Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 28 november 2023, nr. WJZ/ 41045024, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met enkele aanpassingen in de subsidiemodule Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing

De Minister voor Klimaat en Energie,

Gelet op artikelen 2, eerste lid, 4, onderdelen a, b, d en g, 5, eerste en tweede lid, 10, 15, 19, tweede en derde lid, 25, 34, eerste lid, 44 en 50, tweede, vierde en negende lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4.5.1. wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsomschrijvingen ingevoegd:

biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal:

isolatiemateriaal waarvan ten minste 70% van de massa bestaat uit biobased materiaal als bedoeld in de EN16575:2014, genoemd in de environmental product declaration van de fabrikant en met een maximale milieukostenindicator van 0,85, genoemd in de categorie 1-kaart als bedoeld in de Nationale Milieudatabase van het betreffende product, bij een Rd-waarde van 3,5 m2K/W;

blokaansluiting voor warmte:
  • a. voorziening voor de levering van warmte aan wooneenheden waarvan de bewoners niet individueel beschikken over een overeenkomst met een warmteleverancier of waarvan de bewoners beschikken over een overeenkomst met een warmteleverancier die de verhuurder is van wooneenheden die op de blokaansluiting zijn aangesloten, en tevens lid is van een vereniging van eigenaars, en warmte levert aan zijn eigen huurders en aan de andere leden van die vereniging; of

  • b. aansluiting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van de Gaswet die is geregistreerd in het centraal aansluitingenregister, die in bedrijf is, en bestemd is voor de levering van gas aan twee of meer zelfstandige of onzelfstandige wooneenheden die niet individueel beschikken over een dergelijke aansluiting, ten behoeve van de productie van warmte met behulp van een individuele warmteproductie-installatie voor één wooneenheid waarvan de bewoner niet individueel beschikt over een overeenkomst met een warmteleverancier;

monument:

woning die zelfstandig of als onderdeel van een gebouw deel uitmaakt van cultureel erfgoed dat is ingeschreven als:

  • a. rijksmonument in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet;

  • b. gemeentelijk monument in een gemeentelijk erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.16 van de Erfgoedwet; of

  • c. provinciaal monument in een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17 van de Erfgoedwet;

2. De begripsomschrijving eigenaar-bewoner komt te luiden:

eigenaar-bewoner:

natuurlijke persoon die:

  • a. een woning in de gemeente waar de hiervoor bedoelde persoon ingeschreven staat in eigendom heeft waarin hij zijn hoofdverblijf heeft of direct na renovatie van deze woning zal hebben, waarbij onder renovatie mede begrepen wordt de realisatie van de activiteiten waarvoor subsidie op grond van deze regeling is aangevraagd; of

  • b. gerechtigde is in de gemeente waar de hiervoor bedoelde persoon ingeschreven staat van een bestaand appartement en in dat appartement zijn hoofdverblijf heeft of direct na renovatie van dat appartement zal hebben, waarbij onder renovatie mede begrepen wordt de realisatie van de activiteiten waarvoor subsidie op grond van deze regeling is aangevraagd;

B

Artikel 4.5.2. wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt in subonderdeel 3° ‘onder 70 kW’ vervangen door ‘tot 70 kW’ en wordt in subonderdeel 4° ‘van 70 kW’ vervangen door ‘van 71 kW’

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt in subonderdeel 5° ‘indien sprake is van meerdere warmtepompen binnen één installatie’ vervangen door ‘indien sprake is van meerdere warmtepompen aangesloten op hetzelfde verwarmings- of afgiftesysteem’

3. Het tweede lid, onderdeel b, subonderdeel 2°, komt te luiden:

  • 2°. een totale apertuuroppervlakte van ten hoogste 200 vierkante meter per verwarmings- of afgiftesysteem heeft;

4. In het tweede lid vervalt onderdeel c onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel c.

5. Het derde lid, onderdeel a, subonderdeel 2°, komt te luiden:

  • 2°. het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft en in geval van een monument is aangebracht na 31 december 2023 en een Rd-waarde van ten minste 2,5 m2K/W heeft; en

6. Het derde lid onderdeel b, subonderdeel 2°, komt te luiden:

  • 2°. het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft en in geval van een monument is aangebracht na 31 december 2023 en een Rd-waarde van ten minste 2,5 m2K/W heeft;

7. Het derde lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. glas-, kozijnpaneel- of deurisolatie in de bestaande thermische schil door:

    • 1°. het vervangen van ten minste 8 vierkante meter van de oppervlakte, of raamoppervlakte indien de maatregel is aangebracht na 31 december 2022, van glas, kozijnpanelen of deuren door HR++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K;

    • 2°. het vervangen van ten minste 8 vierkante meter van de oppervlakte, of raamoppervlakte indien de maatregel is aangebracht na 31 december 2022, van glas, kozijnpanelen of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn met een Uf-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,0 W/m2K;

    • 3°. het vervangen of toevoegen van ten minste 3 vierkante meter van de oppervlakte, of raamoppervlakte van een monument indien een maatregel is aangebracht na 31 december 2023, van glas, kozijnpanelen of deuren door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K; of

    • 4°. het vervangen of toevoegen van ten minste 3 vierkante meter van de oppervlakte, of raamoppervlakte van een monument indien een maatregel is aangebracht na 31 december 2023 van glas, kozijnpanelen of deuren door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een U-waarde van ten hoogste 1,5W/m2K, of triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn met een Uf-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K;

8. In het zevende lid wordt ‘onderdeel c of d’ vervangen door ‘onderdeel c’.

9. Het achtste lid vervalt onder vernummering van het negende lid tot achtste lid en in het achtste lid (nieuw) wordt ‘onderdeel d’ vervangen door ‘onderdeel c’.

C

Artikel 4.5.3. wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdelen a en b wordt na ‘1 januari 2022’ telkens ingevoegd ‘en voor 1 januari 2024’.

2. Het eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1°, komt te luiden:

  • 1°. tot 1 kW of een lucht-waterwarmtepomp ten behoeve van (tap)waterverwarming: € 500;

3. In het eerste lid worden de onderdelen c tot en met e vervangen door:

  • c. een verwarmingstoestel dat is geïnstalleerd op of na 1 januari 2024 en is uitgerust met een lucht-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a, bij een thermisch vermogen ten behoeve van ruimteverwarming bij bivalente temperatuur:

    • 1°. tot 1 kW lucht-waterwarmtepomp ten behoeve van (tap)waterverwarming: € 500;

    • 2°. vanaf 1 kW tot en met 70 kW en behorend tot de energie-efficiëntieklasse A++ of hoger: € 2.100, vermeerderd met € 150 voor elke kW thermisch vermogen bij bivalente temperatuur vanaf 1 kW;

    • 3°. van 71 kW of meer: € 1.650, vermeerderd met € 150 voor elke kW thermisch vermogen hoger dan 1 kW;

  • d. een verwarmingstoestel dat is geïnstalleerd op of na 1 januari 2024 en is uitgerust met een grond-waterwarmtepomp of met een water-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a, bij een thermisch vermogen bij referentieontwerptemperatuur:

    • 1°. tot 1 kW grond-waterwarmtepomp of water-waterwarmtepomp ten behoeve van (tap)waterverwarming: € 500;

    • 2°. van 1 kW tot en met 10 kW en behorend tot de energie-efficiëntieklasse A++ of hoger: € 4.200;

    • 3°. van meer dan 10 kW tot en met 70 kW en behorend tot de energie-efficiëntieklasse A++ of hoger: € 4.200, vermeerderd met € 150 voor elke kW thermisch vermogen hoger dan 10 kW;

    • 4°. van 71 kW of meer: € 3.750, vermeerderd met € 150 voor elke kW thermisch vermogen hoger dan 10 kW;

  • e. een zonneboiler als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel b, die is geïnstalleerd op of na 1 januari 2022, € 1,02 per kWh jaarlijkse zonne-energiebijdrage van de zonneboiler bij een apertuuroppervlakte van ten hoogste 10 vierkante meter en € 0,45 per kWh jaarlijkse zonne-energiebijdrage van de zonneboiler bij een apertuuroppervlakte van meer dan 10 vierkante meter;

  • f. een zonneboiler als bedoeld in artikel 4.5.2., tweede lid, onderdeel b, die is geïnstalleerd op of na 1 januari 2024:

    • 3°. € 0,28 per kWh jaarlijkse zonne-energiebijdrage van een zonneboiler met een apertuuroppervlakte van meer dan 10 vierkante meter;

  • g. een installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met één of meer windturbines als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel c, € 66 per m2 rotoroppervlak.

4. In het tweede lid, onderdelen a en b, wordt ‘tot 70 kW’ telkens vervangen door ‘tot en met 70 kW’.

5. Onder vernummering van het derde tot en met het zesde lid tot vijfde tot en met achtste lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 3. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, subonderdeel 1°, en onderdeel d, subonderdeel 1°, wordt verhoogd met:

    • a. € 225, indien de warmtepomp tot 1 kW ten behoeve van (tap)waterverwarming blijkens het etiket behoort tot de energie-efficiëntieklasse A+;

    • b. € 450, indien de warmtepomp tot 1 kW ten behoeve van (tap)waterverwarming blijkens het etiket behoort tot de energie-efficiëntieklasse A++.

  • 4. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, subonderdeel 2°, en onderdeel d, subonderdelen 2° en 3°, wordt verhoogd met € 225, indien de warmtepomp tot en met 70 kW blijkens het etiket behoort tot de energie-efficiëntieklasse A+++ of hoger.

D

Artikel 4.5.4. wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het tweede lid, onderdeel c, wordt ‘het vervangen van’ vervangen door ‘het vervangen van, of in geval van monumenten toevoegen, van’:

2. Aan het tweede lid, onderdeel c, worden de volgende subonderdelen toegevoegd:

  • 5°. glas, kozijnpanelen of deuren door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel c, subonderdeel 3°, € 23 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte;

  • 6°. glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen, € 10 per vierkante meter, voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K, bedoeld in subonderdeel 5°;

  • 7°. glas, kozijnpanelen of deuren door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren met een U-waarde van ten hoogste 1,5W/m2K als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel c, subonderdeel 4°, € 42,50 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte;

  • 8°. glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen, € 20 per vierkante meter, voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K als bedoeld in subonderdeel 7°;

  • 9°. triple-glas voor monumenten als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel c, subonderdeel 4°, € 65,50 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte;

  • 10°. glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen, € 45 per vierkante meter voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door triple glas als bedoeld in subonderdeel 8°;

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Indien is geïnvesteerd in biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal wordt de op basis van het eerste en tweede lid berekende subsidie voor maatregelen die zijn aangebracht op of na 1 januari 2024 per vierkante meter vermeerderd met:

    • a. € 5,– in geval van een investering in dakisolatie;

    • b. € 1,50 in geval van een investering in zolder- of vlieringvloerisolatie;

    • c. € 6,– in geval van een investering in gevelisolatie;

    • d. € 1,50 in geval van een investering in spouwmuurisolatie;

    • d. € 2,– in geval van een investering in vloerisolatie;

    • e. € 1,– in geval van een investering in bodemisolatie.

  • 6. De in het vijfde lid genoemde bedragen worden niet meegenomen bij de in het derde lid genoemde verdubbeling van de subsidiebedragen.

E

Artikel 4.5.5. komt te luiden:

De subsidie voor een investering voor de aansluiting op een warmtenet als bedoeld in artikel 4.5.2, vierde lid, bedraagt voor een individuele aansluiting als bedoeld in dat artikellid:

  • a. € 3.325 voor een aansluiting die is gerealiseerd voor 1 januari 2024;

  • b. € 3.775 voor een aansluiting die is gerealiseerd op of na 1 januari 2024.

F

Artikel 4.5.9. wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. het een aanvraag voor subsidie betreft voor een koopwoning met een blokaansluiting voor warmte.

2. Aan het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. het een aanvraag voor subsidie betreft voor een lucht-waterwarmtepomp, grondwaterwarmtepomp of water-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 4.5.2., tweede lid, onderdeel a, met een thermisch vermogen tussen 1 kW en 70 kW behorend tot een energie-efficiëntieklasse lager dan A++ en is aangebracht op of na 1 januari 2024.

3. In het achtste lid wordt ‘onderdelen c en d’ vervangen door ‘onderdeel c’.

G

Artikel 4.5.12. wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid komen de onderdelen a tot en met c te luiden:

  • a. indien het een investering voor een ruimteverwarmingstoestel als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a, betreft, vergezeld van de volledige berekening volgens tabel 8 van verordening (EU) 811/2013 of tabel 2 van verordening (EU) 813/2013 en het type en vulgewicht van het koudemiddel;

  • b. indien het een investering van een ondernemer in een lucht-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a, betreft, en de aansluiting waarop de lucht-waterwarmtepomp is aangesloten een lager netto energieverbruik heeft dan 50.000 KWh en 25.000 m3 aardgasequivalent, vergezeld van de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier;

  • c. indien het een investering voor een installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit via één of meer windturbines als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel c, betreft, vergezeld van:

    • 1°. een aanvraag van een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • 2°. een document waarin aannemelijk wordt gemaakt dat het verwachte rotoroppervlak per windturbine ten minste 50 m2 zal bedragen;

    • 3°. een document waaruit blijkt dat de installatie zal worden aangesloten op het openbare Nederlandse elektriciteitsnet via een aansluiting met ten hoogste een totale doorlaatwaarde van 3*80 A die op naam staat van de aanvrager.

2. In het vierde lid, onderdeel b, subonderdeel 2° wordt ‘de naam, merk, soort en dikte van het isolatiemateriaal’ vervangen door ‘de koopwoning’.

H

In artikel 4.5.13, tweede lid, vervalt onderdeel d onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel d en in onderdeel d (nieuw) wordt ‘artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel d’ vervangen door ‘artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel c’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 november 2023

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

TOELICHTING

Algemeen

Met deze wijzigingsregeling wordt ‘Titel 4.5. Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE)’ van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies op enkele onderdelen aangepast. De inhoudelijke aanpassingen betreffen de subsidievoorwaarden die betrekking hebben op isolatiemaatregelen voor monumenten, een bonus voor biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal, het verlengen van subsidie voor kleine windturbines, het aanpassen van subsidiebedragen voor zonneboilers en aansluitingen op een warmtenet en het bevorderen van de aanschaf van energie-efficiënte warmtepompen. Daarnaast zijn enkele redactionele aanpassingen gedaan die de leesbaarheid ten goede komen en is een enkele omissie hersteld.

Hierna worden deze aanpassingen verder toegelicht.

Monumenten (artikel I, onderdeel A, onderdeel B, vijfde tot en met zevende lid, en onderdeel D, eerste en tweede lid)

Om de ISDE toegankelijker te maken voor monumenten worden voor monumenten de minimale isolatiewaarden verlaagd en wordt er ook subsidie gegeven op voor- en achterzetbeglazing. Monumenten konden moeilijk voldoen aan een aantal eisen in de voorheen geldende ISDE omdat deze eisen niet of in beperkte mate toepasbaar waren op monumenten. Zo hebben veel monumenten geen spouwmuur of mag er geen HR++ glas of buitengevelisolatie worden aangebracht vanwege de monumentale waarde. Ook kan het voorkomen dat de bouwtechnische aard van het monument toepassing van bepaalde isolatiepakketten onmogelijk maakt. Specifiek voor glasisolatie geldt dat vervanging bij monumenten vanwege de eisen m.b.t. de monumentale waarde vaak ingewikkeld en duurder is en kleinere oppervlakten betreft. Soms is vervanging helemaal niet mogelijk en zal er voor- en achterzetbeglazing moeten worden geplaatst. Er gelden daarom ook aangepaste subsidiebedragen voor glasisolatie bij monumenten.

Bonus voor biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal (Artikel I, onderdeel A en onderdeel D, derde lid)

Er wordt een bonus voor biobased milieuvriendelijke isolatiematerialen ingevoerd. Het is al mogelijk om te isoleren met biobased isolatiematerialen en hiervoor subsidie te verkrijgen op grond van de ISDE. Echter hebben biobased isolatiematerialen gemiddeld een hogere kostprijs dan reguliere isolatiematerialen. Dit kan voor aanvragers een reden zijn om te kiezen voor een minder milieuvriendelijk alternatief en voor installateurs om geen biobased isolatiemateriaal aan te bieden. Met een subsidiebonus kan zowel de vraag als het aanbod worden gestimuleerd. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden Boulakjar en Bromet (Kamerstukken II 2021/22, 32 813, nr. 1023.), over het bevorderen van biobased isolatiemaatregelen.

Biobased milieuvriendelijke isolatiematerialen zijn materialen die direct of indirect voortkomen uit biomassa, dat wil zeggen uit een materiaal van biologische oorsprong, waarbij materiaal ingebed in geologische formaties en/of gefossiliseerd materiaal wordt uitgesloten (EN 16575:2014). Voorbeelden zijn hout, vlas en hennep.

Materiaal wordt beschouwd als ‘biobased isolatiemateriaal’ op grond van de ISDE als het aandeel biobased materiaal in het product ten minste 70% is en het in de Environmental Product Declaration (EPD) expliciet wordt benoemd. Deze EPD moet gebaseerd zijn op een extern geverifieerde zogeheten levenscyclusanalyse. Biobased milieuvriendelijke materialen moeten aantoonbaar duurzaam gewonnen worden om ook als hernieuwbaar te kunnen worden beschouwd. De productiecapaciteit van de bodem mag niet verminderen door uitputting, verstorende grondwerkzaamheden of gebruikte milieuonvriendelijke stoffen bij de teelt en winning. De winplaats moet geschikt blijven voor vergelijkbare en doorlopende teelt-oogst-herstel cycli als het gaat om hoeveelheden en kwaliteit van hetgeen gewonnen wordt. De werkelijk gerealiseerde duurzaamheid wordt uiteindelijk meegenomen in de milieukostenindicator die wordt berekend van de biobased isolatiematerialen. Hiervoor geldt een maximum grenswaarde voor de milieukostenindicator van 0,85, genoemd in de categorie 1-kaart als bedoeld in de Nationale Milieudatabase van het betreffende product. De categorie-1 kaart omschrijft merkgebonden data van fabrikanten en leveranciers.

De milieukostenindicator is een maat voor de milieukwaliteit van een product. Deze wordt berekend door per eenheid product de emissies te bepalen van in totaal 19 milieueffecten en deze gewogen op te tellen tot een integrale score. De genoemde milieukostenindicator is berekend met een referentie Rd-waarde van 3,5 m²K/W, omdat dit de minimale voorwaarde is van het aanbrengen van isolatiemateriaal in de ISDE. Bij een hogere isolatiewaarde, zal er meer materiaal nodig zijn en de milieukosten zullen daardoor logischerwijs stijgen. De maximumgrenswaarde stijgt dan evenredig mee.

Een EPD is een document waarin informatie te vinden is over de milieueffecten van een bepaald bouwmateriaal. Hierin zijn de milieueffecten meegenomen in elke fase van de productlevenscyclus: productie, constructie, sloop en verwerking tot afval en het potentieel voor hergebruik, terugwinning of recycling. Deze informatie wordt op een gestandaardiseerde wijze weergegeven, om het vergelijken van verschillende materialen eenvoudiger te maken. Over de milieukostenindicator en de EPD is meer informatie te vinden op de website van de stichting Nationale Milieudatabase (www.milieudatabase.nl).

Voortzetting subsidie kleine windturbines (Artikel I, onderdeel B, vierde, achtste en negende lid, onderdeel C, derde lid, onderdeel F, derde lid, onderdeel G, eerste lid, en onderdeel H)

Als gevolg van het amendement van het lid Agnes Mulder c.s. (Kamerstukken II 2019/20, 35 300 XIII, nr. 16) is in de periode 2020-2023 in totaal € 100 miljoen beschikbaar gesteld voor zonnepanelen en kleine windturbines voor zakelijke gebruikers. Met het amendement Boswijk c.s. (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XIII, nr. 18) is besloten € 20 miljoen beschikbaar te stellen voor subsidie voor kleine windturbines in de periode 2024-2027. Dit betekent dat de subsidie voor zonnepanelen vanaf 2024 komt te vervallen en dat de subsidie voor kleine windturbines zonder inhoudelijke wijzigingen wordt voortgezet.

Subsidiebedragen zonneboilers en aansluiting warmtenet (Artikel I, onderdeel C, derde lid, en onderdeel E)

Om overstimulering te voorkomen worden de subsidiebedragen voor zonneboilers vanaf een apertuuroppervlakte van 5 m2 verlaagd. Voor zonneboilers van een apertuuroppervlakte van 5 t/m 10 m2 wordt de subsidie verlaagd van € 1,02 naar € 0,55 per kWh jaarlijkse zonne-energiebijdrage en voor zonneboilers van een apertuuroppervlakte boven 10 m2 wordt de subsidie verlaagd van € 0,45 naar € 0,28 per kWh jaarlijkse zonne-energiebijdrage.

De subsidie voor aansluiting op een warmtenet wordt voor een aansluiting die gerealiseerd is op of na 1 januari 2024 verhoogd van € 3.350 naar € 3.775 in verband met de verhoging van het maximumtarief voor het aansluiten op een warmtenet volgens de ACM (Autoriteit Consument & Markt).

Energie-efficiency warmtepompen (Artikel I, onderdeel C, en onderdeel F, tweede lid)

Om aan te sluiten op artikel 7, tweede lid, van Verordening (EU) 2017/1369 worden warmtepompen met energielabel A+ en slechter uitgesloten van subsidie. De bonus van € 450 die gold voor warmtepompen met energielabel A++ wordt aan het standaard subsidiebedrag toegevoegd en warmtepompen vanaf energielabel A+++ krijgen een bonus van € 225. Deze wijziging geldt niet voor warmtepompen met een thermisch vermogen van 71 kW of hoger omdat deze buiten de scope van de normering van Verordening EU 811/2013 vallen. Deze wijziging geldt ook niet voor warmtepompen ten behoeve van tapwaterverwarming omdat energielabels A++ en A+++ daarvoor niet behoren tot de hoogste twee significant meest bevolkte energie-efficiëntieklassen. Ook zijn enkele omissies hersteld ten aanzien van het thermisch vermogen tot en met 70 kW (artikel I, onderdeel B, eerste lid en onderdeel C, derde, vierde en vijfde lid).

Openstelling

De met deze wijzigingsregeling aangepaste ISDE wordt op 1 januari 2024 opengesteld middels de Regeling openstelling EZK-en LNV-subsidies 2024.

Staatsteun

Voor de subsidieverlening onder de ISDE wordt een onderscheid gemaakt tussen zakelijke gebruikers en eigenaar-bewoners.

Zakelijke gebruikers

De zakelijke gebruikers bestaan uit rechtspersonen (zoals ondernemingen, verenigingen en stichtingen) en natuurlijke personen, niet zijnde een eigenaar-bewoner (die bijvoorbeeld een onderneming in stand houden of woningen verhuren).

Voor zakelijke gebruikers geldt als hoofdregel dat zij subsidie kunnen aanvragen voor (vrijwel) alle typen investeringen die bestemd zijn voor de productie van duurzame energie. De subsidie voor investeringen voor de productie van duurzame energie door zakelijke gebruikers bevat staatssteun die gerechtvaardigd wordt op grond van artikel 41 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening1.

Eigenaar-bewoners

Voor eigenaar-bewoners geldt dat zij subsidie kunnen aanvragen voor investeringen in warmtepompen, zonneboilers, energiebesparende isolatiemaatregelen, een individuele aansluiting op een warmtenet en een elektrische kookvoorziening. Omdat een eigenaar-bewoner geen onderneming in de zin van het staatssteunrecht is, is er bij de subsidieverlening voor voormelde investeringen aan deze groep geen sprake van staatssteun.

Van deze wijzigingsregeling wordt kennisgeving gedaan bij de Europese Commissie overeenkomstig artikel 11 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Deze kennisgeving geschiedt bij hiervoor aangegeven openstelling van de ISDE.

Technische voorschriften

Deze wijzigingsregeling behoeft niet zelfstandig gemeld te worden in het kader van Richtlijn 98/34/EG van het Europees parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG 1998, L 204) [TRIS (2014) / 00681, omdat de opgenomen normeringen en voorschriften enkel zien op de hoogte van de te verstrekken subsidie.

Regeldruk

Verschil in administratieve lasten voor zakelijke gebruikers en eigenaar-bewoners

Het gehele subsidieproces (inclusief het voorbereiden van de aanvraag voor subsidie en vaststelling, waaronder ook het lezen van de informatie op de website van RVO), kost zakelijke gebruikers gemiddeld ongeveer 240 minuten. Dit tijdsbestek is voor zakelijke gebruikers groter dan voor eigenaar-bewoners, omdat zij voorafgaand aan de investering de subsidieaanvraag indienen en na realisatie een verzoek om vaststelling moeten doen. Eigenaar-bewoners kunnen pas ISDE aanvragen nadat de investeringen hebben plaatsgevonden (dus wanneer de aanschaf gedaan is alsook het installeren, aanbrengen of aansluiten voltooid is) en de factuur is betaald. De subsidie wordt na de aanvraag ambtshalve vastgesteld zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening. Het doen van een subsidieaanvraag, inclusief het lezen van de informatie op de website van RVO.nl en het verzamelen van de benodigde gegevens, kost eigenaar-bewoners gemiddeld ongeveer 120 minuten voor de verschillende investeringen tezamen.

Berekening totale administratieve lasten

De administratieve lasten van subsidieaanvragen door zakelijke gebruikers komen neer op € 1.425.600. Hierbij is uitgegaan van 6000 aanvragen, 240 minuten per aanvraag, een uurtarief van € 54 en een opslag van 10% voor aanvragen die worden afgewezen.

De administratieve lasten van subsidieaanvragen door eigenaar-bewoners komen neer op € 12.080.200. Hierbij is uitgegaan van 323.000 aanvragen, 120 minuten per aanvraag, een uurtarief van € 17, en een opslag van 10% voor aanvragen die worden afgewezen.

De totale administratieve lasten voor de ISDE worden daarmee geschat op € 13.505.800. Dit is 2,23% van het totaal beschikbare subsidiebedrag in 2024 van € 605 miljoen.

Adviescollege toetsing regeldruk

ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

Inwerkingtreding

Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024. Met deze inwerkingtredingsdatum wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat wordt in dit geval gerechtvaardigd omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten


X Noot
1

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187).

Naar boven