Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 december 2023, nr. 2023-0000561925, tot wijziging van de Tijdelijke regeling aanvullende dienstverlening in verband met de wijziging van het budget voor 2024

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 9 juncto 3, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies, en artikel 2.3, vijfde lid, van het Besluit SUWI;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE TIJDELIJKE REGELING AANVULLENDE DIENSTVERLENING

De Tijdelijke regeling aanvullende dienstverlening wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 17, derde lid, en artikel 18, derde lid, wordt ‘31 december 2023’ vervangen door ‘31 januari 2024’.

B

Artikel 22, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, wordt na ‘in 2023 € 23.516.926’ ingevoegd ‘, en in 2024 € 19.757.000’.

2. In onderdeel b, wordt na ‘waarbij het plafond in 2023’ ingevoegd ‘en in 2024’.

3. In onderdeel c, wordt na ‘in 2023 € 25.555.000’ ingevoegd ‘, en in 2024 € 21.000.000’.

C

Bijlage 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de zin ‘Budget voor kosten UWV en colleges van burgemeester en wethouders 2023’ vervalt ‘2023’.

2. Aan de tabel wordt een kolom toegevoegd, luidende:

Budget 2024

€ 492.653

€ 533.087

€ 500.579

€ 471.558

€ 485.853

€ 514.157

€ 532.504

€ 510.286

€ 454.747

€ 595.113

€ 952.694

€ 644.834

€ 497.422

€ 521.591

€ 663.901

€ 517.249

€ 455.102

€ 475.965

€ 752.473

€ 521.044

€ 493.149

€ 648.324

€ 516.862

€ 489.818

€ 779.818

€ 520.334

€ 735.626

€ 614.629

€ 649.244

€ 485.991

€ 470.928

€ 474.745

€ 520.588

€ 616.396

€ 647.738

€ 19.757.000

D

Aan de tabel in bijlage 5, wordt een kolom toegevoegd, luidende:

Totaal budget 2024

€ 334.419

€ 529.726

€ 372.704

€ 232.525

€ 301.574

€ 438.290

€ 526.910

€ 419.594

€ 151.320

€ 573.677

€ 2.520.000

€ 813.845

€ 357.453

€ 474.196

€ 905.945

€ 453.226

€ 153.034

€ 253.810

€ 1.333.777

€ 471.555

€ 336.815

€ 830.705

€ 451.355

€ 320.725

€ 1.465.859

€ 468.127

€ 1.252.398

€ 667.947

€ 835.147

€ 302.238

€ 229.481

€ 247.916

€ 469.352

€ 676.481

€ 827.872

€ 21.000.000

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

TOELICHTING

Algemeen

De Tijdelijke regeling aanvullende dienstverlening (hierna: Tijdelijke regeling) ziet op het versterken van de regionale samenwerking tussen werknemers- en werkgeversorganisaties, UWV en (centrum)gemeenten. Het doel van de intensievere regionale samenwerking is werkenden en werkzoekenden die hun baan zijn verloren of dreigen te verliezen, en gebaat zijn bij extra ondersteuning, snel en gericht te ondersteunen naar ander werk met behulp van aanvullende dienstverlening, waaronder scholing via praktijkleren in het mbo en dienstverlening werkfitbehoud voor de doelgroep banenafspraak. Met de Tijdelijke regeling worden nadere regels gesteld aan de vormgeving van de regionale samenwerking, het proces van de uitvoering van de aanvullende dienstverlening, scholing via praktijkleren in het mbo en werkfitbehoud crisisdienstverlening voor de doelgroep banenafspraak, de benodigde gegevensverwerking en -uitwisseling, de financiering van de inzet van werknemers- en werkgeversorganisaties, UWV en (centrum)gemeenten voor de samenwerking, en de financiering voor de inzet van aanvullende dienstverlening, scholing via praktijkleren in het mbo en dienstverlening werkfitbehoud voor de doelgroep banenafspraak. De regeling voorziet in middelen ter vergoeding van de personele inzet van partijen in de Regionale Mobiliteit Teams (RMT’s) en de inzet van aanvullende dienstverlening. Met deze wijziging van de Tijdelijke regeling zijn de budgetten voor de financiering van de personele inzet voor de samenwerking en de financiering voor de inzet van de dienstverlening, zoals genoemd in artikel 22, voor 2024 vastgesteld. Omdat de budgetten voor 2024 pas met ingang van 1 januari 2024 (de datum waarop deze wijzigingsregeling in werking is getreden) vaststaan, is de datum waarop partijen uiterlijk een gezamenlijke begroting, zoals bedoeld in artikel 17 en 18, voor het kalenderjaar 2024 dienen in te dienen, gewijzigd van 31 december 2023 in 31 januari 2024. De wijze waarop partijen toegang krijgen tot de verschillende budgetten, zoals beschreven in de artikelen 17, 18 en 19 van de Tijdelijke regeling, is ongewijzigd gebleven. De verdeling van de budgetten voor 2024 is toegevoegd aan de tabellen in bijlagen 4 en 5 en wordt hieronder nader toegelicht.

Budgetten voor de kosten van partijen voor de samenwerking in de RMT’s

Het totale beschikbare budget voor personele inzet (artikel 22, tweede lid, onderdelen a en b) is in 2024 € 33.457.000. Dit is € 3.760.000 lager dan in 2023. Met landelijke partijen (UWV en VNG) is overeengekomen dat het verschil ten opzichte van het financieel kader in 2023, ten laste komt van het budget voor UWV en colleges van burgemeester en wethouders (artikel 22, tweede lid, onderdeel a). Dit betekent dat het budget voor werknemers- en werkgeversorganisaties (artikel 22, tweede lid, onderdeel b) gelijk blijft aan dat van 2023.

De budgetten voor de personele inzet van partijen in 2024 zijn dan als volgt:

  • 1. Vergoeding kosten UWV en colleges van burgemeester en wethouders: € 19.757.000 inclusief alle kosten en eventuele btw voor (centrum)gemeenten en UWV. Het budget voor UWV en (centrum)gemeenten is met dezelfde verdeelsleutel als eerdere jaren verdeeld over de 35 arbeidsmarktregio’s. Dit betekent dat voor elke regio eenzelfde deel van het totale budget beschikbaar is als in 2023 het geval was. De regionale verdeling voor 2024 is toegevoegd aan bijlage 4 bij de regeling.

  • 2. Vergoeding kosten werknemers- en werkgeversorganisaties: € 13.700.000 inclusief alle kosten en eventuele btw voor werknemers- en werkgeversorganisaties.

Budget voor kosten voor inzet aanvullende dienstverlening

Het budgettaire kader voor de vergoeding van inzet van aanvullende dienstverlening, bedoeld in artikel 19, scholing via praktijkleren in het mbo, bedoeld in artikel 20, en dienstverlening werkfitbehoud, bedoeld in artikel 21, bedraagt € 21.000.000 in 2024. Bij de verdeling van het budget over de 35 regio’s is vastgehouden aan de verdeling van het budget in 2023. Dit betekent dat voor elke regio eenzelfde deel van het budget beschikbaar is als in 2023 het geval was. Overwogen is om de realisatiecijfers van regio’s mee te nemen in de verdeling. Hier is van afgezien aangezien deze cijfers door de tijd fluctueren en niet kan worden gesteld worden dat een regio met een lage realisatie in een bepaald jaar ook een lage realisatie zal hebben in het daaropvolgende jaar.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Dit onderdeel wijzigt de datum waarop de Minister uiterlijk de gezamenlijke begroting voor het kalenderjaar 2024 ontvangt van respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders en UWV (artikel 17, derde lid, van de Tijdelijke regeling), en werknemers-en werkgeversorganisaties (artikel 18, derde lid, van de Tijdelijke regeling). De datum is gewijzigd van 31 december 2023 in 31 januari 2024 omdat de budgetten voor 2024 (welke van belang zijn voor de begroting) op 1 januari 2024 bij deze wijzigingsregeling zijn vastgesteld. Derhalve was het niet mogelijk de begroting reeds op 31 december 2023 af te stemmen en in te dienen.

Artikel I, onderdeel B

Dit onderdeel stelt de budgetplafonds voor het kalenderjaar 2024 vast voor de financiering van a) de personele inzet voor de samenwerking, bedoeld in artikel 4, van de Tijdelijke regeling en b) de inzet van de dienstverlening, zoals omschreven in de Tijdelijk regeling. In beide gevallen betreft het een budgetplafond voor de regionale mobiliteitsteams gezamenlijk.

Artikel I, onderdeel C

Dit onderdeel voegt aan de tabel in bijlage 4, bij de Tijdelijke regeling, dat het budget voor de personele inzet voor UWV en colleges van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel a, van de Tijdelijke regeling, per arbeidsregio onderverdeelt, de budgetverdeling voor het jaar 2024 toe. Eveneens schrapt dit onderdeel het jaartal ‘2023’, omdat de bijlage betrekking heeft op zowel het jaar 2023 als het jaar 2024.

Artikel I, onderdeel D

Dit onderdeel voegt aan de tabel in bijlage 5, bij de Tijdelijke regeling, dat het budget voor de dienstverlening als bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel c, van de Tijdelijke regeling, per arbeidsregio onderverdeelt, de budgetverdeling voor het jaar 2024 toe.

Artikel II

De periode tussen publicatie en inwerkingtreding van deze regeling wijkt af van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden die krachtens aanwijzing 4.17, vierde onderdeel, van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) voor een ministeriële regeling geldt. Ingevolge aanwijzing 4.17, vijfde onderdeel, onder a, van de Ar, kan van deze minimumtermijn worden afgeweken indien hiermee aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor-of nadelen worden voorkomen. Gezien het belang van de continuering van dienstverlening aan de in de Tijdelijke regeling genoemde doelgroep, wordt door afwijking van de minimuminvoeringstermijn een publiek nadeel voorkomen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Naar boven