluit 2012 vervalt met ingang van 1 januari 2024. Daarnaast is de beperking onder nummer 2 herschreven, omdat het begrip ‘inrichting’ met de komst van de Omgevingswet is losgelaten. In de Omgevingswet is er sprake van een regulering per activiteit.

Onderdeel 23, bullet 3 (nieuw)

De artikelen in onderdelen 1 (oud), 2 (oud), 12 (oud), 16 (oud) en 18 (oud) zijn onder het nieuwe stelsel van de Omgevingswet verplaatst naar de omgevingsplannen, omgevingsverordeningen, waterschapsverordeningen en het Besluit activiteiten leefomgeving. Een boa in Domein I kan alleen handhaven op de strafbaarstellingen in de nieuwe onderdelen als het gaat om feiten die een nadelige invloed hebben of kunnen hebben op de leefbaarheid in de publieke ruimte, of het lozingsactiviteiten betreft op of in de bodem, of het lozingsactiviteiten betreft op een oppervlaktewaterlichaam of op een zuiveringtechnisch werk. Met deze begrenzing is zoveel mogelijk aangesloten bij de begrenzing in de oude onderdelen.

Onderdeel 23, bullet 4 (nieuw)

De artikelen in onderdeel 15 (oud) zijn met de komst van de Omgevingswet verplaatst naar de omgevingsplannen en kunnen worden opgenomen in omgevingsverordeningen.

Lid B onder 1. Inwerkingtreding Omgevingswet voor Domein II

De onderdelen 10 (oud) en 13 (oud) vervallen, omdat de strafbaarstellingen zijn verplaatst in het nieuwe stelsel van de Omgevingswet. Een verdere aanpassing is niet nodig, omdat de boa op grond van onderdeel 13 (nieuw) voor de in artikel 1a van de Wet op de economische delicten genoemde wettelijke voorschriften, wetten en EU-verordeningen bevoegd kan zijn.

Lid A onder 1. Verkeershandhaving boa’s

Met de uitbreiding van bevoegdheden van boa’s en daarmee de intensivering in de handhaving zal het aantal overtredingen afnemen en de verkeersveiligheid verbeteren. Het gaat daarbij om het geen of onjuiste fietsverlichting voeren, het negeren van rood licht door fietsers en voetgangers, en het handheld telefoongebruik door fietsers. Met pilots is bekeken in hoeverre de boa’s in staat zijn deze aanvullende taken uit te voeren, tot welke resultaten dit leidt met betrekking tot de verkeersveiligheid en het nalevingsgedrag, en welke eventuele problemen en risico’s zich daarbij voordoen. Voorwaarde voor het handhaven van de onder punt 10 (nieuw) derde paragraaf genoemde overtredingen is het opstellen van een gedeeld handhavingsarrangement met het OM, de politie en de gemeente. Een handhavingsarrangement maakt inzichtelijk wanneer, door wie, met welk juridisch instrumentarium en met welke consequenties wordt opgetreden.

Leden B tot en met E. Veilige publieke taak boa’s

Eerder is in een werkgroep met vertegenwoordigers van mijn ministerie, de politie, het OM en gemeenten geconstateerd dat er onduidelijkheid is over hoe boa’s dienen te handelen wanneer zij worden geconfronteerd met agressie en geweld. Daarnaast was er behoefte aan meer bevoegdheden naast het opmaken van een proces-verbaal van bevindingen om een aanhouding te kunnen verrichten als opsporingsambtenaar en om daarbij gebruik te maken van de aan hen toegekende politiebevoegdheden en geweldsmiddelen. De wens was om duidelijker onderscheid te maken tussen de artikelen waarvoor boa’s volledig bevoegd zijn (domeinlijstnummers 16 (nieuw) onder Domein I, 14 (nieuw) onder Domein II, 3 onder Domein III, 8 onder Domein IV en 6 onder Domein V) en de artikelen waarop zij slechts mogen handhaven wanneer het de veiligheid van de boa zelf betreft (domeinlijstnummers 16a (nieuw) onder Domein I, 14b (nieuw) onder Domein II, 3a (nieuw) onder Domein III, 8b (nieuw) onder Domein IV en 6a (nieuw) onder Domein V). Deze systematiek is met een eerdere wijziging wel in Domein I gehanteerd (onderdelen 24 en 24a (oud)), maar niet in de andere domeinen. Met deze wijziging wordt deze systematiek ook doorgevoerd in domeinen II tot en met V. Voor interpretatie van deze artikelen wordt verwezen naar de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar paragraaf 4.1 Veilige publieke taak. Hierin is ook opgenomen hoe boa’s dienen te handelen bij deze artikelen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Naar boven